Brief regering : Reactie op de motie van de leden Van der Plas en Grinwis over een krachtig nee tegen het Europese actieplan voor bescherming en herstel van mariene ecosystemen (Kamerstuk 32627-49) en op de motie van het lid Grinwis c.s. over het vormen van een meerderheid tegen het voorstel van de Europese Commissie voor aanscherping van de regels voor bodemberoerende visserij (Kamerstuk 32627-59)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1523
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2023
Op 21 februari jl. heeft de Europese Commissie een pakket mededelingen gepresenteerd
waarin zij haar visie op de toekomst van het visserijbeleid uiteenzet.1 De Tweede Kamer is middels een BNC-fiche geïnformeerd over de inzet van het Kabinet
op de voorstellen (Kamerstuk 22 112, nr. 3651). Op 28 maart jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 66, Stemmingen moties Tuinbouw en
visserij) zijn er twee moties aangenomen die betrekking hebben op dit pakket en in
het bijzonder op het EU Actieplan voor bescherming en herstel van mariene ecosystemen
voor een duurzame en veerkrachtige visserij. Bij de stemming heeft het lid Grinwis
(ChristenUnie) het kabinet verzocht om aan te geven hoe het aan deze moties uitvoering
zal geven. Mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof ga ik op dit verzoek in
en worden de betreffende moties van een reactie voorzien.
De motie van de leden Van der Plas en Grinwis (Kamerstuk 32 627, nr. 49) verzoekt het kabinet om een krachtig nee tegen het Europese actieplan voor bescherming
en herstel van mariene ecosystemen op de kortst mogelijke termijn te communiceren.
De motie van het lid Grinwis c.s. (Kamerstuk 32 627, nr. 59) verzoekt het kabinet om samenwerking te zoeken met andere Europese landen en zich
in te spannen om een meerderheid te vormen tegen de voorstellen van de Europese Commissie.
Zoals in het BNC-fiche is aangegeven, onderschrijft het kabinet het belang van het
herstel en de bescherming van mariene ecosystemen, zoals ook is opgenomen in de EU
Biodiversiteitstrategie. Het kabinet is echter zeer kritisch op het voorstel van de
Commissie voor een algemeen verbod op bodemberoerende visserij in alle beschermde
gebieden. Voor het kabinet is de internationale, Europese en nationale milieuwetgeving
leidend. Nederland is gecommitteerd aan het uitvoeren van de benodigde instandhoudingsmaatregelen
in de te beschermen gebieden overeenkomstig de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn
Mariene Strategie in de Noordzee. Maatregelen moeten gebaseerd zijn op een wetenschappelijke
onderbouwing. Het is voor het kabinet van belang dat maatregelen passend zijn om de
natuurdoelen, zowel landelijk als per gebied, te halen. In het voorstel van de Commissie
om bodemberoerende visserij in alle beschermde gebieden uit te faseren in 2030 ontbreekt
de nuance van verschillen tussen zeebekkens en -bodems en tussen verschillende visserijtechnieken.
Het is voor het kabinet van belang dat voor dergelijke maatregelen een gedegen inzichtelijke
onderbouwing wordt gegeven en die ontbreekt naar inziens van het kabinet. Ook wordt
voorbijgegaan aan de sociaaleconomische impact van de maatregelen op de lidstaten,
in het bijzonder de kustgemeenschappen in de EU alsook de garnalen- en schelpdierensector:
die verdwijnen mogelijk als gevolg van de voorgestelde maatregelen.
Het doel van de moties om de Nederlandse inzet in Brussel te blijven benoemen, wordt
door het kabinet ondersteund. Hiertoe zal zowel op ambtelijk niveau, als door mij
op politiek niveau inzet plaatsvinden. Op de Landbouw- en Visserijraad van 20 maart
jl. is reeds een eerste aanzet hiertoe gedaan en overeenkomstig het staande beleid
onder meer benadrukt dat Nederland belang hecht aan het doel van het actieplan dat
ziet op de bescherming van natuur én het bieden van economisch perspectief aan de
sector. Hierbij is aangegeven dat maatregelen een gedegen wetenschappelijke onderbouwing
dienen te hebben (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1519). Hierbij heeft Nederland de Commissie gevraagd om de ontwikkeling van technische
innovaties te stimuleren en in dit kader ook gewezen op het pulstuig waarvan de impact
op de zeebodem minder is dan de boomkor met wekkerkettingen. Ook kent het pulstuig
een grotere selectiviteit en is het veel energiezuiniger. In deze Raad werd duidelijk,
zoals ook aangegeven in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 28 maart
jl., dat veel lidstaten kritisch zijn op het voorliggende pakket. De komende periode
zal ik hierover in gesprek blijven met andere lidstaten en de Europese Commissie.
Dit zal zowel via de reguliere internationale ambtelijke contacten en overleggen plaatsvinden
alsook via de Permanente Vertegenwoordiging van de EU in Brussel. Uiteraard zal ik
ook van mijn contacten gebruik maken om te kijken waar we met andere lidstaten op
kunnen trekken om in lijn met bovenstaande punten een duidelijk signaal aan de Europese
Commissie af te geven. Goede samenwerking is mijns inziens nadrukkelijk van belang
in de context van de Raadsconclusies over het mededelingenpakket die het Voorzitterschap
beoogt aan te nemen op de Landbouw- en Visserijraad in juni aanstaande. Ik zal in
dit kader aangeven dat er, bij het ontbreken van een voldoende inzichtelijke onderbouwing
en een sociale impactanalyse, geen sprake kan zijn van een algemeen verbod van bodemberoerende
visserij in alle beschermde gebieden. Daarbij zal ik pleiten voor maatregelen die
rekening houden met een nuancering tussen zeebodems en -bekkens, visserijtechnieken
en met oog op een toekomstperspectief voor de sector.
Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Zoals gebruikelijk zal ik u via de Geannoteerde Agenda informeren over de inzet voor
de Raad op het moment dat dit onderwerp daar weer voor zal liggen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Indieners
-
Indiener
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit