Brief regering : Het zorgprestatiemodel
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 650
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 april 2033
Zoals toegezegd in het commissiedebat over de ggz van 2 november 2022, informeer ik
uw Kamer met deze brief over de stand van zaken rondom het zorgprestatiemodel in de
ggz sector. In deze brief ga ik in op de eerste evaluatie van het zorgprestatiemodel,
het onderzoek naar de omzetontwikkeling in de ggz en ten slotte de motie van het lid
van den Hil.1 Over het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over de uitvraag van ggz
gegevens heb ik uw Kamer op 22 februari 2023 geïnformeerd.2 Ook heb ik op 9 maart 2023 vragen van de leden Rajkowski en Van den Hil (beiden VVD)
over de uitvraag van ggz gegevens beantwoord.3
Eerste evaluatie van het zorgprestatiemodel (zpm)
Op 1 januari 2022 is het zorgprestatiemodel ingevoerd. Het zorgprestatiemodel draagt
bij aan reële tarieven voor geleverde zorg, minder administratieve lasten voor behandelaren
en ondersteunende afdelingen en een begrijpelijke factuur voor de patiënt. Met de
invoering kunnen declaraties ook sneller worden verstuurd en verwerkt dan voorheen,
waarmee sneller inzicht ontstaat in de ontwikkeling van de zorgkosten. Daarnaast zorgt
het zorgprestatiemodel samen met de zorgvraagtypering voor een betere match tussen
zorgvraag en -aanbod. Deze zorgvraagtypering is namelijk de «taal» die gebruikt kan
worden om de link te kunnen leggen tussen de zorgvraag en het zorggebruik van specifieke
groepen patiënten. Die taal is hard nodig, juist zodat er gestuurd kan worden bij
het inkopen van voldoende zorg voor complexere patiënten. Dit draagt bij aan een goede
ggz, die toegankelijk is voor iedereen die haar nodig heeft.
Door de partijen4 binnen het programma zorgprestatiemodel is een eerste evaluatie van het zorgprestatiemodel
uitgevoerd.5 In de evaluatie is onderzocht in hoeverre de beoogde doelen van het zorgprestatiemodel
worden behaald.
Zoals uit de evaluatie blijkt, is de invoering van het zorgprestatiemodel een grote
operatie (geweest) voor (de backoffices van) de zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
Het gereed maken van de elektronische patiëntendossiers (EPD’s) bij de zorgaanbieders
heeft meer tijd gekost dan verwacht, met name bij de grote zorgaanbieders. Dit leidde
ertoe dat aanbieders lange tijd niet hebben kunnen declareren. Inmiddels is deze declaratiestroom
wel op gang gekomen. De schattingen zijn dat voor 2022 ongeveer 75% van de verwachte
kosten inmiddels is gedeclareerd en uitbetaald.
Uit de evaluatie komt naar voren dat het zorgprestatiemodel brede steun geniet van
de betrokken partijen.4 Het wordt gezien als een verbetering ten opzichte van de dbc-systematiek. Net als
ieder bekostigingsmodel kent ook het zorgprestatiemodel sterke en zwakke kanten. In
de evaluatie worden als sterke punten genoemd:
• Het vergroten van transparantie. De factuur voor de patiënt wordt begrijpelijker en
declaraties kunnen (sinds de verwerking van het zorgprestatiemodel in de systemen
van de zorgaanbieders) sneller worden verstuurd en verwerkt dan voorheen, waarmee
ook sneller inzicht ontstaat in de ontwikkeling en vaststelling van de zorgkosten;
• Het normeren van de indirecte tijd6 waardoor de indirecte tijd niet meer geschreven hoeft te worden en de administratieve
lasten op dit punt dalen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de daling van
de administratieve lasten op dit moment nog niet altijd zo wordt ervaren. De verlichting
zit in het stoppen van de registratie van indirecte tijd, maar door onder andere de
tijdelijke lastenverzwaring als gevolg van de implementatie van het zorgprestatiemodel,
het frequenter registreren van de (korte) contacten, het toevoegen van de zorgvraagtypering
vragenlijst als verplichte handeling voor de behandelaar en dat er (nog) geen ruimte
is geweest bij zorgaanbieders voor het optimaliseren van de registratieprocessen,
maakt dat er nog niet overal een administratieve lastenverlichting wordt ervaren;
• De differentiatie naar beroep, type consult (diagnostiek/behandeling) en setting.
In de dbc-systematiek leverde elke minuut zorg evenveel financiële middelen op waardoor
er een prikkel was om zo goedkoop mogelijke zorg in te zetten. In het zorgprestatiemodel
zijn de tarieven gedifferentieerd naar het type beroep, waardoor deze prikkel is weggenomen.
Het wegvallen van deze prikkel wordt gewaardeerd door de partijen.
Naast deze sterke punten is er ook waardering voor de manier waarop de bekostiging
relatief beleidsneutraal is opgezet. De zorg die noodzakelijk wordt geacht en geleverd
door de behandelaar, is de zorg die bekostigd wordt.
Uit de evaluatie komen ook aandachtspunten. De aandachtspunten die de evaluatie benoemd
zijn:
• Het normeren van indirecte tijd wordt als sterk punt, maar ook als aandachtspunt gezien.
Omdat in het zorgprestatiemodel de directe patiëntgebonden tijd via de consulten in
rekening wordt gebracht, is er een prikkel om zoveel mogelijk directe tijd te besteden.
Dit kan ten kostte gaan van investeringen in netwerkzorg (indirecte tijd), zoals afstemming
met het maatschappelijk domein.
• De prestaties in het zorgprestatiemodel vergoeden de directe zorg die geboden wordt
zonder daar (normerende) kaders bij te stellen. Ook hiervoor geldt dat het zowel als
sterk punt als aandachtspunt geldt. Het is prettig omdat het aansluit bij professionele
overwegingen. Het aandachtspunt is dat het zorgprestatiemodel niet uit zichzelf normeert
wat passende zorg is bij groepen patiënten. Hiervoor zijn aanbevelingen gedaan die
in de volgende paragraaf staan benoemd.
• Er is geen prikkel om investeringen te doen in innovaties die de directe tijd verkleinen,
omdat er dan minder of kortere consulten gedeclareerd mogen worden. Dit kan ten kostte
gaan van het financiële resultaat van de aanbieder. Om innovaties toch te stimuleren
is er binnen het zorgprestatiemodel een facultatieve prestatie. Via deze prestatie
kunnen zorgaanbieder en -verzekeraar afspraken maken over een betaaltitel waarmee
investeringen kunnen worden ondersteunt.
De evaluatie geeft ook meerdere aanbevelingen aan partijen. Deze aanbevelingen richten
zich zowel op de korte als de lange termijn. Op de korte termijn wordt de aanbeveling
om de kostendekkendheid van de tarieven te onderzoeken al opgepakt door de NZa. Hierop
kom ik later in deze brief terug. De andere aanbevelingen zijn om een visie te ontwikkelen
op zorgvraagtypering. Deze aanbeveling wordt opgepakt binnen de doorontwikkeling van
de zorgvraagtypering. Voor de doorontwikkeling is een adviescommissie zorgvraagtypering
ggz opgericht in opdracht van de NZa. Ook wordt vanuit de evaluatie geadviseerd om
voor het normeren van zorg een gezamenlijk normenkader te ontwikkelen. Dit normenkader
moet het vertrouwen van partijen versterken dat normering bijdraagt aan zinvolle prioritering
van de zorg en niet ten koste gaat van de kwaliteit. De partijen binnen het programma
zorgprestatiemodel zien een normerende werking van de zorgvraagtypering op middellange
termijn (2025/2026) voor zich. Deze normen (bijvoorbeeld bandbreedtes op groepsniveau)
kunnen opgenomen worden in veldafspraken.7
Als laatste aanbeveling wordt richting het programma zorgprestatiemodel aanbevolen
de communicatie en opleiding te verbeteren. Het gaat dan om communicatie op bestuurlijk
niveau en richting zorgprofessionals. Ook is de aanbeveling om de opleiding van mensen
op de werkvloer te verbeteren om het zorgprestatiemodel beter te leren kennen en toe
te passen.
Onderzoek naar de omzetontwikkeling in de ggz
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft onderzoek laten doen naar de volume- en
omzetontwikkeling in de ggz in de maanden januari tot en met september 2022. Ik heb
tijdens het commissiedebat over ggz van 2 november 2022 toegezegd uw Kamer te informeren
over de resultaten van dit onderzoek. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd.
De uitkomsten van het onderzoek
Uit het onderzoek komt een gemiddelde daling van de bruto omzet van -4,6% naar voren
ten opzichte van dezelfde periode in 2021. Dit betreft een combinatie van een lagere
productie (-3,2%) en prijs-/vergoedingseffecten (-2,7%). Dit zorgt ervoor dat de bruto
omzet bij de onderzochte instellingen gemiddeld -5,9% lager is dan in dezelfde periode
vorig jaar. De transitieprestatie heeft dit effect enigszins gedempt waardoor het
totale effect op de bruto omzet uitkomt op -4,6%. Het gaat hierbij om (gewogen) gemiddelden
waarbij de spreiding van de uitkomsten tussen de onderzochte aanbieders groot is.
De productiedaling van -3,2% kent verschillende oorzaken. Zoals aangegeven in mijn
brief van 9 mei 2022, is er onder andere sprake van een hoger ziekteverzuim en is
het aantal no-shows toegenomen.8 De inzet van personeel niet in loondienst (PNIL) is gestegen waardoor het productieverlies
enigszins wordt gedempt. De omzetdaling als gevolg van een lagere productie kan niet
toegeschreven worden aan de invoering van het zorgprestatiemodel.
De gemiddelde daling van de bruto omzet bedraagt -5,9% terwijl de daling van het volume
gemiddeld -3,2% is. Het verschil (-2,7%) moet worden verklaard door een prijs-/vergoedingseffect.
Er is sprake van minder omzet per activiteit. Dit zou gedeeltelijk gerelateerd kunnen
zijn aan de introductie van het zorgprestatiemodel, maar kan bijvoorbeeld ook komen
door het niet volledig verwerken van de index in de prijzen9 en/of andere onderhandelingseffecten. Deze effecten konden door het onderzoeksbureau
in de analyse niet worden onderscheiden. Een percentage voor welk deel van de omzetdaling
het zorgprestatiemodel bijdraagt aan de gemeten omzetdaling is dan ook niet te geven
op basis van onderzoek.
Bij de introductie van het zorgprestatiemodel is de indirecte tijd verdisconteerd
in de tarieven. De huidige normering van de indirecte tijd in de tarieven is mogelijk
niet meer passend bij de huidige situatie. De data waarop de indirecte tijd is gebaseerd
stamt uit 2017. Hierdoor zou het kunnen dat het zorgprestatiemodel bijdraagt aan de
omzetdaling. De NZa is mede daarom een onderzoek gestart of de huidige tarieven nog
aansluiten bij de praktijk. Hierop kom ik later in deze brief terug.
Vervolgacties
Zoals aangegeven door mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer op 6 oktober 2020, kan de
overgang naar het zorgprestatiemodel samengaan met financiële herverdelingseffecten
tussen zorgaanbieders.10 Omdat dit voorzien was, zijn er in 2021 passende afspraken gemaakt. Veldpartijen
hebben bestuurlijk afgesproken gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor een
financieel verantwoorde, zorgvuldige en macroneutrale overgang naar het zorgprestatiemodel.
Hierover heb ik uw Kamer op 4 november 2021 en 9 mei 2022 geïnformeerd.11 Om uitvoering te geven aan de afspraken is er in de bekostiging ruimte gecreëerd.
Om zorgaanbieders en zorgverzekeraars te ondersteunen bij het maken van financiële
transitie-afspraken, heeft de NZa voor de jaren 2022 en 2023 een transitieprestatie
met een vrij tarief geïntroduceerd. Onderdeel van de bestuurlijke afspraken is om
deze transitieprestatie te gebruiken om voor iedere individuele ggz instelling zorgvuldig
en verantwoord over te laten gaan naar het zorgprestatiemodel. In verschillende bestuurlijke
overleggen die de afgelopen periode tussen de betrokken partijen hebben plaatsgevonden
zijn deze eerder gemaakte bestuurlijke afspraken herbevestigd.
Naast een herbevestiging van de eerder gemaakte bestuurlijke afspraken zijn er aanvullende
acties in gang gezet. De NZa heeft het onderzoeksbureau een vervolgopdracht gegeven
om partijen te ondersteunen in het maken van goede afspraken over de transitieprestatie
om de overgang naar het zorgprestatiemodel zo zorgvuldig mogelijk vorm te geven. Op
deze manier ondersteunt de NZa zorgaanbieders en -verzekeraars in de afronding van
de contractering voor de jaren 2022 en 2023. Zorgaanbieders en -verzekeraars kunnen
in hun (bilaterale) contractgesprekken afspraken maken over de inzet van de transitieprestatie
en maken hier ook gebruik van.
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft het besluit genomen dat zorgverzekeraars – waar
nodig – relevante ggz-instellingen een vergoeding bieden voor personele meerkosten
die ggz-instellingen ondervonden als gevolg van exces verzuim door corona in 2022.
Dit dient besproken te worden in het lokale overleg tussen de ggz-instelling en de
(individuele) verzekeraar. De toepassing van de compensatie door verzekeraars wordt
gemonitord en wordt – zo nodig – besproken in bestuurlijk overleg tussen dNLggz en
ZN.
Naast de hierboven genoemde opdracht om zorgaanbieders en -verzekeraars te ondersteunen
in het maken van afspraken over de transitieprestatie, is de NZa gestart met twee
kostprijsonderzoeken naar de tarieven.
Kostprijsonderzoeken NZa
Het is de bevoegdheid van de NZa om te bepalen of er tariefaanpassingen in het zorgprestatiemodel
nodig zijn op basis van gedegen onderzoek. Een onderzoek naar de tarieven moet zorgvuldig
uitgevoerd worden op basis van onder andere de declaratiedata. Doordat de implementatie
van het zorgprestatiemodel in de systemen van de zorgaanbieders meer tijd in beslag
heeft genomen dan verwacht, heeft het ook langer geduurd voordat aanbieders facturen
konden versturen naar de zorgverzekeraar en verzekeraars om deze facturen correct
te verwerken. Daarom was het voor de NZa niet mogelijk om eerder onderzoek te doen
naar de tarieven.
Het eerste onderzoek van de NZa is een productiviteitsonderzoek. Dit onderzoek wordt
dit jaar uitgevoerd en kan leiden tot een aanpassing van de tarieven voor 2024. In
het productiviteitsonderzoek wordt onderzocht of de productie waarvan is uitgegaan
bij de huidige tarieven nog klopt. Het richt zich met name op de vraag of de (genormeerde)
indirecte tijd binnen de consulten nog aansluit bij de praktijk en dus of de huidige
tarieven nog aansluiten bij de praktijk.
Het tweede onderzoek is een nieuw kostenonderzoek om actuele en kostendekkende tarieven
te bepalen die per 2026 ingaan. De huidige tarieven zijn gebaseerd op gegevens uit
2017. In de jaren daarna is wel geïndexeerd, maar daarnaast zijn ook zaken veranderd
die invloed kunnen hebben op de tarieven. Eventuele tariefaanpassingen die voortkomen
uit de twee kostenonderzoeken moeten worden opgevangen binnen het financiële kader
voor de ggz in het IZA.
Motie van het lid van den Hil12
De door uw Kamer aangenomen motie van het lid van den Hil (VVD) roept op om zo spoedig
mogelijk los te komen van de DSM-indeling bij de bekostiging van zorg en toe te werken
naar een zorgvraagtypering. Ik informeer uw Kamer hierbij over de uitvoering van deze
motie.
Op dit moment speelt de DSM-indeling13 al een beperktere rol in de bekostiging dan voorheen in de dbc-systematiek. Het voornemen
van de NZa is om de DSM geen rol meer te laten spelen in de bekostiging. In 2022 en
2023 staat de DSM hoofdgroepdiagnose nog op de factuur. Het nieuwe systeem van zorgvraagtypering
moet de functies van de DSM-diagnosehoofdgroep gaan overnemen na een transitiefase
van twee jaar. Deze transitiefase is bedoeld om de overgang van de huidige typering
maar de nieuwe typering te kunnen faciliteren. De DSM-hoofdgroepdiagnose heeft in
deze transitiefase nog een functie in de inkoop- en controle op rechtmatigheid. De
NZa is voornemens de verplichting om de DSM hoofdgroepdiagnose op de factuur te laten
vermelden per 2024 los te laten, waarna de DSM dus geen rol meer zou hebben in de
bekostiging. Hierover is de NZa in gesprek met partijen. Daarnaast werken partijen
aan de doorontwikkeling van de zorgvraagtypering, in lijn met de motie van het lid
van den Hil. Hierover heb ik uw Kamer – zoals hiervoor aangegeven – eerder geïnformeerd.14
Tot slot
Het is goed dat er een onderzoek naar de omzetontwikkeling in de ggz is uitgevoerd.
Ik vind het belangrijk dat het gesprek over de tarieven van het zorgprestatiemodel
op basis van feiten wordt gevoerd. Het onderzoek, in opdracht van de NZa, naar de
omzetontwikkeling in de ggz draagt hier aan bij. Eerder hebben de betrokken partijen
(zorgaanbieders, zorgverzekeraars en NZa) bestuurlijk al afgesproken om gezamenlijk
verantwoordelijkheid te nemen voor een zorgvuldige overgang naar het zorgprestatiemodel.
Ik vind het belangrijk dat de partijen samen deze verantwoordelijkheid blijven nemen,
en dat zij steeds meer en beter gebruik maken van de handvatten die het zorgprestatiemodel
daarvoor aanreikt. De evaluatie en het onderzoek naar de omzetontwikkeling dragen
bij aan een goede doorontwikkeling van het zorgprestatiemodel.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport