Brief regering : Beoordeling afval of niet en experimenteren circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
30 872
Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 232
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2023
In de Kamerbrief van 1 maart 20211 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de verschillende acties op het gebied
van de beoordeling afval of niet en experimenteren voor een circulaire economie. Over
meerdere zaken is uw Kamer reeds op de hoogte gesteld in de stand van zaken brief
van 21 april 20222, inclusief een aantal opgeleverde producten. Het betreft de handreiking over de bijproductstatus
van plantaardige productieresiduen die toegepast worden als diervoeder en diverse
handreikingen over proefnemingen voor een circulaire economie. Deze handreikingen
zijn samen met inbreng van de omgevingsdiensten en het bedrijfsleven opgesteld.
Er is dus al volop gewerkt aan de acties en er zijn verschillende producten opgeleverd,
maar nog niet alle toegezegde acties zijn afgerond. In deze brief ga ik daar verder
op in. In het kader van de beoordeling afval of niet, gaan de nog openstaande acties
over het Kennisplatform «Afval of niet», twee ministeriële regelingen en een handreiking.
Daarnaast ga ik in op experimenteren voor een circulaire economie, in aanvulling op
de eerder gestuurde handreikingen over proefnemingen.
Kennisplatform «Afval of niet»
In de praktijk zien we dat er veel vragen zijn over de beoordeling of een materiaal
de afvalstatus heeft of niet. Het ministerie biedt momenteel al via diverse instrumenten
ondersteuning voor deze beoordeling. Hierbij kunt u denken aan de Leidraad Afval of
product, waarin uitleg en toelichting staat over de beoordeling afval of niet; de
webtoets Afval of product, die het bedrijfsleven helpt bij de beoordeling afval of
niet; en verschillende ministeriële regelingen en handreikingen, die voor specifieke
stromen uitleg geven over de beoordeling afval of niet en de toepassing van afvalwet-
en regelgeving. Bovendien merken we dat er veel aandacht is voor kennisontwikkeling
en -verspreiding over dit thema bij omgevingsdiensten, opdrachtgevers en bedrijven.
Met de oprichting van het Kennisplatform «Afval of niet» wordt specifiek ingezet op
deze kennisontwikkeling en -verspreiding over de boordeling afval of niet. ODNL werkt,
samen met het IPO, de VNG en het ministerie aan het opzetten van dit Kennisplatform.
In het Kennisplatform worden kennis, ervaringen en casuïstiek met betrekking tot de
vraag of een materiaal een afvalstof is of niet opgebouwd door en gedeeld met omgevingsdiensten
en waar nodig kan er een advies over worden uitgebracht. Zo past het Kennisplatform
goed bij de ambities van het Interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel en
de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen waarin kennisontwikkeling en kennisverspreiding
prominent zijn genoemd.
Daarnaast stelt het Kennisplatform een procedurebeschrijving op, waarin duidelijk
omschreven staat wat de te volgen stappen zijn voor omgevingsdiensten en het bedrijfsleven
bij een aanvraag voor een beoordeling afval of niet. In opdracht van de VNG is hier
een eerste aanzet toe gedaan waar bij de verdere uitwerking dankbaar gebruik van wordt
gemaakt. Het Kennisplatform maakt informatie over de beoordeling afval of niet toegankelijker
voor zowel omgevingsdiensten als bedrijven en sluit aan bij de behoefte vanuit de
praktijk naar duidelijkheid over de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende
betrokken partijen. Op deze wijze draagt het Kennisplatform «Afval of niet» bij aan
een gelijk speelveld voor bedrijven in de circulaire economie.
Het IPO heeft de opzet voor het Kennisplatform voortvarend ter hand genomen en een
plan van aanpak opgesteld voor de contouren van het platform. In het Bestuurlijk Omgevingsberaad
van 14 oktober 2022 is akkoord gegeven op het oprichten van het Kennisplatform op
basis van de geschetste contouren zoals opgenomen in dit plan. Momenteel werken we
aan de vertaling van het plan van aanpak tot een operationeel uitvoeringsplan. Daartoe
wordt door ODNL op korte termijn een kwartiermaker aangetrokken. Het streven is om
eind dit jaar het uitvoeringsplan gereed te hebben zodat uiterlijk in het voorjaar
2024 het Kennisplatform van start kan.
Ministeriële regelingen en handreiking
Naast het inrichten van het Kennisplatform, zet het ministerie ook het eigen instrumentarium
voor de beoordeling afval of niet in: ministeriële regelingen en handreikingen. Een
ministeriële regeling of handreiking geeft in detail uitleg over het toepassen van
de afvalstoffenwet- en regelgeving voor een bepaald materiaal, inclusief de vereisten
voor het behalen van de einde-afvalstatus. Ministeriële regelingen zijn juridisch
bindende instrumenten. Handreikingen hebben wel gezaghebbende waarde, maar zijn niet
juridisch bindend. Op dit moment werken we aan twee ministeriële regelingen, één voor
struviet en vivianiet en één voor cellulose. Dit zijn stoffen die worden gewonnen
uit afvalwater bij de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Daarnaast werken we aan een
handreiking voor chemische recycling van kunststoffen.
Voor de beide ministeriële regelingen werken we samen met Rijkswaterstaat en AquaMinerals.
Bij innovatieve technieken, waar we het hier over hebben, is het van belang om goed
te kijken naar de bescherming van mens en milieu. Daarom voert AquaMinerals namens
de Unie van Waterschappen op dit moment onderzoek uit naar de mogelijke risico’s voor
mens en milieu; die zijn medebepalend of een einde-afvalstatus verleend kan worden.
De verwachting is dat de benodigde onderzoeken naar de mogelijke risico’s eind 2023
zijn afgerond, daarna kunnen we starten met de reguliere wetgevingsprocedure.
Ook werkt het ministerie, samen met Rijkswaterstaat, aan een handreiking met einde-afvalcriteria
voor kunststoffen uit chemische recycling. Meer specifiek gaat het om chemische recycling
met als techniek pyrolyse, waarbij de ontstane pyrolyse-olie als vervanger van primaire
grondstoffen wordt ingebracht in het proces van het maken van kunststoffen. Een deel
van dit kunststofafval kan additieven en/of verontreinigingen bevatten die niet wenselijk
zijn in nieuw gemaakt kunststof, omdat dit niet toegestaan is voor een specifieke
toepassing (denk aan voedselcontactmaterialen). Om na te gaan of deze additieven en
verontreinigingen kunnen worden afgevangen bij de recycling, zetten we een opdracht
uit bij het RIVM voor onafhankelijk onderzoek. De verwachting is dat het onderzoek
in het tweede kwartaal van dit jaar start en eind dit jaar is afgerond. We gaan er
vanuit dat bestaande normen voor stoffen in wet- en regelgeving en de toegepaste techniek
voldoende zekerheid bieden op het voorkomen van onaanvaardbare risico’s in gerecyclede
kunststof bij chemische recycling via pyrolyse. Als dit inderdaad het geval is, kan
via een handreiking het kader beschreven worden voor de beoordeling of er sprake kan
zijn van einde-afval. Het RIVM-onderzoek is bedoeld ter bevestiging hiervan. De handreiking
kan in geval van een bevestiging snel na oplevering van het onderzoek worden afgerond,
naar verwachting eind dit jaar.
Experimenteren voor een circulaire economie
Naast deze acties op het gebied van afval of niet, werken we ook aan experimenteren
voor een circulaire economie. Voor de transitie naar een circulaire economie is het
van belang om te kunnen experimenteren, om bijvoorbeeld innovatieve technieken te
testen. Het ministerie heeft verschillende inventarisaties laten uitvoeren om erachter
te komen waar door bedrijven en omgevingsdiensten knelpunten ervaren worden als het
gaat om experimenteren voor een circulaire economie. Ervaren belemmeringen en het
ontbreken van specifieke kennis over de ruimte die de huidige wet- en regelgeving
biedt voor experimenten, kunnen ertoe leiden dat er geen experimenten van de grond
komen terwijl daar op grond van wet- en regelgeving wel ruimte voor is. Dit is onwenselijk.
Voor een snelle transitie naar de circulaire economie is het uitermate van belang
dat de wettelijke experimenteerruimte, zowel onder het huidige recht als na inwerkingtreding
van de Omgevingswet, optimaal kan worden benut.
Voor een beter inzicht over de werkwijze en mogelijkheden voor proefnemingen hebben
we twee handreikingen proefnemingen voor een circulaire economie opgesteld. Deze zijn
bij de brief van 21 april 2022 aan u aangeboden. Met deze handreikingen is een start
gemaakt om de experimenteerkaders te verduidelijken. De handreikingen geven informatie
over het stappenplan en stroomschema voor het aanvragen van een proefneming, een overzicht
van de activiteiten die plaats kunnen vinden in een proefneming met de daarbij te
contacteren overheidsinstantie en tips en informatiekanalen die kunnen helpen bij
het vereenvoudigen van de voorbereiding en de uitvoering van een proef. Alhoewel deze
handreikingen bijdragen aan meer kennis over de juridische mogelijkheden tot experimenten,
hebben ons signalen bereikt dat nog niet alle vragen uit de praktijk zijn beantwoord.
We gaan met omgevingsdiensten in gesprek, om duidelijk te krijgen wat de resterende
aandachtpunten zijn en welke instrumenten er mogelijk nodig zijn om deze punten te
adresseren.
De in deze brief genoemde acties helpen om de uitvoeringspraktijk voor zowel bevoegd
gezag als omgevingsdiensten en bedrijven te verbeteren. Ik zal mij daarom dan ook
blijven inspannen om de nog resterende aandachtpunten op te pakken, zodat we de circulaire
economie weer een stap dichterbij brengen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat