Brief regering : Verschillende overzichten van N-wegen m.b.t. verkeersveiligheid
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 1052
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2023
Met deze brief informeer ik de Kamer over een onderzoek van ingenieursbureau Sweco
waarin verschillende overzichten van N-wegen zijn opgenomen. Dit onderzoek is in opdracht
van het Ministerie van IenW opgesteld om uitvoering te geven aan een motie van het
lid Madlener, waarin gevraagd wordt om een overzicht in het MIRT op te nemen van de
top tien N-wegen waar de meeste ongevallen plaatsvinden.1 Het onderzoek is ook verricht om invulling te gegeven aan de toezegging aan het lid
Koerhuis voor overzichten waarin het aantal verkeersongevallen en verkeersdoden op
N-wegen wordt weergegeven per provincie en in vergelijking met overige wegen.2 Met deze brief geef ik invulling aan de motie van het lid Madlener en aan de toezegging
aan het lid Koerhuis.
Opzet onderzoek
In het onderzoek van Sweco is gebruik gemaakt van ongevallencijfers uit het Bestand
geRegistreerde Ongevallen Nederland (BRON) van Rijkswaterstaat in de periode 2017–2021.
Naast het aantal ongevallen (zoals gevraagd in de motie Madlener) zijn er ook top
tien overzichten opgesteld op basis van ongevalsdichtheid (het aantal ongevallen per
kilometer weglengte) en/of ongevalsrisico (het aantal ongevallen per afgelegde voertuigkilometer).
De reden hiervan is dat Sweco aangeeft dat bij het vergelijken van wegen correcties
op weglengte en verkeersdrukte belangrijke kenmerken zijn. Zo geldt in het algemeen
dat het aantal ongevallen op lange wegen hoger zijn dan op kortere wegen (langste
N-weg N34 met 79 km en kortste N-weg N747 met 1 km) en dat het aantal ongevallen op
drukke wegen hoger is dan op rustige wegen. Op basis van het aantal ongevallen hebben
lange en drukke wegen daardoor een grotere kans om in een top tien te staan.
Daarnaast zijn de top tien overzichten ook op het niveau van deeltrajecten van N-wegen
opgesteld. De reden hiervan is dat op lange N-wegen specifieke deeltrajecten onveilig
kunnen zijn, maar in de benadering op N-wegnummerniveau kunnen worden «uitgemiddeld»
door andere relatief veilige deeltrajecten.
Resultaten van het onderzoek
Het onderzoek van Sweco biedt inzicht in acht verschillende overzichten met top tien
N-wegen op basis van ongevallen, ongevalsdichtheid en/of ongevalsrisico op traject-
en deeltrajectniveau. De resultaten laten zien dat vanwege de verschillende verkeersveiligheidsindicatoren
en trajectniveaus er meerdere manieren zijn om een top tien op te stellen op basis
van het aantal dodelijke ongevallen en slachtofferongevallen.
Daarnaast geeft het inzicht in het feit dat hoe een top tien N-wegen eruit ziet erg
afhangt van welke verkeersveiligheidsindicatoren worden gebruikt en of het wordt opgesteld
op trajectniveau of deeltrajectniveau. Een voorbeeld van een verschil in uitkomst
is dat de N279 (lengte langer dan 70 km) op plek 1 staat in de top tien N-wegen als
wordt gekeken naar het aantal ongevallen, maar buiten de top tien valt als gecorrigeerd
wordt voor weglengte via de indicator ongevalsdichtheid. Het onderzoek bevat verder
een kaart waarin een combinatie wordt weergegeven van een top tien N-wegen op basis
van ongevalsdichtheid én ongevalsrisico en een top tien deeltrajecten van N-wegen
op basis van ongevalsdichtheid én ongevalsrisico.
Ook de gevraagde overzichten door het lid Koerhuis worden weergegeven. Het overzicht
van het aantal verkeersongevallen en verkeersdoden op N-wegen in vergelijking met
overige wegen laat zien dat 22,4% van de verkeersdoden op N-wegen vallen, waarbij
5% van de totale weglengte N-wegen zijn.
Motie-Madlener
Om uitvoering te geven aan de motie van het lid Madlener is in het Sweco onderzoek
een top tien N-wegen waar de meeste ongevallen plaatsvinden opgenomen. Deze top tien
zal niet weergegeven worden in het MIRT Overzicht. Hier zijn drie redenen voor.
Ten eerste geeft het onderzoek van Sweco namelijk aan dat er geen sprake is van één
top tien, waarbij een top tien N-wegen op basis van het aantal ongevallen beperkingen
kent. Zoals ook toegelicht over de resultaten van het onderzoek, zijn bij het vergelijken
van wegen correcties voor weglengte en/of verkeersdrukte belangrijke kenmerken. Ten
tweede wordt de reikwijdte van het MIRT Overzicht ingegeven door lopende MIRT-onderzoeken,
projecten en programma’s op basis van de in het BO MIRT gemaakte afspraken. Ten derde
bevatten de verschillende top tien N-wegen met name wegen die niet in het beheer zijn
van het Rijk. De verantwoordelijkheid voor deze wegen ligt in de eerste plaats bij
de verantwoordelijke wegbeheerders, waardoor de connectie met het MIRT-proces en het
MIRT Overzicht ontbreekt.
Belang van verbeteren verkeersveiligheid N-wegen
Het Rijk draagt via een risicogestuurde aanpak bij aan het verbeteren van de verkeersveiligheid
op N-wegen.
Rijks-N-wegen
Het Rijk is als wegbeheerder verantwoordelijk voor de Rijks-N-wegen (8,4% van het
totaal). In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is € 200 miljoen beschikbaar gesteld om extra te investeren in de verkeersveiligheid
op de Rijks-N-wegen. Daarnaast worden op Rijks-N-wegen bermmaatregelen getroffen op
basis van de € 25 miljoen die het vorige kabinet hiervoor beschikbaar heeft gesteld
en worden er investeringen getroffen vanuit het MIRT. In de Kamerbrief van 28 juni
2022 heb ik de Kamer geïnformeerd over de uitgewerkte aanpak van de besteding van
de € 200 miljoen voor extra verkeersveiligheidsmaatregelen op Rijks-N-wegen.3
N-wegen in beheer van andere wegbeheerders
De N-wegen in beheer van andere wegbeheerders zijn met name in beheer van provincies
(90,4%) en in mindere mate in beheer van gemeenten (0,7%) en private wegbeheerders
(0,5%). Een wegbeheerder is verantwoordelijk voor het verbeteren van de verkeersveiligheid
van het deel van de wegen die zij in beheer heeft. Het Rijk ondersteunt medeoverheden
hierbij op verschillende manieren. Zo wordt via het Kennisnetwerk SPV, een samenwerkingsverband
van CROW en SWOV in opdracht van IenW, verschillende activiteiten georganiseerd op
het ontwikkelen, borgen en verspreiden van kennis over de risicogestuurde aanpak van
verkeersveiligheid.4 Een risicoanalyse en uitvoeringsagenda opstellen helpt om de grootste risico’s op
het eigen wegennet in kaart te brengen en potentiële risico’s in het verkeerssysteem
preventief te verminderen. Inmiddels hebben alle provincies, en ook steeds meer gemeenten,
dit opgesteld.5
Daarnaast ondersteunt het Rijk wegbeheerders financieel. Via de Investeringsimpuls
Verkeersveiligheid heeft IenW tot 2030 € 500 miljoen beschikbaar om een impuls te
geven aan de verkeersveiligheid van het onderliggend wegennet, waarbij ik de Kamer
onlangs heb geïnformeerd over de resultaten van de tweede tranche.6 Daarnaast is in de afgelopen jaren € 25 miljoen aan cofinanciering beschikbaar gesteld
om een impuls te geven aan bermmaatregelen op provinciale N-wegen.7
Het onderzoek bevestigt dat aandacht nodig blijft voor het verbeteren van de verkeersveiligheid
van N-wegen.
De inzet blijft daarom om de verkeersveiligheid van N-wegen te verbeteren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.