Brief regering : Fiche: Herziening rijbewijsrichtlijn
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3648
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening rijbewijsrichtlijn
Fiche: Herziening CBE-richtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 3649)
Fiche: Richtlijn wederzijdse erkenning rijontzeggingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3650)
Fiche: Visserijpakket (Kamerstuk 22 112, nr. 3651)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Herziening rijbewijsrichtlijn
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on driving
licenses, amending Directive (EU) 2022/2561 of the European Parliament and of the
Council, Regulation (EU) 2018/1724 of the European Parliament and of the Council and
repealing Directive 2006/126/EC of the European Parliament and of the Council and
Commission Regulation (EU) No 383/2012
b) Datum ontvangst Commissiedocument
1 maart 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 127
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM%3A2023%3A127%3A…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD (2023) 129, SEC (2023) 350
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Transport, Telecommunicatie en Energie (Transport)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 91, lid 1, van het Verdrag Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 1 maart 2023 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een pakket aan maatregelen
ten aanzien van de verkeersveiligheid gepubliceerd (The Road Safety Package) die in samenhang moeten worden ingevoerd. Het betreft de herzieningen van richtlijnen
over de grensoverschrijdende uitwisseling van verkeersovertredingen1, de herziening van de rijbewijsrichtlijn2 en de wederzijdse erkenning van rijontzeggingen3. Onderhavig fiche betreft de herziening van de rijbewijsrichtlijn met daarin nieuwe
Europese regels omtrent rijbewijzen. Over de andere twee voorstellen zijn separate
BNC fiches opgesteld.
Rijbewijzen zijn een Europese aangelegenheid, om zo vrij verkeer van personen en goederen
door de gehele Unie mogelijk te maken. Het voorstel vervangt de vorige versie van
de rijbewijsrichtlijn 2006/1264 en verordening 383/20125 en herziet de richtlijn (EU) 2022/25616 en verordening (EU) 2018/17247. Het voorstel stelt moderniseringen van het rijbewijssysteem voor om regels voor
rijbewijzen toekomstbestendig te maken, de verkeersveiligheid te verbeteren en regels
voor burgers die een rijbewijs willen krijgen te versimpelen.
Een belangrijke wijziging is de introductie van het digitale rijbewijs. Dit digitale
rijbewijs, dat met name op de mobiele telefoon zal kunnen worden gebruikt, wordt geheel
gelijkgesteld aan het fysieke rijbewijsdocument. Dat verplicht lidstaten ertoe alle
toepassingen van het mobiele document ook aan het fysieke document toe te kennen en
andersom. Een burger heeft daarmee één rijbewijs, dat op verschillende dragers toegankelijk
is. Een burger kan hiermee één fysiek rijbewijs hebben en/of een digitaal rijbewijs
op meerdere digitale dragers. Een burger houdt altijd de mogelijkheid om alleen het
fysieke document te gebruiken zoals dat nu is. De systemen om rijbewijsdocumenten
in te laden zoals apps moeten daarnaast gratis toegankelijk voor de burger zijn en
de Commissie moet worden geïnformeerd over welke systemen door lidstaten worden ingesteld.
Aan de eisen voor het fysieke document verandert er met het voorstel nagenoeg niets
voor Nederlandse rijbewijshouders.
In de richtlijn worden de rijbewijscategorieën uiteengezet, evenals de minimumleeftijden
om de categorieën te kunnen behalen. Een belangrijke verandering ten opzichte van
de vorige richtlijn is het voorstel om met het rijbewijs B een voertuig tot 4.250
kilogram te kunnen besturen als het alternatief wordt aangedreven. Dit is in de huidige
richtlijn 3.500 kilogram. Deze wijziging is vooral bedoeld als stimulering van de
aanschaf van of ombouw naar elektrische aandrijving, waarvan het batterijpakket zwaarder
is dan een conventionele verbrandingsmotor. Een andere opvallende verandering in dit
kader is het minder hoeven «stapelen»8 van examens voor rijbewijscategorieën C of D (vrachtwagen en bus).
De eisen over afgifte, geldigheid en verlenging van rijbewijzen zijn ook een belangrijk
onderdeel van de richtlijn. De voorwaarden om het rijbewijs te verkrijgen zijn hierin
uiteengezet. Met het voorstel zou het verplicht worden om rijbewijzen A en B (motoren
en auto) 15 jaar geldig te laten zijn tot de leeftijd van 70 jaar. Daarna wordt het
rijbewijs bij verlenging 5 jaar geldig, waarbij de medische rijgeschiktheid meer frequent
in kaart wordt gebracht. De geldigheid van rijbewijzen mag door lidstaten administratief
worden verlengd in tijden van crisis, zoals dat bijvoorbeeld tijdens de covid-19 pandemie
is gebeurd. Daarnaast is het toegestaan de geldigheidsduur van het rijbewijs te verkorten
voor beginnende bestuurders en bij een noodzaak tot meer frequente medische controles.
Bij iedere aanvraag en iedere administratieve verlenging van een rijbewijs wordt een
medische self-assessment oftewel eigen beoordeling verplicht. Deze self-assessment dient in te gaan op de medische eisen die in bijlage 3 van de richtlijn worden genoemd
en heeft als doel om in kaart te brengen of de aanvrager fysiek en mentaal voldoende
geschikt is om te rijden. Daarnaast is het voor lidstaten mogelijk om deze self-assessment te vervangen voor een medische keuring die ingaat op alle in de bijlage 3 genoemde
medische aspecten van de rijgeschiktheid. De precieze invulling van deze self-assessment is nog niet duidelijk. De exacte specificaties van de self-assessment worden in uitvoeringshandelingen vastgelegd. Deze volgen uiterlijk 18 maanden na
inwerkingtreding van het voorstel.
In de vorige richtlijn9 was het al verplicht om het gezichtsvermogen van examenkandidaten te onderzoeken
middels een test. In het huidige voorstel is hierbij gekomen dat ook het gezichtsveld
van examenkandidaten moet worden onderzocht, maar niet waar dit onderzoek aan moet
voldoen. Nieuw is de mogelijkheid tot het onder voorwaarden toepassen van maatregelen
als een alcoholslot bij alcoholafhankelijkheid of problematisch alcoholgebruik. Daarnaast
worden de medische eisen op het gebied van diabetes aangepast; de maximale geldigheidsduur
voor A en B rijbewijzen wordt van 5 naar 10 jaar verruimd en rijbewijshouders met
C en D rijbewijzen mogen hun bloedsuikergehalte voortaan ook controleren met hulpmiddelen
zoals een sensor. De overige medische eisen blijven gelijk.
In het systeem van omwisselingen van rijbewijzen stelt de Commissie een grote systeemwijziging
voor. In deze richtlijn wordt de eerste stap richting een Europees stelsel gemaakt,
maar blijft het nog mogelijk om rijbewijzen van derde landen om te wisselen die niet
door de Commissie zijn aangewezen, al krijgen deze rijbewijzen een speciale code waarmee
het rijbewijs verder omgewisseld kan worden. Het voorstel komt overeen met de inzet
van het kabinet de afgelopen jaren. Een omwisseling is het inleveren van een buitenlands
rijbewijs, anders dan van je eigen lidstaat, waar een Nederlands rijbewijs op wordt
afgegeven. Nu gaan lidstaten geheel zelf over omwisselingen van landen van buiten
de EU en mogen ze dus zelf bepalen uit welke landen burgers in hun land een rijbewijs
kunnen krijgen zonder daarvoor examen te hoeven doen. De Commissie stelt een systeem
voor waarbij landen dit nog steeds kunnen doen, maar daarnaast krijgt de Commissie
de nieuwe bevoegdheid om analyses te doen van derde landen. Hierbij worden onder andere
het verkeerssysteem, verkeersveiligheid en de rijbewijseisen van dit land vergeleken
met de standaarden in de Unie. Op het moment dat de Commissie bepaalt dat een land
hieraan (voor bepaalde categorieën) voldoet, zijn lidstaten verplicht rijbewijzen
uit die landen om te wisselen als door de aanvrager wordt voldaan aan de medische
eisen. Dergelijke erkenningen door de Commissie moeten eens per 4 jaar worden geëvalueerd
en de Commissie zal ook een kennisnetwerk opzetten om de rijbewijseisen op een verantwoorde
manier te kunnen vergelijken.
Belangrijk speerpunt van de Commissie in deze richtlijn is de beginnende bestuurder.
De Commissie komt met twee voorstellen om de beginnende bestuurder veiliger aan het
verkeer te kunnen laten deelnemen. Allereerst het begeleid rijden zoals we dat in
Nederland al kennen. Hiermee mag iemand van 17 onder begeleiding van een ervaren bestuurder
die geen grote overtredingen heeft begaan, na het behalen van het examen deelnemen
aan het verkeer met rijbewijs B. Nieuwe toevoeging van de Commissie is dat dit ook
zal gelden voor rijbewijscategorie C (vrachtwagens) waardoor 17-jarigen onder begeleiding
van een beroepschauffeur in een vrachtwagen kunnen rijden. Het tweede voorstel voor beginnende bestuurders
gaat over de periode dat iemand beginnende bestuurder is. Iedere lidstaat is verplicht
iedereen die «een rijbewijscategorie haalt» een beginnersperiode van tenminste twee
jaar op te leggen. Tijdens deze periode geldt voor deze bestuurders een alcohollimiet
van 0,0 en mogen lidstaten aanvullende eisen stellen.
De Commissie stelt voor om, bij de eerste afgifte van een rijbewijs van categorie
B, burgers examen te laten doen in de lidstaat van nationaliteit. Voorwaarde is dan
wel dat de lidstaat waar de burger woont niet voorziet in de mogelijkheid om het theorie-
of praktijkexamen af te leggen in een van de officiële talen van de lidstaat waarvan
de burger onderdaan is of met een tolk de mogelijkheid geeft examen te doen.
Lidstaten krijgen de verplichting om elkaar informatie te verstrekken die nodig is
om te controleren of burgers aan rijbewijseisen voldoen. Dit is met name gericht op
de aanvraag. Met dit systeem, waarvoor al oplossingen en implementaties bestaan, kunnen
lidstaten controleren of de aanvrager niet een geschorst rijbewijs heeft of eerst
aan medische eisen moet voldoen om een rijbewijs te kunnen aanvragen.
b) Impact assessment Commissie
Het impact assessment van de Commissie gaat in op de redenen waarom dit voorstel nodig
is. De Commissie geeft aan dat maatregelen vooral gericht zijn op bevordering van
de verkeersveiligheid en tegelijkertijd het faciliteren van vrij verkeer van personen
en binnen de Unie. Verder hebben ook technologische ontwikkelingen een plek in het
voorstel gekregen. De trend die de Commissie ziet als oorzaak van een toenemend aantal
ongevallen ziet toe op medische rijgeschiktheid en de beginnende bestuurder en daarom
geeft de Commissie aan dat meer instrumenten nodig zijn om deze negatieve trend te
keren. Tegelijkertijd wil de Commissie dat procedures en regelgeving duidelijk zijn
zodat burgers en overheden minder last ervaren om een rijbewijs te verkrijgen.
De Commissie geeft in het impact assessment aan dat met name het digitale rijbewijs
is bedoeld als instrument om het rijbewijs toegankelijker te maken. Het rijbewijs
op de mobiele telefoon kan eenvoudig te ontsluiten zijn en tegelijkertijd biedt het
mogelijkheden om bijvoorbeeld gemakkelijker een auto te huren. Daarnaast hebben lidstaten
en andere betrokkenen aangegeven dat periodieke medische controles zoals het voorgestelde
self-assessment een positief effect op de verkeersveiligheid kunnen hebben omdat de kans dat iemand
met een aandoening rijdt die de verkeersveiligheid negatief beïnvloedt hiermee kleiner
wordt. Andere uitkomsten van het impact assessment zijn dat het voorstel bijdraagt
aan het tegengaan van fraude, het verbeteren van de vaardigheden van chauffeurs en
het klimaat.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet hecht veel belang aan verkeersveiligheid. Ook erkent het kabinet het belang
van een goede registratie, correcte en goed uitgewerkte procedures voor productie,
verstrekking en controle van rijbewijsdocumenten. Europese regelgeving die de harmonisatie
tussen lidstaten bevordert is hiervoor noodzakelijk voor het vrij verkeer van personen
en goederen voor Nederland als handelsland bij uitstek.
Door het succesvolle beleid in Nederland dat erop gericht is geweest ook het rijbewijs
als wettelijk identificatiemiddel aan te wijzen is het rijbewijs inmiddels het meest
gebruikte identiteitsdocument in Nederland. De aanwijzing tot identiteitsdocument
staat in de Wet op de Identificatieplicht (WID). WID-middelen dienen een betrouwbare
koppeling tussen de biografische gegevens en de biometrie te bevatten. Deze koppeling
wordt momenteel gecreëerd bij de gemeentebalie. Daardoor kan een controleur, zoals
een politieagent of bankmedewerker via een WID-middel de identiteit op betrouwbare
wijze verifiëren. Op de WID kan door de politie gehandhaafd worden, als een agent
vraagt om legitimatie is een burger verplicht deze aan te bieden. Daarnaast kunnen
WID-middelen gebruikt worden om zorg af te nemen, bankrekeningen te openen, hotels
te boeken en veel meer.
In het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 «Van deur tot deur»10 heeft het kabinet concrete acties en maatregelen opgenomen om het aantal verkeersdoden
en verkeersslachtoffers terug te dringen. Een van de maatregelen uit dit plan is het
advies Roemer11 om te komen tot aanpassingen in de rijopleiding en het rijexamen. Dit moet leiden
tot minder verkeersgevallen onder beginnende bestuurders, omdat deze, vaak jonge,
bestuurders verhoudingsgewijs hier meer betrokken bij zijn.
Verder is in Nederland bepaald dat jongeren van 17 jaar na het behalen van hun rijbewijs
alleen mogen autorijden met een ervaren bestuurder tot zij 18 jaar zijn. Deze ervaren
bestuurder moet voldoen aan een aantal eisen, zoals een minimumleeftijd van 27 jaar,
minimaal 5 jaar rijervaring en geen zware verkeersovertredingen hebben begaan. Om
aan te tonen dat aan de eisen voor begeleiding wordt voldaan is een begeleiderspas
nodig. Zo doen jonge bestuurders onder begeleiding meer rijervaring op en kunnen ze
in de auto iemand advies vragen. Het kabinet beschouwt dit systeem in beginsel als
goed voor de verkeersveiligheid.
In Nederland wordt momenteel de rijgeschiktheid op verschillende momenten en manieren
beoordeeld. Voordat een rijexamen wordt afgelegd, dient er een gezondheidsverklaring
te worden ingevuld. Als de antwoorden op deze verklaring daartoe aanleiding geven,
zal de rijgeschiktheid verder worden onderzocht door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(CBR). Bestuurders worden vanaf hun 75e bij iedere rijbewijsverlenging gekeurd, om
de 5 jaar. Medische redenen kunnen aanleiding zijn voor een kortere geldigheidsduur
en ook beroepschauffeurs van vrachtwagens en bussen worden bij iedere verlenging van
hun rijbewijs medisch gekeurd.
Het stelsel van medische geschiktheid wordt momenteel herzien. De herziening legt
meer nadruk op bewustwording en eigen verantwoordelijkheid voor de burger om medische
problemen die de verkeersveiligheid beïnvloeden zelf te melden en tegelijkertijd krijgt
dit mogelijk ook een meer verplichtend karakter.
Tot slot heeft het kabinet met 16 landen die niet bij de EU of de Europese Vrijhandelsassociatie
(EVA) horen een overeenkomst gesloten om rijbewijzen uit de desbetreffende landen
om te wisselen. Dit zijn de enige niet-EU/EVA-landen waarbij een omwisseling van een
buitenlands rijbewijs voor een Nederlands rijbewijs mogelijk is tenzij er sprake is
van een kennismigrant. Voor inwoners die vallen onder de kennismigrantenregeling bestaat
de mogelijkheid om hun rijbewijs, ongeacht het land van herkomst, in te wisselen.
De in Nederland gestationeerde NAVO-militairen en geprivilegieerden en rijbewijzen
van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba kunnen hun rijbewijs ook omwisselen in Nederland.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie. Verkeersveiligheid is een belangrijk
speerpunt van het kabinet en de uitvoering van dit voorstel kan daar een wezenlijke
bijdrage aan leveren. Een randvoorwaarde is dat het voorstel en de uitwerking hiervan
aansluiten bij de uitvoeringspraktijk in Nederland.
De Commissie stelt een digitaal rijbewijs voor. Uitgangspunt daarbij is een actueel
rijbewijzenregister dat aan de basis staat voor de gegevens op het digitale rijbewijs.
Het kabinet is positief over het idee van het digitale rijbewijs en ziet hier verschillende
voordelen van. Voordeel is dat je na je examen het rijbewijs kan aanvragen en er sneller
een digitaal rijbewijs op je mobiele telefoon kan staan, omdat er geen rijbewijskaart
meer gepersonaliseerd hoeft te worden. Tevens hoeven burgers geen fysiek rijbewijs
meer aan te vragen en/of mee te nemen als ze hun mobiele telefoon bij zich hebben.
Voor de handhavende instanties is het voordeel dat het digitale rijbewijs geactualiseerd
is als er bijvoorbeeld een rijontzegging wordt opgelegd. Voorwaarde is dan wel dat
de achterliggende processen voor actualisering goed functioneren. Naast het positieve
oordeel onderkent het kabinet verschillende aandachtspunten.
Een eerste aandachtspunt heeft betrekking op de gelijkstelling van het digitaal rijbewijs
met het fysieke rijbewijs, zodat er dezelfde rechten aan kunnen worden ontleend. Dit
roept de vraag op of dit ook tot gevolg zal hebben dat het digitale rijbewijs direct
als WID-middel erkend dient te worden. Het voorstel heeft hierdoor effecten die mogelijk
door de Commissie niet bedoeld zullen zijn. Het kabinet zal er in de onderhandelingen
oog voor houden dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen het digitale en het fysieke
rijbewijs voor de WID-functie van het rijbewijs. Een digitaal WID-middel vereist net
als een fysiek WID-middel (het pasje) een bepaalde wijze van aanvraag en uitgifte,
denk hierbij bijvoorbeeld aan het verschijnen bij een balie waar de identiteit wordt
vastgesteld. Een digitaal middel vereist ook een digitale wijze van controleren. Dat
zal technische apparatuur vereisen. Het kabinet wil dan ook zelf bepalen of en wanneer
een digitaal rijbewijs een WID-middel wordt. Dat het digitale rijbewijs dezelfde rechten
op het gebied van rijbevoegdheid geeft als het fysieke rijbewijs is voor het kabinet
vanzelfsprekend.
Dit overziende stelt het kabinet zich de vraag of deze wijze en termijn van introductie
wenselijk is. Daarom zet het kabinet er op in dat het digitale rijbewijs niet direct
onbedoeld als WID-middel erkend wordt via de volledige gelijkstelling en dat lidstaten
de ruimte krijgen om enkel het fysieke rijbewijs een WID-middel te laten zijn. De
Commissie werkt naast het digitale rijbewijs ook aan een digitale identiteit via de
eIDAS-wallet12, 13 en het digitaliseren van reisdocumenten. Voor Nederland vallen deze ontwikkelingen
samen met het digitale rijbewijs, aangezien het fysieke rijbewijs is aangemerkt als
WID-middel. Het kabinet zet in op het mogen maken van onderscheid tussen het fysieke
en digitale rijbewijs voor wat betreft de WID-functie en of er zelf bepaald kan worden
of en wanneer het digitale rijbewijs een WID-middel kan worden.
Het voorstel bevat eveneens een aanpassing van de Single Digital Gateway verordening14. Voorgesteld wordt om in bijlage II van de Single Digital Gateway verordening een procedure toe te voegen die ziet op het aanvragen en het vernieuwen van een rijbewijs.
Dit betekent dat de procedure volledig digitaal en non-discriminatoir te doorlopen
moet zijn, waarbij de bevoegde instanties op verzoek van de gebruiker digitaal gegevens
uitwisselen via het Once Only Technical System (OOTS). Hoewel het kabinet voorstander is van het digitaliseren van procedures zodat de
gebruiker op een laagdrempelige manier gebruik kan maken van zijn rechten binnen de
interne markt, roept deze toevoeging vragen op. Het kabinet zet in op verduidelijking
hiervan. Het uitgeven van een identiteitsmiddel op basis van een volledig digitale
procedure is onwenselijk, omdat het kabinet het van wezenlijk belang vindt dat bij
de aanvraag of afgifte van een identiteitsdocument een contactmoment aan een balie
van bijvoorbeeld de gemeente plaatsvindt.
Een tweede aandachtspunt is de handhaving ten aanzien van het digitale rijbewijs.
Van belang is dat de geldigheid van het rijbewijs en eventuele rijbewijsmaatregelen
die zijn getroffen, voor de handhavende instanties direct te raadplegen zijn. Ook
moeten maatregelen zonder vertraging in het betreffende rijbewijsregister geregistreerd
kunnen worden. Een digitaal middel vereist een andere werkwijze en beschikbaarheid
van de nodige apparatuur waarbij bijvoorbeeld handhavende instanties moeten kunnen
uitlezen en zo nodig muteren.
De vraag is ook hoe de politie moet omgaan met dubbelgangers waarvan de één het fysieke
rijbewijs meedraagt en de ánder het digitale. Verder is het wat het kabinet betreft
onduidelijk hoe een digitaal rijbewijs in te vorderen, bijvoorbeeld van inwoners van
andere lidstaten. Het kabinet zet zich ervoor in dat de richtlijn hierover helderheid
verschaft.
Een derde punt is het voorstel de administratieve geldigheidsduur van de rijbewijzen
te verhogen van 10 jaar naar 15 jaar. Dit is niet wenselijk omdat biometrische gegevens
als foto’s minder betrouwbaar worden na verloop van tijd. In Nederland is de grens
gesteld op 10 jaar voor betrouwbaar gebruik. Het kabinet zal voorstellen om conform
de norm voor identiteitsmiddelen deze termijn terug te brengen naar 10 jaar.
Het vierde punt van het kabinet is dat het voorstel een proefperiode bevat van minimaal
twee jaar waarin de beginnende bestuurders worden onderworpen aan strengere regels
inzake rijden onder invloed en er eventuele aanvullende nationale voorwaarden kunnen
worden gesteld. Uit een nadere toelichting van de Commissie blijkt dat deze proefperiode
geldt bij elke nieuwe rijbewijscategorie die wordt behaald. Het Kabinet voorziet uitvoerings-
en handhavingsproblemen als dit voor elke behaalde categorie zou gaan gelden. Bijvoorbeeld
zou iemand eerst beginnende bestuurder zijn, dan na een periode van minstens twee
jaar niet meer en dan na het behalen van een aanhangerrijbewijs ineens weer wel. Dit
maakt ook het registreren van punten voor de Nederlandse beginnersregeling ingewikkeld
en het is daarnaast onlogisch, omdat iemand die na een aantal jaar ervaring in de
auto niet opnieuw als beginner zou moeten worden aangemerkt als deze persoon dan een
aanhangerrijbewijs haalt. Het kabinet zet zich ervoor in dat iedere bestuurder maar
één keer beginnende bestuurder is, aangevuld met regels voor rijbewijzen die gehaald
kunnen worden onder de 18 jaar. Waar de Commissie of lidstaten het noodzakelijk achten
kan de beginnersperiode verlengd worden als iemand voor de eerste keer een bus- of
vrachtwagenrijbewijscategorie haalt.
Met betrekking tot beginnende bestuurders is er ook aandacht voor de harmonisering
van de begeleid rijden periode door de gehele Unie. Omdat het kabinet de voordelen
ziet voor de verkeersveiligheid van een periode waarin bestuurders onder begeleiding
ervaring opdoen in het verkeer, steunt het kabinet deze harmonisering. Het kabinet
vindt het toevoegen van deze mogelijkheid voor vrachtwagenchauffeurs waarbij de begeleider
beroepschauffeur moet zijn verstrekkend. Het kabinet zal er in de onderhandelingen
op inzetten om nationaal extra eisen te mogen stellen aan deze begeleiders, bijvoorbeeld
een training of een examen en regels over diens rol en verantwoordelijkheid tijdens
de rit.
De voorgestelde wijziging om alternatief aangedreven voertuigen met een toegestane
maximum massa van meer dan 3.500 kg tot 4.250 kg met een rijbewijs B te mogen besturen
vraagt om verduidelijking van wat met «alternatief aangedreven» bedoeld wordt. De
huidige definitie van «alternative fuels»15 omvat ook (eco-)brandstoffen die geen of zeer beperkte invloed hebben op het gewicht
van voertuigen die dan nog steeds zijn uitgerust met een conventionele verbrandingsmotor.
Het kabinet streeft ernaar duidelijk op te nemen welke alternatieve brandstoffen dit
betreft.
Het voorstel om het stapelen van examens te versimpelen waarmee geen rijbewijscategorie
C of D meer nodig is om examen te kunnen doen voor rijbewijscategorie CE en DE is
bedoeld om de administratieve lasten voor (beroeps)chauffeurs omlaag te brengen. Het
kabinet volgt deze redenering, ondanks dat er dan nieuwe examens ontwikkeld moeten
worden die de verkeersveiligheidsaspecten van beide examens afdekken. De Commissie
geeft niet aan wat de effecten op de verkeersveiligheid van deze maatregel zouden
kunnen zijn. Het kabinet zal op dit punt om een toelichting vragen.
De richtlijn heeft terecht aandacht voor de initiële rijvaardigheid en rijgeschiktheid.
Bij verlenging van het rijbewijs is er uitsluitend aandacht voor de (medische kant
van) rijgeschiktheid. Rijvaardigheid wordt in beginsel niet meer getoetst na het behalen
van het examen. Het verkeersbeeld, de regels en de voertuigen veranderen in hoog tempo,
verkeerskennis veroudert, ook voor meer ervaren bestuurders. Het kabinet ziet graag
dat lidstaten de ruimte krijgen om bij verlenging van het rijbewijs eisen te stellen
op het gebied van rijvaardigheid. Hiermee ontstaat er meer overeenstemming met de
(professionele) praktijk.
Het scenario om rijbewijshouders periodiek een gezondheidsverklaring te laten invullen
is als onderdeel van het stelseloptimalisatietraject in 202116 onderzocht. Vanwege een mogelijk te verwachten negatief effect op de risicosturing
en proportionaliteit van het stelsel en negatieve effecten op de uitvoering kreeg
dit scenario op dat moment niet de voorkeur. Niettemin begrijpt het kabinet de wens
van de Commissie om een verplichte self assessment voor de medische rijgeschiktheid bij iedere administratieve verlenging van het rijbewijs
in te stellen. Het is voor het kabinet een uitgangspunt dat deze maatregel doeltreffend
is, dat de administratieve en financiële lasten voor burgers niet onnodig toenemen
en het systeem van medische keuringen (zowel aan de zijde van het CBR als aan de zijde
van de keuringsartsen en medische behandelsector) niet overbelast raakt. Het kabinet
zal in de onderhandelingen aandacht vragen voor een alternatieve manier om de medische
rijgeschiktheid tussentijds te toetsen. Bijvoorbeeld door Lidstaten de mogelijkheid
te geven om op specifieke hoog-risico-aandoeningen een meldplicht in te richten en
voor andere lichte aandoeningen in te zetten op bewustwording. Ditzelfde geldt ook
voor het verlagen van de keuringsleeftijd van 75 naar 70 jaar en voor het verplicht
invoeren van een onderzoek naar gezichtsvelddefecten bij examenkandidaten. Het kabinet
is er wel voorstander van dat A en B rijbewijshouders met diabetes nog maar eens in
de tien jaar gekeurd hoeven worden.
Het kabinet vraagt nog aandacht voor enkele zaken die niet zijn opgenomen in het huidige
voorstel. Het kabinet zou graag zien dat de Commissie komt met aanbevelingen voor
het gezichtsveld van de bestuurder waarbij het kabinet op dit moment bedenkingen heeft
bij de praktische haalbaarheid en meerwaarde van de toevoeging van de beoordeling
van het gezichtsveld bij het examen.
Voor het tegengaan van drugs in het verkeer worden geen nieuwe maatregelen voorgesteld.
Het kabinet vindt dat onterecht. Het gebruik van drugs in het verkeer is de afgelopen
jaren toegenomen en in Nederland wordt ingezet op een integrale aanpak van rijden
onder invloed van alcohol, drugs en medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloeden.
Het kabinet is daarom voorstander van een nieuw Europees onderzoek zoals DRUID17. De resultaten van een dergelijk onderzoek kunnen aanleiding vormen tot aanpassing
van eisen en normen op dit onderwerp die ook deze richtlijn raken.
In bijlage II met daarin de eisen voor de examens voor rijbewijzen wordt het gebruik
van simulatoren voorgesteld voor gevaarlijke situaties die niet of moeilijk in de
praktijk getraind kunnen worden. Het werken met simulatoren voor het toetsen van de
rijvaardigheid in dergelijke situaties is logisch en in feite een veilige wijze om
te trainen. Naast het gegeven dat er momenteel nog geen gestandaardiseerd (Europees)
normenkader is voor verkeerssimulatoren is het gebruik van simulatoren nog geen verplicht
onderdeel van het lesprogramma in Nederland. Dit leidt tot vraagtekens rond de uitvoerbaarheid
binnen de termijn zoals voorzien en daarom vraagt het kabinet een langere implementatietijd
en mogelijk andere invulling van gevaarherkenning. Bij het onderdeel «gedrag» (verschillende
rijbewijs categorieën), wegeigenschappen, zijn tunnels toegevoegd. Het lijkt het kabinet
zinvol die te verbreden naar «meer risicovolle wegen zoals bijvoorbeeld wegen met
tunnels, bruggen en kades», om het meer aan te kunnen laten sluiten bij de Nederlandse
situatie.
Het kabinet constateert dat de mogelijkheid is opgenomen om de werking van ADS18 en ADAS19 te toetsen. We zouden deze mogelijkheden graag uitbreiden. ADAS zal steeds meer verplicht
worden in voertuigen en daarmee is het goed om de examens hierop aan te passen. ADS
kan mogelijk tijdelijk de rol van de bestuurder overnemen, wat grote impact zal hebben
op wat er van een bestuurder wordt gevraagd. Hierbij wordt aangetekend dat de bevraging
in het examen meerwaarde moet opleveren. Zo bevat het voorstel voor het theoretisch
deel van het examen technische punten die moeilijk te bevragen zijn en waar aanpassing
en/of verduidelijking noodzakelijk is.
Naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen in de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling,
zijn aanpassingen noodzakelijk in het EU rijbewijzen netwerk oftewel in «RESPER»20. In de afgelopen jaren hebben de meeste lidstaten (waaronder Nederland) gekozen om
binnen RESPER, het EUCARIS-platform21 te gebruiken voor de uitwisseling van rijbewijsgegevens. Slechts een klein aantal
lidstaten heeft destijds gekozen om binnen RESPER de zogenaamde hub van de Europese
Commissie te gebruiken voor de uitwisseling van informatie. Ter verbetering van de
interoperabiliteit en om efficiëntieredenen zou definitief een keuze moeten worden
gemaakt voor één Europese standaard.
In deze richtlijn wordt de eerste stap richting een Europees stelsel gemaakt, maar
blijft het nog mogelijk om rijbewijzen van derde landen om te wisselen die niet door
de Commissie zijn aangewezen, al krijgen deze rijbewijzen een speciale code waarmee
het rijbewijs verder omgewisseld kan worden. Het voorstel komt overeen met de inzet
van het kabinet de afgelopen jaren. Een ander voordeel van het voorgestelde systeem
is dat de Commissie derde landen op veel verschillende aspecten zal doorlichten en
daarmee een volledig beeld gevormd kan worden van de rijbewijssystemen van de derde
landen en een goede vergelijking kan worden gemaakt met het Europese systeem. Het
kabinet waakt er wel voor dat de Commissie prudent met deze verantwoordelijkheid omgaat
en genoeg inspraak bij de procedure voor erkenning van derde landen waarborgt.
Een aantal voorstellen vraagt verdere uitwerking. Zo wil de Commissie het mogelijk
maken dat iemand zijn examen mag doen in de lidstaat waarvan hij de nationaliteit
heeft, ondanks dat hij in een andere lidstaat woonachtig is. Het kabinet vindt dit
voorstel moeilijk uitvoerbaar, omdat het ingaat tegen het principe dat je alleen examen
kunt doen in het land waar je woont. Dit zou kunnen leiden tot de afgifte van een
rijbewijs aan iemand met een al dan niet tijdelijk adres in het buitenland en inwoners
van andere lidstaten in Nederland. Deze bepaling lijkt niet uitvoerbaar voor betrokken
organisaties, hoewel het kabinet begrip heeft voor de achterliggende wens van de maatregel.
Tot slot zijn bepaalde codes, rijbewijscategorieën en medische vereisten van het rijbewijs
niet duidelijk of logisch geformuleerd en zijn bepaalde eisen aan het rijbewijsdocument
moeilijk te implementeren. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen in de onderhandelingen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De verwachting is dat veel andere lidstaten net als het kabinet moeite hebben met
de voorgestelde snelle implementatietermijn van het digitale rijbewijs. Met name om
dit op zo’n korte termijn technisch en juridisch volledig te hebben ingeregeld met
daarbij de aansluitingen, waarmee alle handhavende instanties er op kunnen handhaven.
Van een aantal voorstellen worden uitdagingen voorzien bij de uitvoering zoals bijvoorbeeld
bij de invoering van rijsimulatoren in het examen en de medische self-assessment. Van de overige voorstellen kan het zijn dat bepaalde lidstaten die graag de controle
hebben over rijbewijsprocessen liever minder verstrekkende voorstellen van de Commissie
zouden zien. Zo wordt met het voorstel van de Commissie de bevoegdheid voor omwisselingen
verplaatst naar de Commissie en stelt de Commissie strengere regels voor ten opzichte
van medische eisen, waar lidstaten die eerst zelf mochten bepalen. Andere landen zullen
hier juist voor zijn omdat het een bijdrage kan leveren aan de verkeersveiligheid.
De positie van het Europees Parlement met betrekking tot dit voorstel is nog niet
bekend. Het voorstel zal behandeld worden in het comité Vervoer en Toerisme (TRAN)
van het Europees Parlement.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU). Artikel 91, lid 1, onder c, VWEU bepaalt dat de Europese Unie bevoegd
is op het gebied van het gemeenschappelijk vervoerbeleid maatregelen vast te stellen
ter verbetering van de veiligheid van het vervoer, met inbegrip van de verkeersveiligheid.
Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van vervoer is
sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten op basis van artikel
4, lid 2, sub g van het VWEU.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
heeft tot doel het moderniseren van het rijbewijssysteem om regels voor rijbewijzen
toekomstbestendig te maken en daarnaast de verkeersveiligheid te verbeteren. Rijbewijskwesties
bevatten internationale aspecten die niet door de afzonderlijke lidstaten alleen kunnen
worden bestreken om vrij verkeer van goederen en personen door de Unie te faciliteren.
De nieuwe regels die met dit voorstel worden ingevoerd, kunnen verder alleen op het
niveau van de Europese Unie doelmatig worden verwezenlijkt omdat de problemen die
daarmee worden geadresseerd veelal een grensoverschrijdende dimensie hebben. Het is
van belang dat deze regelgeving op EU-niveau wordt vastgesteld om uniformiteit te
bereiken zodat alle bestuurders voldoen aan de minimale veiligheidseisen in het verkeer.
Een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan bovendien slechts op EU-niveau plaatsvinden.
Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
doel van het voorstel is het moderniseren van het rijbewijssysteem om regels voor
rijbewijzen toekomstbestendig te maken en daarnaast de verkeersveiligheid te verbeteren.
De voorgestelde wijzigingen zijn geschikt om dat doel te bereiken, omdat bestuurders
beter voorbereid de weg op gaan en er een Europese uitwisseling van systemen zal komen.
Bovendien gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk, omdat daar waar mogelijk
het voorstel de lidstaten de ruimte geeft om de regels voor hun land te specificeren.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De consequenties voor de EU-begroting zijn minimaal, omdat de verwachting is dat alles
uit de bestaande budgetten kan worden bekostigd. Daarom rekent de Commissie op een
impact van 0,2 miljoen euro, waarvan 0,11 in het eerste jaar: 2025. Het kabinet is
van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de
Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De financiële consequenties voor de overheid zien op verschillende onderdelen. Met
name de implementatie van de voorstellen in nationale wet- en regelgeving zal van
de rijksoverheid capaciteit vragen. De personele, administratieve of financiële consequenties
van de richtlijn zijn verder nog niet volledig vast te stellen door de uitvoeringsinstanties
die betrokken zijn bij het voorstel. Dat heeft mede te maken met de nadere uitwerking
op onderdelen die de Commissie in het vooruitzicht stelt. Dat er impact zal zijn is
wel duidelijk. De aanvraag en afgifte van een digitaal en fysiek rijbewijs en de uitbreiding
en gebruik van het Europese Rijbewijsnetwerk (RESPER) en wijzigingen in het registratie
en afgifteproces van rijbewijzen, zullen conform implementaties van andere richtlijnen
waarschijnlijk aanzienlijk zijn voor de Dienst wegverkeer (RDW). Daarnaast moet het
CBR de examens aanpassen aan de nieuwe eisen zoals voorgesteld in de richtlijn en
de medische eisen verwerken in de systemen. Mogelijk betekent dit ook het uitbreiden
van de capaciteit. Organisaties die het digitale rijbewijs dienen uit te lezen of
mutaties te kunnen verwerken, zoals OM, handhavings- en opsporingsinstanties, zullen
hiervoor de nodige investeringen moeten doen.
De gepresenteerde voorstellen voor wet- en regelgeving om deze richtlijn te implementeren
zullen, zoals gebruikelijk via de reguliere nationale procedure (uitvoeringstoetsen),
worden beoordeeld op kosten en baten. (Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast
op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform de
regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De financiële consequenties voor burgers en bedrijfsleven van dit voorstel verschillen
per onderdeel. De baten van het voorstel voor de samenleving zitten met name in een
verbeterde verkeersveiligheid waarmee het aantal ongevallen met letsel dan wel met
dodelijke afloop en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke en financiële lasten
zou kunnen dalen. Het digitale rijbewijs kan voor burgers een lastenvermindering opleveren
omdat ze geen fysiek rijbewijs meer hoeven aan te vragen en dit ook niet meer mee
hoeven te nemen. Daarnaast kunnen burgers met dit voorstel een rijbewijscategorie
CE of DE halen zonder dat ze daarvoor eerst rijbewijscategorie C of D moeten halen
waardoor ze minder examens moeten doen en tegelijkertijd examens meer ingericht zullen
zijn op de huidige situatie van het verkeerssysteem van deze tijd. Het voorstel leidt
niet tot een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Verder is voor bedrijven de
lastenverlichting van het met een elektrisch voertuig met een toegestane maximum massa
tot 4.250kg mogen rijden met rijbewijscategorie B interessant. Zij vormen een voorname
doelgroep van deze maatregel en zullen hiermee ook minder hordes ondervinden om hun
wagenpark te elektrificeren. Een laatste lastenverlichting heeft te maken met begeleid
rijden. Zoals de Commissie voorstelt kunnen jongeren van 17 al begeleid rijden en
in een vrachtwagen onder begeleiding van een beroepschauffeur. Dit kan jongeren van
17 jaar enthousiasmeren om voor het chauffeursvak te kiezen en daarmee een bijdrage
leveren aan het terugbrengen van het chauffeurstekort. Naar verwachting zal deze maatregel
voor de Nederlandse situatie niet veel uitmaken omdat het in Nederland al mogelijk
is om met 18 jaar het vrachtwagenrijbewijs te halen, waar de huidige richtlijn 21
jaar voorschrijft.
Mogelijke verzwaringen in het voorstel zien met name op bepaalde medische eisen waar
burgers vaker over zullen worden bevraagd. Dit hangt in belangrijke mate af van de
nadere uitwerkingen waar de Commissie nog mee zal komen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten van dit voorstel zijn
beperkt. Dit zit met name in het omwisselbeleid waar de Commissie meer zeggenschap
over krijgt. Op het moment dat de Commissie bepaalde landen toegang geeft tot omwisseling
van een rijbewijs kan het zijn dat, als deze groep mensen ook al in een lidstaat kan
of mag verblijven en werken, er een toename van (beroeps)chauffeurs uit de desbetreffende
landen ontstaat.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo).
Meerdere artikelen in de richtlijn zorgen voor nieuwe verantwoordelijkheden voor de
Commissie en/of de lidstaten. Het introduceren van een digitaal rijbewijs vereist
aanpassing van de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement rijbewijzen en onderliggende
regelgeving. Daarnaast wordt voorgesteld dat het digitale rijbewijs volledig gelijkwaardig
is aan het huidige fysieke rijbewijs. Deze gelijkwaardigheid ligt voor de hand voor
wat betreft de functie van het aantonen van de rijbevoegdheid. Het kabinet kan echter
op dit moment, nu veel technische aspecten rondom het digitale rijbewijs (en de Europese
Digitale Wallet) nog moeten worden uitgewerkt en ontwikkeld, geen voorstander zijn
van deze gelijkwaardigheid voor de functie van het rijbewijs ten aanzien van de WID.
Het kabinet wil op het punt van WID juridisch onderscheid kunnen maken tussen het
digitale en fysieke rijbewijs zodat het digitale rijbewijs niet direct moet worden
aangenomen als identiteitsbewijs, maar hier een eigen tijdpad met bijbehorende voorwaarden
voor kan worden ingericht. Uiterlijk 18 maanden na het aannemen van het voorstel,
stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde bepalingen inzake
de interoperabiliteit, de beveiliging en het testen van mobiele rijbewijzen, met inbegrip
van de verificatiefuncties en de interface met nationale systemen. Pas dan is er een
volledig beeld van de wijzigingen op lager niveau. Ook de andere voorstellen vragen
waarschijnlijk aanpassingen in wetgeving. In de Wegenverkeerswet 1994 en het reglement
rijbewijzen en onderliggende regelgeving staan onder andere de medische eisen, de
eisen voor examens, de bepalingen over omwisselingen en de beginnersregeling uitgewerkt.
Deze zullen mogelijk moeten worden aangepast om de richtlijn te kunnen implementeren.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Gedelegeerde handelingen
Het herzieningsvoorstel voor de richtlijn kent in artikel 4, achtste lid, artikel 5,
zesde lid, artikel 10, zevende en achtste lid, en artikel 16, tweede lid, een vijftal
gedelegeerde bevoegdheden toe aan de Commissie.
De Commissie mag volgens het voorstel gedelegeerde handelingen vaststellen die bijlagen
I, II, III, IV V en VI van de richtlijn wijzigen indien dat noodzakelijk is vanwege
technische, operationele en wetenschappelijke ontwikkelingen. Het is mogelijk dergelijke
gedelegeerde handelingen vast te stellen, omdat de bevoegdheden zien op de vaststelling
van niet-essentiële onderdelen van de richtlijn. Bovendien acht het kabinet de toekenning
van deze delegeerde bevoegdheden wenselijk. De gedelegeerde handelingen kunnen onder
meer betrekking hebben op medische ontwikkelingen waardoor chauffeurs geen of minder
medische risico’s meer zouden hebben bij bepaalde aandoeningen, alsook de doorontwikkeling
van het fysieke en digitale rijbewijs naar aanleiding van actuele ontwikkelingen.
Ook het kunnen actualiseren van de eisen aan theorie- en praktijkexamens en aan examinatoren
lijkt logisch, omdat de technologische ontwikkelingen in voertuigen kunnen vragen
om andere kennis en vaardigheden om deze verkeersveilig te kunnen besturen.
Daarnaast ligt voor de hand dat gedelegeerde bevoegdheden worden toegekend, omdat
het hier gaat om wijziging van de bijlagen van de richtlijn. De bevoegdheden zijn
tevens voldoende afgebakend naar doelstelling, inhoud en strekking. De mogelijkheid
om gedelegeerde handelingen vast te stellen is beperkt tot een periode van 5 jaar.
Deze periode wordt telkens met 5 jaar verlengd, tenzij de Raad of het Europees Parlement
daartegen bezwaar maakt. Het kabinet vindt daarmee ook de duur van de bevoegdheid
voldoende ingekaderd.
Uitvoeringshandelingen
Het herzieningsvoorstel voor de richtlijn kent een zestal uitvoeringsbevoegdheden
toe aan de Commissie.
– In artikel 4, zevende lid, is de mogelijkheid opgenomen om in uitvoeringshandelingen
gedetailleerde bepalingen vast te stellen over de interoperabiliteit en beveiligingsmaatregelen
in relatie tot QR-codes die worden gedrukt op fysieke rijbewijzen.
– Artikel 5, zevende lid, verplicht de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen
over de interoperabiliteit, de beveiliging, en het testen van mobiele rijbewijzen.
Dit betreft niet-essentiële onderdelen van de richtlijn, waardoor het toekennen van
de uitvoeringsbevoegdheid mogelijk is. De toekenning van deze uitvoeringsbevoegdheid
is ook wenselijk. Om de interoperabiliteit en beveiliging van QR-codes en het mobiele
rijbewijs te garanderen, zijn maatregelen op EU-niveau noodzakelijk.
– Artikel 10, vierde lid, geeft de Commissie de bevoegdheid om in crisissituaties, welke
meerdere lidstaten raken, middels uitvoeringshandelingen de administratieve geldigheid
van bepaalde categorieën rijbewijzen te verlengen, die anders zouden verlopen.
– Artikel 10, zesde lid, verleent de Commissie de bevoegdheid om door middel van uitvoeringshandelingen
de inhoud vast te stellen van de gezondheidsverklaring die moet worden overlegd overeenkomstig
punt 3 in bijlage III van de richtlijn.
– Artikel 19, vijfde lid, regelt dat de Commissie uitvoeringshandelingen vaststelt wat
betreft de operationele en technische voorwaarden en de interface van het Europese
Rijbewijsnetwerk.
– Artikel 12, zevende lid, geeft de Commissie de mogelijkheid om uitvoeringsbesluiten
te nemen, waarin derde landen worden aangewezen die een vervoersraamwerk hebben dat
geheel of gedeeltelijk een niveau van verkeersveiligheid garandeert dat vergelijkbaar
is met dat van de Unie. In dat geval kunnen rijbewijzen van deze derde landen worden
vervangen zonder dat een dergelijke vervanging op het rijbewijs van een lidstaat hoeft
te worden vermeld.
In de uitvoeringshandelingen zullen geen essentiële onderdelen van de richtlijn worden
geregeld. De toekenning van de uitvoeringsbevoegdheden is daarmee mogelijk. Daarbij
ligt de keuze voor uitvoeringsbevoegdheden voor de hand, omdat het gaat om i) handelingen
die waarborgen dat de richtlijn volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd, ii)
handelingen tot het vaststellen van operationele en technische voorwaarden ter uitvoering
van de richtlijn, en iii) handelingen van individuele strekking waarin derde landen
worden aangewezen. Bovendien is de toekenning van deze uitvoeringsbevoegdheden wenselijk,
omdat hiermee niet de gewone wetgevingsprocedure hoeft te worden belast, waardoor
de benodigde snelheid en flexibiliteit voor aanpassingen aan nieuwe ontwikkelingen
en de mogelijkheid tot adequate reactie in bovengenoemde crisissituaties wordt geborgd.
Het kabinet kan daarom instemmen met de toekenning van de uitvoeringsbevoegdheden.
Wat betreft de procedure voor vaststelling van de uitvoeringshandelingen is de onderzoeksprocedure
in de zin van artikel 5 van de Comitologieverordening (EU) 182/2011 van toepassing.
Het kabinet kan zich vinden in deze voorgestelde procedure, gelet op artikel 2, tweede
lid, onderdeel b, subonderdeel iii, van de Comitologieverordening. Daarnaast is op
artikel 10, vierde lid, de spoedprocedure van artikel 8 van de Comitologieverordening
van toepassing. Gezien het spoedeisende karakter van de maatregelen ligt ook de keuze
voor deze procedure voor de hand.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Artikel 25 van het voorstel beschrijft dat lidstaten uiterlijk 2 jaar na de datum
van inwerkingtreding moeten voldoen aan de richtlijn en de bijbehorende wet- en regelgeving
moeten hebben gepubliceerd, die vervolgens uiterlijk een jaar later in werking moet
zijn getreden. Het kabinet acht deze termijn ambitieus, zeker wanneer het gaat over
het inrichten en aanpassen van IT-processen en eisen aan de handhaafbaarheid en fraudebestendigheid
van het digitale rijbewijs. Het kabinet zal hier dan ook aandacht voor vragen bij
de Commissie. De termijn van 2 jaar is te kort omdat regelgeving op wetsniveau gewijzigd
moet worden. Deze procedure duurt langer, mede omdat er gewacht moet worden op de
uitvoeringshandelingen met betrekking tot de interoperabiliteit, de beveiliging en
het testen van digitale rijbewijzen, met inbegrip van de verificatiefuncties en de
interface met nationale systemen. Voor zover er wijzigingen nodig zijn op het gebied
van de ministeriële regelingen, is deze termijn haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Volgens het voorstel zal de Commissie iedere vijf jaar bij het Europees Parlement
en de Raad een verslag indienen over de uitvoering van deze richtlijn, met inbegrip
van het effect ervan op de verkeersveiligheid. Een uniforme wijze van meten door de
gehele Unie is hierbij welkom. De lidstaten informeren de Commissie jaarlijks over
het aantal afgegeven, vernieuwde, vervangen, ingetrokken en ingewisselde rijbewijzen
voor elke categorie, met inbegrip van gegevens over de afgifte en het gebruik van
mobiele rijbewijzen. Het kabinet acht het wenselijk dat dergelijke rapportageverplichtingen
aan lidstaten, als ook aan de Commissie, worden opgelegd, o.a. vanwege de verkeersveiligheid
en de snelle beleidsontwikkelingen op het terrein van ICT.
e) Constitutionele toets
n.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
De implicaties voor de uitvoering hebben met name betrekking op het CBR en de RDW.
Het CBR heeft als kerntaak het afnemen van examens voor de verschillende rijbewijscategorieën.
Op het moment dat het voorstel is vastgesteld moeten alle theorie- en praktijkexamens
worden aangepast aan de nieuwe eisen. Het CBR is daarnaast onder andere verantwoordelijk
voor (de kwaliteit van) de medische keuringen. Hier verandert het een en ander en
met name in de voorgestelde «self-assessment». Dit kan betekenen dat er veel meer
gezondheidsverklaringen worden aangevraagd en mogelijk kan dit leiden tot meer keuringen.
Ook de RDW wordt geraakt door dit voorstel. Zij beheren het rijbewijsregister en zijn
de producent van het rijbewijs, daarnaast verandert ook het systeem van omwisselingen
waar de RDW momenteel een grote rol in heeft. Met het in het leven roepen van een
digitaal rijbewijs heeft het voorstel impact op de rol van de RDW. De RDW is sterk
betrokken bij de ontwikkeling van het digitale rijbewijs en heeft hier in de loop
der jaren veel expertise in opgebouwd. Wel verandert het invoeren hiervan de werkwijze
van de RDW en gemeenten. Waar nu nog rijbewijzen worden aangevraagd en uitgegeven
bij een gemeentebalie kan volgens dit voorstel het rijbewijs geheel digitaal worden
aangevraagd en verkregen. Het voorstel stelt daarnaast ver(der)gaande uitwisseling
tussen lidstaten van rijbewijsgegevens voor en ook daar zal de RDW de systemen op
moeten inrichten.
Voor de handhaving is het voorstel ook relevant. Met name als burgers een digitaal
rijbewijs tonen waar nu nog een fysiek model is toegestaan moet de handhaver dusdanig
zijn uitgerust dat dit digitale rijbewijs ook uitleesbaar is. Daarnaast moeten rijbewijsmaatregelen
(zoals bijvoorbeeld een tijdelijke schorsing) direct in het digitale rijbewijs geregistreerd
kunnen worden. Ook moet handhaving op de hoogte zijn van nieuwe geldende regels en
bijvoorbeeld de instrumenten hebben om de uitzondering voor alternatief aangedreven
voertuigen tot 4.250 kilogram te herkennen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen tot mogelijk licht positief vanwege een EU brede en uniforme standaard bij de
omwisseling van rijbewijshouders uit deze landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken