Brief regering : Uitvoering motie van de leden Van der Plas en Eppink over de traditie van Paasvuren (Kamerstuk 34682-121)
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 157
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2023
Hierbij zend ik u de invulling van de motie van de leden Van der Plas (BBB) en Eppink
(JA21) over het behoud van de traditie van Paasvuren (Kamerstuk 34 682, nr. 121).
De leden Van der Plas en Eppink hebben het kabinet verzocht om met de provincies als
bevoegd gezag in gesprek te gaan over het zo veel mogelijk toestaan van paasvuren,
en gebruik te maken van de mogelijkheden die de Habitatrichtlijn en de Wet natuurbescherming
bieden om rekening te houden met culturele omstandigheden.
De Wet natuurbescherming schrijft voor dat er een vergunningplicht geldt indien een
plan of project significant negatieve effecten op een of meer natura 2000-gebieden
veroorzaakt. Indien er sprake is van significant negatieve effecten moeten er mitigerende
maatregelen worden getroffen. Provincies zijn bevoegd gezag voor de vergunningverlening.
Er heeft overleg plaatsgevonden met de betreffende provincies. Daaruit blijkt dat
de provincies bereid zijn om tegemoet te komen aan initiatiefnemers en ondersteuning
bieden om de ruim 200 geïnventariseerde Paasvuren in deze provincie doorgang te laten
vinden. Daardoor kunnen ruim 200 Paasvuren doorgang vinden. In 10 tot 20 gevallen
is dit niet mogelijk op de locatie of in de omvang die een initiatiefnemer voor ogen
staat. Het is dan aan de initiatiefnemer om het vuur te verplaatsen, te verkleinen
of ervan af te zien.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Indieners
-
Indiener
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof