Brief regering : Reactie op het onderzoek 'Het recht op onderwijs voor dove en slechthorende leerlingen’ van het College voor de Rechten van de Mens
31 497 Passend onderwijs
Nr. 450
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2023
Hierbij informeer ik uw Kamer over het onderzoek «Het recht op onderwijs voor dove
en slechthorende leerlingen» van het College voor de Rechten van de Mens (hierna:
het College). Het rapport hiervan is op 28 september 2022 gepubliceerd, en bied ik
hierbij ook aan uw Kamer aan.
Dit rapport is door het College aangeboden aan het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport vanwege de coördinerende rol van dit ministerie op de uitvoering
van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (hierna VN-verdrag
Handicap). De aanbevelingen betreffen echter vooral het onderwijs, en daarom geef
ik u hierbij een reactie, mede namens de Minister van Langdurige Zorg en Sport.
In deze brief beschrijf ik eerst kort de kern van het rapport van het College. Daarna
geef ik mijn reactie. Daarbij schets ik wat er al gebeurt in aansluiting op de aanbevelingen
en wat wij nog extra gaan doen.
Rapport Het recht op onderwijs voor dove en slechthorende leerlingen
Het onderzoek van het College richt zich op dove en slechthorende leerlingen (hierna:
dsh-leerlingen), al dan niet met cochleair implantaten. Een cochleair implantaat is
een apparaat dat aan dove kinderen de mogelijkheid biedt weer iets te horen. Hierbij
stond de volgende hoofdvraag centraal: «Welke knelpunten en oplossingen voor het volledig
uitoefenen van hun recht op onderwijs zien dove en slechthorende leerlingen (en hun
ouders, vertegenwoordigende instanties, begeleiders, leerkrachten en schoolbesturen)».
De knelpunten en oplossingsrichtingen zijn aan de hand van drie dimensies in kaart
gebracht: de cognitieve ontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling en participatie.
Uit het onderzoek blijkt dat dsh-leerlingen op alle drie de dimensies veel knelpunten
ervaren bij volgen van onderwijs. Over het algemeen kost het dsh-leerlingen veel inspanning
om een passende onderwijsplek te vinden. Ze volgen onderwijs onder hun niveau of krijgen
te weinig ondersteuning. Dit leidt tot veel schoolwisselingen. Veel leerlingen worden
bovendien direct geweigerd door reguliere scholen, zonder onderzoek naar redelijke
aanpassingen. De keuzevrijheid om te bepalen naar welke school de dsh-leerling gaat
wordt hierdoor beperkt. Andere knelpunten die genoemd werden zijn eenzaamheid, vermoeidheid
en onbegrip van leraren en medeleerlingen. Veel van dsh-leerlingen uiten tenslotte
de wens erbij te willen horen of niet anders te zijn dan andere leerlingen.
In het rapport zijn oplossingen voor de knelpunten opgenomen. Deze oplossingen zijn
afkomstig van de dsh-leerlingen (en hun ouders) en zijn volgens het College direct
toepasbaar door docenten en scholen. De oplossingen dragen eraan bij dat de omgeving
van de dsh-leerling meer meebeweegt, dat onderwijsdeelname voor hen minder vermoeiend
is, en dat zij zich (meer) geaccepteerd en begrepen voelen. Buiten deze groep dsh-leerlingen
hebben ook leerlingen uit andere doelgroepen baat bij de oplossingen. Het College
constateert dat alle oplossingen die door de leerlingen en hun ouders aangedragen
zijn, gericht zijn op het verbeteren van de mogelijkheden van deze leerlingen om zich
cognitief te ontwikkelen. De knelpunten in de sociale ontwikkeling blijken moeilijker
op te lossen.
Het College doet in het rapport aanbevelingen op de volgende punten:
1. Bescherming van de rechten van dove en slechthorende leerlingen
2. Verbetering van het regulier onderwijs voor dsh-leerlingen
3. Opleiden van deskundige professionals
4. De overstap van dsh-leerlingen uit speciaal onderwijs makkelijker maken
5. Verbetering van kansen voor sociale ontwikkeling voor dsh-leerlingen op school
Reactie op het rapport en de aanbevelingen
Het rapport illustreert de positie van dsh-leerlingen in het regulier en speciaal
onderwijs. Het rapport laat in algemene zin zien dat het voor dsh-leerlingen moeilijk
is om zich te kunnen ontwikkelen op een manier en niveau dat bij hen past. Dsh-leerlingen
in het regulier onderwijs ervaren met name knelpunten om goed deel te kunnen nemen
aan lessen en op sociaal vlak. Leerlingen in het speciaal onderwijs ervaren meer diverse
knelpunten. Ik ben met het College eens dat de positie van dsh-leerlingen binnen het
funderend onderwijs moet verbeteren. Want elke leerling heeft het recht om zich te
ontwikkelen.
Ik geef hieronder per aanbeveling een reactie, waarbij ik beschrijf hoe ik de benodigde
verbeteringen wil doorvoeren.
Aanbeveling 1: Bescherming van de rechten van dove en slechthorende leerlingen
Het College doet de aanbeveling dat de overheid, beter dan nu het geval is, waarborgt
dat de huidige discriminatie van dsh-leerlingen wordt aangepakt. Ook is het belangrijk
het bewustzijn bij ouders en leerlingen te vergroten dat discriminatie op grond van
een handicap verboden is en dat hier juridische stappen tegen te ondernemen zijn.
Reactie op de aanbeveling
Ik onderschrijf de oproep van het College om discriminatie van dsh-leerlingen aan
te pakken. Ik zou dit graag breder trekken dan alleen de dsh-leerlingen. Geen enkele
leerling mag namelijk op basis van een handicap gediscrimineerd worden. In dit kader
is een aantal belangrijke ontwikkelingen te melden. Zo zijn met ingang van 17 februari
2023 «handicap» en «seksuele gerichtheid», nieuw toegevoegd aan de non-discriminatiegronden
in artikel 1 van de Grondwet. Dit maakt het makkelijker om de discriminatie, wanneer
deze plaatsvindt, aan te pakken. Bovendien werkt het kabinet conform het Coalitieakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) aan de uitwerking van inclusief onderwijs. Over inclusief onderwijs heb ik uw Kamer
recent geïnformeerd en heb ik u de contouren van een werkagenda toegestuurd1. Daarbij is het uitgangspunt dat kinderen en jongeren met en zonder beperking zoveel
mogelijk samen naar school gaan en onderwijs volgen. Dit zal daarmee duidelijk bijdragen
aan de onderlinge acceptatie onder jongeren en daarmee breder binnen de samenleving.
De verdere ontwikkeling van inclusief onderwijs draagt bij aan de uitvoering van het
VN-verdrag Handicap en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna:
Kinderrechtenverdrag). Uit artikel 24 van het VN-verdrag Handicap volgt onder andere
dat discriminatie op grond van handicap in alle facetten van het onderwijs verboden
is. Tevens moeten op het individu toegespitste aanpassingen worden gedaan als de jongere
dat nodig heeft. Reguliere scholen hebben zorgplicht. Dat betekent dat zij de leerling
onderwijs moeten bieden die bij hem of haar past en dat de leerling extra hulp moet
krijgen als dat nodig is. Als een school niet in staat is de juiste ondersteuning
te bieden moeten zij een passende plek op een andere school zoeken. De scholen en
ambulante diensten voor dove, slechthorende leerlingen en/of leerlingen met een taal-spraakontwikkelingsstoornis
(hierna: cluster 2) hebben een ondersteuningsplicht. Zij zijn verantwoordelijk voor
het leveren van expertise aan cluster 2 leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben
dan het regulier onderwijs kan bieden.
Scholen hebben bovendien een onderzoeksplicht, wat inhoudt dat zij niet zonder meer
leerlingen mogen weigeren, maar moeten onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om
doeltreffende aanpassingen te verrichten. Een mogelijke aanpassing kan bijvoorbeeld
de inzet van een tolk zijn. Reguliere scholen zijn soms terughoudend in het plaatsen
van een dsh-leerling die behoefte heeft aan een tolk. Deze scholen zijn vaak beducht
voor de impact van de tolk op de groepsdynamiek. Na gewenning blijkt de inzet van
een tolk op school vaak geen probleem meer te zijn. Ik moedig scholen dan ook aan
open te staan voor de inzet van een tolk in de schoolsituatie.
Ook moeten scholen beschrijven welke voorzieningen zijn getroffen voor leerlingen
die extra ondersteuning behoeven en hierover in gesprek gaan met ouders en leerlingen.
Scholen hebben de plicht ouders te informeren over de rechten en plichten en waar
ze terecht kunnen als ze het niet eens zijn met een beslissing van de school of een
klacht hebben over de school. Mochten de leerling en diens ouders er ondanks alles
niet goed uitkomen met de school dan kunnen zij een onderwijsconsulent inschakelen
of hun geschil voorleggen aan de landelijke Geschillencommissie Passend Onderwijs
(GPO).
Ik onderschrijf de oproep van het College dat het ook van belang is het bewustzijn
van leerlingen en ouders op dit vlak te vergroten. Het is belangrijk dat ouders en
leerlingen op de hoogte zijn van hun rechten, de plichten van de school en het aanbod
in hun regio. Om de positie van leerlingen en ouders in het onderwijs te versterken
zal ik de Tweede Kamer nog dit jaar een wetsvoorstel aan bieden waarin wordt geregeld
dat leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte het recht krijgen om hun mening
te geven in het ontwikkelingsperspectief. Verder krijgen samenwerkingsverbanden passend
onderwijs voor het primair en voortgezet onderwijs de taak een ouder- en jeugdsteunpunt
in stand te houden dat, uitsluitend in het belang van ouders en leerlingen, informeert
over en ondersteunt bij passend onderwijs. Deze maatregelen dragen verder bij aan
de uitvoering van Het VN-verdrag Handicap en het Kinderrechtenverdrag. Op de website
van de rijksoverheid kunnen ouders meer informatie vinden over Passend onderwijs2. Er is door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bovendien een brochure3 uitgegeven om ouders en leerlingen wegwijs te maken in passend onderwijs. Hierin
wordt uitleg gegeven over passend onderwijs, de rechten en plichten van ouders, leerlingen
en scholen en is meer informatie te vinden over de onafhankelijke ouder- en jeugdsteunpunten
van de samenwerkingsverbanden waar ouders terecht kunnen met vragen.
Daarnaast zet het Ministerie van VWS, in de vervolgaanpak van Onbeperkt Meedoen, specifiek
in op het vergroten van bewustwording in de samenleving. Door onder andere haar communicatiestrategie
te richten op de verantwoordelijkheid van iedereen om bij te dragen aan een toegankelijke
en inclusieve samenleving. Bij het ontwikkelen van bestaande en nieuwe communicatie-uitingen
worden ervaringsdeskundigen en vertegenwoordigers van mensen met een beperking nauw
betrokken, waaronder ook jongeren.
Aanbeveling 2: Verbetering van het regulier onderwijs voor dsh-leerlingen
Het College doet de aanbeveling om het onderwijs te stimuleren door werk te maken
van inclusief onderwijs. Dit kan bijvoorbeeld met een landelijke voorlichtingscampagne.
Daarnaast kunnen handvatten worden geboden aan onderwijsprofessionals in het onderwijs,
gebruikmakend van en voortbordurend op voorlichtingsmateriaal en informatiepakketten
die al zijn ontwikkeld.
Reactie op de aanbeveling
Zoals hierboven beschreven werkt dit kabinet toe naar inclusief onderwijs. Ik moedig
scholen aan om ook nu alvast aan de slag te gaan. Bijvoorbeeld via de experimentregeling
rondom samenwerking tussen regulier en speciaal onderwijs, welke ik recent met twee
jaar heb verlengd. In de route naar inclusief onderwijs is vastgelegd dat er elke
3 jaar een ijkmoment is waarbij ik met de betrokken partijen bepaal welke vorderingen
er gemaakt zijn en in welke mate we dichter bij inclusief onderwijs komen. Hierbij
zullen we specifiek aandacht hebben voor het perspectief van de jongeren en ouders.
Ook in het kader van de Samen naar Schoolklassen wordt gewerkt aan het samen naar
school gaan van leerlingen met en zonder beperking. In opdracht van OCW is onder andere
in samenwerking met de Nederlandse Stichting het Gehandicapte Kind, een handreiking
ontwikkeld4 die gaat helpen om dit soort initiatieven op meer plekken in het land vorm te kunnen
geven. Er is in dit kader ook een interactieve website ontwikkeld5. Nieuwe initiatieven kunnen inhoudelijk ondersteund worden door onder andere de Stichting
het Gehandicapte Kind.
De cluster 2 instellingen Auris, Kentalis, VierTaal en Vitus Zuid, die samenwerken
in Siméa, hebben een belangrijke taak in het verbeteren van het regulier onderwijs
voor dsh-leerlingen. Reguliere scholen kunnen een beroep doen op deze instellingen
voor ondersteuning bij het bieden van onderwijs aan dsh-leerlingen. Deze ondersteuning
is gericht op het overdragen van kennis en expertise zodat deze duurzaam geïntegreerd
worden in het reguliere schoolsysteem. De genoemde instellingen bieden tevens cursussen
en ervaringscircuits en geven laagdrempelig consultatie en advies voor vragen van
reguliere scholen en mbo-instellingen.
Binnen het Siméa Expertise Netwerk dsh verzamelen en borgen professionals samen met
onderzoekers effectief gebleken interventies voor de dsh-doelgroep. In de expertgroep
Sprong Vooruit6 worden leerlijnen en leermiddelen voor dove en slechthorende leerlingen in het (speciaal)
basisonderwijs en het voortgezet (speciaal) onderwijs ontwikkeld. Binnen het Zon-MW
programma Deelkracht7 werken professionals, onderzoekers, ouders en ervaringsdeskundigen samen met zorginstellingen.
Hierbij worden o.a. voorlichtingsproducten8 ontwikkeld.
Er is dus al veel kennis, kunde en materiaal beschikbaar vanuit cluster 2 welke ingezet
wordt in het verbeteren van het regulier onderwijs voor dsh-leerlingen. Ik vind het
belangrijk dat de ontwikkelde producten en beschikbare informatie en expertise breed
verspreid worden in het onderwijsveld. Ik moedig de scholen dan ook van harte aan
om hier gebruik van te maken en daarnaast vast aan de slag te gaan met de concrete
oplossingen die vanuit de dsh-leerlingen en hun ouders zelf zijn aangedragen in dit
rapport. Ik blijf tenslotte graag in gesprek met het College over hoe landelijke voorlichtingscampagnes
kunnen bijdragen aan het verder toewerken naar inclusief onderwijs.
Aanbeveling 3: Opleiden van deskundige professionals
Het College doet de aanbeveling er voor te zorgen dat er voldoende deskundige professionals
zijn voor dsh-leerlingen. Denk aan ambulant begeleiders, tolken in de Nederlandse
Gebarentaal (hierna: NGT) en tolken Nederlands met ondersteunende gebaren (hierna:
NmG) die bij voorkeur ook opgeleid zijn om in het onderwijs te werken. Ook NGT- en
NmG-vaardige docenten en – klassenassistenten zijn gewenst. Daarnaast heeft het meerwaarde
voor dsh-leerlingen als er (ook) dove en slechthorende docenten en klassenassistenten
zijn. Gesprekken met relevante partijen zoals onderwijsinstituten, beroepsgroepen
en belangenorganisaties kunnen inzicht geven in wat mogelijk is.
Reactie op de aanbeveling
Met het onderwijsakkoord «Samen voor het beste onderwijs»9 en het daarop volgende Werkplan hebben vak- en beroepsorganisaties, de raden voor
po, vo en mbo, de lerarenopleidingen en OCW de handen ineengeslagen. Samen zetten
we in op goed onderwijs voor alle leerlingen door te zorgen voor goede leraren, schoolleiders
en onderwijsondersteuners. Inzet is dat elk kind en elke jongere een goed opgeleide
leraar heeft. Dat willen we bereiken door versterking van de samenwerking tussen scholen,
leraren en lerarenopleidingen, zowel landelijk als in de regio. De acties die zijn
afgesproken hebben als doel leraren toe te rusten voor passend en inclusief onderwijs
voor alle leerlingen en studenten in po, vo en mbo. Zo start bijvoorbeeld het traject
van herijking van de bekwaamheidseisen voor leraren door de vak- en beroepsorganisaties.
Dit traject wordt vormgegeven met vertegenwoordigers van de beroepsgroep onderwijspersoneel.
Ik verwacht medio 2023 een advies over het te volgen proces waarna het traject van
herijking kan starten. Bij de herijking zullen naast de lerarenorganisaties ook de
werkgevers, lerarenopleiders/opleidingen en vertegenwoordigers van ouders en leerlingen
betrokken worden.
Verder komt er een landelijke infrastructuur waarin lerarenopleidingen, leraren en
scholen nieuwe wensen voor de inhoud van het leraarschap afstemmen en bespreken waar
onderdelen het beste een plek kunnen krijgen, in de opleiding of in de fase van beroepsuitoefening.
In de te vormen onderwijsregio’s10 (de zogenaamde RATO’s) kan verdere afstemming plaatsvinden via de partnerschappen
Samen Opleiden en Professionaliseren. Hierdoor ontstaan in de regio sterke verbanden
waarin afstemming plaatsvindt over de inhoud van elke fase van beroepsontwikkeling.
Binnen passend en inclusief onderwijs kan de school een beroep doen op professionals
met diverse expertises om samen tegemoet te kunnen komen aan de ontwikkelingsmogelijkheden
van alle leerlingen. Waar het gaat om het ontwikkelen, borgen en toegankelijk maken
van expertise voor het onderwijs aan en de begeleiding van dsh-leerlingen spelen de
instellingen van Siméa een belangrijke rol. Deze instellingen hebben een wettelijke
ondersteuningsplicht voor leerlingen met cluster 2 problematiek in het regulier onderwijs.
Ik ben met hen in gesprek over de invulling en verbetering van de ondersteuning en
het verder inrichten van de expertisefunctie, ook met het oog op de beweging richting
inclusief onderwijs. Daarnaast wil ik het vanaf komend schooljaar voor cluster 2 leerlingen
die in een symbiosevoorziening regulier onderwijs volgen ook mogelijk maken een NGT
tolk aan te vragen. Dat is op dit moment nog niet mogelijk en dat kan belemmerend
werken.
Aanbeveling 4: De overstap van dsh-leerlingen uit speciaal onderwijs makkelijker maken
Het College geeft aan het waardevol te vinden om te onderzoeken of en hoe de overstap
van het (voortgezet) speciaal onderwijs naar een omgeving met overwegend horenden
(regulier (vervolg) onderwijs, of de arbeidsmarkt) makkelijker gemaakt kan worden.
Dit zou verkend kunnen worden door onderzoek te doen onder voormalige leerlingen van
het speciaal onderwijs naar hoe zij terugkijken op die overstap, of met een langlopende
studie waarin leerlingen worden gevolgd die uitstromen uit speciaal onderwijs.
Reactie op de aanbeveling
Binnen inclusief onderwijs wordt verdere samenwerking tussen het speciaal en regulier
onderwijs bevorderd. Zowel binnen passend als binnen inclusief onderwijs wordt expertise
vanuit het gespecialiseerd onderwijs ingezet in het regulier onderwijs. Dit draagt
bij aan een soepele overstap van gespecialiseerd naar regulier onderwijs. Ik vind
het van belang dat bij het ontwikkelen van onderzoek naar de samenwerking tussen regulier
en speciaal onderwijs ook de doelgroep van de dsh-leerlingen meegenomen wordt.
Er zijn op dit gebied ook binnen cluster 2 al ontwikkelingen gaande op dit vlak. Op
verschillende plaatsen in Nederland, bijvoorbeeld op het Kentalis Compas College in
Zaltbommel en op basisschool de Bolster in Sint-Michielsgestel, werkt Kentalis nauw
samen met reguliere scholen. Kinderen gaan bijvoorbeeld naar een school-in-school
of een mediumsetting. Een mediumsetting heeft als voordeel dat er meerdere dsh-leerlingen
zijn waardoor de dsh-leerling niet alleen is. Kentalis verricht ook onderzoek in dit
kader. Er zijn voornemens om een initiatief te starten waarbij een reguliere school
in samenwerking met een cluster 2 instelling tweetalig onderwijs (onderwijs in het
Nederlands én in de Nederlandse Gebarentaal) integreert in het onderwijs. Ook aan
dit initiatief wordt een onderzoekstraject gekoppeld. Ik ben zeer benieuwd naar de
uitkomst van deze onderzoeken en ga hierover graag verder in gesprek.
Aanbeveling 5: Verbetering van kansen voor sociale ontwikkeling voor dsh-leerlingen
op school
Het College benadrukt het van belang te vinden dat scholen er binnen inclusief onderwijs
niet alleen voor zorgen dat een dsh-leerling zich cognitief kan ontwikkelen maar dat
ze er ook voor zorgen dat een leerling zich sociaal kan ontplooien. Het College geeft
aan dat hier nog weinig over bekend is en doet de aanbeveling om te onderzoeken welke
interventies en programma’s bijdragen aan het verbeteren van sociaal contact voor
dsh-leerlingen.
Reactie op de aanbeveling
Ik onderschrijf dat naast de cognitieve ook de sociale en emotionele ontwikkeling
van elke leerling van belang is. Binnen passend en inclusief onderwijs ligt de nadruk
dan ook op de brede ontwikkeling. Dit betekent dat naast de cognitieve ontwikkeling
ook de sociale, emotionele, praktische en creatieve ontwikkeling van alle leerlingen
centraal staat. Ook binnen het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is aandacht voor
de sociaal emotionele ontwikkeling van alle leerlingen. Passend en inclusief onderwijs
dragen bij aan aandacht voor de sociale ontwikkeling van alle leerlingen en dus ook
van de dsh-leerling.
Ik onderschrijf ook het belang van gericht wetenschappelijk onderzoek. Dit maakt het
voor professionals mogelijk evidence informed te werken waarbij gebruik gemaakt kan
worden van effectief gebleken interventies en standaarden die bij voorkeur wetenschappelijk
onderbouwd zijn. Er zal in het volgende schooljaar een effectmeting gedaan worden
naar een aantal kansrijke interventies die ingezet worden in het kader van het NPO.
Hiertoe behoren ook een aantal interventies die zich (mede) richten op de sociaal
emotionele ontwikkeling. Het is van belang dat bij het ontwikkelen van en onderzoek
naar interventies en programma’s die bijdragen aan het verbeteren van sociaal contact
ook de verschillende doelgroepen van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften
waaronder de doelgroep van de dsh-leerling meegenomen worden. Hierbij kan aangesloten
worden bij lopende onderzoeken van Siméa zoals het langlopend onderzoek11 dat wordt gestart binnen het programma Deelkracht. Middels dit onderzoek wordt de
ontwikkeling van dsh-kinderen en -jongeren van 0 tot 20 jaar in kaart gebracht. Dit
onderzoek geeft inzicht in de factoren die een rol spelen in de ontwikkeling van deze
doelgroep en maakt gerichtere ondersteuning mogelijk.
Tot slot
Ik waardeer dat het College empirische kennis verzameld heeft waarbij de participatie
van deze doelgroep zelf, naast hun ouders en betrokken experts en professionals, centraal
staat. Dit maakt het rapport een waardevol document om uit te putten voor de verbeteraanpak
passend onderwijs en de route naar inclusief onderwijs. Alle kinderen en jongeren
hebben recht op onderwijs, als essentiële stap naar volwaardige en gelijkwaardige
deelname aan de samenleving.
Zoals ik beschreven heb in deze brief worden er op verschillende terreinen stappen
gezet die bijdragen aan de uitvoering van het VN-verdrag Handicap en het Kinderrechtenverdrag
en aan het realiseren van passend en inclusief onderwijs voor leerlingen met én zonder
onderwijsbehoeften. De cluster 2 instellingen en het regulier onderwijs werken samen
aan de begeleiding van dsh-leerlingen zodat deze leerlingen volwaardig mee kunnen
doen in de samenleving. Er lopen meerdere initiatieven en onderzoeken op dit onderwerp.
Ik heb er dan ook vertrouwen in dat door deze ontwikkelingen de positie van dove en
slechthorende leerlingen in het regulier en speciaal onderwijs zal verbeteren, zodat
ook zij zich kunnen ontwikkelen op een manier en niveau dat bij hen past want ieder
kind verdient de kans om zich maximaal te ontwikkelen.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs