Brief regering : Rapport Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater tot 2030 - knelpunten en oplossingsrichtingen
27 625 Waterbeleid
Nr. 622
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2023
Met deze brief ontvangt uw Kamer het onderzoek aan dat recent is uitgevoerd door het
RIVM over de waterbeschikbaarheid voor de drinkwatervoorziening tot 2030. De studie
onderschrijft de signalen van de drinkwaterbedrijven1 dat op korte termijn additionele inzet van bronnen nodig is.
Om te kunnen voldoen aan de vraag naar drinkwater zijn drinkwaterbedrijven op zoek
naar mogelijkheden om de bestaande bronnen volledig in te zetten, en om te zoeken
naar nieuwe bronnen voor drinkwater2.
Ook wordt, zoals toegezegd in de brief van 13 december 20223, in deze brief ingegaan op de motie van het lid Van der Plas4 die het kabinet verzoekt om te onderzoeken of, en zo ja hoe, het filteren van zeewater
tot drinkwater in tijden van droogte mogelijk is en de motie van het lid Minhas5 die de regering verzoekt te onderzoeken in welke mate ontzilting van zout water een
rol kan spelen bij het op peil houden van de drinkwatervoorziening.
Met de Beleidsnota Drinkwater 2021 (Kamerstuk 27 625, nr. 530) heeft het Rijk de voorkeur voor het gebruik van zoet grondwater als preferente bron
voor drinkwater losgelaten.
Het is daarmee aan de drinkwaterbedrijven om na te gaan met welke bronnen en technieken
zij, gegeven de lokale omstandigheden kunnen voorzien in de drinkwatervraag.
De RIVM-studie geeft inzicht in de beschikbaarheid van bronnen voor de vraag naar
drinkwater nu en in de toekomst. Om aan de vraag te kunnen blijven voldoen, zal ca. 102 miljoen
m3 extra winningscapaciteit gerealiseerd moeten zijn in 2030. In sommige provincies
staan de winningen nu al zo onder druk, dat drinkwaterbedrijven weinig ruimte hebben
om in te spelen op een piekvraag in perioden van droogte. Ook moeten soms (bedrijfs)aansluitingen
geweigerd worden.
Aanbevelingen RIVM Waterbeschikbaarheid korte termijn
Het RIVM beveelt de partijen die vanuit de Beleidsnota Drinkwater samenwerken (het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de VNG, het IPO, de drinkwaterbedrijven
en Vewin) aan om gezamenlijk na te denken over het verkrijgen van meer inzetbare bronnen
voor de bereiding van drinkwater voor de korte en middellange termijn, om hiermee
knelpunten in de waterbeschikbaarheid te verminderen. Om op korte termijn de extra
winningscapaciteit te realiseren wordt een Actieplan Leveringszekerheid drinkwater
opgesteld door de Vewin en IPO, samen met het Ministerie van IenW, om de waterbeschikbaarheid
voor de levering van drinkwater in de periode tussen 2023 tot 2030 te waarborgen.
De noodzaak tot uitbreiding en de wijze waarop deze het beste kan worden gerealiseerd
zal van drinkwaterbedrijf tot drinkwaterbedrijf verschillen. Hoewel zal worden geprobeerd
dit zo goed mogelijk in te passen, is het niet uitgesloten dat, om op de korte termijn
de drinkwatervoorziening zeker te stellen, er maatregelen genomen moeten worden die
niet bijdragen aan de ambitie om de robuustheid van het (grond)watersysteem te vergroten.
Zoals vermeld in de kamerbrief Water en Bodem sturend6 zal het drinkwaterbelang daar waar nodig en onder strikte voorwaarden prioriteit
moeten krijgen.
De opzet voor het Actieplan Leveringszekerheid zal besproken worden met de betrokken
partijen in het Bestuurlijk Overleg Water. De Kamer zal geïnformeerd worden over de
voortgang in aanloop naar het WGO Water in het najaar 2023.
Onzekerheden waterbesparing
Naast het zoeken naar mogelijkheden om de bestaande bronnen volledig in te zetten
en het zoeken naar nieuwe bronnen wordt ook ingezet op waterbesparing. Dat is in lijn
met het gedachtegoed van Water en Bodem sturend, waarin de ambitie is neergelegd voor
alle gebruikers om hun gebruik van (drink)water met 20% te reduceren. Omdat nog onbekend
is hoe snel deze ambitie in de praktijk leidt tot een reductie van de drinkwatervraag,
wordt voor de berekening van de benodigde leveringscapaciteit uitgegaan van het huidige
drinkwatergebruik.
Opvolging andere aanbevelingen RIVM
De overige aanbevelingen die het RIVM doet, op het gebied van de waterbeschikbaarheidsdialoog,
de KRW-doelstellingen, het lozen van reststromen, en de inzet van alternatieve bronnen
zijn in lijn met activiteiten die al worden uitgevoerd in bijvoorbeeld de Waterbeschikbaarheidsdialoog
onder het Deltaprogramma Zoet Water en de Implementatie- en Uitvoeringsagenda behorende
bij de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 (Kamerstuk 27 625, nr. 530).
Drinkwaterwinningen worden ook beschermd door deze op te nemen in het Nationaal Waterprogramma.
Bij de voorbereiding voor het volgende Nationaal Waterprogramma zal rekening gehouden
worden met beoogde nieuwe winningen.
Onderzoeken naar inzet onconventionele bronnen
Een aanbeveling die het RIVM doet is om de inzet van alternatieve bronnen te onderzoeken.
Dit is in lijn met het werk dat voor de Beleidsnota Drinkwater wordt uitgevoerd.
Via de eerder aangehaalde moties van de leden Van der Plas en Minhas heeft de Kamer
aangegeven nader geïnformeerd te willen worden over de inzet van technieken om met
behulp van ontzilting drinkwater te produceren.
Voorbeelden in binnen- en buitenland laten zien dat het technisch mogelijk is om met
behulp van een ontziltingsinstallatie in de drinkwatervraag te voorzien.
De afgelopen jaren heeft het Ministerie van IenW een aantal onderzoeken uitgevoerd
om de randvoorwaarden voor de inzet van onconventionele bronnen voor de drinkwatervoorziening
te verkennen, en in beeld te brengen wat daarvoor nodig is. Zo worden in het RIVM-onderzoek
Onconventionele bronnen voor de Nederlandse drinkwatervoorziening7 de aandachtspunten benoemd die overwogen moeten worden voor de inzet van een onconventionele
bron.
Drinkwaterbronnen moeten beschermd worden tegen bedreigingen. Daarom is ook onderzoek8 gedaan naar de mogelijkheden om een juridisch beschermingsregime voor diverse onconventionele
bronnen te realiseren. Daarin is ook het gebruik van brak grondwater en zeewater onderzocht.
Omdat brak grondwater en zeewater ook tot de KRW-grondwater- en oppervlaktewaterlichamen
behoren, betekent dit dat het instrumentarium zoals dat in het Besluit kwaliteit leefomgeving
is ontwikkeld, ook passend is voor deze bronnen. Waterlichamen waar drinkwater uit
gewonnen wordt, worden aangewezen in het Nationaal Waterprogramma.
Toepassing van ontzilting
De toepassing van ontziltingstechnieken is staande praktijk op Caribisch Nederland.
Dit omdat er op de eilanden geen zoete oppervlaktewateren of grondwaterlichamen zijn
die aangewend kunnen worden om in de drinkwaterbehoefte te voorzien. De energieprijs
heeft hierdoor een grote invloed op het drinkwatertarief in Caribisch Nederland.9 Ook Texel is tussen 1973 en 1987 met behulp van ontzilting voorzien van drinkwater.10
Om diverse redenen wordt de toepassing van ontzilting verkend door drinkwaterbedrijven
in Europees Nederland. Op dit moment wordt zowel in Zuid-Holland als in Noord-Brabant
de inzet van ontzilting ten behoeve van de drinkwatervoorziening onderzocht. Gezien
de daarvoor benodigde planvorming, investeringen en infrastructuur wordt niet verwacht
dat dit voor 2030 bij zal dragen in het aanbod van drinkwater.
Beschikbaarheid van energie voor ontzilting
Het toepassen van ontzilting voor de productie van drinkwater is technisch goed uitvoerbaar.
Wel gaat dit gepaard met een fors grotere energievraag ten opzichte van het gebruik
van zoet water als bron. Voor conventionele bronnen is de energievraag 0,1–0,2 kWh/m3 voor het zuiveringsproces. Voor het produceren van drinkwater uit zeewater moet rekening
gehouden worden met een energiebehoefte voor de zuivering van ongeveer 4 kWh/m3.
De beschikbaarheid van voldoende energie is randvoorwaardelijk voor het realiseren
van een ontziltingsinstallatie. Bijkomend dilemma is dat voor een optimaal functionerende
drinkwaterzuivering het wenselijk is om zo constant mogelijk drinkwater te produceren.
Dit betekent een continue extra vraag aan elektriciteit van het elektriciteitsnet.
Op dit moment is het net echter op veel plekken vol. Op die plekken is het niet mogelijk
om een nieuwe elektriciteitsaansluiting aan te vragen of de bestaande aansluiting
te vergroten. Deze congestieproblematiek kan een obstakel vormen voor de inzet van
ontzilting.
De Minister voor Klimaat en Energie heeft op 21 december 2022 de Kamer geïnformeerd
over het Landelijk Actieprogramma Netcongestie11, hieraan staan de acties beschreven die op de korte termijn worden uitgevoerd om
de problemen op het elektriciteitsnet te verminderen.
Concluderend
Bestuursorganen hebben op grond van de Drinkwaterwet de plicht om zorg te dragen voor
de duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening. Om op korte termijn de door
het RIVM in beeld gebrachte opgave van ongeveer 102 miljoen m3 extra winningscapaciteit te realiseren wordt een Actieplan Leveringszekerheid drinkwater
opgesteld door de Vewin en IPO samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
om de waterbeschikbaarheid voor de levering van drinkwater in de periode tussen 2023
tot 2030 te waarborgen.
Toepassing van ontzilting om te voorzien in de drinkwatervraag is technisch gezien
mogelijk. Het is aan de drinkwaterbedrijven om na te gaan of zij op met behulp van
deze techniek in een deel van de drinkwatervraag willen gaan voorzien. Gezien de benodigde
planvorming, investeringen en infrastructuur en de beperkte ruimte op het energienet
zal ontzilting niet op de korte termijn een significante bijdrage kunnen leveren in
het voldoen in de structurele drinkwatervraag.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.