Brief regering : Kennisinfrastructuur en passende zorg Wlz
34 104 Langdurige zorg
Nr. 374 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2023
Bij meerdere gelegenheden heb ik aangegeven een visie op (de versterking van) de kennisinfrastructuur1 en passende zorg in de langdurige zorg te zullen ontwikkelen en aan u te doen toekomen2. Ik heb aangegeven mij daarbij onder andere te baseren op een advies van Zorginstituut,
                  dat ik u op 12 juli 2022 reeds toestuurde (Kamerstuk 34 104, nr. 361). Met deze brief kom ik genoemde toezeggingen na en geef ik een beleidsreactie op
                  het advies van Zorginstituut. In deze brief ga ik achtereenvolgens in op:
               
– de visie op de verdere ontwikkeling van de kennisinfrastructuur in de langdurige zorg;
– het beleid om deze visie te realiseren, mede op basis van het advies van het Zorginstituut;
– de vormgeving van passende zorg in de langdurige zorg.
Ten behoeve van het opstellen van deze brief heb ik met vele partijen contact gehad,
                  zowel de kennispartijen als de cliëntenorganisaties, beroepsorganisaties, brancheorganisaties
                  en overige partijen. Het gaat daarbij om: de Patiënten- federatie Nederland, Alzheimer
                  Nederland, MCZ, Verenso, V&VN, de NVAVG, de BPSW, NVO, NIP, ActiZ, ZorgthuisNL, de
                  Nederlandse GGZ, VGN, Trimbos, Phrenos, Stichting Topcare, Vilans, ZonMw, CCE, Korsakov
                  Kenniscentrum, SKILZ, Zorginstituut, NZa, De Gezant Passende Zorg, Zorgverzekeraars
                  Nederland, de IGJ, Valente, Nivel en de Academische Werkplaatsen in zowel de ouderen-
                  als de gehandicaptenzorg. Genoemde partijen gaven aan de noodzaak van verdere ontwikkeling
                  van de kennisinfrastructuur te delen en waar mogelijk daarin een rol te willen vervullen.
               
Naast met deze partijen ben ik ook in contact met organisaties die zich richten op
                  een specifieke cliëntgroep in de langdurige zorg, zoals de Parkinsonalliantie.
               
1 Visie en doelstellingen kennisinfrastructuur
               
Kwetsbare ouderen en mensen met een beperking die zijn aangewezen op Wlz verpleeg-,
                  GGZ- of gehandicaptenzorg, hebben zorgverleners3 nodig die goed weten wat zij moeten doen om hen te helpen. Naast door tijd en aandacht
                  wordt de kwaliteit van hun leven voor een belangrijk deel bepaald door de kennis van
                  zorgverleners die cliënten ondersteunen. Daarom vind ik dat zorgverleners moeten beschikken
                  over de kennis, de competenties en de ervaring om te herkennen wat een cliënt nodig
                  heeft. Dit om samen met de cliënt (en/of naasten) te verkennen en te herkennen waaraan
                  de cliënt behoefte heeft om zo zelfstandig mogelijk een goede kwaliteit van leven
                  te ervaren. Zorgverleners, cliënten en/of naasten kunnen op basis van kennis en voorkeuren
                  dan samen besluiten over de invulling van de zorgbehoefte van de cliënt. Kennis is
                  dan ook een voorname randvoorwaarde voor passende zorg in de langdurige zorg. Nieuwe
                  kennis moet bovendien anticiperen op kennisvragen die actueel zijn en toekomstige
                  uitdagingen helpen het hoofd te bieden. De kennisinfrastructuur dient om de benodigde
                  kennis te ontwikkelen, te verspreiden en te evalueren.
               
Deze brief bouwt voort op activiteiten die reeds eerder zijn ondernomen om de kennisinfrastructuur
                  in de langdurige zorg te versterken. Deze noemt Zorginstituut ook in zijn advies.
                  Zorgverleners merken dat hun kennisvragen makkelijker geadresseerd worden en vooral
                  gemakkelijker en beter beantwoord kunnen worden. Vilans, ZonMw en de Academische Werkplaatsen
                  spelen daarbij een voorname rol. Vervolgstappen zijn het aanbrengen van focus in de
                  kennisontwikkeling gericht op de toekomst van de langdurige zorg, het verbeteren van
                  de samenwerking in de kennisinfrastructuur en grotere aandacht voor implementatie
                  van kennis. Voor de komende periode heb ik daarom de volgende doelstellingen.
               
Mijn eerste doelstelling is om met een sterkere kennisinfrastructuur de vakbekwaamheid en het professioneel
                  handelen van de zorgverleners in de langdurige zorg permanent te versterken. Zorgverleners
                  moeten gemakkelijk antwoord kunnen krijgen op hun kennisvragen. Waar nog geen antwoord
                  is, moet onderzoek dat antwoord gaan geven. Dit is geen eenmalige exercitie, maar
                  een proces dat vraagt om een permanente cyclus van vragen stellen, kennis ontwikkelen,
                  die verspreiden en toepassen, daarvan leren en vervolgens evalueren. Met deze cyclus
                  wordt het bieden van passende zorg (zie hierna) ook in de Wlz een natuurlijk proces
                  dat leidt tot zorg van betere kwaliteit en grotere doelmatigheid. Bovendien versterkt
                  kennis de positie van zorgverleners in zorgorganisaties. Het is van belang dat zorgverleners
                  zich gesteund voelen door wetenschappelijke kennis zodat zij binnen hun organisatie
                  met gezag kunnen aangeven wat nodig is om goede kwaliteit van zorg te kunnen leveren.
                  De vertaling van kennis naar passende zorg helpt hierbij. Een punt van nadere ontwikkeling
                  is hoe de beschikbare kennis ook bruikbaar gemaakt kan worden voor cliënten en naasten.
               
Mijn tweede doelstelling is dat de te ontwikkelen en implementeren kennis een bijdrage levert aan de toekomstbestendigheid
                  van de langdurige zorg. In o.a. de brieven over het programma «Wonen, Ondersteuning
                  en Zorg voor Ouderen»4  heb ik erop gewezen dat de zorg voor de opgave staat om de groeiende vraag naar
                  zorg op te vangen zonder dat het aantal zorgverleners evenredig meegroeit. Ook neemt
                  het aantal informele zorgverleners de komende jaren af, waardoor we realistisch moeten
                  zijn in wat we van mantelzorgers mogen verwachten. Tegelijkertijd en samenhangend
                  met het voorgaande moeten we oog hebben voor de werkdruk waarmee de zorgverleners
                  te maken hebben. Werken in de zorg moet aantrekkelijk zijn, zorgverleners moeten het
                  gevoel hebben dat ze kunnen doen wat hen drijft: waarde toevoegen aan het leven van
                  mensen die aangewezen zijn op professionele zorg en ondersteuning. De ontwikkeling
                  van kennis moet daaraan bijdragen. Een voorbeeld is (het ontwikkelen van) kennis over
                  het verbeteren van de samenwerking tussen mantelzorg/ naasten en formele zorg of de
                  inzet van technologie.
               
Uit de kennisagenda ouderenzorg
Thema voor kennisontwikkeling:
Mantelzorg voor hulpbehoevende ouderen
Mantelzorg wordt doorgaans geboden door de partner en/of volwassen kinderen. Mantelzorg
                     beperkt zich niet tot de thuissituatie, maar kan ook in een intramurale zorgsetting
                     worden gestart of voortgezet.
                  
Te onderzoeken:
Hoe kunnen we mantelzorgers het beste faciliteren in de verlening van zorg, in de
                        combinatie met werk, vrijwilligerswerk en in de samenwerking met andere mantelzorgers
                        en zorgprofessionals? Welke praktische interventies (wonen, technologie) zijn daarvoor
                        nodig en/of ondersteunend en voor welke groepen?
                     
Wat is de effectiviteit van verschillende vormen van ondersteuning van mantelzorgers
                        (gericht op werk, respijtzorg, bevorderen van kennis en kunde en familiedynamiek)
                        op het ervaren van overbelasting. Dit onderzoek is tevens van belang om in beeld te
                        brengen hoe overbelasting het best kan worden voorkomen.
                     
De derde doelstelling betreft de ontwikkeling van passende zorg voor de Wlz. In het coalitieakkoord is
                  aangegeven dat passende zorg de norm is5. Dat betekent dat zorg bewezen effectief is, gericht is op de kwaliteit van leven,
                  samen met de cliënt (en/of naaste) tot stand komt en op de juiste plek en tijd geleverd
                  wordt. In hoofdstuk vier treft u een werkagenda aan om passende zorg in de langdurige
                  zorg te realiseren.
               
Deze brief heeft betrekking op de versterking van de kennisinfrastructuur en ontwikkeling
                  van passende zorg in de Wlz. Tegelijkertijd is op de inhoud de grens tussen de Wlz
                  en bijvoorbeeld de wijkverpleging niet scherp te trekken. In zijn advies wijst het
                  Zorginstituut erop dat samenwerking over de sectoren heen (ook voorbij de langdurige
                  zorg) voor alle partijen een aandachtspunt is, omdat problemen van mensen vaak op
                  meerdere domeinen spelen en hun zorgvragen over domeinen heen reiken. De opbrengsten
                  van de versterking van de kennisinfrastructuur zullen in het openbaar domein beschikbaar
                  komen en zijn daarom ook beschikbaar en bruikbaar voor de zorg buiten de Wlz.
               
2 Versterking kennisinfrastructuur in de langdurige zorg
               
De afgelopen periode is door partijen reeds gewerkt aan de versterking van de kennisinfrastructuur
                  in de langdurige zorg. Dit geeft het Zorginstituut ook in zijn advies aan en spreekt
                  daar terecht waardering voor uit. Ik sluit mij daar van harte bij aan. Hetgeen de
                  afgelopen jaren is gerealiseerd biedt een solide fundament om op voort te bouwen.
                  De nadruk lag vooral op de ouderen- en gehandicaptenzorg. Ook voor de GGZ in de Wlz
                  zijn de eerste stappen gezet en is nadere uitwerking noodzakelijk. Daarom wordt aan
                  de GGZ hierna apart aandacht besteed.
               
In zijn advies geeft het Zorginstituut voor de versterking van de kennisinfrastructuur
                  vijf deeladviezen, te weten:
               
1. stimuleer landelijke, regionale en lokale implementatie van kennis en betrek daarbij
                        cliënten, hun naasten, en vrijwilligers;
                     
2. versterk domeinoverstijgende samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en praktijk;
3. versterk bestaande initiatieven gericht op verbetering van registratiesystemen, ontsluiting
                        van zorgdata en de data-infrastructuur;
                     
4. regel de landelijke governance structureel goed in;
5. stimuleer passende langdurige zorg door te concentreren op zorg en ondersteuning die
                        bijdragen aan de kwaliteit van leven (cliënt), werken (professionals) en afscheid
                        nemen (cliënt, naasten, professional). Op passende zorg in de Wlz ga ik hierna apart
                        in.
                     
Ik herken mij in de adviezen van het Zorginstituut. Ik voeg daaraan de noodzaak om
                  bij de ontwikkeling van de kennis de focus te houden op de doelstellingen zoals ik
                  hiervoor heb geschetst toe. Hierna ga ik in op de deeladviezen van het Zorginstituut.
               
2.1 Stimuleer landelijke, regionale en lokale implementatie van kennis en betrek daarbij
                  cliënten, hun naasten, en vrijwilligers én domeinoverstijgende samenwerking
               
De implementatie van nieuwe kennis is wellicht een van de grootste opgaven bij het
                  verder inrichten van de kennisinfrastructuur. Immers, onderzoeksresultaten die leiden
                  tot nieuwe manieren om kwetsbare cliënten te ondersteunen zijn pas zinvol als de (informele)
                  zorgverleners deze kennen en toepassen. Daarom wijst het Zorginstituut in zijn advies
                  op het belang van implementatie van kennis.
               
Kernelementen die het Zorginstituut noemt om van «kennis» naar «doen» te komen zijn:
– het in kaart brengen van kennis en die op passende wijze ontsluiten voor de verschillende
                        gebruikers, zoals (informele) zorgverleners, hun cliënten en/of naasten. Onderwijsinstellingen,
                        onderzoeksinstellingen en maatschappelijke organisaties in de regio gezamenlijk laten
                        optrekken in het vinden van antwoorden op kennisvragen uit de praktijk en die snel
                        en effectief doorvoeren in de praktijk van alledag;
                     
– binnen zorgorganisaties moet voldoende tijd en ruimte worden geboden aan zorgverleners
                        om nieuwe kennis te vergaren en die «eigen» te maken. Wenselijk is een nieuwsgierige
                        basishouding van (informele) zorgverleners om nieuwe kennis te vergaren. Zorgverleners
                        hebben niet alleen ruimte nodig om zich nieuwe kennis eigen te maken, hun handelen
                        leidt ook tot nieuwe kennis. Hun vragen en inzichten moeten medebepalend zijn voor
                        de kennisagenda’s in de zorg. Zorgkantoren kunnen eveneens een belangrijke rol spelen
                        bij het gaan gebruiken van nieuwe kennis, door bij de contractering en inkoop daaraan
                        aandacht te geven.
                     
In het ontsluiten van kennis zijn eveneens reeds stappen gezet. Door Vilans worden
                  de kennisvragen van de zorgverleners in de langdurige zorg geïnventariseerd en beantwoord
                  op de kennispleinen. Het is belangrijk om de kennis zo aan te bieden dat zorgverleners
                  leren met de nieuwe kennis ook daadwerkelijk aan de slag te gaan. Een wetenschappelijk
                  artikel vraagt een vertaling in bijvoorbeeld een infographic. Vilans zoekt hierbij
                  naar de juiste wijze van presenteren en introduceren en werkt daarbij samen met diverse
                  partijen die kennis ontwikkelen, zoals beroepsverenigingen die richtlijnen en handreikingen
                  ontwikkelen.
               
Bereik Vilans
Tot en met november 2022 kenden de verschillende websites van Vilans 17,6 miljoen
                     bezoekers. Samen bekeken zij 44,6 miljoen pagina’s.
                  
Vilans ontwikkelt zich tot hét verzamel- en ontsluitingspunt van kennis voor de langdurige
                  zorg. Daartoe werkt Vilans samen met de andere partijen in de kennisinfrastructuur.
                  In de subsidievoorwaarden van onderzoek in de langdurige zorg dat VWS financiert,
                  is veelal opgenomen dat de resultaten van het onderzoek aan Vilans moet worden doorgegeven,
                  zodat alle beschikbare kennis op één plaats te vinden is. Wenselijk is dat partijen
                  en Vilans afspraken maken over de vorm en werkwijze van aanleveren daarvan.
               
Terecht wijst het Zorginstituut op de noodzaak van versterking van samenwerking bij
                  implementatie van kennis via regionale partijen. De Academische Werkplaatsen in zowel
                  de ouderenzorg als de gehandicaptenzorg spelen hierbij een belangrijke rol. Academische
                  Werkplaatsen zijn samenwerkingsverbanden tussen zorgaanbieders en universiteiten6. In het verleden zijn de Academische Werkplaatsen ontstaan omdat zorgaanbieders zagen
                  dat sommige kennisvragen van zorgverleners onbeantwoord bleven. Om die antwoorden
                  te verkrijgen financierden de zorgaanbieders gezamenlijk een Academische Werkplaats.
                  Doordat het onderzoek van de Academische Werkplaats aansloot op de vragen van de zorgverleners,
                  was implementatie van deze kennis gemakkelijker. Sinds enkele jaren zijn er ZonMw
                  programma’s om de Academische Werkplaatsen in de langdurige zorg structureel te co-financieren.
                  Hierdoor is hun slagkracht vergroot, kunnen zij meer en soms langjarig onderzoek doen
                  en verbindingen met andere partijen leggen, zoals het onderwijs, maatschappelijke
                  organisaties en regionale partijen.
               
ZonMw stelt momenteel een tussenevaluatie op die ingaat op de resultaten van de Academische
                  Werkplaatsen. Mede op basis van deze tussenevaluatie zal ik met de Academische Werkplaatsen
                  bezien welke verdere versterking van de regionale samenwerking noodzakelijk en mogelijk
                  is. Aansluitend op het advies van het Zorginstituut zal ik daarbij ook naar de rol
                  van de zorgkantoren kijken en naar de kennis die vanuit de HBO’s, MBO’s en andere
                  (onderwijs)instellingen op de werkvloer wordt ontwikkeld.
               
Ook wijst het Zorginstituut op de rol die kwaliteitskaders kunnen spelen in het leren
                  in zorgorganisaties. In het huidige Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en het Kwaliteitskompas
                  Gehandicaptenzorg is leren en verbeteren een belangrijk onderwerp om de kwaliteit
                  van zorg te verbeteren. De kwaliteitsindicatoren helpen bij het voor zorgaanbieders
                  en zorgverleners inzichtelijk maken welke verbeteringen aangewezen zijn zodat zij
                  de benodigde kennis kunnen vergaren.
               
Een onderdeel van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg is de lerende netwerken. In
                  mijn verzoek aan het Zorginstituut om procesregie te voeren op de doorontwikkeling
                  van het kwaliteitskader heb ik aangegeven dat gezien de ontwikkeling naar keten-/netwerkzorg
                  het voor de hand ligt om deze lerende netwerken niet te beperken tot alleen partijen
                  in de verpleeg(huis)zorg. Daarbij hoort ook het verbinden met de andere partijen in
                  de keten en met zorgorganisaties in de gehandicaptenzorg en de GGZ.
               
Implementatie van bestaande kennis in het veld wordt ondersteund door programma’s
                  zoals die staan in de Toekomstagenda gehandicaptenzorg en «Waardigheid en Trots».
                  In de ouderenzorg heeft «Waardigheid en Trots» behoorlijke impact. Gedurende de vorige
                  kabinetsperiode hebben ca. 550 zorglocaties een beroep op ondersteuning vanuit «Waardigheid
                  en Trots» gedaan. Met ingang van 2023 zal «Waardigheid en Trots» niet alleen ondersteuning
                  bieden met betrekking tot verbetering van kwaliteit, maar zich ook richten op de bredere
                  transitieagenda in het WOZO-programma. Zorgaanbieders kunnen dan ook worden ondersteund
                  bij bijvoorbeeld het realiseren van meer doelmatigheid, efficiëntere inzet van zorgverleners,
                  inzet van technologie, samenwerking in de keten.
               
Om meer zicht te krijgen op hoe (nieuwe) kennis zijn weg kan vinden naar de werkvloer,
                     vindt daarenboven door Vilans onderzoek naar infectiepreventie plaats.
                  
In het uit te voeren onderzoek is de eerste vraag: hoe vergroten we het zicht dat
                     zorgaanbieders hebben op waar zij staan met betrekking tot infectiepreventie? De tweede
                     vraag is: wat zijn bepalende of hinderende factoren om beschikbare kennis op het gebied
                     van infectiepreventie toegepast te krijgen? Op tal van terreinen wordt geworsteld
                     met de implementatievraag. Met Verenso, NVAVG, V&VN, ActiZ, VGN, ZorgthuisNL heb ik afgesproken dat Vilans dit onderzoek zal uitvoeren. De planning
                     is dat medio 2023 er een eerste (tussen)rapportage verschijnt.
                  
2.2 Versterk bestaande initiatieven gericht op verbetering van registratiesystemen,
                  ontsluiting van zorgdata en de data-infrastructuur
               
In zijn advies geeft het Zorginstituut aan dat een toekomstbestendige kennisinfrastructuur
                  vraagt om een stevig datafundament. Betrouwbare data en informatie zijn onmisbaar
                  voor leren en verbeteren. Er zijn data nodig over de effecten van zorg en ondersteuning,
                  de organisatie van zorg, over de kwaliteit van leven, enz. Zorgdata zijn ook voor
                  belang om passende zorg in de Wlz mogelijk te maken. Ook bij de uitwerking van de
                  kennisagenda’s zijn deze gegevens onmisbaar.
               
In zijn advies wijst het Zorginstituut op enkele concrete projecten die bijdragen
                     aan het beschikbaar komen van data. Het gaat om:
                  
– het «Leren van data» programma van de Academische Werkplaats ouderenzorg Amsterdam,
                           Verenso en Nivel. De Academische Werkplaats gehandicaptenzorg in het Radboud UMC combineert
                           gegevens uit elektronische patiëntendossiers door middel van machine-learning;
                        
– de meer kwalitatieve gegevens die Vilans verzamelt en beschikbaar stelt, zoals beschrijvingen
                           van voorbeelden, praktijken en verbetertools die ontwikkeld worden vanuit de programma’s
                           in samenspraak met de praktijk en wetenschap;
                        
– Het programma Keteninformatie kwaliteit verpleeghuiszorg (KIK-V)7.
Juist vanwege de noodzaak om data te verzamelen zodat onderzoek mogelijk wordt, zijn
                     dit trajecten die ik financieel mogelijk maak. De komende jaren zullen gegevens uit
                     deze trajecten beschikbaar komen voor onderzoek. Het «Leren van data» programma levert
                     nu al gegevens op die onderzoek en ontwikkeling van kennisproducten mogelijk maken
                     en aangrijpingspunten bieden voor passende zorg.8 Belangrijk is te vermelden dat is gebleken dat dit mogelijk is zonder verhoging van
                     de registratiedruk.
                  
Aansluitend hierop hebben Verenso en het Universitair Netwerk Ouderenzorg Groningen
                  – UMCG het initiatief genomen om datagedreven werken nader te verkennen. In de brief
                  ten behoeve van het hoofdlijnendebat9 heb ik reeds aangegeven dit te willen stimuleren. Datagedreven werken gaat om het
                  systematisch verzamelen, beheren, analyseren, interpreteren en benutten van data voor
                  leren, verbeteren en beslissen. Voorbeelden zijn: zorg op afstand met monitoringssystemen,
                  stressmonitoring, verder kijken dan het «alarm» vanuit zorgalarmeringssystemen, enz.
                  Met genoemde partijen organiseer ik in het voorjaar van 2023 een invitational om de
                  mogelijkheden verder te verkenning, inclusief de beleidsimplicaties.
               
2.3 Regel de landelijke governance structureel goed in
               
In een effectieve kennisinfrastructuur werken de betrokken partijen zo samen dat er
                  synergie en focus in het handelen ontstaat gericht op de hiervoor aangegeven doelstellingen.
                  Terecht geeft het Zorginstituut aan dat het ontwikkelen van een landelijke governance
                  en monitoring wenselijk is. Immers, governance is belangrijk om de kennisontwikkeling
                  en implementatie te kunnen richten op de doelstellingen zoals ik eerder in deze brief
                  heb aangegeven.
               
Door enkele van de kernpartijen in de kennisinfrastructuur is aangegeven dat ze een
                  voorzet willen doen over hoe deze governance eruit zou kunnen zien. Het gaat daarbij
                  om het Zorginstituut, ZonMw, Vilans en Trimbos. Zij hebben aangegeven na de zomervakantie
                  van 2023 met een voorstel te komen. Ik hen vragen rekening te houden met:
               
– de ontwikkeling van de samenhang in de kennisinfrastructuur;
– focus op de doelstellingen zoals geformuleerd in deze brief;
– kennisproducten die snel toepasbaar zijn in de praktijk;
– aandacht voor verspreiding van kennis en implementatie van kennis;
– voorkomen van onnodige administratieve lastendruk, dus dat gezocht wordt naar een
                        vorm van monitoring die geenextra registratietijd vergt.
                     
2.4 Evaluatie van bestaande kennis
               
Het vormgeven van een systematisch evaluatieproces is een onderdeel van het kennisinfrastructuurbeleid
                     van VWS voor de langdurige zorg. In zijn advies geeft het Zorginstituut aan dat het
                     in deze evaluatiefunctie structureel een rol speelt als procesregisseur. Het Zorginstituut
                     wil samen met partijen de systematische evaluatie van kennis (de kenniscyclus) op
                     bestuurlijk niveau inbedden en de veranderingen door te tijd monitoren. Daarbij adviseert
                     Zorginstituut mij over de relevante bestuurlijke en organisatorische aspecten. Ik
                     ben het Zorginstituut erkentelijk dat het bereid is om deze (nieuwe) taak op zich
                     te nemen en daarmee de kenniscyclus te sluiten. Ik zal hiertoe een formeel verzoek
                     aan het Zorginstituut richten. De evaluatiefunctie moet daarbij in elk geval gaan
                     over:
                  
– zowel impact en resultaat van een zorg, de inhoud ervan als ook het proces betrekking
                           hebben;
                        
– de doelstellingen voor de kennisinfrastructuur, dus aansluiting op de kennisvragen
                           vanuit het veld en de bijdrage aan de noodzakelijke transitie in de zorg.
                        
Ik zal de benodigde middelen (€ 0,3 mln) structureel aan het Zorginstituut ter beschikking
                     stellen.
                  
3 GGZ
               
Nu de Wlz ook is opengesteld voor mensen met een psychische stoornis wil ik ook voor
                     de cliënten, hun naasten en hun zorgverleners werken aan een solide kennisinfrastructuur.
                     Daarover voer ik eerste gesprekken met veldpartijen. Met de partijen in de GGZ wil
                     ik komen tot een kennisinfrastructuur met daarin vergelijkbare onderdelen als in de
                     andere sectoren. Daarbij gaat het om de volgende onderdelen die ik de komende periode
                     zal uitwerken:
                  
– kennisvragen van zorgverleners moeten worden verzameld en beantwoord;
– waar nodig moet aanvullend onderzoek plaatsvinden;
– uiteraard moet worden gewerkt aan implementatie en toepassing van nieuwe kennis;
– bestaande kennis moet periodiek geëvalueerd worden.
De komende periode wil ik uitwerken hoe we dit in de GGZ kunnen vormgeven. Bij deze
                     ontwikkeling van de kennisinfrastructuur wordt nadrukkelijk aangesloten bij met partijen
                     om de zorg passend te laten zijn bij de zorgvraag van de cliënt.
                  
Een eerste stap om tot een kennisinfrastructuur voor de langdurige GGZ zorg te komen,
                  wordt op dit moment reeds gezet door Trimbos. Trimbos werkt aan de ontwikkeling van
                  een Academische Werkplaats GGZ in de Wlz. De planning is dat Trimbos eind 2023 deze
                  ontwikkeling zal afronden en met een voorstel zal komen voor de vormgeving van de
                  Academische Werkplaats.
               
Recent heeft Trimbos een uitgebreid onderzoek afgerond dat de noodzaak van het opbouwen
                  van een kennisinfrastructuur in de GGZ onderstreept. Bijgevoegd treft u het rapport
                  «Onderzoek naar kennisinfrastructuur over sectoren heen 2019–2021» aan. Hierin is
                  onderzocht wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de kennisinfrastructuur
                  in de langdurige zorg en hoe kennisdeling en -implementatie kunnen worden vormgegeven.
                  De hoofdbevindingen zijn:
               
– bij zorgaanbieders in zowel de ouderen- als de gehandicaptenzorg is sprake van een
                        kennistekort rondom de doelgroepen, vooral met betrekking tot psychiatrische problematiek;
                     
– zorgprofessionals hebben behoefte aan versterking van kennis en vaardigheden, maar
                        passend aanbod lijkt onvoldoende of wordt niet gevonden of te weinig toegepast;
                     
– de zorgaanbieders zowel in de ouderen- als de gehandicaptenzorg willen de samenwerking
                        met de ggz rondom de doelgroepen uitbreiden en structureler borgen;
                     
– randvoorwaardelijke factoren spelen een belemmerende rol bij de kennisdeling en samenwerking
                        rond de doelgroepen.
                     
In het rapport zijn specifieke aanbevelingen voor zowel de ouderenzorg als de gehandicaptenzorg
                  gedaan om de kennisinfrastructuur rondom bewoners met gerontopsychiatrische problematiek
                  en bewoners met een verstandelijke beperking en psychiatrische problemen te verstevigen.
                  Ik zal met de partijen in de langdurige zorg (waaronder de beroepsverenigingen) spreken
                  over dit rapport en na de zomer van 2023 met een uitwerking komen hoe de noodzakelijke,
                  nu nog ontbrekende kennisinfrastructuur kan worden vormgegeven.
               
4 Werkagenda passende zorg in de Wlz
               
In het coalitieakkoord is opgenomen dat passende zorg de norm is. Passende zorg is
                  zorg die van waarde is voor de gezondheid en het functioneren van het individu, tegen
                  een redelijke prijs. Het Zorginstituut (heeft in opdracht van VWS) het Kader Passende
                  zorg ontwikkeld10. In het kader komen de vier principes van passende zorg aan de orde en de normen
                  die uit die principes voortvloeien. De vier principes van passende zorg zijn:
               
– passende zorg is waarde gedreven. Dat betekent dat zorg op de eerste plaats effectief
                        is, met andere woorden voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk en daarmee
                        meerwaarde heeft voor de patiënt, met daarnaast een doelmatige inzet van mensen, middelen
                        en materialen;
                     
– passende zorg komt samen met en gezamenlijk rondom de patiënt of cliënt tot stand,
                        ondersteund door informatie passend bij de vaardigheden van de patiënt of cliënt;
                     
– passende zorg is de Juiste Zorg op de Juiste Plek;
– passende zorg gaat over gezondheid in plaats van over ziekte.
Net als voor de curatieve zorg is het voor de langdurige zorg belangrijk om te komen
                  tot onderbouwing van zorginterventies te komen en obsolete interventies te schrappen.
                  Hierdoor wordt bovendien de transparantie voor cliënten, toezichthouders en inkopers
                  van de langdurige zorg versterkt en de mogelijkheden voor verdere ontwikkeling van
                  het vakmanschap van de zorgverleners vergroot. Pakketbeheer in de Wlz kan hieraan
                  bijdragen. Hoe door pakketbeheer in de langdurige zorg bij te dragen aan (meer) passende
                  zorg wordt geschetst in de Kamerbrief «Hoofdlijnen Verbeteren en verbreden van de
                  toets op het basispakket» van 2 december 202211.
               
Eerder in deze brief ben ik ingegaan op de versterking van de kennisinfrastructuur.
                  De stappen die daarin al zijn gezet en nog worden gezet helpen om de ontwikkeling
                  van passende zorg vorm te geven. Immers, zonder adequate kennis is het transparant
                  maken van wat passende zorg is niet mogelijk. Mede op basis van hetgeen genoemde partijen
                  hebben aangegeven, zijn enkele kernwaarden voor passende zorg in de Wlz:
               
– onderbouwing van de geleverde zorg en zicht op de effectiviteit, waaronder kwaliteit
                        van leven;
                     
– zicht op effectiviteit vergroot mogelijkheden tot maatwerk en kwaliteit en vergroot
                        de duidelijkheid voor cliënten, hun naasten, inkopers en de IGJ;
                     
– doelmatige inzet van schaarse zorgverleners;
– betrokkenheid van cliënten en naasten bij de ontwikkeling van passende zorg.
Mede op basis van hetgeen genoemde partijen hebben aangegeven, kom ik tot de navolgende
                  werkagenda voor de komende periode.
               
4.1 Bestaande kennis inventariseren en samenbrengen
               
Door veel partijen is aangegeven dat er reeds kennis is ontwikkeld om in de langdurige
                  zorg toegepaste interventies te onderbouwen. Er is bovendien kennis uit aanpalende
                  sectoren die relatief eenvoudig geschikt is te maken voor de langdurige zorg. Door
                  bijvoorbeeld de V&VN werd genoemd kennis die reeds in de wijkverpleging beschikbaar
                  is op het gebied van: valrisico, pijn, decubitus en delier.
               
Deze kennis kan veelvormig zijn, het kan een beschrijving van een zorghandeling zijn,
                  een methode, een technologie, een hulpmiddel, een richtlijn of een protocol. Ik heb
                  met Vilans als kennisinstituut voor de langdurige zorg afgesproken dat zij de relevante
                  kennis voor de ouderen- en de gehandicaptenzorg inventariseren, bij elkaar brengen
                  en de mate van bewezen effectiviteit benoemen.
               
Voorbeeld uit de databank erkende interventies
Grip op Agressie (GoA) is een klinische interventie gericht op agressief delictgedrag.
Doelgroep: Cliënten vanaf 18 jaar met een lichte verstandelijke beperking die vrijwillig
                     of met een dwangmaatregel zijn opgenomen wegens agressief gedrag.
                  
Aanpak
GoA is een groepsgerichte aanpak die ook individueel gegeven kan worden. Het programma
                        is gericht op het verminderen van risicofactoren en het versterken van beschermende
                        factoren om recidive van agressief gedrag te voorkomen. GoA bestaat onder meer uit
                        cognitieve gedragstherapie, psychomotore therapie en dramatherapie. De gebruikte technieken
                        sluiten aan bij de doelgroep: onder meer leren door ervaren, aansluiten bij het cognitieve
                        ontwikkelingsniveau, eenduidig taalgebruik en herhaling.
                     
Interventie Grip op agressie (databankinterventies.nl)
Vilans zal daartoe de databank erkende interventies12 zo omvormen dat er een kennisplatform passende zorg ontstaat. Met de databank erkende
                  interventies als uitgangspunt zorg Vilans voor een kennisplatform passende zorg. Blijkens
                  een recente publicatie van het Nivel zijn daarin 27 erkende interventies voor de ouderen-
                  en gehandicaptenzorg opgenomen13. Vilans zal zich daartoe verstaan met de partijen die reeds over de kennis beschikken
                  zodat de kennis voor alle gebruikers wordt ontsloten waarbij er draagvlak is bij alle
                  stakeholders. Uit een eerste inventarisatie van Vilans blijkt dat er ca. 120 vindplekken
                  zijn van deze kennis14. Het gaat daarbij niet altijd om wetenschappelijk onderbouwde interventies, maar
                  bijvoorbeeld ook om kennis die in de praktijk zijn waarde heeft bewezen. Ook deze
                  kennis zal meegenomen worden. Op dit moment oriënteert Vilans zich op de wijze van
                  ontsluiting van deze kennis. De verwachting is dat Vilans voor de zomervakantie van
                  2023 de oriëntatie afrondt en de concrete uitwerking gestalte zal krijgen. Het onderhouden
                  van het kennisplatform passende zorg wordt een vaste taak voor Vilans.
               
4.2 Aansluiten op kennisagenda’s
               
Eerder in deze brief heb ik aangegeven dat een hoofddoelstelling is dat kennis wordt
                  ontwikkeld die bijdraagt aan de grote opgave waar de zorg voor staat, en waarbij de
                  ontwikkeling naar meer passende zorg een voorname rol speelt. De Samenwerkende Academische
                  Netwerken Ouderenzorg (SANO), ZonMw en Vilans hebben mij de «Kennisagenda Langdurige
                  Ouderenzorg» aangeboden (bijgevoegd). Deze kennisagenda sluit al goed aan op de prioriteiten
                  die ik hiervoor schets.
               
Het doel van deze kennisagenda is een dynamisch (kennis)kompas voor de langdurige
                  ouderenzorg op te leveren, gericht op de noodzakelijke vernieuwingen, zoals onder
                  andere beschreven in het WOZO-programma. De kennisagenda wordt door de opstellers
                  regelmatig tegen het licht gehouden voor het actualiseren van bestaande en het toevoegen
                  van nieuwe kennisthema’s. Daarmee is de kennisagenda waardevol voor onder meer beroeps-
                  en cliënten/patiëntenverenigingen en kennisinstituten. Ook kan de kennisagenda bijdragen
                  aan het realiseren van nieuwe onderzoeksprogramma’s en het genereren van inzichten
                  en oplossingen voor de uitdagingen in de ouderenzorg. De beroepsorganisaties hebben
                  aangegeven graag bij te willen dragen aan de doorontwikkeling van de kennisagenda’s.
               
Enkele van de partijen in de gehandicaptenzorg hebben gezamenlijk de zogenaamde kenniscoalitie
                  gevormd. Het betreft de Associatie van Academische Werkplaatsen gehandicaptenzorg,
                  ZonMw, VGN en Vilans. Genoemde partijen zoeken de samenwerking met ook de cliënten/patiënten
                  – en beroepsorganisaties en de beroepsorganisatie. Het initiatief van deze partijen
                  om samen deze coalitie te vormen juich ik toe omdat bij kennisontwikkeling en implementatie
                  samenwerking noodzakelijk is. Genoemde partijen werken aan een kennisagenda voor de
                  gehandicaptenzorg. De verwachting is dat in de eerste helft van 2023 deze kennisagenda is vastgesteld voor de komende periode. Belangrijke thema’s daarin zijn:
               
– complexe gezondheidsproblemen;
– digitalisering en automatisering van leven en werk;
– diversiteit in leefwerelden;
– maatschappelijke meerwaarde van zorg;
– leren en verbeteren.
Ook in de langdurige GGZ worden over het opstellen van een kennisagenda de eerste gedachten gevormd, met Trimbos als leidende organisatie.
Ik zal aan de partijen vragen om in de (door) te ontwikkelen kennisagenda expliciet
                  aandacht te geven aan passende zorg in het licht van de noodzakelijke transitie. Immers,
                  de te ontwikkelen kennis moet anticiperen op kennisvragen die naast de actuele uitdagingen
                  ook gaat over de toekomstige uitdagingen zoals ik die hiervoor heb geschetst. Onderdeel
                  van mijn vraagstelling zal zijn dat bij het onderzoek dat wordt gedaan ook de impact
                  van het hetgeen wordt onderzocht in beeld wordt gebracht. Daarbij gaat het onder andere
                  om (vermindering) van personele inzet, kwaliteitswinst, kosten en implementatievereisten.
                  Dit zal partijen helpen bij de implementatie van deze kennis.
               
Verder zal ik hen vragen mij periodiek te informeren over de voortgang en actief de
                  resultaten van hun kennisontwikkeling op te nemen in het kennisplatform passende zorg
                  dat Vilans zal vormgeven. Waar aan de orde zal ik dat ook in subsidievoorwaarden opnemen.
               
4.3 Onderzoeksprogramma gericht op passende zorg
               
In het coalitieakkoord is aangegeven dat er ook gekeken wordt naar bewezen (kosten)effectiviteit
                  in de Wlz. De voornaamste uitkomstmaat in de langdurige zorg is kwaliteit van leven.
                  Bovendien vergt het doen van onderzoek in de langdurige zorg tijd, is duur en wordt
                  bovendien bemoeilijkt door de heterogeniteit van de cliënten. Daarom vindt hiernaar
                  – ten opzichte van de curatieve zorg – in de langdurige zorg nog weinig onderzoek
                  plaats.
               
Ik zal ZonMw verzoeken:
– bij het Health Technology Assessment-programma expliciet aandacht te geven voor passende
                        methoden die uitvoerbaar zijn in de praktijk voor effectiviteitsonderzoek met een
                        zo’n hoog mogelijke kwaliteit van bewijs in de Wlz;
                     
– specifiek voor de Wlz een passende zorg onderzoeksprogramma voor de langdurige zorg
                        vorm te geven, waarbij de voornaamste uitkomstmaat kwaliteit van leven is. Daarbij
                        wordt ook aandacht gegeven aan de (door)ontwikkeling en validering van deze uitkomstmaat
                        voor specifieke cliëntgroepen. Andere relevante uitkomstmaten kunnen verschillen afhankelijk
                        van de verschillende vormen van zorg binnen de sectoren in de langdurige zorg en ook
                        gaan over kwaliteit van werken. Dit programma dient aan te sluiten op de hieronder
                        beschreven handleiding voor de langdurige zorg die door Zorginstituut wordt opgesteld.
                     
In beide gevallen zal ik ZonMw vragen zeker te stellen dat de onderzoeksresultaten
                  worden opgenomen in het kennisplatform passende zorg dat Vilans ontwikkeld.
               
Het veld heeft behoefte aan een handleiding voor het aantonen van effectiviteit in
                  de langdurige zorg. Ik ga hierover met het Zorginstituut in gesprek.
               
4.4 Richtlijnen en kwaliteitsinstrumenten ontwikkelen
               
Anders dan in de curatieve zorg is er in de langdurige zorg (nog) geen langjarig aanwezige
                  structuur om systematisch richtlijnen15 of andere kwaliteitsstandaarden te ontwikkelen.
               
In de GGZ is al wel ervaring met de ontwikkeling van richtlijnen en standaarden. Daarnaast
                  hebben Verenso, NVAVG en de V&VN in 2019 de Stichting KwaliteitsImpuls Langdurige
                  Zorg (SKILZ) opgericht. Deze drie beroepsorganisaties hebben zich verenigd om gezamenlijk
                  te werken aan het ontwikkelen van multidisciplinaire richtlijnen en kwaliteitsstandaarden.
                  In deze standaarden komt de meest actuele kennis samen met de meest recente inzichten
                  vanuit de beroepsorganisaties om zo de standaarden voor goede zorg vast te stellen.
                  Hierdoor ontstaan waarborgen voor toepassing van de meest actuele kennis. Daarmee
                  worden ook standaarden voor passende zorg vastgelegd. De richtlijnen en handreikingen
                  worden gepubliceerd op www.richtlijnenlangdurigezorg.nl (momenteel in ontwikkeling).
               
In deze standaarden komt de meest actuele kennis samen met de meest recente inzichten
                  vanuit de beroepsorganisaties om zo de standaarden voor goede zorg vast te stellen.
                  Hierdoor ontstaan waarborgen voor toepassing van de meest actuele kennis. Daarmee
                  worden ook standaarden die worden gebruikt voor het leveren van passende zorg vastgelegd.
               
Voor wat betreft richtlijnen en zorgstandaarden in de GGZ werkt SKILZ samen met Akwa
                  GGZ en het Trimbos-instituut. Het Trimbos-instituut ontwikkelt multidisciplinaire
                  richtlijnen voor de GGZ. Akwa onderhoudt de GGZ-zorgstandaarden en is een samenwerking
                  van ggz-organisaties, patiënten, naasten en professionals en ondersteunt continue
                  verbetering van kwaliteit van zorg. Daarnaast zijn er multidisciplinaire richtlijnen
                  (in opdracht van de NvvP) en richtlijnen specifiek voor verpleegkundigen en verzorgenden
                  (in opdracht van V&VN) die op het terrein van de GGZ voor het merendeel gemaakt en
                  geactualiseerd worden door het Centrum Kwaliteitsstandaarden van het Trimbos-instituut.
                  Momenteel worden de richtlijnen Infectiepreventie herzien door het Samenwerkingsverband
                  Richtlijnen Infectiepreventie (SRI), waarbij ook de richtlijnen voor de langdurige
                  zorg worden meegenomen.
               
Recent hebben de artsenorganisaties in de langdurige zorg, Verenso en NVAVG, het initiatief
                  genomen om ook de ontwikkeling en implementatie van monodisciplinaire richtlijnen
                  en handreikingen voor artsen langdurige zorg ter hand te nemen. Dit in aanvulling
                  op de multidisciplinaire richtlijnen die SKILZ ontwikkeld. Zij hebben aangegeven dat
                  er door de toenemende zorgzwaarte van cliënten en de meer complexe problematiek, behoefte
                  is om de noodzakelijke expertise van artsen meer doelmatig in te zetten. Daarnaast
                  is er ook behoefte om zorg en behandeling meer passend in te kunnen zetten, bijvoorbeeld
                  door gebruik te maken van ondersteunende technologie en een dossiervoering die administratieve
                  lasten vermindert en informatie-uitwisseling faciliteert. Ik zal dit initiatief de
                  noodzakelijke financiering bieden voor het ontwikkelen en implementeren van monodisciplinaire
                  richtlijnen en handreikingen gericht op de artsen in de langdurige zorg, zodat reeds
                  ontwikkelde richtlijnen kunnen worden herzien en nieuwe richtlijnen en handreikingen
                  kunnen worden ontwikkeld om (meer) passende zorg te kunnen leveren. Dit betreft zowel
                  medisch inhoudelijke richtlijnen, als richtlijnen en handreikingen die artsen ondersteunen
                  in de praktijk, bijvoorbeeld in wet- en regelgeving en het gebruik van technologie.
                  Juist door hierin gezamenlijk op te trekken kunnen de artsen in de langdurige zorg
                  een belangrijke stap zetten richting passende zorg.
               
NVAVG en Verenso zijn voornemens om deze richtlijnen en handreikingen ook naar andere
                  partijen te ontsluiten, zoals via het door Vilans te ontwikkelen kennisplatform langdurige
                  passende zorg.
               
5 Organisatie passende zorg in de langdurige zorg
               
Het ligt voor de hand om de regievoering op de ontwikkeling en toepassing van passende
                  zorg in de langdurige zorg vergelijkbaar aan de cure te organiseren. Met het Zorginstituut
                  zal ik bezien hoe de relatie met het pakketbeheer gestalte kan krijgen.
               
6 Tot slot
               
In deze brief ben ik ingegaan op het advies van Zorginstituut om de noodzakelijke
                  versterking van de kennisinfrastructuur in de langdurige zorg vorm te geven. Daarnaast
                  heb ik een werkagenda geschetst om tot passende zorg in de Wlz te komen. Deze ontwikkelingen
                  vergen het aanbrengen van meer samenhang in de activiteiten van de partijen die kennis
                  ontwikkelen en een grotere focus bij de ontwikkeling van kennis. Ik heb hiertoe in
                  deze brief de benodigde maatregelen geschetst. Ik zal de Tweede Kamer periodiek informeren
                  over de voortgang.
               
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
- 
              
                  Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.