Brief regering : Uitkomst herbezinning residentieel onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
24 587 Justitiële Inrichtingen
Nr. 542 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2023
In deze brief informeer ik u mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Minister voor
Rechtsbescherming, over de uitkomst van de herbezinning op het residentieel onderwijs.
Wij zien dat jongeren die in de residentiële jeugdhulp of in een justitiële jeugdinrichting
(JJI) verblijven niet altijd het onderwijs krijgen dat zij nodig hebben. Dat raakt
ons en daarin willen we verandering brengen. Want het is onze ambitie dat ieder van
deze jongeren onderwijs kan (blijven) volgen om succesvol deel te kunnen nemen aan
de samenleving en de overstap te maken naar vervolgonderwijs of naar de arbeidsmarkt.
Concreet betekent dit dat we willen waarborgen dat:
• alle jongeren een doorlopende, ononderbroken ontwikkeling doormaken. Hiervoor kunnen
zij rekenen op een soepele overgang en een warme overdracht van het onderwijs wanneer
ze in een residentiele instelling of JJI terechtkomen en van daaruit weer uitstromen.
Dit betekent dat na plaatsing van een jongere in een residentiële jeugdhulpvoorziening
de school van herkomst verantwoordelijk blijft en dat de jongere bij die school ingeschreven
blijft;
• alle jongeren de kans krijgen om zo goed mogelijk en passend bij hun eigen kwaliteiten
en behoeftes aan hun eigen ontwikkeling en herstel te werken om zich een stabiele
plek in de samenleving te verwerven.
Daarnaast willen we een stelsel creëren dat toekomstbestendig is. Een stelsel dat
mee kan bewegen met de ontwikkelingen in de jeugdhulp en het justitiële domein. Op
dit moment is dat onvoldoende het geval door de manier waarop de stelsels van jeugdhulp,
justitie en onderwijs zijn ingericht en op elkaar zijn aangesloten. Verder willen
we scholen voor regulier en (voortgezet) speciaal onderwijs en mbo-instellingen die
niet verbonden zijn aan de (gesloten) jeugdhulp of een JJI in staat stellen deze jongeren
de juiste begeleiding te bieden of weer op te vangen.
Hiervoor is een integrale aanpak nodig, waarbinnen zorg, justitie en onderwijs beter
samenwerken en de jongeren met complexe en meervoudige problematiek meer maatwerkmogelijkheden
kunnen bieden. Om onze ambitie te realiseren zijn twee actielijnen nodig:
• Actielijn 1: Zorgen voor beter en meer passend onderwijs, met zo min mogelijk onderbrekingen.
• Actielijn 2: Versterken van kennis- en expertise-ontwikkeling in het onderwijs over
de doelgroep.
Om dit te kunnen realiseren heeft het kabinet vanuit het coalitieakkoord (Bijlage
bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) structureel extra geld beschikbaar gesteld. Dit bedrag loopt op van 10,2 miljoen
in 2023 tot 15,5 miljoen structureel.
De hierboven genoemde ambitie vraagt veel van het onderwijs, zorg en justitie. Wij
hebben dan ook grote waardering voor al die professionals die iedere dag weer opnieuw
met geduld, liefde en aandacht de jongeren een stap verder proberen te helpen.
Kern van deze brief
• Het huidige stelsel voor residentieel onderwijs sluit niet altijd goed aan bij de
onderwijsbehoefte van jongeren in de residentiële jeugdhulp en de justitiële jeugdinrichtingen, waarbij de laatste twee stelsels
sterk in ontwikkeling zijn met gevolgen voor het residentieel onderwijs.
• Dat heeft geleid tot een herbezinning op het residentieel onderwijs.
• Het doel is om kwalitatief beter onderwijs te realiseren, passend bij jongeren in
een residentiële setting.
• De inzet is een ononderbroken ontwikkeling van de jongeren die tijdelijk in een kleinschalige
voorziening, open jeugdhulpinstelling, gesloten instelling, Justitiële Jeugdinrichting
of Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd (KVJJ) verblijven. Of als deze ontwikkeling
onderbroken is, dat deze zo snel als mogelijk wordt hersteld.
• Samenwerkingsverbanden passend onderwijs voortgezet onderwijs1 krijgen – in het kader van de om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp – geleidelijk
aan meer verantwoordelijkheid voor het onderwijs en de bijbehorende ondersteuning
aan jongeren die voorheen in gesloten jeugdhulp geplaatst zouden worden, en het onderwijs
aan jongeren in kleinschalige gesloten en open (woon)voorzieningen. Concreet betekent
dit dat na plaatsing van een jongere in een residentiële jeugdhulpvoorziening de school
van herkomst verantwoordelijk blijft en dat de jongere bij die school ingeschreven
blijft.
• Daarnaast komt met behulp van een tijdelijke financiële impuls kennis en expertise
beschikbaar en deze bouwen we de komende periode verder uit. Zodat scholen en samenwerkingsverbanden
worden ondersteund bij de ontwikkeling die plaats moet vinden in het kader van de
om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp.
• Vanuit het coalitieakkoord zijn structureel middelen beschikbaar voor de herbezinning.
Ik overweeg om een subsidieregeling open te stellen waar een samenwerkingsverband
de penvoerder van is. Via de subsidievoorwaarden kan dan de samenwerking met andere
partners in het onderwijs (waaronder mbo-instellingen) en de zorg gestimuleerd worden.
• De onderlinge samenwerking tussen alle partijen wordt in het op overeenstemming gerichte
overleg (OOGO) verbeterd en verstevigd.
• De verbinding tussen scholen behorend bij een JJI en het mbo wordt versterkt. Er komt
hiervoor van 2023 tot 2026 onder meer een tijdelijke coördinator beschikbaar.
• Scholen bij een JJI krijgen 4 miljoen euro extra om de onderwijsbegeleiding voor jongeren
in een JJI te intensiveren, meer maatwerk te leveren en meer aan nazorg te kunnen
doen.
Met deze brief wordt tegemoet gekomen aan de toezegging om in te gaan op de knelpunten
uit het advies «Onderwijs bij Kleinschalige Voorzieningen» van de gelijknamige werkgroep
van experts uit de sector.2 Ook wordt met deze brief uitvoering gegeven aan de motie Westerveld waarin het kabinet
opgeroepen wordt om «...– waar nodig – het onderwijs voor jongeren die in kleinschalige
woonvoorzieningen verblijven, extra financieel te ondersteunen».3
Hieronder volgt eerst de aanleiding van de herbezinning (1) en wat we ervan geleerd
hebben (2), vervolgens de twee actielijnen (3) en de daarbij behorende stappen voor
de korte en lange termijn (4). Tot slot volgt de monitoring (5) en de investeringen (6)
voor het residentieel onderwijs.
Voor wie is residentieel onderwijs
• Jaarlijks zitten er circa 1.500 leerlingen in een gesloten jeugdhulpinstelling. De
meeste van hen krijgen onderwijs op de 18 schoolvestigingen bij een gesloten instelling.
Deze scholen hebben 687 capaciteitsplekken in 2023. Hier verblijven jeugdigen in principe
tot zij 18 jaar zijn, gemiddeld gaat het om zo’n 6,5 maanden. Zij verblijven hier
op basis van een machtiging van de kinderrechter.
• In open jeugdhulpinstellingen verblijven jeugdigen op vrijwillige basis of vanwege
een jeugdbeschermingsmaatregel. Het gaat om circa 19.000 jeugdigen van vaak 4–18 jaar.4 Het is bedoeld voor jeugdigen met ernstige gedrags- en/of gezinsproblemen, al dan
niet met licht verstandelijke beperking en/of psychiatrische problematiek. Bij deze
jeugdigen biedt het sociale netwerk onvoldoende basis voor een ambulant traject en/of
maakt de urgentie en de zwaarte van de problematiek een verblijf gebonden aanbod noodzakelijk;
spelen zodanige problemen dat de zorg in een pleeggezin of gezinshuis niet toereikend
is en verblijf in een residentiele leefgroep nodig is.
• In 2022 zaten circa 1950 jeugdigen in de Justitiële Jeugdinrichtingen, verdeeld over
6 schoolvestigingen met 553 plekken in 2023. Deze jeugdigen zijn bij het plegen van
het delict 12 tot 23 jaar. De duur van hun verblijf varieert van 1 dag tot 7,5 jaar
en 80% van de jongeren verblijft korter dan 3 maanden.
1. Aanleiding voor de herbezinning
Jongeren in residentiële jeugdhulp en JJI’s krijgen niet altijd het onderwijs dat
ze nodig hebben.
Residentieel onderwijs is het onderwijs dat jongeren volgen op scholen die verbonden
zijn aan een residentiële jeugdhulpinstelling of een JJI. Onderwijs is essentieel
voor jongeren die uit een kwetsbare situatie komen en die (voor kortere of langere
tijd) met residentiële jeugdhulp of jeugddetentie te maken krijgen. Onderwijs heeft
een normaliserende, signalerende en stabiliserende functie in het leven van deze jongeren.
Juist voor hen is het volgen van goed onderwijs zo belangrijk, om snel weer zelfstandig
en met perspectief aan de samenleving deel te kunnen nemen. Het is onze inzet dat,
ongeacht de tegenslagen waar jongeren mee te maken krijgen, onderwijs een stabiele
factor is en blijft of weer wordt. Daarbij is een doorgaande ontwikkellijn passend
bij de mogelijkheden van een jongere van essentieel belang. De uitkomst van de herbezinning
laat zien dat helaas nog niet alle jongeren die in de residentiële jeugdhulp en JJI’s
verblijven het onderwijs krijgen dat bij hen past.
Ontwikkeling binnen residentiële jeugdhulp
De Staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer vorig jaar geïnformeerd over de transformatie
van de gesloten jeugdhulp: in 2025 werken alle instellingen voor gesloten jeugdhulp
regionaal en kleinschalig en in 2030 moeten we zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen
zijn.5 Deze ambities hebben directe gevolgen voor de manier waarop het onderwijs voor deze
jongeren georganiseerd moet worden.
Ontwikkeling binnen het justitieel domein
Ook de beleidsvoornemens uit het programma Vrijheidsbenemening Op Maat (VOM) zoals
de transformatie van de JJI’s naar Forensisch Centra Jeugd (FCJ) en het werken met
KVJJ’s vragen om een verandering in de begeleiding van jongeren in het bijbehorende
onderwijs. Ook vraagt de ouder wordende populatie iets anders van het onderwijs dan
alleen het aanbod van school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso). De behoefte
aan mbo-onderwijs wordt steeds groter en extra aandacht is nodig om het onderwijs
passend te maken.
2. Wat leren we van de herbezinning?
De afgelopen tijd is er intensief gesproken met jongeren, ouders, professionals, directeuren,
wetenschappers, beleidsmedewerkers, bestuurders en andere vertegenwoordigers uit het
onderwijs, de zorg, justitie en gemeenten. Samen hebben we gekeken hoe het residentieel
onderwijs voor de jongeren verbeterd en meer passend gemaakt kan worden, wat daar
voor nodig is en wie daarvoor aan zet is, ook in relatie tot de veranderingen in de
jeugdhulp en de jeugddetentie. Verder is er nagedacht en gesproken over het versterken
van de samenwerking tussen jeugdhulpaanbieders, gemeenten en het onderwijs. Ook is
er gesproken over het verbreden/uitbreiden van het onderwijsaanbod binnen de JJI’s.
Bovenstaand proces noemen we de herbezinning van het residentieel onderwijs.
De herbezinning leverde de volgende adviezen en verbeterpunten op. Deze worden verderop
in de brief vertaald naar de twee actielijnen en de daarbij behorende stappen:
• Beter passend onderwijsaanbod. Het onderwijsaanbod blijkt soms beperkt en sluit niet altijd even goed aan bij wat
er op de vorige school is geleerd. Redenen zijn dat niet elk onderwijsniveau en vak
even makkelijk is aan te bieden. Ook toetsing of examinering zijn lastig en de groepen
bestaan uit veel uiteenlopende leeftijden en niveaus.
• Betere uitstroom naar het vervolgonderwijs of arbeidsmarkt. Meestal stromen de jongeren uit naar het voortgezet (speciaal) onderwijs. Door de
stijgende leeftijd van de jongeren in de JJI’s (18 plus), gaan jongeren ook steeds
vaker naar het mbo of naar werk. De scholen en de arbeidsmarkt waar deze jongeren
naar uitstromen, kunnen beter voorbereid worden op de komst van deze jongeren.
• Creëer meer uitstroommogelijkheden richting mbo. Er zijn betere en uniformere afspraken nodig tussen JJI’s en mbo. Vervolgopleidingen
kunnen terughoudend zijn in het aannemen van leerlingen die uit een JJI komen. Ook
het erkennen van door jongeren in een JJI behaalde certificaten verdient aandacht.
• Meer afstemming tussen gemeenten, samenwerkingsverbanden, (mbo) scholen en jeugdhulpaanbieders. Er zijn verschillen tussen jeugdhulp en onderwijs, waardoor goed samenwerken soms
lastig gaat. Bijvoorbeeld in de aanpak en visie in wat het beste voor de jongere is,
maar ook op het gebied van wet- en regelgeving en hoe financiering geregeld is. De
opdracht aan gemeenten, samenwerkingsverbanden, scholen en jeugdhulpaanbieders is
wettelijk duidelijk geformuleerd, maar in de praktijk is niet elk op overeenstemming
gericht overleg (OGOO) even effectief.
• Zorg dat samenwerkingsverbanden en scholen van herkomst gedurende een gesloten plaatsing
verantwoordelijk blijven voor de jongere. Bij een gesloten plaatsing heeft het samenwerkingsverband, of de school waar de jongere
voor plaatsing naartoe ging6, geen formele rol. Dit heeft consequenties voor de doorgaande ontwikkellijn van de
jongere en bemoeilijkt de uitstroom na de gesloten plaatsing.
• Versterk het regulier (speciaal) onderwijs en de samenwerkingsverbanden. Door het terugbrengen van het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp gaan er
meer jongeren naar scholen voor regulier voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs
of naar scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die niet aan een instelling verbonden
zijn. Dit vraag om uitbreiding van de kennis en expertise over wat deze jongeren nodig
hebben om zoveel als mogelijk op een zo «normaal mogelijke manier» goed onderwijs
te blijven volgen. En het vraagt ook uitbreiding van de kennis over wat wel en niet
werkt in het organiseren en bieden van onderwijs bij alternatieve vormen van gesloten
jeugdhulp.
• Passende bekostiging om onderwijs en passende ondersteuning te bieden. De om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp en opbouw van alternatieve zorg betekent
voor onderwijs een verplaatsing van de inzet (en daarmee van de kosten) van de scholen
bij gesloten jeugdhulp naar de samenwerkingsverbanden. Scholen bij de gesloten jeugdhulp
ontvangen nu een hoger bedrag per leerling in de bekostiging. Terwijl scholen voor
voortgezet (speciaal) onderwijs die onderwijs geven aan jongeren die in een «open»
(kleinschalige) voorziening verblijven, het aanvullende deel van de bekostiging via
een samenwerkingsverband ontvangen. Dit leidt in sommige samenwerkingsverbanden nu
al tot extra druk op hun ondersteuningsbudget. Door de afbouw van gesloten jeugdhulp
zal zich dit nog meer voor gaan doen. Kortom: de ondersteuningsbehoefte van de jongeren
en de uitdaging om een breed onderwijsaanbod voor deze diverse groep van jongeren
te realiseren is in sommige gevallen vergelijkbaar, maar het beschikbare budget is
dat niet altijd.
• Passende bekostiging voor onderwijs en begeleiding aan jongeren in de JJI’s. De huidige bekostiging in de JJI’s sluit niet meer aan bij het streven om een passend
onderwijsaanbod voor de ouder wordende doelgroep in de JJI’s te realiseren. Daarnaast
is er extra inzet nodig om tegemoet te kunnen komen aan de steeds zwaardere en complexe
problematiek van deze jongeren.
3. Langs twee actielijnen en met extra geld onderwijs passender maken
Om de kwaliteit en het aanbod van het onderwijs voor alle jongeren in een residentiële
setting te verbeteren (zowel open als gesloten), heeft het kabinet structureel 15,5 miljoen euro
beschikbaar gesteld. In de uitwerking wordt rekening gehouden met de aanpalende trajecten
die lopen zoals de verbeteraanpak passend onderwijs funderend onderwijs, de route
naar inclusiever onderwijs, de werkagenda rondom de samenwerking tussen zorg en onderwijs,
de uitwerking van de verzuimaanpak en de verbeteragenda passend onderwijs MBO.
Actielijn 1: Zorgen voor beter en meer passend onderwijs, met zo min mogelijk onderbrekingen
Voor jongeren in de open of gesloten jeugdhulpinstelling
Wij vinden het van belang dat jongeren ondersteund worden binnen hun eigen omgeving
en dat zij in principe op de school van herkomst blijven. En als uithuisplaatsing
in combinatie met jeugdhulp niet anders kan, dat dit kleinschalig en regionaal gebeurt.7 Hieronder beschrijven we wat er nodig is voor beter en meer passend onderwijs, met
zo min mogelijk onderbrekingen bij een gedwongen uithuisplaatsing.
De school van herkomst en/of de toekomst is betrokken
Elke jongere blijft bij een plaatsing in een (kleinschalige) gesloten voorziening
ingeschreven op zijn eigen school. Zo dragen we eraan bij dat de ontwikkeling voor
de jongere niet doorbroken wordt. Dit kan bijvoorbeeld via een onderwijs-zorgarrangement
en/of extra (ambulante) begeleiding op de eigen school. De leerlingen of studenten
worden niet meer, zoals nu het geval is, uit de systematiek van passend onderwijs
gehaald. Via de samenwerkingsverbanden kunnen reguliere voortgezet (speciaal) onderwijsinstellingen
en mbo-instellingen extra ondersteuning ontvangen om deze jongeren passend te begeleiden
bij onderwijs.
Het samenwerkingsverband blijft (inhoudelijk en financieel) verantwoordelijk
Voor het funderend onderwijs blijft het samenwerkingsverband op termijn ook bij een
plaatsing in een (kleinschalige) gesloten voorziening verantwoordelijk voor het organiseren
van het onderwijs en de ondersteuningsbehoefte van de jongere. Voor het mbo blijft
tijdens de transitiefase de bestaande systematiek gelden. Het samenwerkingsverband
kan de benodigde begeleiding inkopen of zelf organiseren. Daarnaast blijft het samenwerkingsverband
verantwoordelijk voor een eventuele nieuwe passende plek als terugkeer naar de school
van herkomst niet mogelijk is. Door het samenwerkingsverband van herkomst medeverantwoordelijk
te maken voor het realiseren van het perspectief van de jongere blijft de benodigde
betrokkenheid bestaan. Daarnaast is de stap naar terugplaatsing voor de jongere en
school gemakkelijker, omdat het contact niet is verbroken.
Inzet van digitaal onderwijs voor een ononderbroken leerlijn voor jongeren
Als fysiek onderwijs niet mogelijk is, kan de jongere door middel van digitaal onderwijs
contact houden met de school van herkomst. De leerlijn van de jongere blijft intact.
Hierbij geldt dat fysiek onderwijs altijd de voorkeur heeft tenzij het onderwijs (tijdelijk)
echt niet anders dan digitaal kan worden geboden. Zoals ik in de verzuimbrief van
15 juli 20228 aan uw Kamer heb geschreven, staat centraal dat er voor elk kind dat (tijdelijk)
niet naar school gaat en dat dat nodig heeft digitaal afstandsonderwijs beschikbaar
moet zijn. Het digitaal afstandsonderwijs biedt ook mogelijkheden aan leerlingen die
te maken hebben met gesloten jeugdhulp. Daarom wordt bij de uitwerking van digitaal
afstandsonderwijs voor de doelgroep thuiszitters verkend of en hoe jongeren bij een
gesloten jeugdhulpinstelling hier ook gebruik van kunnen maken.
Voor jongeren in justitiële jeugdinrichtingen
Met VOM wordt ingezet op meer maatwerk in behandeling en beveiliging. Zo kan een jongere,
als dat passend is, geplaatst worden in een lager beveiligde KVJJ om zo dichter bij
zijn omgeving te verblijven. Hier lopen bestaande zorg- en dagbesteding (waaronder
het volgen van onderwijs) zo veel als mogelijk door. Maatwerk is ook nodig voor de
oudere doelgroep met zwaardere en meer complexe problematiek in de JJI’s. Voor de
jongeren die voor een langere periode in een JJI verblijven, is (mbo-)onderwijs en
arbeidstoeleiding op het niveau van de jongere beschikbaar. Hier is samenwerking met
andere scholen en organisaties in de omgeving van de JJI belangrijk, maar ook digitaal
onderwijs kan een rol spelen als aanvulling op het bestaande aanbod. Voor jongeren
die korter in de JJI verblijven, is goed contact met de school van herkomst en/of
het samenwerkingsverband essentieel. Vaak is er echter geen school meer in beeld,
en ligt de focus op het contact leggen met een nieuwe school en/of samenwerkingsverband.
Om bovenstaande te bereiken is het ook nodig om meer personeel op de onderwijsgroepen
te organiseren.
Daarnaast zetten we in op begeleiding voor jongeren die ook na de JJI doorloopt. Idealiter
is dit iemand met wie de jongere al bekend is. Dit om de ontwikkellijn vanuit de school
in de JJI naar het reguliere onderwijs in de woonplaats te verbeteren. Hierbij is
samenwerking tussen de instelling en de school in de JJI essentieel.
Actielijn 2: Versterken van kennis- en expertise-ontwikkeling in het onderwijs over
de doelgroep
Voor jongeren in de open of gesloten jeugdhulp
Inzet op kennis- en expertise-ontwikkeling bij de professionals en besturen binnen
samenwerkingsverbanden, het regulier (speciaal) voortgezet onderwijs en het mbo. Veel problemen van jongeren die in een jeugdhulpinstelling worden geplaatst, zijn
ook zichtbaar op school. Op dit moment is er in het onderwijs sprake van handelingsverlegenheid
als het gaat om de juiste ondersteuning. Wat er precies nodig is verschilt per regio,
maar in zijn algemeenheid vraagt dit om:
• Professionals met specifieke expertise en kennis over de complexe problematiek van
deze jongeren. Zij kunnen aan de voorkant op scholen begeleiding bieden aan jongeren
of scholing bieden aan een onderwijsteam. Op plekken waar de problematiek groter is,
kan dit bijvoorbeeld ook een voorziening zijn vanuit het samenwerkingsverband of een
gespecialiseerd team van meerdere professionals uit de zorg en het onderwijs.
• Intensieve samenwerking tussen onderwijs, zorg, inspecties en gemeenten. Het is onze
inzet dat onderwijs, zorg en gemeenten op de eerste plaats intensief samenwerken om
residentiele plaatsing te voorkomen. Wanneer dit toch nodig is zijn er al mogelijkheden
om extra ondersteuning in te schakelen vanuit zowel het onderwijs- als het zorgperspectief.
Het is een verantwoordelijkheid van de samenwerkende partners om, in afstemming met
elkaar, er voor te zorgen dat er voor elke jeugdige een betekenisvol ontwikkelingsprogramma
is. Dit programma bevat educatieve, sociale en psycho-versterkende componenten, die
passend zijn bij de individuele situatie. Daarbij zullen de samenwerkingsverbanden,
mbo-instellingen en scholen bij de gesloten instellingen de aankomende tijd samen
met de zorg en gemeentepartijen een rol moeten gaan spelen in de om- en afbouw van
de gesloten jeugdhulp.
• Bij de Inspectie van het Onderwijs ligt een belangrijke opdracht om de kwaliteit van
het onderwijs aan leerlingen in een residentiële setting te bewaken. De herbezinning
residentieel onderwijs vraagt daarom tevens om een herbezinning op het toezicht op
het onderwijs in de vernieuwde vorm. Verkend wordt hoe het toezicht van de Inspectie
van het Onderwijs geïntegreerd kan plaatsvinden in samenwerking met de inspectie gezondheidszorg
en jeugd (IGJ), de inspectie Justitie en Veiligheid (IJ&V) en de Nederlandse arbeidsinspectie
(NLA). Deze inspecties voeren al langer gezamenlijk toezicht uit om zich een beeld
te vormen van de stand van zaken bij de JJI’s.
Voor jongeren in de justitiële jeugdinrichtingen
Voor deze jongeren zetten we in op kennisdeling binnen het onderwijs, bijvoorbeeld
over hoe er maatwerk kan worden geboden en hoe kan worden gezorgd voor een eenvoudige
doorstroom naar het mbo.
4. Welke stappen moeten er gezet worden?
Om invulling te kunnen geven aan deze actielijnen, moeten er de komende jaren stappen
worden gezet. We maken daarbij onderscheid tussen de korte termijn (de jaren 2023
tot en met 2027) en daarna. Waarbij de acties voor de korte termijn al verder uit
zijn gewerkt dan voor daarna.
Korte termijn: 2023–2027
Stappen voor het onderwijs aan jongeren in de open of gesloten jeugdhulp:
Op korte termijn zijn stappen nodig om het onderwijs te ondersteunen bij de ombouw
naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden en de afbouw
van de grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen.
Deze periode dient ook om verder uit te werken wat er structureel nodig is om jongeren
die in de open of gesloten jeugdzorg zijn geplaatst zo goed mogelijk te begeleiden
naar een diploma of werk.
Samenwerkingsverbanden worden (inhoudelijk en financieel) ondersteund bij de voorbereiding
op de toekomstige taak en verantwoordelijkheid voor alle vormen van passend onderwijs
dus ook voor jongeren in de gesloten jeugdhulp. Ik overweeg een subsidieregeling te
starten voor samenwerkingsverbanden met het doel om de samenwerking bij de overgang
van de jongere naar een open instelling en daarbij behorend onderwijs te vergemakkelijken
en te verbeteren. Het beschikbare bedrag loopt in de jaren geleidelijk op, samenhangend
met de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp. In een dergelijke regeling wil ik
verschillende manieren van samenwerking tussen scholen bij de gesloten jeugdhulp,
po, v(s)o, mbo, gemeenten, zorgaanbieders en samenwerkingsverbanden onderling stimuleren.
Bijvoorbeeld door in de subsidievoorwaarden bepaalde eisen te stellen waarbij één
samenwerkingsverband namens een groep partners aanvraagt.9
Verder onderneem ik de volgende acties:
1. De huidige bekostigingssystematiek voor het residentieel onderwijs blijft gehandhaafd
totdat er een nieuwe systematiek ingevoerd is. De scholen bij een gesloten jeugdhulpinstelling
kunnen, in samenwerking met het aanvragende samenwerkingsverband, ook gebruik maken
van de voorgenomen subsidieregeling.
2. De door mijn voorganger aangestelde regioregisseurs10 voeren op basis van feiten en cijfers over de regionale en landelijke ontwikkelingen
in de jeugdhulp gesprekken met (coördinerende) gemeenten en jeugdhulpaanbieders over
de impact op onderwijs. Samen met de samenwerkingsverbanden en de coördinerende gemeenten
voor de gesloten jeugdhulp kijken zij naar de aansluiting op het onderwijs in de bovenregionale
plannen die worden opgesteld voor de om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp. Hierbij
wordt gestreefd naar een onderwijshoofdstuk als onderdeel van de bovenregionale plannen.
In dit onderwijshoofdstuk moet inzichtelijk worden gemaakt wat er al is en wat er
nodig is om onderwijsondersteuning te bieden die bijdraagt aan de transformatie naar
kleinschaligheid.
3. Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt bekeken hoe we het onderwijs
en de bijbehorende zorg voor deze groep jongeren een vast bespreekpunt kunnen maken
in het (bovenregionale) op overeenstemming gerichte overleg (OOGO).11 Het overleg is gericht op het opzetten van een gezamenlijke visie op zorg en onderwijs,
en het structureel betrekken van de samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs
bij de aanbesteding van de jeugdhulp.
4. De problematiek van de toelaatbaarheidsverklaring (tlv) geldt niet alleen voor residentieel
onderwijs maar voor het gehele (voortgezet) speciaal onderwijs en zal dus in samenhang
worden opgepakt. Zo is er inmiddels een landelijk format voor de aanvraag van tlv’s
die in alle regio’s kan worden gebruikt. Ook wordt er gewerkt aan de inpassing in
de geautomatiseerde systemen die scholen en samenwerkingsverbanden gebruiken om daarmee
de administratieve last verder te beperken. Daarnaast is op basis van de in kaart
gebrachte knelpunten een onderzoek gestart om samen met de betrokken onderwijspartijen
te komen tot concrete oplossingen. Waar nodig zal daarvoor ook de wet- en regelgeving
worden aangepast.
5. Ik ga in gesprek met scholen aangesloten bij gesloten jeugdhulp over het effect van
de integrale opdracht om- en afbouw van de gesloten jeugdzorg. De huidige scholen
hebben hiervoor twee opties voor de langere termijn:
a) Niet meer alleen (voortgezet) speciaal onderwijs verzorgen. Sommige scholen bij gesloten jeugdhulp willen een regionale voorziening worden voor
het samenwerkingsverband (en/of mbo), en een dienst aan een samenwerkingsverband (en/of
mbo) leveren.
b) Wel alleen (voortgezet) speciaal onderwijs aanbieden, waar nodig integraal met zorg. Dan wordt het onderwijs net zo georganiseerd als bij een open jeugdhulpinstelling.
6. De scholen bij de gesloten jeugdhulp ontvangen gezamenlijk extra ondersteuning (totaal
1,9 miljoen euro in 2023).12 Zo kunnen zij zich voorbereiden op de transformatie naar kleinschaligheid. Scholen
kunnen zo anticiperen op de ombouw en er wordt voorkomen dat zij voor een acuut probleem
geplaatst worden als de capaciteit met grote stappen afgebouwd wordt.
Stappen voor het onderwijs aan jongeren in JJI of KVJJ:
1. Er komt voor het onderwijs in de JJI’s circa 4 miljoen euro extra beschikbaar, zodat
scholen bij een JJI meer personeel op een onderwijsgroep kunnen zetten. Hiermee kan
het onderwijsaanbod meer passend gemaakt worden. Ook kunnen deze middelen ingezet
worden om vanuit het onderwijs meer aan nazorg te doen en bij te dragen aan een succesvollere
uitstroom richting regulier onderwijs. Zo zou bijvoorbeeld de samenwerking met de
Individueel Traject Begeleider (ITB’er) verbeterd kunnen worden, of kan iemand vanuit
onderwijs een langere periode bij de jongere betrokken blijven.13
2. JJI’s kunnen gedurende drie jaar gebruik maken van een coördinator om de samenwerking
tussen JJI’s en mbo-instellingen te verbeteren. Dit wordt de aankomende tijd verder
uitgewerkt met de MBO Raad, Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de scholen en de
inrichtingen. De coördinator zal onder andere aan de slag gaan met het soepeler laten
in- of doorstromen van jongeren uit JJI’s naar een reguliere mbo-opleiding. Daarnaast
zorgt de coördinator voor betere onderlinge afspraken, zodat bijvoorbeeld meer mbo-instellingen
de opleidingen van JJI’s erkennen.
3. De samenwerking met het mbo wordt, met landelijke stimulans vanuit OCW en de MBO Raad,
geïntensiveerd. Op basis van de bestaande praktijk heeft het Nederlands Jeugdinstituut
een korte verkenning gedaan naar knelpunten en oplossingen in de afstemming tussen
de instellingen voor geslotenheid en het mbo. Best practices bij het begeleiden van
jongeren die uitstromen uit een JJI en KVJJ naar het mbo zullen worden gedeeld. Waar
relevant wordt hier ook de verbinding gelegd met jongeren die uitstromen uit de gesloten
jeugdhulp.
4. Zoals de Minister voor Rechtsbescherming aan uw Kamer heeft toegezegd in de beleidsreactie
op het IBO Jeugdcriminaliteit14 komt er een onderzoek of het mogelijk en wenselijk is om één contactpersoon te hebben
voor de jongeren gedurende het hele proces van in-, door- en uitstroom in de JJI.
Lange termijn: 2027 en daarna
Stappen voor het onderwijs aan jongeren in de open of gesloten jeugdhulp:
Met voorgaande maatregelen voor de korte termijn willen we het onderwijs faciliteren
om zo goed mogelijk onderwijs en begeleiding te blijven bieden aan residentieel geplaatste
jongeren. Ook willen we hen in staat stellen om de samenwerking tussen scholen, samenwerkingsverbanden,
gemeenten, aanbieders en mbo-instellingen in de regio te intensiveren en zo aan te
sluiten bij de door de Staatssecretaris van VWS aangekondigde ambitie om in 2030 zo
dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen te komen. De korte termijn is nadrukkelijk
bedoeld als een tijdelijke fase waarin we ook met de ervaringen die we de aankomende
tijd op doen, verder kunnen uitwerken hoe we deze jongeren ook op de lange termijn
op een zo goed mogelijke manier begeleiding kunnen bieden. Onderdeel van deze verdere
uitwerking is ook hoe de structurele bekostiging om jongeren goed te kunnen begeleiden
naar een diploma of werk voor de scholen bij gesloten instellingen, samenwerkingsverbanden
en mbo-instellingen eruit gaat zien. Zoals hiervoor aangegeven blijft de huidige systematiek
van bekostiging voor scholen aangesloten bij de gesloten jeugdhulp ondertussen doorlopen.
De uiteindelijke uitwerking van de structurele bekostiging, rollen en verantwoordelijkheden
rondom het onderwijs voor residentieel geplaatste jongeren willen we vastleggen in
een wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel zal in ieder geval kaders scheppen op de volgende
vraagstukken:
o verandering van bekostigingssystematiek voor aanvullende bekostiging van scholen bij
gesloten jeugdhulp;
o helder kader van (financiële) verantwoordelijkheden voor samenwerkingsverbanden. Zodat
voor iedereen – leerlingen, ouders, samenwerkingsverbanden, scholen van herkomst in
het vo en mbo en zorgpartijen – duidelijk is waar je wel en niet verantwoordelijk
voor bent.
Op termijn komt er per coördinerende gemeente een coördinerend residentieel samenwerkingsverband
dat daar aanvullende middelen voor ontvangt. De precieze taken moeten nader gespecificeerd
en op uitvoering getoetst worden. Te denken valt aan het vervullen van de rol van
aanspreekpunt voor meerdere samenwerkingsverbanden, voor (coördinerende) gemeenten
van de gesloten jeugdhulp en mbo-instellingen. Maar ook aan het vervullen van de rol
van vertegenwoordiger van meerdere samenwerkingsverbanden in een (bovenregionaal)
OOGO. We volgen de ontwikkelingen de aankomende tijd nauwgezet. Op basis van de ervaringen
van samenwerkingsverbanden, scholen, gemeenten en jeugdhulpinstellingen gaan we verder
in gesprek over wat wenselijk en noodzakelijk is.
5. Monitoring
Voor de monitoring van de om- en afbouw zorgt de stuurgroep15 «Residentiële jeugdhulp en onderwijs». De stuurgroep ziet ook toe op de opdracht
van de Jeugdautoriteit om een periodieke monitor op te zetten. De monitor verzamelt
kwantitatieve en kwalitatieve informatie over de capaciteit en bezetting van gesloten
jeugdhulp en de alternatieve vraag naar deze intensieve jeugdhulp.
Verder start in 2023 een monitor residentieel onderwijs om te volgen hoe het gaat
met het onderwijsaanbod aan jongeren tijdens de om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp.
Deze monitor sluit aan bij de monitor van Stroomop16 met kwantitatieve en kwalitatieve informatie over de capaciteit en bezetting van
gesloten jeugdhulp en de alternatieve vraag naar deze intensieve jeugdhulp.
6. Investering
Het kabinet heeft structureel 15,5 miljoen euro extra beschikbaar voor onderwijs bij
residentiële instellingen gesteld. Dit komt vanaf 2023 stapsgewijs beschikbaar. Het
is bedoeld voor onderwijs aan jongeren in een gesloten setting (gesloten jeugdhulpinstelling
of in een JJI) of in een open setting (open residentiële instellingen of KVJJ).
Een deel van de middelen heeft als doel om de samenwerkingsverbanden te ondersteunen.
Zij moeten immers de jongeren opvangen die eerder naar de gesloten jeugdhulp met een
bijbehorende school gingen. Zowel de jongere als de school hebben een ondersteuningsbehoefte
om het onderwijs succesvol te laten zijn en daar hoort dan ook passende financiering
bij. Een ander deel van het budget gaat naar scholen bij de JJI’s om de onderwijsbegeleiding
te intensiveren.
Tot slot
De in deze brief genoemde stappen werken wij de komende periode verder uit met de
betrokken partijen. Voor het onderwijs aan de jongeren is het belangrijk dat de plannen
gedragen worden door alle betrokkenen en aansluiten op de ontwikkelingen binnen de
residentiële jeugdhulp en het justitiële domein. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen
dat ook als het even moeilijk gaat in het leven van jongeren ze altijd op de steun
en ondersteuning van het onderwijs kunnen rekenen zodat jongeren hun leven weer kunnen
oppakken en zich weer kunnen richten op de toekomst. Ik zal de voortgang nauwlettend
volgen en uw Kamer hiervan op de hoogte houden.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Indieners
-
Indiener
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs