Brief regering : Tweede voortgangsrapportage programma vervanging onderzeebootcapaciteit
34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst
Nr. 43 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2023
Bij deze bied ik u de tweede voortgangsrapportage aan over het programma vervanging
onderzeebootcapaciteit (VOZBT). Het accountantsrapport van de Auditdienst Rijk is
als afzonderlijk document meegezonden. De voortgangsrapportage beschrijft de feitelijke
ontwikkelingen in het programma in het afgelopen kalenderjaar, aangevuld met relevante
besluiten en ontwikkelingen tot het moment van vaststelling van de rapportage.Met
deze rapportage komt Defensie tegemoet aan de informatiewens van de Tweede Kamer conform
de Uitgangspuntennotitie groot project vervanging onderzeebootcapaciteit van 10 december
2020.
De tweede voortgangsrapportage spitst zich toe op de ontwikkelingen vanaf de eerste
voortgangsrapportage (Kamerstuk 34 225, nr. 35). Over deze ontwikkelingen is uw Kamer tussentijds geïnformeerd met de brief over
de offerteaanvraag (Kamerstuk 34 225, nr. 40) en de reactie op de motie van het lid Stoffer c.s. (Kamerstuk 36 200 X, nr. 41) over de industriële samenwerkingsovereenkomst (Kamerstuk 34 225, nr. 42). Ook zijn technische briefings gehouden over specifieke aandachtsgebieden zoals
de waarborging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie,
en over het eisenpakket, beoordelingskader en gunningsmodel.
In het programma zijn het afgelopen jaar belangrijke stappen gezet richting een contract
voor het bouwen van de nieuwe onderzeeboten. De basis hiervoor is gelegd met de besluitvorming
waarover uw Kamer op 1 april 2022 in de aanbiedingsbrief bij de eerste voortgangsrapportage
is geïnformeerd. De veranderde aanpak heeft meer focus aangebracht in de verwervingsvoorbereidingsfase
(DMP D-fase). Dit heeft er toe geleid dat Defensie op 16 november jl. de offerteaanvraag
heeft gestuurd aan de drie kandidaat-werven. Onderstaand zal ik de belangrijkste elementen
in de besluiten van het afgelopen jaar nogmaals kort toelichten.
Allereerst heb ik kort na mijn aantreden het besluit genomen om het programma inhoudelijk
scherper af te bakenen, het resterende deel van de dialoogfase niet uit te voeren
en concreet toe te werken naar de offerteaanvraag. Hierbij is een scheiding aangebracht
tussen de aanschaf van de onderzeeboten en het onderhoud gedurende de gehele levensduur.
Bij de uitwerking van het eisenpakket binnen het budget moest de focus meer worden
gericht op de specifieke eisen die Nederland aan het onderzeebootontwerp stelt, om
ook de komende decennia in deze in NAVO-verband veel gevraagde niche-capaciteit te
kunnen blijven voorzien.
Deze koerswijziging was mede nodig omdat het risico op een capability gap te groot werd. De continuïteit van de Onderzeedienst stond daarmee op het spel. Daarop
zijn maatregelen genomen zodat de huidige Walrusklasse langer op een veilige en operationeel
relevante manier kan doorvaren.Het is de intentie om de continuïteit van de onderzeebootcapaciteit
zo veel mogelijk te waarborgen en daarvoor uiteindelijk twee Walrusklasse onderzeeboten
in de vaart te houden, zolang de inzet veilig kan geschieden, tot aan het moment dat
twee nieuwe onderzeeboten volledig inzetbaar zijn.
Ook heb ik bij de eerste voortgangsrapportage verbetermaatregelen getroffen naar aanleiding
van de onderzoeken naar de oorzaken van tijdsoverschrijdingen en de doorlichting van
de programmaorganisatie. Deze maatregelen hadden onder meer betrekking op een effectievere
governance-structuur, betere sturing en communicatie, versterking van het projectteam,
en professionalisering van de planning en het risicomanagement. De ervaringen hiermee
tot dusver zijn positief. Het ligt voor de hand om de governance en de programmabeheersing
opnieuw te evalueren richting het einde van de DMP D-fase, wanneer een besluit moet
worden genomen over het vervolg van het vervangingsprogramma.
Met de genoemde besluiten kon gericht worden toegewerkt naar de offerteaanvraag, waarover
uw Kamer eind september 2022 is geïnformeerd (Kamerstuk 34 225, nr. 40). Voorafgaand aan het besluit over de offerteaanvraag zijn de risicoraming en business
case geactualiseerd. Het kabinet heeft besloten tot een verhoging van het budget.
In de afweging van meer budget voor de onderzeebootcapaciteit heeft Defensie bezien
welke andere draaiknoppen bestonden. Hiervoor is onder meer gekeken naar de eisen
aan de boot. Omwille van de betaalbaarheid en om de (minimale) behoefte scherper te
definiëren, zijn de eisen aan de boot nogmaals tegen het licht gehouden en daarbij
zijn, in samenspraak met de Commandant Zeestrijdkrachten en de Onderzeedienst, door
de Commandant der Strijdkrachten performancecriteria aangepast. De in de offerteaanvraag
vastgelegde eisen aan de boot voldoen aan de behoefte van een relevant inzetbare expeditionaire
onderzeeboot van de B-variant die wereldwijd inzetbaar is en die de niche-capaciteit
van Nederland goed kan blijven invullen.
Ook zijn eisen gesteld om de strategische autonomie en de wezenlijke nationale veiligheidsbelangen
(WNV) te waarborgen, waarvan mede een stimulans uitgaat om Nederlandse bedrijven op
te nemen in de toeleveringsketen van de kandidaat-werven.
In de Kamerbrief van 25 januari 2023 naar aanleiding van de motie van het lid Stoffer
c.s. (Kamerstuk 36 200 X, nr. 41) overde Industrial Cooperation Agreement (ICA) is uiteengezet hoe het kabinet de motie interpreteert en hieraan uitvoering
geeft (Kamerstuk 34 225, nr. 42). Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft het voortouw bij de totstandkoming
van de ICA, parallel aan het offertetraject onder verantwoordelijkheid van Defensie,
en voert hierover gesprekken met de kandidaat-werven. Voor zowel de offertes als de
ICA-voorstellen geldt dat deze op uiterlijk 28 juli 2023 door de kandidaat-werven
moeten zijn ingediend. Alleen met de winnende werf wordt de ICA ook werkelijk gesloten.
In afwachting van de offertes en ICA-voorstellen blijft Defensie het risicoprofiel
van het programma actualiseren. Bij het opstellen van de planning en in risicoanalyses
wordt rekening gehouden met verschillende scenario’s. De meest recente risicoanalyses
zijn verricht over de tweede helft van 2022 en laten een licht positieve ontwikkeling
zien. De risicoreservering is niet gewijzigd sinds september 2022. Tegelijk blijft,
mede gezien de fase waarin het programma verkeert en ontwikkelingen waarop Defensie
niet of beperkt invloed kan uitoefenen, sprake van de nodige onzekerheden. De vertrouwelijke
bijlagen bij de tweede voortgangsrapportage bevatten geactualiseerde informatie over
het levensduurkostenbudget, de risicoreservering en mitigerende maatregelen, en over
de belangrijkste risico’s (vertrouwelijke bijlagen E en F)1.
De eerstvolgende mijlpaal in de planning is de ontvangst van de offertes, die op uiterlijk
28 juli 2023 door de kandidaat-werven moeten zijn ingediend. In de daarop volgende
periode worden de offertes beoordeeld. Dit is vanwege de omvang en complexiteit van
de gevraagde informatie een arbeidsintensief proces. TNO en Marin ondersteunen Defensie
bij het analyseren en valideren van de voorstellen van de kandidaat-werven. Na ontvangst
van de offertes kan een betere inschatting worden gemaakt hoeveel tijd de beoordeling
en verificatie zal vergen. In de planning van het programma op hoofdlijnen wordt momenteel
uitgegaan van een voorlopig gunningsbesluit in het eerste kwartaal van 2024 en vervolgens
de DMP D-brief.
De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie