Brief regering : Voortgang programma ‘Erkennen & Waarderen’
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1028
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2023
Een duurzaam en sterk wetenschapssysteem is essentieel voor wetenschappelijke doorbraken
en voor het aangaan van maatschappelijke opgaven. Daarvoor zijn goede wetenschappers
nodig. Om toptalent te ontwikkelen, aan te trekken en te behouden is het belangrijk
om ruimte te geven aan divers talent.1 Dit betekent dat er ook aandacht moet zijn voor de ontwikkeling van een ieders diverse
talenten.
In 2019 hebben publieke kennisinstellingen en onderzoeksfinanciers het position paper «Ruimte voor ieders talent» gepubliceerd.2 Hierin geven zij aan een nieuwe weg in te slaan met het erkennen en waarderen van
wetenschappers. Er moet een grotere diversiteit aan loopbaanpaden- en perspectieven
komen, waarin ruimte is voor elk van de vijf kerndomeinen waarin wetenschappers actief
zijn: onderzoek, onderwijs, impact, leiderschap en patiëntenzorg (dit laatste is een
domein bij de universitair medische centra). Daarnaast wordt een betere balans tussen
individu en team beoogd. Niet alleen individuele wetenschappers, maar ook teams moeten
erkend worden voor hun wetenschappelijke prestaties. In het nieuwe erkennen en waarderen
komt in de beoordeling van wetenschappers en hun werk de focus meer te liggen op kwaliteit,
inhoud en creativiteit. Tot slot is er aandacht voor het stimuleren van open science
en goed academisch leiderschap.
In deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van het nationale programma
Erkennen & Waarderen aan de hand van het jaarverslag 2022 (als bijlage opgenomen bij
deze brief). Daarnaast informeer ik uw Kamer over de internationale ontwikkelingen
op het gebied van Erkennen & Waarderen en de relatie tussen Erkennen & Waarderen en
rankings van universiteiten.3
Deze onderwerpen zijn ook geadresseerd in het briefadvies van de AWTI «Duiden van
kwaliteiten van wetenschap».4 Met deze brief ga ik in op het verzoek van uw Kamer te reageren op zowel dit briefadvies
als de reactie daarop van de heer Poot.5 Ik waardeer de betrokkenheid van de heer Poot bij het publieke debat over de impact
en het belang van Erkennen & Waarderen voor de Nederlandse wetenschap. Tot slot deel
ik hoe ik aankijk tegen de rol van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren bij de
beoordeling van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappers.
Voortgang nationale programma Erkennen & Waarderen
Het Erkennen & Waarderen Jaarverslag 2022 geeft een uitgebreid overzicht van de stappen
die in 2022 zijn gezet. In de bijlage vindt uw Kamer het volledige verslag. Activiteiten
van vorig jaar zijn onder andere het Recognition and Rewards festival en de publicatie
van het Recognition and Rewards e-magazine.6 Het magazine behandelt een uiteenlopend scala aan onderwerpen, praktijkvoorbeelden
en dilemma’s. Tevens hebben er internationaal, nationaal en op instellingsniveau bijeenkomsten
en gesprekken plaatsgevonden waarin zowel «good practices» als zorgpunten, aandachtspunten en dilemma’s zijn besproken. Ik heb op verschillende
manieren deelgenomen aan dergelijke initiatieven. In het jaarverslag is ook te lezen
dat in mei 2022 het nationale programma Erkennen & Waarderen, met behulp van de lokale
projectleiders, het online community platform «RRview» heeft gelanceerd. Op dit platform
vindt veel uitwisseling plaats, bijvoorbeeld over de inbedding van ontwikkelde HR-instrumenten,
over de ontwikkeling van nieuw beleid, zoals het hooglerarenbeleid, en de implementatie
van instrumenten als de jaargesprekken.
Op het gebied van diversificatie en dynamisering van loopbaanpaden zijn ook mooie
voorbeelden opgenomen in het jaarverslag. Zo heeft de Universiteit Maastricht academische
profielen opgesteld voor diverse functies van wetenschappers. In deze profielen is
aandacht voor de kernwaarden van de universiteit, de kernactiviteiten van de wetenschapper
en is er ruimte voor een aantal keuzecomponenten waarop de wetenschapper wenst te
worden beoordeeld. De Erasmus School of Social and Behavioural Sciences is een pilot
gestart waarin wetenschappers naast het traditionele profiel, met 60% onderwijs en
40% onderzoek, nu ook kunnen kiezen voor een onderwijsprofiel met 80% onderwijs en
20% onderzoek, een onderzoeksprofiel met 75% onderzoek en 25% onderwijs, een impactprofiel
of een leiderschapsprofiel.
Een andere belangrijke ontwikkeling in 2022 is de start die is gemaakt met een routekaart,
die gepubliceerd zal worden onder de noemer «Ruimte voor ieders talent in de praktijk».
De routekaart geldt als vervolg op de position paper «Ruimte voor ieders talent».
Hierin wordt aan de hand van de vijf speerpunten van het programma Erkennen & Waarderen
geschetst wat de Nederlandse instellingen de komende jaren gaan realiseren. Het landelijk
programmateam Erkennen & Waarderen schrijft in het jaarverslag 2022 dat de routekaart
het onderlinge vertrouwen tussen de partners bevestigt en dat deze de gezamenlijk
ingezette cultuurverandering zichtbaar, duurzaam en concreet maakt. De routekaart
wordt voor de zomer na vaststelling door de besturen van alle betrokken partners gepubliceerd.
Deze voorbeelden zijn slechts een greep uit de vele concrete stappen die in 2022 zijn
gezet. Ik ben onder de indruk van de inzet van de regiegroep, het landelijke programmateam,
de lokale Erkennen & Waarderen-commissies en de vele anderen die zich met deze cultuurverandering
bezighouden. Kijkend naar de voortgang van het programma heb ik goede hoop dat de
impact van Erkennen & Waarderen steeds meer merkbaar wordt op de werkvloer, zodat
alle wetenschappers de ruimte krijgen om hun eigen talent te ontdekken en ontwikkelen.
Ook dit jaar staan er veel activiteiten gepland om het breder Erkennen & Waarderen
te volgen en realiseren. Voorbeelden op nationaal niveau zijn de publicatie van de
routekaart «Ruimte voor ieders talent in de praktijk», de derde editie van het Recognition
and Rewards festival, de eerste meting van de Erkennen & Waarderen cultuurbarometer,
de doorontwikkeling van het HR-instrumentarium en de publicatie van de derde editie
van het magazine. In het kader van het programma zal er ook een visie worden gepresenteerd
die aangeeft hoe andere groepen, naast het wetenschappelijk personeel, bij Erkennen
& Waarderen kunnen worden betrokken.
Op instellingsniveau realiseren universiteiten en umc’s in 2023 onder andere loopbaan-
en ontwikkelpaden met profielen of accenten binnen onderzoek, onderwijs, impact, leiderschap
en patiëntenzorg (clinician-scientist). De KNAW werkt voor haar onderzoeksinstituten aan een differentiatie van het profiel
onderzoeker. NWO werkt in 2023 aan een verdere uitrol van het evidence-based cv en de NWO-instituten gaan hun aanname- en bevorderingsbeleid in lijn brengen met
het programma Erkennen & Waarderen.7
Uw Kamer heeft de AWTI verzocht advies uit te brengen over het objectief beoordelen
van de kwaliteit van wetenschap en de beoordeling van wetenschappers. De AWTI is hierop
ingegaan in de brief «Duiden van kwaliteiten van wetenschap».8 De heer Poot reageert in zijn brief aan uw Kamercommissie op deze AWTI-brief. In
het vervolg van deze brief ga ik hierop in aan de hand van twee hoofdthema’s: internationale
ontwikkelingen in Erkennen & Waarderen en de verschuiving van de focus naar kwaliteit
bij de beoordeling van wetenschappers.
Internationale ontwikkelingen Erkennen & Waarderen
Er bestaan zorgen over de impact van de ontwikkelingen op het gebied van Erkennen
& Waarderen op de internationale positie van de Nederlandse wetenschap. De huidige
sterke positie is afhankelijk van een groot scala aan factoren. De wijze waarop we
wetenschappers de ruimte geven te excelleren in verschillende domeinen is er daar
een van. Tegelijkertijd is, zoals de AWTI in zijn briefadvies uiteenzet, het beter
erkennen en waarderen van de inzet van wetenschappers een internationale ontwikkeling.
Dit ervaar ik ook tijdens mijn buitenlandse bezoeken en in de samenwerking in de Europese
Onderzoeksruimte (ERA). Ik memoreer graag kort de belangrijkste internationale ontwikkelingen
en zal daarna ingaan op de relatie met de rankings.9
Internationaal speelt al langere tijd de behoefte om de kwaliteiten van wetenschap
op andere manieren te beoordelen. De oorsprong hiervan ligt in de Verenigde Staten,
toen tien jaar geleden de San Francisco Declaration on Research Assessment (DORA) werd gepubliceerd. In dit manifest wordt erkend dat er een «dringende behoefte»
is «aan een verbetering van de manier waarop de producten van wetenschappelijk onderzoek
worden geëvalueerd door subsidieverstrekkers, academische instellingen en andere partijen.»10 Het manifest beveelt aan om bij de beoordeling van bijdragen van een individuele
wetenschapper geen gebruik te maken van tijdschriftmaten, zoals de journal impact factor, als maatstaf van de kwaliteit van individuele artikelen. Ook wordt in het manifest
de noodzaak onderstreept om onderzoek op zijn eigen kwaliteiten en verdiensten te
beoordelen. Dit manifest is ondertekend door meer dan 2600 instanties (waaronder VSNU
(nu UNL), NFU, KNAW, NWO en ZonMw) en meer dan 22.000 individuen uit 159 landen.11
De afgelopen jaren is er sprake van een stroomversnelling in de internationale Erkennen
& Waarderen-beweging. Zoals de AWTI beschrijft, hebben Finland, Noorwegen en Verenigd
Koninkrijk position papers gepubliceerd waarin gesteld wordt dat bij de waardering van wetenschap kwantitatieve
indicatoren ten dienste staan van een gedegen kwalitatief oordeel, in plaats van andersom.
In Europees verband zijn er diverse programma’s in gang gezet om een andere manier
van beoordeling van wetenschap te ontwikkelen en toe te passen. Een belangrijke mijlpaal
is de lancering van de Agreement on Reforming Research Assessment (RRA)12 in 2022 door de Europese Commissie, Science Europe en de European University Association.
Deze is ondertekend door vrijwel alle partners uit het nationale programma Erkennen
& Waarderen. In de overeenkomst wordt opgeroepen om de diversiteit aan bijdragen aan
en verschillende loopbanen in de wetenschap te erkennen. Het ongepaste gebruik van
publicatie-gebaseerde indicatoren zoals de journal impact factor en de h-index bij de beoordeling van de kwaliteit van onderzoek wordt afgekeurd. Ook is er overeenstemming
dat het gebruik van ranglijsten van universiteiten13, beter bekend als universitaire rankings, en onderzoeksorganisaties zo veel mogelijk bij onderzoeksbeoordeling moet worden
vermeden en wordt uitgesproken dat rankings niet van invloed mogen zijn op de beoordeling van de kwaliteit van onderzoek of wetenschappers.
Meer dan 450 instellingen uit meer dan 40 landen hebben dit verdrag inmiddels ondertekend.14 Deze ondertekenaars werken samen aan de systematische hervorming van onderzoeksbeoordeling
in de hiervoor opgerichte Coalition for Advancing Research Assessment (CoARA). Prof. dr. Letschert15 is in december 2022 aangesteld als voorzitter van deze coalitie.
Internationale onderzoeksfondsen onderschrijven ook het belang van een verandering
in de huidige methoden van wetenschapsevaluatie. Het Europese kaderprogramma en de
European Research Council (ERC) volgen beiden de richtlijnen van de RRA. Deze ontwikkeling
is noemenswaardig, omdat Nederlandse wetenschappers relatief veel financiering ontvangen
vanuit de Europese kaderprogramma’s en ERC. Daarnaast zal Erkennen & Waarderen een
belangrijk onderdeel vormen van het programma van de jaarlijkse bijeenkomst van de
Global Research Council (GRC, een internationaal collectief van onderzoeksfinanciers)
die in mei 2023 plaatsvindt in Den Haag.16
Nederland is internationaal een van de voorlopers in de Erkennen & Waarderen-beweging17, maar bovenstaande ontwikkelingen onderstrepen dat Nederland – en zelfs Europa –
hier niet alleen in staan. De behoefte aan een ander beoordelingssysteem komt ook
duidelijk naar voren in mijn bilaterale gesprekken met collega-ministers en universiteiten
in andere landen. Het afgelopen jaar heb ik gesprekken gevoerd over Erkennen & Waarderen
met collegaministers uit Japan, Frankrijk en Duitsland. Ook tijdens bezoeken aan de
Amerikaanse westkust en het Verenigd Koninkrijk heb ik in gesprekken met topuniversiteiten
zoals Stanford, UCLA en UCL ondervonden dat de wens voor hervorming van onderzoeksbeoordeling
breed leeft. De ambities en doelstellingen van het nationale programma Erkennen &
Waarderen sluiten goed aan bij de internationale cultuurverandering die gaande is.
Onderdeel van de discussie die hierover gevoerd wordt, is de rol die internationale
universitaire rankings hierin spelen. Het gaat hierbij met name om rankings die berekend worden aan de hand van meerdere indicatoren, met een nadruk op bibliometrische
indicatoren.18 Daarbij is het vaak niet geheel transparant hoe de diverse indicatoren gewogen worden
en waarom gekozen wordt om bepaalde indicatoren zwaarder te wegen. Gezien de aandacht
voor dit onderwerp heeft UNL een expertgroep universitaire rankings opgericht, die binnenkort een advies uitbrengt aan universiteitsbestuurders over
hoe het beste met universitaire rankings kan worden omgegaan.19 In het voorlopige advies van de expertgroep is opgenomen dat zij niet verwacht dat
het implementeren van Erkennen & Waarderen een grote invloed zal hebben op de positie
van de Nederlandse universiteiten in de veel gebruikte rankings.
Een belangrijke vraag hierbij is of universitaire rankings wel het juiste middel zijn om de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap te meten.
De AWTI geeft in zijn brief aan dat «het gebruik van rankings problematisch is, want deze negeren de complexiteit van de werkelijkheid. Wetenschappelijke
instellingen voeren verschillende activiteiten in verschillende wetenschapsgebieden
en in verschillende omgevingen uit. Door alles langs één en dezelfde meetlat te leggen,
worden appels met peren vergeleken. Ranglijsten van universiteiten gebruiken om landen
met elkaar te vergelijken is ook problematisch», zo schrijft de AWTI, «want landen
verschillen in het aantal universiteiten, in de specialisatie in wetenschapsgebieden
en disciplines, en in type universiteiten (meer onderwijs/meer onderzoek, algemeen/technisch,
etc.)» (p. 6). Het Rathenau Instituut benoemt dezelfde beperkingen en roept op de
rankings met de «nodige voorzichtigheid» te gebruiken.20 Het Rathenau Instituut laat zien dat losstaande indicatoren, zoals internationale
samenwerking, publicatie en citatie-impactscores en mate van Europese financiering,
wijzen op een sterke internationale positie van de Nederlandse wetenschap.21 De AWTI geeft in haar brief aan dat er vooralsnog geen indicaties zijn dat het anders
evalueren van wetenschap en wetenschappers deze positie negatief beïnvloedt. Ik heb
er vertrouwen in dat we de sterke Nederlandse positie in de mondiale wetenschap zullen
behouden.
Focus op kwaliteit als pijler van Erkennen & Waarderen
Zoals hiervoor is benoemd, vraagt de beweging van Erkennen & Waarderen niet alleen
aandacht voor de verschillende vormen van wetenschappelijk talent, maar pleit het
ook voor een bredere blik als het gaat om het beoordelen van de kwaliteit van wetenschappers.
Gezien de belangstelling van uw Kamer voor dit onderwerp22, ga ik hier nader op in. Dit onderwerp wordt tevens geadresseerd in de brief van
de AWTI en in de brief van de heer Poot.
Wat betreft de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap blijkt uit de brief van de AWTI dat bibliometrische indicatoren, zoals de journal impact factor en de h-index, niet neutraal zijn. De AWTI benoemt dat er grote verschillen zijn tussen wetenschapsgebieden
en -disciplines, waardoor bibliometrische indicatoren niet vergelijkbaar zijn tussen
deze gebieden en disciplines. Ook schrijft de AWTI dat de omvang van vakgebieden verschilt
en dat er sprake is van verschillen in publicatie- en citatiegewoonten tussen vakgebieden.
De AWTI zegt dat het wel mogelijk is om bibliometrische indicatoren te corrigeren
voor verschillen tussen disciplines, maar dat dit niet gebeurt bij indicatoren als
de journal impact factor en de h-index. Ondanks deze beperking, zo stelt de AWTI, worden vooral deze twee indicatoren veelvuldig
gebruikt als kernindicator bij de beoordeling van onderzoeksvoorstellen.
Over de beoordeling van de kwaliteit van wetenschappers stelt de AWTI dat bibliometrische indicatoren een onvolledig beeld geven om de verschillende
kwaliteiten van individuele wetenschappers te kunnen beoordelen. Er worden verschillende
tekortkomingen van de journal impact factor en de h-index benoemt. De AWTI schrijft tevens: «Deze indicatoren houden geen rekening met
de bijdragen die wetenschappers doen aan beleid, omdat hier geen bruikbare indicatoren
voor zijn, terwijl die bijdrage aan beleid ook impact is van wetenschap. De wetenschapper
die meer tijd besteedt aan andere activiteiten zoals onderwijs of kennisdeling met
beleidsmakers en mogelijk minder aan het publiceren van wetenschappelijke artikelen,
zal door eenzijdig gebruik van bibliometrische indicatoren per definitie benadeeld
worden» (p. 5).
Uit de brief van de AWTI maak ik op dat het belangrijk is zorgvuldig en verantwoord
om te gaan met het gebruik van bibliometrische indicatoren. De bevindingen van de
AWTI over het gebruik van bibliometrische indicatoren sluiten tevens aan bij de internationale
trends rondom «research assessment», waar ik hierboven nader op in ben gegaan. De
Europese ontwikkelingen in de richting van een nieuwe vorm van evalueren onderstrepen
de noodzaak voor het verantwoord gebruik van bibliometrische indicatoren.
Indachtig het advies van de ATWI steun ik het wetenschapsveld in haar ambitie om bij
de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappers de nadruk minder
te leggen op bibliometrische indicatoren en sterker op kwaliteit, inhoud, wetenschappelijke
integriteit, creativiteit, bijdrage aan de wetenschap en/of maatschappij, en erkenning
van het specifieke profiel van een wetenschapper en domein(en) waarbinnen een wetenschapper
actief is. Een dergelijke transitie kost tijd, al worden er al duidelijke stappen
gezet.23 NWO hanteert inmiddels in het evidence-based cv24 een lijst met verschillende indicatoren. Deze indicatoren, de selectieprocedures
en de uitkomsten daarvan zijn volledig transparant. Wijzingen in de procedures worden
doorlopend op draagvlak getoetst in het veld.
Ik steun de ambities van de beweging van Erkennen & Waarderen en vind het belangrijk
dat wetenschappers voor de volle breedte van hun werk erkend en gewaardeerd worden.
Ik vind het daarbij belangrijk dat bij de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap
en wetenschappers een verantwoorde en evenwichtige mix tussen kwalitatieve en kwantitatieve
indicatoren wordt gehanteerd, die recht doet aan de diversiteit aan wetenschappelijke
velden en disciplines. Het is aan de partijen die het position paper hebben ondertekend en aan het wetenschapsveld om invulling te geven aan een verantwoorde
balans bij de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappers.
Tot slot
Een cultuurverandering vergt tijd, aandacht, inspanning, durf en leiderschap. Dat
er bij zo’n verandering ook de nodige zorgen en dilemma’s spelen, is begrijpelijk
en door hier goed naar te luisteren kan de koers aangescherpt worden. Naast de gesprekken
die ik over dit onderwerp voer, waardeer ik het dat de partners in het nationale programma
Erkennen & Waarderen het gesprek opzoeken met deelnemers die verschillende perspectieven
op Erkennen & Waarderen hebben, waarbij ook het gesprek wordt gezocht met betrokkenen
die kritisch zijn en/of zorgen hebben over de impact van Erkennen & Waarderen.
Ik blijf hier in mijn periodieke overleggen met de Erkennen & Waarderen partners aandacht
voor vragen. Kijkend naar de nationale en internationale ontwikkelingen en het advies
van de AWTI ben ik hoopvol als het gaat om het creëren van een nieuwe cultuur ten
aanzien van het erkennen en waarderen van onze wetenschappers. Een cultuur waarin
ruimte is voor de ontwikkeling van hun diverse talenten en die de wetenschap in Nederland
verder verrijkt en versterkt, waardoor Nederland ook aantrekkelijk blijft als wetenschapsland
op het internationale toneel. Dat wij voorop lopen in deze transitie geeft ons de
kans om richting te geven en om te laten zien dat wij een wetenschappelijke gemeenschap
van topniveau hebben.
Ik blijf de ambities van de beweging van Erkennen & Waarderen stimuleren en onderschrijven.
Ik zal, zoals hierboven aangegeven, blijvend aandacht houden voor de internationale
positie van de Nederlandse wetenschap. Volgend jaar informeer ik uw Kamer opnieuw
over de voortgang van het nationale programma.25 Hierin zal ik de resultaten uit de eerste cultuurbarometer meenemen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap