Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap
36 272 Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap
Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2023
Met hun initiatiefnota1 hebben de leden Ellian (VVD) en Segers (CU) aandacht gevraagd voor en opgeroepen
tot het ondernemen van actie tegen antisemitisme. Deze brief beoogt daar een toelichting
op te geven. Tevens wordt hiermee opvolging gegeven aan een verzoek van de vaste commissie
voor Justitie en Veiligheid om een kabinetsreactie op de initiatiefnota te geven.2
De leden wijzen op belangrijke aspecten van (de bestrijding van) antisemitisme en
het belang als samenleving sterk te staan voor het in vrijheid en veiligheid kunnen
beoefenen van het Joodse geloof, evenals de vrijheid en veiligheid om het Joodse leven
blijvend tot bloei te laten komen. Het doel is daarmee groter dan het bestrijden van
antisemitisme.
1. Steun voor de initiatiefnota
Ik stuur deze reactie mede namens de Ministers voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor Langdurige Zorg en Sport, van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Wij danken de leden voor hun initiatief; het
bestrijden van antisemitisme heeft ook voor ons hoge prioriteit. Het kabinet steunt
de doelen van de initiatiefnota en wij willen daarom ook opvolging geven aan de beslispunten
uit de initiatiefnota.
Er is geen ruimte en tolerantie voor Jodenhaat in onze samenleving. Het is niet voor
niets dat wij jaarlijks de Holocaust herdenken en door middel van educatie en kennisverspreiding,
onder andere via het onderwijs, aandacht geven aan dit verschrikkelijke hoofdstuk
in de geschiedenis. Deze geschiedenis leert ons hoe alert we moeten zijn en blijven
op uitsluiting en schending van mensenrechten en wat de gruwelijke gevolgen kunnen
zijn van het buiten werking stellen van de democratie en rechtsstaat.
Tegelijkertijd vieren we de aanwezigheid van de Joodse gemeenschap en de culturele
uitingen ervan. Om het belang van de aanpak te onderstrepen is sinds 2021 de functie
van Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) ingesteld. Zo adviseert
de NCAB bijvoorbeeld over het vervolg dat gegeven kan worden aan de projecten die
in het kader van de besteding van de gelden antisemitisme uit de eerste initiatiefnota
uit 20193 zijn uitgevoerd.4 De functie is vorig jaar structureel gemaakt. De initiatiefnota vormt een goede aanvulling
op het Werkplan 2022–2025 van de NCAB dat afgelopen najaar naar uw Kamer gestuurd
is.5 Het kabinet is voornemens nog dit jaar een Nationale Strategie Antisemitismebestrijding
te presenteren.
2. Reactie op de initiatiefnota
Nederland kent een lange geschiedenis van Joods leven en het Joodse leven is een onlosmakelijk
deel van Nederland. Het Joodse leven in Nederland kent vele hoogtepunten, maar ook
continu antisemitisme, met als absoluut dieptepunt de Holocaust. Kennis hiervan is
niet vanzelfsprekend. Zo laten verschillende recente onderzoeken6 zien dat ontkenning en bagatellisering van de Holocaust in het klaslokaal geen uitzondering
is. Juist de kennis over de Holocaust kan huidige en toekomstige generaties wapenen
tegen antisemitisme, discriminatie en uitsluiting.
Het kabinet ziet dat antisemitisme weer de kop opsteekt in Nederland. Thema’s die
maatschappelijke onrust veroorzaken, voeden en vormen Jodenhaat. Rondom COVID-19 en
de oorlog in Oekraïne kwamen antisemitische samenzweringstheorieën bovendrijven. Uit
onderzoek van onder andere de Anne Frank Stichting en het Verwey Jonker Instituut7 weten we dat het Midden-Oostenconflict en voetbal de belangrijkste triggerfactoren
zijn voor antisemitische uitingen in Nederland; deze zorgen voor het grootste deel
van de antisemitische uitingen in ons land. In meer algemene zin blijkt dat vooroordelen,
stereotypen en de heersende sociale norm belangrijke voorspellers zijn van stigmatiserende
uitingen en racistisch en discriminatoir gedrag. Het kabinet zet daarom, naast een
repressieve aanpak, ook in op een preventieve aanpak van discriminatie en racisme,
waaronder antisemitisme. Die preventieve aanpak richt zich op bewustwording en het
tegengaan van vooroordelen en stigmatisering in de gehele samenleving.
Antisemitisme ondermijnt het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel en kan leiden tot
vormen van discriminatie, marginalisatie en radicalisering. Hiermee is antisemitismebestrijding,
naast de bescherming van de Joodse minderheid, ook onderdeel van de bescherming van
de democratische rechtsstaat. De samenleving als geheel draagt verantwoordelijkheid
voor het beschermen van minderheden en de democratische rechtsstaat.
Met de ruim 102.000 Nederlandse Joden die in de Holocaust zijn vermoord, is een enorm
gat geslagen in de Nederlandse samenleving. Vanuit dit besef en de in 2020 gemaakte
excuses voor de houding van de Nederlandse overheid ten aanzien van de Jodenvervolging,
draagt de rijksoverheid een historische verantwoordelijkheid om antisemitisme te bestrijden.
Wij kunnen ons vinden in de keus van de initiatiefnemers om bij de door hen aangedragen
beslispunten ook verschillende typen voorstellen te doen. Voor een deel betreft het
hele concrete voorstellen gericht op het identificeren van plegers van antisemitisme
of het bevorderen van beveiliging van Joodse locaties. Voor een groot deel betreft
het voorstellen in de meer preventieve sfeer, waarin door middel van dialoog en onderwijs
wordt beoogd meer begrip en bewustwording te creëren.
Wij delen de zorgen van de initiatiefnemers ten aanzien van de veelvuldige verspreiding
van online antisemitische content en complottheorieën. Zo heeft de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme
Nederland8 benoemd dat complottheorieën rond ideeën van omvolking leiden tot een toename van
antisemitisme. De initiatiefnemers wijzen in het bijzonder op het toenemend antisemitisme
in de context van groeiend online anti-overheidsdenken en rechts-extremisme. Wij zijn
voornemens om in dialoog te treden met de internetsector over de veelvuldige verspreiding
van dit type content door middel van algoritmen. Zoals benoemd door de initiatiefnemers,
is de Digital Services Act een stap vooruit ten aanzien van het vergroten van de verantwoordelijkheid
van onder meer sociale mediaplatformen en het bestrijden van illegale content.
Aan het eind van de initiatiefnota zijn de beslispunten opgenomen, die in de kern
voorstellen van de initiatiefnemers zijn. Per punt geven wij hier een reactie op.
Sommige punten raken aan staand kabinetsbeleid. Andere zijn nieuw te noemen en vergen
een uitgebreidere reactie.
1. Mandaat van de NCAB verbreden tot «koesteren van het Joodse leven».
De taken van de NCAB worden omschreven in het Besluit van de Minister van Justitie
en Veiligheid van 18 juni 2021 (kenmerk 3314219/21/DP&O), houdende wijziging van het
Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de instelling
van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding9. Zij zien onder andere op het adviseren van de Minister van Justitie en Veiligheid
over de bestrijding van antisemitisme. Met de Mededeling van de Europese Commissie
met een EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het
Joodse Leven (2021–2030)10 is op Europees niveau echter een ontwikkeling op gang gekomen waarbij, naast de aandacht
die er voor de bestrijding van antisemitisme moet zijn, ook plaats wordt ingeruimd
voor herdenken en de bevordering van het Joodse leven. Het eerder aangehaalde Werkplan
2022–2025 van de NCAB sluit hierop aan.
Gesteund door initiatiefnemers en bovenstaande ontwikkelingen, zullen we de verbreding
van het mandaat van NCAB, waaronder de financiering van de functie onderwerp van bespreking
in het kabinet maken.
2. Het vereenvoudigen van de registratie van strafbare feiten met een discriminatoir
karakter, waaronder een aparte projectcode.
De leden verzoeken om een aparte projectcode in de politiesystemen te creëren voor
discriminatoire feiten ten aanzien van antisemitische incidenten om de registratie
en opnemen van dit soort incidenten eenvoudiger te maken. Ik ben het met de initiatiefnemers
van de nota eens dat een aangifte of melding van alle vormen van discriminatie incidenten,
waaronder ook antisemitische incidenten, eenvoudig en laagdrempelig moeten zijn, zowel
voor de burger als ook voor de politie. Het vraagstuk speelt daarmee breder dan alleen
voor antisemitisme.
Het opnemen en de registratie van meldingen en aangiftes is een generieke taak van
alle basisteams van de politie. De politie registreert meldingen en aangiftes primair
om te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit -om hiervoor verdachten te kunnen
opsporen in het kader van het strafrecht. Dit betekent dat de basisteams, wanneer
er sprake is van een discriminatie incident, dit onder het kopje «discriminatie» registreren.
Om basisteams te helpen met expertise over de strafbare componenten in meldingen en
aangiftes wordt door het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie (ECAD-P)
een code aan een melding of een aangifte gekoppeld gerelateerd aan een van de discriminatiegronden
in het Wetboek van Strafrecht met daaraan toegevoegd antisemitisme. Overigens leveren
maar een beperkt aantal incidenten strafbare feiten op. Een betekenisvolle afdoening
en het voorkomen van incidenten zijn een gemeentelijke taak. Incidenten kunnen daarom
ook altijd gemeld en geregistreerd worden bij gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen
(ADV). Medewerkers van antidiscriminatievoorzieningen zijn gespecialiseerd in de begeleiding
van mensen die discriminatie hebben ervaren. Zo kan een antidiscriminatievoorziening
een melder helpen om een melding of aangifte te doen bij de politie, iemand begeleiden
richting het College voor de Rechten van de Mens of de Nationale ombudsman. Ook heeft
een antidiscriminatievoorziening ingangen bij de gemeente om problemen aan te kaarten.
Rapportages hierover worden jaarlijks gepresenteerd in het rapport Discriminatiecijfers
van onder andere de politie en de antidiscriminatievoorzieningen.
3. De uitgave «Jodendom en antisemitisme in Nederland» onder de aandacht brengen bij
elke politie-eenheid.
Het tijdig kunnen herkennen van discriminatie, en meer specifiek antisemitisme, om
het hierna betekenisvol op te kunnen pakken en af te handelen door de politie dan
wel elders in de keten, is voor de aanpak van dit fenomeen zeer belangrijk. Binnen
het Programma Politie voor iedereen ben ik zeker bereid om in het kader van de vakbekwaamheid
van de politie de uitgave «Jodendom en antisemitisme in Nederland» onder de aandacht
te brengen in iedere politie-eenheid, via de ambassadeurs «Politie voor iedereen».
Ook wordt het Joods Politie Netwerk, als onderdeel van het brede netwerk divers vakmanschap
(NDV), hiervoor ingezet.
4. De samenwerking tussen de Kmar, de gemeente Amsterdam en Bij Leven en Welzijn bestendigen,
en waar nodig hulp te bieden bij het upgraden van de noodzakelijke technische faciliteiten
voor de beveiliging.
Het kabinet voelt zich zeer betrokken bij de veiligheid van de Joodse gemeenschap.
Het is afschuwelijk dat leden van deze gemeenschap met dreiging worden geconfronteerd.
Mede daarom is de NCAB belast met de taak te monitoren in hoeverre de huidige maatregelen
de beveiliging van Joodse gemeenschappen effectief borgen.
Dat de Joodse gemeenschap, al dan niet door de inzet van een organisatie als Bij Leven
en Welzijn, een eigen bijdrage levert aan haar veiligheid en zo vorm geeft aan de
eigen verantwoordelijkheid, waardeer ik zeer. De verantwoordelijkheid om eventuele
aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen voor Joodse objecten ligt bij het lokaal
bevoegd gezag. In de periode 2014–2017 is door het Rijk extra geïnvesteerd in de versterking
van de weerstand van Joodse objecten. Via een jaarlijkse bijzondere bijdrage aan een
aantal gemeenten is de weerstand van de joodse objecten in lijn gebracht met de dreiging.
Deze maatregelen bieden een goede basis tegen de dreiging. Bij een specifieke dreiging
kunnen aanvullende (ook technische) maatregelen nodig zijn. Dat moet op dat moment
worden bepaald binnen de bestaande verdeling van verantwoordelijkheden.
Nederland werkt met een systeem van dreigingsniveaus die aangeven hoe groot de kans
is op een terroristische aanslag in of tegen Nederland. De NCTV publiceert hiertoe
drie maal per jaar het hierboven reeds aangehaalde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland
(DTN).
Daarnaast is het aan de lokaal betrokken partners om, daar waar nodig, de onderlinge
samenwerking te versterken en te bestendigen. Als Minister van Justitie en Veiligheid
kan ik handvatten en best practices bieden als het gaat om samenwerking op het gebied van veiligheid. Mijn ambtsvoorganger
heeft dat in 2018 gedaan door, in samenwerking met de Expertise Unit Sociale Stabiliteit
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Handboek Veiligheid religieuze
instellingen op te laten stellen en te verstrekken aan alle gemeenten. Ik heb zelf
kunnen horen en zien dat in Amsterdam alle betrokken partijen nauw en goed in contact
staan met elkaar en samenwerken. Ik heb daarom voldoende vertrouwen in een goede samenwerking
tussen de betrokken partijen, nu en in de toekomst. Over deze vraagstukken is ook
contact tussen de NCTV en de NCAB.
5. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs te verzoeken een projectsubsidie
van € 200.000,– vrij te maken voor organisaties als Na de Oorlog zodat het aantal
lessen van 800 naar 2.600 opgeschaald kan worden.
Uw Kamer heeft tijdens de begrotingsbehandeling 2023 van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap een amendement ingediend en nadien aangenomen dat 200.000 euro
voor dit doel vrijmaakt.11 Dit bedrag dient besteed te worden aan het bestrijden van antisemitisme, bijvoorbeeld
door gastlessen van Holocaustslachtoffers en -overlevenden en hun nazaten. De Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft, als uitwerking van dit amendement en de
motie van de leden Ellian en Segers12, die oproept om de persoonlijke verhalen van overlevenden en nabestaanden van de
Holocaust een structurele plek te geven in het onderwijs, besloten om de stichting
Na de Oorlog een eenjarige subsidie toe te kennen13.
Na de Oorlog leidt gastsprekers op die op professionele wijze met leerlingen in het
primair en voortgezet onderwijs hun oorlogsverhaal delen en maakt matches tussen scholen
en gastsprekers. Met deze middelen kunnen zij hun netwerk aan gastsprekers uitbreiden
en verder professionaliseren. Zo komt de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
tegemoet aan de wens van de Kamer om deze persoonlijke verhalen een structurele plek
te geven in het onderwijs.
Daarnaast worden er ook vanuit het Landelijk Steunpunt Gastsprekers (LSG) gastlessen
voor scholen verzorgd. Het LSG, dat ressorteert onder het Herinneringscentrum Kamp
Westerbork, schoolt, bemiddelt en ondersteunt ruim 200 gastsprekers waarvan 112 met
een Joods of Roma/Sinti achtergrond. Het LSG ontvangt structurele subsidie van de
Staatssecretaris van VWS voor deze bemiddeling en scholing. Circa 70% van de gastlessen
wordt verzorgd door de eerste en tweede generatie overlevenden van de Holocaust. In
2023 hoopt het LSG 2000 bemiddelingen te realiseren waardoor circa 52.000 leerlingen
worden bereikt. Daarnaast onderhoudt het LSG een belangrijk docentennetwerk en is
er natuurlijk een belangrijke samenhang met het bezoek van scholen aan het Herinneringscentrum
Kamp Westerbork.
6. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties te verzoeken blijvend uitvoering te geven aan de EU-aanbeveling
om in wet- en regelgeving het mogelijk te laten blijven voor de Joodse gemeenschap
om hun religieuze en culturele gebruiken te handhaven.
Het kabinet gaat uit van de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en hecht er veel
belang aan dat iedereen zijn of haar religie in vrijheid en veiligheid kan uitoefenen.
Dit ondersteunt het kabinet daar waar noodzakelijk ook in wetgeving.
7. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Langdurige Zorg en Sport
te verzoeken Nederlandse voetbalclubs te verplichten om met een structurele clubaanpak
tegen antisemitische en racistische leuzen te komen en daar een rapportageplicht aan
te verbinden.
Het kabinet keurt het scanderen van antisemitische, racistische dan wel anderszins
discriminerende spreekkoren of leuzen in stadions ten zeerste af. Samen met betrokken
partners zetten wij ons in voor een veilig en gastvrij betaald en amateurvoetbal,
waarbij iedereen zich welkom voelt in en rondom het stadion. Hierbij hoort ook een
structurele (club)aanpak tegen antisemitische en racistische leuzen. Op meerdere manieren
zetten partijen zich hiervoor in.
Om in Nederland betaald voetbal te mogen spelen moeten betaald voetbalclubs (BVO’s)
voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB. Een van de licentie-eisen is het hebben
van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van
dit beleid in de organisatie. De BVO’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie
en de licentiecommissie betaald voetbal monitort en toets of clubs aan de gestelde
criteria voldoen. Ingevolge de Standaardvoorwaarden van de KNVB is het reeds verboden
spandoeken of andere voorwerpen met discriminerende of provocerende teksten, afbeeldingen
of vormen in het stadion mee te nemen.
Naast de licentie-eis is in het «Handboek Competitiezaken Betaald voetbal» een protocol
rondom kwetsende spreekkoren opgenomen. Voor de bestrijding van ongewenste spreekkoren
moet door de BVO’s gebruik worden gemaakt van de Richtlijn bestrijding verbaal geweld.
Een onafhankelijk tuchtrechter toetst bij incidenten of clubs voldoende hebben gedaan
om ongewenste leuzen en spreekkoren te bestrijden. Eventuele straffen voor clubs variëren
van boetes, het spelen van wedstrijden zonder (uit)publiek tot het in mindering brengen
van punten. Straffen voor individuen (stadionverboden) worden opgelegd door de KNVB
aan de hand van meldingen van clubs en het OM.
Ook vanuit het werkplan van de NCAB wordt aandacht besteed aan het tegengaan antisemitische
spreekkoren en antisemitische uitingen in de sport in de brede zin.
Door middel van de licentie-eisen, de richtlijn bestrijding verbaal geweld en het
u bekende plan «Ons voetbal is van Iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» (OVIVI) (Kamerstuk 30 234, nr. 241) wordt voorzien in een structurele clubaanpak tegen antisemitische, racistische en
anderszins discriminerende leuzen, zoals aan de hand van het ook door de initiatiefnota
genoemde Spreekkorenproject. In het kader van de genoemde licentie-eis is er tevens
een rapportageplicht. Een en ander neemt niet weg dat dergelijke spreekkoren of leuzen
nog steeds voorkomen in stadions. Daarom blijven wij met de KNVB in gesprek en werken
we met alle betrokken partners aan een vervolg op OVIVI. De aanpak van antisemitische
en racistische spreekkoren wordt hierin meegenomen.
8. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs te verzoeken er zorg voor te dragen
dat ieder kind tijdens zijn of haar schooltijd minimaal één keer een ervaringsverhaal
te horen krijgt over de Tweede Wereldoorlog.
Zoals hierboven reeds aangegeven, geeft de regering uitvoering aan het eerder genoemde
amendement Segers/Ellian en de motie Segers/Ellian die de regering oproept om de persoonlijke
verhalen van nazaten van overlevenden en slachtoffers van de Holocaust een structurele
plek te geven in het onderwijs aan leerlingen en leraren14. Daarvoor is in 2023 200.000 euro voor beschikbaar. Daarmee bieden we scholen de
gelegenheid om gastsprekers op dit terrein op school te laten vertellen over hun ervaringen.
Daarnaast is in 2021 de burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs aangescherpt.
Dat betekent dat scholen de opdracht hebben om leerlingen kennis van én respect voor
de basiswaarden van de democratische rechtstaat bij te brengen, hen sociale en maatschappelijke
competenties te laten ontwikkelen en de school zelf in overeenstemming met de basiswaarden
van de democratische rechtstaat te laten functioneren. Daar passen zaken als non-discriminatie
en tolerantie in.
Ondanks het feit dat de bestrijding van antisemitisme een enorm belangrijk en actueel
thema is past terughoudend van de overheid als het gaat om het voorschrijven van «hoe»
scholen hun onderwijs vormgeven. Daarom nemen wij dit beslispunt in deze vorm niet
over.
Daarnaast informeert de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs de Kamer op
een later moment over de inzet tegen antisemitisme in het onderwijs en de aangenomen
moties en amendementen op dit terrein.
In de brief aan uw Kamer van 9 november 2022 (Kamerstuk 20 454, nr. 178) heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn beleidsambitie
beschreven voor de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. De Staatssecretaris
streeft ernaar dat alle inwoners van Nederland in iedere levensfase op een kwalitatief
goede manier in aanraking (kunnen) komen met het verhaal van de Tweede Wereldoorlog
in al haar facetten, verbonden met hedendaagse maatschappelijke vraagstukken zoals
democratie, rechtsstaat en vrijheid. Om deze ambitie te realiseren faciliteert de
Staatssecretaris de vele professionele en vrijwilligersorganisaties binnen de herinneringssector,
zoals de vijf herinneringscentra, het Joods Cultureel Kwartier, Het Nationaal Comité
4–5 mei en het NIOD, instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en de
Anne Frank Stichting. Deze organisaties zetten zich dagelijks in om het verhaal van
de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust op een goede manier aan kinderen, jongeren
(via de scholen) en volwassenen te vertellen.
Met het wegvallen van de eerste generatie oorlogsgetroffenen die de Holocaust hebben
overleefd, blijft het van belang hun verhalen te bewaren en door te geven. Hierbij
speelt digitalisering, (open) archieven en het toegankelijk maken van het materiaal
een belangrijke rol. Hiertoe ondersteunt de Staatssecretaris van VWS onder andere
het Netwerk Oorlogsbronnen. Ook stimuleert hij de samenhang en samenwerking op het
gebied van educatie, digitalisering en museaal aanbod (zie verder onder 9).
Verder gaan de NCAB en de gemeente Amsterdam een steunpunt opzetten voor scholen,
waar zij terecht kunnen met vragen over Holocausteducatie en antisemitisme. Daartoe gaan de NCAB en de gemeente Amsterdam in gesprek
met het Amsterdamse onderwijsveld en experts over de invulling van het steunpunt.
De NCAB is voornemens ook elders in het land in gesprek te gaan, om ook daar lokale
ondersteuning te bieden, onder meer samen met de VNG.
Op 1 februari 2023 stuurde Herinneringscentrum Kamp Westerbork mede namens enkele
andere organisaties in het veld een brief over Holocausteducatie naar enkele bewindspersonen.
In reactie hierop organiseert de NCAB een reeks overleggen met de betrokken maatschappelijke
organisaties, om de mogelijkheid te verkennen om tot een nationale aanpak Holocausteducatie
te komen. De coördinerende rol van de NCAB hierin is afgestemd met de betrokken organisaties.
De NCAB doet dit in samenwerking met VWS, als coördinerend departement voor het dossier
oorlogsgetroffenen herinnering WOII.
9. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken in de lerarenopleiding
ruimte te maken voor ervaringsverhalen over de Tweede Wereldoorlog in relatie tot
antisemitisme in samenwerking met de Stichting Na de Oorlog; met als doel dat op de
lerarenopleiding iedere docent wordt getraind om aan leerlingen de verhalen te vertellen
van overlevenden van de Tweede Wereldoorlog en om de lessen op te schalen.
Geschiedenis en burgerschapsvorming vormen een substantieel onderdeel van de generieke
kennisbasis voor de lerarenopleidingen. Voor de tweedegraadslerarenopleidingen is
«antisemitisme en de Tweede Wereldoorlog» verankerd in het domein «geschiedenis en
pluriforme samenleving». Het thema komt in de opleidingen aan de orde wanneer studenten
hun ervaringen tijdens de praktische beroepsvoorbereiding bespreken met de opleiders
in de opleiding of op school. De lerarenopleidingen vertalen de kennisbasis naar hun
curriculum en geven daarmee aandacht aan antisemitisme en de Tweede Wereldoorlog.
We gaan met de lerarenopleidingen in gesprek over antisemitisme in het curriculum
van de lerarenopleidingen. De herijking van de kennisbasis, die de lerarenopleidingen
de komende periode uitvoeren, is daarvoor een geschikt moment.
Docenten worden op allerlei manieren door de professionele partijen in de WOII-sector
gefaciliteerd en ondersteund om het verhaal over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust
aan hun leerlingen over te brengen. Er is een schat aan materiaal waar leraren uit
kunnen putten (van lespakketten tot bezoek aan een Herinneringscentrum of oorlogsmuseum).
De vijf Nederlandse Herinneringscentra waaronder Herinneringscentrum Kamp Westerbork,
de tien grote oorlogsmusea, het Nationaal Comité 4–5 mei en de Anne Frank Stichting
onderhouden goede contacten met docenten binnen de verschillende vormen van onderwijs.
Daarnaast wordt de stichting Kennis- en innovatiecentrum WOII (werktitel) opgericht
om onder meer versnippering in het aanbod voor de docenten en scholen te voorkomen
en meer samenhang in dit aanbod (museaal, digitaal en educatief) te bevorderen.
10. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken samen met Joodse
jongerenorganisaties en onderwijsinstellingen in gesprek te gaan over een veilig leerklimaat
voor Joodse studenten.
De universiteiten en hogescholen moeten voor alle studenten, ook de Joodse, een veilig
leer- en werkklimaat bieden. De Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap heeft
in het bestuursakkoord met de Universiteiten van Nederland en de Vereniging Hogescholen
afgesproken gezamenlijk te zullen werken aan een integrale aanpak ter verbetering
van de sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de wetenschap. Over de inrichting
van die aanpak spreekt de Minister ook met de studentenorganisaties ISO en LSVb. In
het voorjaar van 2023 zal de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap de aanpak
presenteren. Bij de uitwerking daarvan betrekt de Minister de NCAB en treedt hij in
gesprek met Joodse jongerenorganisaties.
11. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken samen met Joodse
jongerenorganisaties en onderwijsinstellingen te komen tot een aanspreekpunt voor
studenten én personeel wanneer zij te maken hebben met antisemitisme.
De universiteiten en hogescholen moeten voor alle studenten, ook de Joodse, een veilig
leer- en werkklimaat bieden. Daar hoort ook bij dat instellingen voorzieningen voor
studenten en medewerkers hebben, zoals de mogelijkheid om een klacht of melding te
doen, in het geval van discriminatie of andere vormen van ongewenst gedrag. Alle hogescholen
en universiteiten hebben reeds een of meer vertrouwenspersonen, ombudsfunctionarissen
en diversity officers. Studenten en personeel hebben tevens de mogelijkheid meldingen
te doen bij de vertrouwensinspecteuren van de Inspectie van het Onderwijs. De Minister
zal meldingen over antisemitisme agenderen in zijn gesprekken met de hogescholen en
universiteiten. Tevens zal hij de Inspectie van het Onderwijs vragen naar signalen
en ontwikkelingen met betrekking tot antisemitisme. Vanuit de signaleringsfunctie
zet de NCAB het voeren van gesprekken voort met onderwijsinstellingen en Joodse studenten.
12. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken gemeenten
aan te moedigen aandacht te besteden aan bijzondere dagen en/of momenten uit de specifieke
geschiedenis van de Joodse gemeenschap in die gemeente en hiertoe samen met de VNG
en relevante organisaties uit de Joodse gemeenschap een handreiking toe op te stellen.
Vanuit het Werkplan van de NCAB wordt ingezet om de bewustwording over Joodse feestdagen
te vergroten en hier op nationaal en lokaal niveau aandacht aan te besteden. Kennismaking
met Joods leven is een van de vele middelen in de strijd tegen antisemitisme. Vanuit
zijn werkplan zal de NCAB hier nader invulling aan geven, door onder meer het gesprek
aan te gaan met de VNG. In dit gesprek zal naast het opzetten van lokale steunpunten
over Holocausteducatie ook de handreiking over Joods leven worden geagendeerd.
5. Tot slot
Het kabinet trekt een grens bij alle uitingen van Jodenhaat, ongeacht wie zich hieraan
schuldig maakt. Het beleid van het kabinet eindigt niet bij de punten die hierboven
specifiek in het kader van antisemitisme zijn benoemd. Wij zien deze initiatiefnota
en brief dan ook als stappen in een bredere route naar een samenleving waarin geen
ruimte is voor Jodenhaat.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid