Brief regering : Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 maart 2023
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2626 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2023
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 maart 2023.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
VERSLAG VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 20 MAART 2023
Op 20 maart jl. vond de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) plaats. De Minister van Buitenlandse
Zaken nam deel aan de vergadering. De Raad sprak over de Russische agressie tegen
Oekraïne en Tunesië. Onder current affairs stond Iran geagendeerd. En marge van de RBZ vond de donorconferentie voor Turkije
en Syrië plaats. Daarnaast wordt in deze brief teruggekomen op de toezeggingen die
zijn gedaan tijdens het Commissiedebat RBZ van 16 maart jl.
Aansluitend vond op 20 maart een RBZ in «jumbo format» (hierna: jumbo-RBZ) plaats
waaraan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie gezamenlijk
deelnamen. Het verslag van de jumbo-RBZ en het aansluitende Schuman Forum komt uw
Kamer separaat toe.
Russische agressie tegen Oekraïne
De Raad startte met een interventie per videoconferentie van de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken Kuleba. Kuleba riep op tot snellere levering
van meer ammunitie en aanvullende sancties. Hij verwelkomde de arrestatiebevelen van
het Internationaal Strafhof voor president Poetin en de Russische commissaris voor
kinderrechten, mevrouw Lvova-Belova. De Raad ging daarna zonder Minister Kuleba verder.
Op het gebied van sancties herhaalde Nederland het belang van een versterkte aanpak
van sanctie-omzeiling. Nederland riep op tot een snelle operationalisering van het
non-paper, dat door achttien lidstaten werd medeondertekend en uw Kamer reeds toekwam.
Deze oproep werd door meerdere lidstaten ondersteund. Daarnaast wezen verschillende
lidstaten, waaronder Nederland, op het belang van het waar mogelijk verder opvoeren
van de druk op Rusland door middel van sancties. Nederland pleitte daarbij voor het
verder harmoniseren van sancties van partners zoals de Verenigde Staten en het Verenigd
Koninkrijk waar dit mogelijk en in het belang van de effectiviteit van sancties is.
Het kabinet blijft streven naar zoveel mogelijk samenwerking en coördinatie met internationale
partners. Het kabinet heeft daartoe ook steeds concrete voorstellen gedaan en zal
dat blijven doen. Daarbij gelden de uitgangspunten van onder andere EU-eenheid en
voldoende raakvlak met de EU om een zo groot mogelijk effect te bewerkstelligen. Hieruit
volgt dat de EU in sommige gevallen niet een-op-een dezelfde listings aanneemt, maar bijvoorbeeld wel bredere handelsbeperkingen tegen Rusland heeft ingesteld
dan de VS, gezien de geografische nabijheid en historische handelsbetrekkingen.
De arrestatiebevelen die het Internationaal Strafhof op vrijdag 17 maart uitvaardigde
voor president Poetin en mevrouw Lvova-Belova werden breed verwelkomd als stap richting
accountability. Enkele lidstaten verwelkomden expliciet de komst van het International Centre for the Prosecution of the Crime of Aggression naar Den Haag. Nederland werd bedankt voor de oprichting van de Dialogue Group en sprak de wens uit om het lidmaatschap van de Dialogue Group te verbreden. Meerdere lidstaten vroegen aandacht voor het onderwerp kinderontvoering.
Nederland onderstreepte het Nederlands-Duitse initiatief tegen deportatie en illegale
verplaatsing van Oekraïense kinderen door Rusland en riep lidstaten op door te gaan
met hun gezamenlijke inzet tegen kinderontvoeringen.
Tijdens de jumbo-RBZ heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over de voorstellen
van de HV en de Europese Commissie om de levering van met name artilleriemunitie aan
Oekraïne te vergroten en te versnellen, en de productiecapaciteit van de Europese
defensie-industrie op te schalen. Dit is onderdeel van het separate verslag van de
jumbo-RBZ.
Tunesië
De Raad sprak over de politieke en economische situatie in Tunesië. De Hoge Vertegenwoordiger
(HV) benoemde dat Tunesië zich in een politieke en economische crisis bevindt. Er
is sprake van afzwakking van instituties, krimpende ruimte voor het maatschappelijk
middenveld, hoge inflatie, werkeloosheid en toename van irreguliere migratie.
De Europese Commissie pleitte voor een gebalanceerde EU-boodschap en blijvende betrokkenheid.
Hiertoe zullen komende tijd verschillende bezoeken van Eurocommissarissen en Ministers
van EU-lidstaten aan Tunesië plaatsvinden. De belangen van de politieke situatie,
de moeilijke socio-economische omstandigheden en de impact op migratie worden hierbij
meegewogen. De inzet van de Commissie is om samen te werken met het Internationaal
Monetair Fonds (IMF) en Tunesië te bewegen het aanbod dat op tafel ligt te accepteren.
Ten tweede wil de Commissie meer doen op migratie middels inzet op versterkt grensmanagement,
anti-smokkel, terugkeer en «search and rescue».
Lidstaten uitten grote bezorgdheid over de situatie in Tunesië. Nederland bepleitte,
samen met de meerderheid van lidstaten, het belang van een gebalanceerde benadering
tussen nadruk op respect voor rechtstaat en mensenrechten enerzijds, en het belang
van stabiliteit en tegengaan van irreguliere migratie anderzijds.
Current Affairs
Iran
De Raad nam, op instigatie van onder andere Nederland, een zesde pakket sancties aan
tegen verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen in Iran. Dit sanctiepakket
bestaat uit restrictieve maatregelen ten aanzien van acht individuen en één entiteit,
waaronder leden van de Iraanse rechterlijke macht die onder andere verantwoordelijk
zijn voor terdoodveroordelingen in oneerlijke rechtsprocessen. Daarnaast werden onder
meer conservatieve geestelijken gesanctioneerd, in reactie op hun haatpropaganda tegen
vrouwen en hun ondermijning van rechten en vrijheden van meisjes en vrouwen in Iran.
De HV gaf tijdens de Raad een terugkoppeling van zijn contacten met de Iraanse autoriteiten.
In zijn contacten heeft de HV namens de EU nogmaals benadrukt dat Iran de nucleaire
escalatie per direct moet stoppen en dat Iran zijn gedrag moet veranderen ten behoeve
van voortgang op het nucleaire akkoord (Joint Comprehensive Plan of Action, JCPOA). Meerdere EU-lidstaten benadrukten dat de bal wat betreft het JCPOA nu bij
Iran ligt.
De HV heeft de Iraanse autoriteiten opgeroepen tot vrijlating van Europese burgers
in arbitraire detentie in Iran en de militaire steun aan Rusland per direct te staken.
Tijdens de Raad werd het belang benadrukt van verdere coördinatie van een gezamenlijke
EU-respons op de Iraanse gijzeldiplomatie. Tevens werd verder gesproken over de mogelijkheden
voor de EU om leveringen van drones aan Rusland tegen te gaan en verdere samenwerking
op dit punt met gelijkgezinde partners, zoals de VS, het VK en Canada.
Conform het besluit in 2020 om als aandeelhouder toe te treden tot het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX), informeert het kabinet middels dit verslag uw Kamer over het op 9 maart
jl. unaniem door de aandeelhouders (Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België,
Denemarken, Finland, Noorwegen, Spanje, Zweden en Nederland) genomen besluit tot de
ontmanteling van INSTEX. INSTEX is in 2019 opgericht door Frankrijk, Duitsland en
het Verenigd Koninkrijk om legitieme handel tussen Europese en Iraanse bedrijven te
faciliteren. Iran stemde slechts in met één transactie, begin 2020, voor de export
van medische goederen van Europa naar Iran. Gezien Irans voortdurende weigering om
gebruik te maken van INSTEX en het Iraanse spiegelmechanisme Special Trade and Finance Instrument (STFI), zijn de aandeelhouders van INSTEX tot de conclusie gekomen dat er geen enkele
basis meer is om INSTEX operationeel te houden.
In navolging van de motie van het lid Sjoerdsma (D66) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2587), wordt uw Kamer middels dit verslag geïnformeerd dat op het moment dat personen
in Nederland met diplomatieke accreditatie een dreiging vormen voor de nationale veiligheid,
het kabinet hiernaar zal handelen. De rijksoverheid, in het bijzonder de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), is alert op mogelijke dreigingen tegen
nationale veiligheid, ook indien dit spionage betreft. De AIVD zal de betrokken partners
in staat stellen om te handelen als nodig.
Belgrado-Pristina Dialoog
De HV informeerde de Raad over de uitkomsten van de ontmoeting op 18 maart jl. tussen
de Kosovaarse premier Kurti en Servische president Vučič in Ohrid (Noord-Macedonië)
op uitnodiging van Hoge Vertegenwoordiger voor het Europees buitenlandbeleid Borrell
en de Europees Speciaal Gezant voor de Belgrado-Pristina dialoog Lajčák. In Ohrid
werd een overeenkomst bereikt over de implementatie van het op 27 februari jl. bereikte
akkoord voor de normalisatie van bilaterale betrekkingen. Beide partijen committeerden
zich aan het spoedig nakomen en in goed vertrouwen uitvoeren van alle artikelen van
de overeenkomst.
Nederland is positief over het bereikte resultaat. Dit betreft een belangrijke stap
in de normalisatie van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo. Dit is cruciaal voor
de stabiliteit in de gehele Westelijke Balkan regio en daarmee de EU. Het is nu van
belang dat beide partijen zich strikt aan de gemaakte afspraken houden en voortgang
boeken in de implementatie van afspraken. De EU zet in op directe voortzetting van
de dialoog, onder andere met het opzetten van een EU-geleide Joint Monitoring Committee binnen 30 dagen. Het uiteindelijke doel blijft een Comprehensive Agreement over de normalisatie van relaties.
Aangenomen raadsconclusies
Afghanistan
De Raad nam conclusies aan over de situatie in Afghanistan, die dienen als een actualisering
van de Raadsconclusies uit september 2021 over de Europese inzet in Afghanistan, naar
aanleiding van de verslechterende mensenrechtensituatie en toegenomen terreurdreiging.
Mede dankzij Nederlandse inspanningen bevatten de Raadsconclusies een stevige veroordeling
van de besluiten van de Taliban waarmee rechten van vrouwen en meisjes ingeperkt worden;
de notie dat de Taliban zelf verantwoordelijk is voor het gebrek aan nationale en
internationale legitimiteit; zorgen over de systematische schending van mensenrechten,
de veiligheidssituatie en migratie; de inzet van de EU om hulp waar dat mogelijk is
door vrouwen, voor vrouwen voort te zetten, met een strikte principiële aanpak; en
blijvende EU-inzet voor outreach naar landen in de regio.
Het kabinet maakt graag van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer in te lichten dat
de de facto autoriteiten in Afghanistan op 19 december jl. de door Nederland gehuurde
compound in Kaboel met de daarop aanwezig goederen in beslag hebben genomen. Hoewel
de huur van deze compound per 31 december was opgezegd en veel van de bezittingen
reeds waren weggehaald, heeft Nederland per direct protest aangetekend. Tot dusver
hebben de de facto autoriteiten hier niet op gereageerd.
EU-prioriteiten bij de OVSE
De Raad nam conclusies aan waarin het belang van de Organisatie voor Veiligheid en
Samenwerking in Europa (OVSE) wordt herbevestigd en ferme steun voor de organisatie
wordt uitgesproken. Rusland schendt met de invasie van Oekraïne de principes van de
Akkoorden van Helsinki en het Handvest van Parijs. De conclusies bevatten veel aandacht
voor de gevolgen daarvan en de acties en opstelling van Rusland die het werk van de
OVSE bemoeilijken. De prioriteiten van de EU komen overeen met de Nederlandse inzet
ten aanzien van de OVSE.
Donorconferentie Turkije en Syrië
En marge van de RBZ vond de donorconferentie voor steun aan mensen in de door aardbevingen
getroffen gebieden in Turkije en Syrië plaats. Meer dan zestig delegaties van de EU,
EU-lidstaten en partners, VN-instellingen en Europese financiële instellingen zoals
de EIB en EBRD zegden gezamenlijk een steunbedrag van EUR 7 miljard toe. Nederland
maakte tijdens de donorconferentie het totale budget bekend dat beschikbaar is voor
de humanitaire response in Turkije en Syrië, te weten EUR 49,7 miljoen. Ook kondigde
Nederland aan middels een herprogrammering binnen de BHOS-begroting een bedrag van
EUR 10 miljoen te reserveren voor de Global Concessional Financing Facility (GCFF) van de Wereldbank, mocht dit open worden gesteld voor Turkije.1
Toezeggingen tijdens het Commissiedebat RBZ van 16 maart jl.
EU-monitoringsmissie in Armenië
De Minister van Buitenlandse Zaken zegde toe de Kamer in de informatievoorziening
over de Raad Buitenlandse Zaken te informeren over de uitvoering van de EU-monitoringsmissie
in Armenië. De missie is gelanceerd tijdens de RBZ van 20 februari jl. Inmiddels zijn
er tientallen patrouilles uitgevoerd, zijn drie van zes forward operating bases operationeel, is er een hoofdkwartier gevonden en zal de missie binnenkort op volle
sterkte opereren. Voorts neemt volgens EDEO het aantal incidenten tussen Armenië en
Azerbeidzjan af sinds de missie operationeel is. Wanneer de ontwikkelingen daartoe
aanleiding geven, zal de Kamer worden geïnformeerd.
Marokko
De Minister van Buitenlandse Zaken zegde toe om in het verslag van de Raad Buitenlandse
Zaken van 20 maart 2023 terug te komen op het financieren van Marokkaanse mensenrechtenorganisaties.
Uw Kamer is per brief van 23 januari 20202 geïnformeerd over het besluit om de decentrale portefeuille van door de Nederlandse
ambassade in Rabat gefinancierde projecten in Marokko uit te faseren. In de periode
van twee jaar voorafgaand aan dat besluit zijn veertien projecten toegekend ter waarde
van EUR 1.051.827. Deze projecten zijn inmiddels uitgefaseerd. Na het besluit zijn
geen nieuwe projecten gestart met decentrale middelen waardoor momenteel geen ngo’s
meer vanuit decentrale middelen worden gefinancierd. Nederland blijft wel via centrale
financiering internationale organisaties en maatschappelijke partners die actief zijn
in Marokko steunen. Marokko is overigens geen focusland voor ontwikkelingssamenwerking.
De focus ligt met name op vrouwenrechten en de justitiesector. Uw Kamer is in mei
2022 geïnformeerd over de organisaties die Nederland in Marokko steunt, bijvoorbeeld
de meerjarige partnerschappen met het Marokkaanse maatschappelijk middenveld op het
gebied van gezondheid, gendergelijkheid en jongeren.3
Iran
De Minister zegde toe om de Kamer in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van
20 maart 2023 of per brief te informeren over de mogelijkheden om de Iraanse Revolutionaire
Garde op de terrorismelijst te plaatsen en daarbij specifiek in te gaan op: a) voorbeelden
uit het VK en de VS, b) opties voor een alternatieve juridische basis, c) mogelijkheden
voor listings op basis van moordaanslagen waarbij het Iraanse regime betrokken is en d) mogelijkheden
onder het mensenrechtenregime.
Het kabinet is zoals bekend voorstander van het plaatsen van het Islamitisch Revolutionaire
Gardekorps (IRGC) op de EU-terrorismelijst en heeft hiervoor in Europees verband meermaals
gepleit. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit pleidooi ingebracht tijdens
de Raden in december 20224, januari 20235, en februari 20236. Ook de Minister-President heeft namens Nederland in de Europese Raad hiertoe opgeroepen.7 Deze inspanningen van het kabinet zijn in lijn met de gewijzigde motie van het lid
Ceder c.s.8
Om de IRGC aan te merken als terroristische organisatie zijn door het kabinet allereerst
de juridische mogelijkheden verkend. Om de IRGC op de EU-terrorismelijst te kunnen
zetten is een besluit vereist van een rechterlijke of gelijkwaardig bevoegde instantie
tot het instellen van een onderzoek, vervolging, of veroordeling wegens een terroristische
daad of een poging tot het plegen of faciliteren van een dergelijke daad. Het kabinet
concludeerde op basis van eigen juridisch onderzoek reeds dat er helaas op dit moment
in geen enkele EU-lidstaat een dergelijk nationaal besluit van kracht is, op basis
waarvan de IRGC op de EU-terrorismelijst geplaatst zou kunnen worden. Om de juridische
mogelijkheden ten volste te verkennen verzocht het kabinet zoals bekend, samen met
Duitsland, de Juridische Dienst van de Raad (JDR) om een juridisch advies over de
mogelijkheden op dit punt. De JDR concludeerde eveneens dat er op dit moment geen
juridische basis is om de IRGC op de EU-terrorismelijst te zetten.
Conform de toezegging vroeg Nederland tijdens de Raad, samen met enkele andere EU-lidstaten,
om openbaarmaking van dit advies. De JDR stelde echter dat dit document zodanig geclassificeerd
is dat dit niet openbaar gepubliceerd kan worden. Hoewel er ruimte lijkt voor een
oplossing op maat, waaronder een vertrouwelijke briefing aan parlementsleden, blijft het kabinet inzetten op een oplossing die de Kamer de mogelijkheid
biedt hierover in het openbaar in gesprek te gaan. Het kabinet blijft hierover in
contact met de JDR om alternatieve mogelijkheden te verkennen.
In het plenair debat van 21 maart jl. over de Europese Raad werd door het lid Van
der Lee (GL) gevraagd naar de mogelijkheden voor Nederlandse juridische experts om
de juridische obstakels voor een IRGC-listing te verhelpen. Het kabinet verkende reeds
de mogelijkheden om de IRGC eigenstandig op de Nederlandse nationale sanctielijst
terrorisme te plaatsen. Dat is op dit moment niet mogelijk. Toepassing van een nationale
bevriezingsmaatregel is territoriaal beperkt en kan buiten het grondgebied van Nederland
alleen worden toegepast op Nederlanders en Nederlandse rechtspersonen. Deze beperking
maakt dat de Minister van Buitenlandse Zaken enkel over kan gaan tot een «nationale»
bevriezingsmaatregel, indien er bijvoorbeeld aanwijzingen bestaan dat een organisatie
of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit
of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor de IRGC kan dit op dit moment onvoldoende
onderbouwd worden.
In het bovengenoemde CD RBZ verzocht uw Kamer het kabinet om in dit verslag specifiek
in te gaan op enkele vermeende gronden op basis waarvan de IRGC toch op de EU-terrorismelijst
geplaatst zou kunnen worden. Hierbij werd in het bijzonder aandacht gevraagd voor
de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere in 2015 en in Den
Haag in 2017 en de vraag of dit een mogelijke juridische basis zou kunnen bieden voor
een terrorismelisting van de IRGC. Het kabinet verwijst hiervoor naar de beantwoording
van de schriftelijke vragen van de leden Ellian en Brekelmans (beiden VVD) over ditzelfde
onderwerp.9 De AIVD had sterke aanwijzingen dat Iran betrokken was bij deze liquidaties. Daarbij
komt dat de AIVD geen bevoegde nationale autoriteit is, die besluiten kan nemen op
basis waarvan de EU kan overgaan tot plaatsing van een persoon of entiteit op de EU-terrorismelijst.10 De strafrechtelijke onderzoeken naar de liquidaties bevatten geen bewijzen of serieuze
en geloofwaardige aanwijzingen dat Iran – laat staan specifiek de IRGC als entiteit –
betrokken zou zijn bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere
in 2015 en in Den Haag in 2017. In het hoger beroep tegen de verdachten van de moord
op Ali Motamed in Almere in 2015 is niet komen vast te staan dat er sprake is van
betrokkenheid van Iran bij de gepleegde moord.11 Op basis van deze strafrechtelijke onderzoeken kan de IRGC daarom niet op de EU-terrorismelijst
worden geplaatst.
Het lid Brekelmans (VVD) suggereerde tijdens het bovengenoemde CD RBZ dat er een juridische
basis voor de terrorismelisting van de IRGC gecreëerd zou kunnen worden als er een
nieuw strafrechtelijk onderzoek gestart zou worden. Het is echter niet aan het kabinet
om uitspraken te doen over strafrechtelijke onderzoeken, dat is een bevoegdheid van
het Openbaar Ministerie.
Daarnaast verzocht het lid Ceder (CU) het kabinet om specifiek in te gaan op voorbeelden
uit het VK en de VS. Het is correct dat de EU ook op basis van een besluit van een
gelijkwaardig bevoegde instantie kan overgaan tot een listing, zoals ook gesteld in
de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Ceder over dit onderwerp.12 Een besluit van een gelijkwaardig bevoegde instantie kan bijvoorbeeld een ministerieel
bevriezingsbesluit zijn. In Nederland kan de Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming
met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën, hiertoe besluiten.
Zoals hierboven reeds gesteld is toepassing van een nationale bevriezingsmaatregel
echter territoriaal beperkt. Vanwege deze beperking gaat de Minister van Buitenlandse
Zaken slechts over tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er aanwijzingen
bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische
activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Dit biedt dan
ook geen handelingsperspectief voor het kabinet. Op dit moment is er geen ander besluit
voorhanden van een gelijkwaardig bevoegde instantie, zoals de Britse Minister van
Binnenlandse Zaken, om de IRGC aan te wijzen als terroristische organisatie. Wel heeft
de VS in 2019 de IRGC aangemerkt als buitenlandse terroristische organisatie. Dit
Amerikaanse besluit kan echter niet gebruikt worden als juridische basis om de IRGC
op de EU-terrorismelijst te plaatsen. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie
van de Europese Unie blijkt dat een dergelijk besluit van de VS onvoldoende basis
biedt voor een Europese listing, omdat het recht op verdediging onvoldoende onderbouwd
kan worden door de Raad. Dit werd opnieuw bevestigd in een uitspraak van het Europees
Gerecht op 30 november 2022.13
Het lid Van der Lee (GL) verzocht het kabinet om specifiek in te gaan op de vraag
of de eventuele verantwoordelijkheid van de IRGC voor terroristische activiteiten
in Iran zelf ook een juridische basis zouden kunnen bieden voor een EU-terrorismelisting.
Zoals hierboven toegelicht bieden activiteiten buiten het grondgebied van Nederland,
waar geen Nederlandse burgers of rechtspersonen bij betrokken waren, geen juridische
basis om de IRGC op de nationale sanctielijst terrorisme te plaatsen. Voor plaatsing
op de EU-terrorismelijst is zoals gezegd een besluit van een rechterlijke of gelijkwaardig
bevoegde instantie nodig, het is aan deze nationale instanties om te bepalen of zij
ook op basis van terroristische activiteiten in Iran een dergelijk besluit kunnen
nemen.
Het lid Sjoerdsma (D66) vroeg tot slot naar de mogelijkheden om de IRGC onder het
EU-mensenrechtensanctieregime te sanctioneren. Het kabinet heeft eerder al in Europees
verband gepleit voor een listing van de IRGC onder het Iran-mensenrechtensanctieregime.14 Dit sanctieregime ligt het meest voor de hand, omdat dit regime speciaal op mensenrechtenschendingen
in Iran gericht is. Los van de technische vraag op welke juridische basis een eventuele
mensenrechtensanctie van de IRGC als entiteit zou kunnen worden gebaseerd, geldt bij
deze discussie echter ook het algemene uitgangspunt van EU-eenheid als noodzakelijke
voorwaarde voor EU-besluitvorming. Nederland zal in deze discussie een voortrekkersrol
blijven spelen. De IRGC is immers verantwoordelijk voor velerlei schendingen van internationaal
recht in Iran. Het kabinet zal zich dan ook blijven inzetten om schendingen van het
internationaal recht door de Iraanse autoriteiten, waaronder de IRGC, tegen te gaan.
Daarbij kijkt het kabinet, in nauwe samenwerking met andere lidstaten, naar alle mogelijke
instrumenten, waaronder sancties.
Tegelijkertijd hecht het kabinet eraan te benadrukken dat een toevoeging van de IRGC
aan een EU-sanctielijst op dit moment geen aanvullende materiële consequenties zou
hebben anders dan een signaalwerking. De IRGC staat immers op dit moment al op een
EU-sanctielijst, namelijk onder het Iran-massavernietigingswapenssanctieregime. Daarmee
is het al verboden om direct of indirect zaken te doen met de IRGC en/of tegoeden
beschikbaar te stellen aan de IRGC. Daarnaast geldt dat ook specifieke onderdelen
van de IRGC eigenstandig onder verschillende EU-sanctieregimes gesanctioneerd zijn.
Dat geldt voor de IRGC Qods Force, de buitenlandtak van de IRGC, welke op basis van het EU Syrië-sanctieregime is gesanctioneerd.
Dit geldt eveneens voor de IRGC luchtmacht, die onder de Ruslandsancties is gesanctioneerd
in relatie tot de militaire steun aan Rusland ten behoeve van de oorlog in Oekraïne.
Sinds de recente protesten is daarnaast aan een groot aantal (regionale) kopstukken
van de IRGC persoonsgerichte sancties opgelegd onder het EU-mensenrechtensanctieregime
voor Iran. Deze gerichte maatregelen leveren direct nieuwe gevolgen op voor betrokkenen
en de IRGC waar zij deel van uitmaken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.