Brief regering : Reactie op verzoek van het lid Kuzu, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 1 november 2022, over het onderzoeksrapport ‘Discriminatie in de zorg’
31 765 Kwaliteit van zorg
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 760 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2023
Het lid Kuzu (DENK) heeft tijdens de regeling van werkzaamheden op 1 november 20221 om een schriftelijke reactie gevraagd op het onderzoeksrapport «Discriminatie in
de zorg»2 (Instituutstatera.nl). Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek om te reageren
op dit onderzoeksrapport.
Daarnaast heeft het lid Kuzu tijdens de regeling van werkzaamheden op 31 januari 2023
(Handelingen II 2022/23, nr. 46, item 23) gevraagd om een reactie op twee artikelen van RTL-nieuws wat betreft discriminatie
in de zorg: één artikel ging in op het gebrek aan kennis bij zorgprofessionals over
de gekleurde huid,3 het andere artikel besprak een richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap
(NHG).4 In de bijlage vindt u een reactie op de twee nieuwsartikelen. Ook vindt u in de bijlage,
zoals aanvullend verzocht door de heer Kuzu, een tabel met daarin de voortgang per
maatregel voor VWS van het Nationaal Programma van de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme.
Met deze brief reageer ik mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de conclusie
en aanbevelingen van dit rapport. Ik licht daarbij nader toe hoe we met beleid (de
impact van) discriminatie in de zorg willen tegengaan.
Conclusie en aanbevelingen onderzoeksrapport
Het onderzoeksrapport betreft een studie naar de mate en vorm van zorgdiscriminatie
onder personen met een migratieachtergrond. Het onderzoek concludeert dat patiënten
met een migratieachtergrond zorgdiscriminatie en zorgverschil ervaren op basis van
hun afkomst. Als een zorgverlener discrimineert, is het meestal onbewust of herkent
de zorgverlener het discriminatoir gedrag niet. De kenmerken van zorgdiscriminatie
zijn: culturalisering van pijnklachten, het niet serieus nemen van patiënten en minder
of geen zorg willen verlenen aan patiënten met een migratieachtergrond. Het discrimineren
van patiënten met een migratieachtergrond in de zorg heeft ernstige gevolgen op de
individuele gezondheid en werkt gezondheidsverschillen in de hand.
Statera doet negen aanbevelingen ten aanzien van de aanpak van discriminatie in de
zorg:
1. Culturele competentietraining
Om vooroordelen of misconcepties over cultuur, geloof, eet- en leefgewoontes en gezondheidsbeleving
van personen met verschillende achtergronden aan te pakken, kunnen er culturele competentietrainingen
worden aangeboden aan zorgverleners. Dit maakt cultuursensitieve zorg mogelijk. Daarbij is het belangrijk dat zorgverleners geïnformeerd
worden over het correct toepassen van cultuursensitieve zorg. De aanbeveling wordt
gedaan om culturele competentievorming vast onderdeel te maken in het opleidingscurriculum
van zorgverleners.
2. Interculturele communicatievaardigheden en professionele tolken
Het trainen of verbeteren van interculturele communicatievaardigheden van zorgverleners
en tijdig inzetten van professionele tolken.
3. Informeren over religieuze waarden
Het informeren van zorgverleners over de religieuze waarden van de patiënten kan het
wederzijds begrip verbeteren, misverstanden voorkomen en de zorg verbeteren door meerdere
opties in behandeling aan te bieden.
4. Bewustwording
Middels training of blootstelling aan (simulatie)patiënten met een migratieachtergrond
kunnen zorgverleners reflecteren op hun gedrag, houding en aanpak. Dit is een continu
proces dat constante aandacht verdient.
5. Erkenning van zorgdiscriminatie
Erkenning van zorgdiscriminatie vanuit de gezondheidszorg als vanuit de lokale of
landelijke overheid. Dit kan leiden tot gepaste interventies om de gezondheidsverschillen
tussen verschillende groepen Nederlanders te verkleinen.
6. Meldpunt zorgdiscriminatie
Het opstellen van onafhankelijke zorgdiscriminatiemeldpunten, gekoppeld aan landelijke,
regionale of gemeentelijke organen. Gezien de geconstateerde angst voor represailles
bij zorgverleners, is het beter dat deze meldpunten niet direct aan zorginstellingen
zijn gekoppeld.
7. Actief antidiscriminatiebeleid
Het advies om discriminerend gedrag door de zorgverlener strenger aan te pakken. Het
medisch tuchtcollege zou hier een belangrijke rol in kunnen spelen. Daarnaast zouden
zorginstanties een actief antidiscriminatiebeleid met reguliere assessments moeten
uitvoeren om na te gaan of zorgverleners patiënten anders behandelen.
8. Inclusief zorgbeleid
Het is aangeraden om behandelrichtlijnen inclusief te maken door onder andere standaarden
passend te maken op diverse groepen Nederlanders.
9. Wetenschappelijk onderzoek
Om meer te weten over zorgdiscriminatie (kwalitatief en kwantitatief) is wetenschappelijk
onderzoek nodig in de Nederlandse context. Voor het financieren hiervan is het advies
aan het Ministerie van VWS om hier gelden voor vrij te maken. Hiermee wordt het draagvlak
en politieke wil om zorgdiscriminatie aan te kaarten vergroot.
Reactie op de aanbevelingen
Allereerst dank ik instituut Statera voor het belichten van het thema zorgdiscriminatie
door het uitvoeren van dit onderzoek. Het raakt me dat er discriminatie voorkomt in
de zorg en dat dit gezondheidsverschillen in de hand werkt. Mensen moeten erop kunnen
vertrouwen dat het voor het ontvangen van goede zorg niet uitmaakt wie je bent. Patiënten
moeten zich veilig voelen en zorgmedewerkers ook.
Zoals in de inleiding aangekondigd, geef ik hieronder mijn reactie op de negen aanbevelingen
die in het onderzoeksrapport worden gedaan en licht ik toe hoe we met ons beleid binnen
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport omgaan met discriminatie in de
zorg.
Aanbeveling 1,3 en 4: Culturele competentietraining, informeren over religieuze waarden
en bewustwording
Culturele competenties van de zorgverlener, informeren over religieuze waarden en
bewustwording creëren ruimte voor echte ontmoeting tussen zorgverlener en leefwereld
van patiënt of cliënt. Deze zijn nodig voor het verlenen van cultuursensitieve zorg
en daarom cluster ik deze drie aanbevelingen. Een van de maatregelen die ik aangekondigd
heb in de beleidsnota5 cultuursensitieve zorg dient een cultuursensitieve benadering in de arbeidsmarkt
en opleidingen te stimuleren. Het Ministerie van VWS gaat niet over de inhoud van
de opleidingen, dit is aan het werkveld en onderwijs samen.
Wat ik wel kan doen vanuit het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn
(TAZ)6 is de dialoog aanjagen tussen deze partijen ten behoeve van de borging van belangrijke
thema’s als cultuursensitieve zorg, gezondheidsvaardigheden, digitale zorg en duurzaamheid
in het curriculum van alle zorgopleidingen. Dit pak ik in 2023 op. Ik sluit daarbij
aan bij bestaande landelijke, sectorale en regionale gremia en ontwikkelingen die
er al zijn rond deze thema’s.
Aanbeveling 2: Interculturele communicatievaardigheden en professionele tolken
Ook het trainen of verbeteren van interculturele communicatievaardigheden en inzet
van tolken kan zorgen voor wederzijds begrip tussen zorgverlener en patiënt of cliënt
en maakt onderdeel uit van cultuursensitieve zorg. Er zijn signalen dat in sommige
zorgsectoren en in sommige regio’s in Nederland knelpunten ervaren worden bij de inzet
van een tolk door zorgaanbieders, mede vanwege financiële redenen.
Een van de andere vijf maatregelen die in de beleidsnota cultuursensitieve zorg is
opgenomen, ziet toe op de ervaren knelpunten bij de inzet van tolken. Via de aangenomen
motie van de leden Paulusma en Bikker7 is de regering vorig jaar verzocht de voor- en nadelen en praktische uitvoerbaarheid
voor zorgverleners en zorgaanbieders in kaart te brengen van de verschillende vormen
van bekostiging van tolken. Uw Kamer is zomer 2022 geïnformeerd over het rapport «Tolken
in de zorg: een overzicht van huidige inzet, financiering en knelpunten» dat Berenschot
in opdracht van het Ministerie van VWS heeft opgesteld. In december 2022 heeft de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport u een Kamerbrief8 toegestuurd met zijn reactie op deze verkennende studie en het vervolg op de verdere
uitvoering van de motie. Mede vanwege de wisselende behoefte aan tolken in de verschillende
sectoren is het complex om te komen tot een passende oplossing van de geconstateerde
knelpunten en zal dit tijd vragen. In het tweede kwartaal van 2023 zal de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw Kamer verder informeren over de verschillende
stappen in de aanpak voor wat betreft knelpunten bij de inzet van de tolken. Om deze
redenen kan het Ministerie van VWS op dit moment niet verder op deze aanbeveling ingaan.
Aanbeveling 5: Erkenning van zorgdiscriminatie
De aanpak van discriminatie in de zorg begint bij het erkennen ervan. Het Ministerie
van VWS neemt de verantwoordelijkheid om (institutionele) discriminatie in zorg, welzijn
en sport aan te pakken met behulp van een VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke
kansen. Het doel van deze aanpak is het tegengaan van discriminatie en het bevorderen
van gelijke kansen op de VWS-werkterreinen, met specifiek aandacht voor discriminatie
als belemmerende factor voor gelijke kansen. Iedereen moet zichtbaar zichzelf kunnen
zijn en zich veilig voelen in de zorg, met betrekking tot diens welzijn én in de sport.
Dit is een integrale opgave waar met veel partijen tegelijk aan gewerkt moet worden.
Vanuit de Aanpak wordt de verbinding gelegd met programma’s en akkoorden als het Gezond
en Actief Leven Akkoord (GALA), Wonen Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) en
het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het programma TAZ.
Momenteel ben ik bezig met het opstellen van een VWS-brede agenda. Doel hiervan is
dat we tot concrete afspraken komen binnen het Ministerie van VWS, zodat de aanpak
van discriminatie en het bevorderen van gelijke kansen voor iedere VWS-beleidsmaker
een vanzelfsprekendheid is.
Aanbeveling 6: Meldpunt zorgdiscriminatie
Vanuit de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen verkent het Ministerie
van VWS op welke manier onafhankelijke zorgdiscriminatiemeldpunten in Nederland een
meerwaarde hebben. Dit doe ik samen met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
en door in gesprek te gaan met verschillende meldpunten in Nederland, zoals Radar9.
Het Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ)10 is er om informatie en advies te verstrekken aan mensen met een vraag of klacht over
de kwaliteit van zorg. Het LMZ behandelt niet zelf klachten, dat is aan zorgaanbieders
zelf. Op het moment dat discriminatie (op welk gebied dan ook) leidt tot een verslechtering
van de zorgverlening of het ontbreken van zorg kan hierover contact opgenomen worden
met het LMZ zodat de inspectie waar nodig en mogelijk vervolgacties in kan zetten.
Het in kaart brengen van incidentie van discriminatie behoort echter momenteel niet
tot de taken en mogelijkheden van het LMZ.
Daarnaast is iedere gemeente wettelijk verplicht om een laagdrempelige, onafhankelijke
voorziening in te stellen waar burgers terecht kunnen met klachten over discriminatie.
Iedere burger kan zich daarom melden bij dergelijke antidiscriminatievoorzieningen.
Berenschot voert momenteel in opdracht van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een onderzoek uit naar
de inrichting, taken en financiering van ADV’s. Zodra de resultaten van dit onderzoek
zijn opgeleverd, ga ik met het Ministerie van BZK hierover in gesprek.
Aanbeveling 7: Actief antidiscriminatiebeleid
In het rapport wordt geadviseerd om discriminerend gedrag door de zorgverlener strenger
aan te pakken. Volgens de onderzoeker zou het medisch tuchtcollege hierin een belangrijke
rol kunnen spelen.
Over de aanbeveling aan zorginstanties om actief antidiscriminatiebeleid met reguliere
assessments uit te voeren, vind ik het belangrijk om te benadrukken dat deze verantwoordelijkheid
niet bij het Ministerie van VWS ligt, maar bij de zorginstellingen zelf.
Voor wat betreft de aanbeveling over de rol van de tuchtcolleges kan ik het volgende
zeggen: De tuchtcolleges voor de gezondheidszorg spelen een rol wanneer patiënten,
hun familieleden of de inspectie voor de gezondheidszorg (IGJ) een tuchtklacht indienen
tegen een zorgverlener. De tuchtcolleges kunnen op grond van deze klacht oordelen
of een zorgverlener tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit doen zij op basis
van beroepscodes en richtlijnen. De tuchtcolleges oordelen niet alleen over het medisch
inhoudelijk handelen, maar kunnen ook oordelen over bejegening of in dit geval discriminatie.
Het medisch tuchtcollege speelt in zoverre een belangrijke rol omdat zij maatregelen
kunnen opleggen aan zorgverleners die discrimineren, maar of dit gebeurt hangt ook
af van de vraag of er naar aanleiding van discriminerend gedrag een klacht wordt ingediend.
Aanbeveling 8: Inclusief zorgbeleid
De kwaliteit van zorg hangt samen met de mate waarin men kan omgaan met diversiteit.
Cultuursensitieve zorg is daarom onderdeel van persoonsgerichte zorg en is afgestemd
op iemands reële behoefte. Gezien het groeiende aantal mensen met een migratieachtergrond
die zorg nodig hebben, zal de komende jaren extra aandacht nodig zijn voor culturele
aspecten en kennis van de impact van migratie. In de beleidsnota cultuursensitieve
zorg11 staan een aantal maatregelen benoemd waar wij ons als Ministerie van VWS voor gaan
inzetten om cultuursensitieve zorg te stimuleren en te garanderen.
In het onderzoeksrapport wordt aangeraden om behandelrichtlijnen inclusief te maken
door onder andere standaarden passend te maken op diverse groepen Nederlanders. Zoals
u weet is het aan de beroepsgroepen om zich te buigen over de manier waarop zorgverleners
zorg verlenen, voor zover het medisch-inhoudelijke overwegingen betreft. Waar het
gaat over de voorwaarden voor goede zorg is het aan zorgverleners om hier gezamenlijk,
in professionele standaarden en richtlijnen, invulling aan te geven. Een standaard
en/of richtlijn heeft als doelstelling het gezamenlijk vaststellen van de kwaliteitseisen
voor zorg op basis van zowel de stand van de wetenschap, praktijkervaringen/expertise
en cliënt-verwachtingen. Wat goede zorg is, wordt in Nederland op hoofdlijnen bepaald
op basis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en wordt daarbinnen
zoals boven toegelicht nader ingevuld door de professionele standaarden en kwaliteitsstandaarden,
in principe op basis van wetenschappelijk onderzoek. De verantwoordelijkheid voor
de kwaliteit van zorg ligt bij veldpartijen (zorgverleners, zorgverzekeraars, patiëntenverenigingen
etc.). Ook het onderhoud en de eventuele actualisatie daarvan ligt bij de beroepsgroepen.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op kwaliteit en veiligheid
van zorg. Het handelen van zorgaanbieders dient in overeenstemming te zijn met de
op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit wet- en regelgeving, waaronder
de professionele standaarden. De IGJ kijkt daarbij ook naar persoonsgerichte zorg.
Ik besef dat het niet zo makkelijk is om je te verplaatsen in iemand voor wie dat
wat vanzelfsprekend lijkt, niet vanzelfsprekend is en/of in iemand een andere culturele
achtergrond heeft. Het is daarom zaak de juiste personen aan tafel te krijgen bij
het ontwikkelen van nieuwe richtlijnen. Dus niet alleen zorgverleners en patiëntenvertegenwoordigers,
maar ook vertegenwoordigers van kwetsbare groepen en ervaringsdeskundigen, bij voorkeur
in een brede samenstelling. Ook zij kunnen dan meepraten en meebepalen hoe we de samenleving
in het algemeen – en de zorg in het bijzonder – voor iedereen goed kunnen inrichten.
In de praktijk van bijvoorbeeld de medisch specialistische zorg komt hier steeds meer
aandacht voor, maar het is ook een zaak van lange adem.
Ik onderschrijf dat het verzamelen van informatie over sekse- en genderverschillen
in de zorg een belangrijke stap kan zijn om in beeld te krijgen hoe betere zorg geleverd
kan worden. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stimuleert het verzamelen
van deze informatie onder andere door aandacht te vragen voor sekse en gender als
regulier deel van onderzoek. Hiervoor loopt momenteel de Taakopdracht Gender en Onderzoek
bij ZonMw, waarmee duurzame aandacht voor- en integratie van sekse en gender in onderzoek
en onderzoeksprogrammering wordt gestimuleerd en bewerkstelligd.
Aanbeveling 9: Wetenschappelijk onderzoek
We onderschrijven het belang van meer onderzoek naar de aanpak van discriminatie in
de zorg, zodat dit leidt tot handelingsperspectieven op beleidsinhoudelijk gebied.
Vanuit de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen heb ik eind 2022 een verkennend
onderzoek uitgezet naar discriminatie op verschillende beleidsterreinen van het Ministerie
van VWS. Deze verkenning wordt voorjaar 2023 gevolgd door een landelijk onderzoek
naar discriminatie en (belemmering van) gelijke kansen in zorg en welzijn. We verwachten
de Kamer voor de zomer 2023 te kunnen informeren over de voortgang van het landelijke
onderzoek over discriminatie in de zorg, welzijn en sport.
Tot slot
Als Minister voor Langdurige Zorg en Sport, Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zetten wij ons
in voor het tegengaan van discriminatie in de zorg, welzijn en sport. Dit doen wij
onder meer door het thema te agenderen, bespreekbaar te maken en daardoor het thema
blijvend onder de aandacht te houden. Door rekening te houden met diversiteit in de
samenleving stimuleert het Ministerie van VWS optimale kansen op een goede gezondheid
en het bieden van gelijke kansen.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Bijlage: Reactie op twee nieuwsartikelen en voortgang per maatregel van de NCDR
Het lid Kuzu heeft gevraagd om een reactie op twee artikelen van RTL-nieuws wat betreft
discriminatie in de zorg: één artikel ging in op het gebrek aan kennis bij zorgprofessionals
over de gekleurde huid,12 het andere artikel besprak een richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap
(NHG).13 Hieronder vindt u een reactie op de twee nieuwsartikelen. Daarnaast vindt u in de
bijlage, zoals aanvullend verzocht door de heer Kuzu, een tabel met daarin de voortgang
per maatregel voor VWS van het Nationaal Programma van de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme.
Reactie op twee nieuwsartikelen
Allereerst wil ik nogmaals benadrukken dat discriminatie en racisme nergens een plek
hebben. Het is dan ook zorgwekkend wanneer signalen van discriminatie in de zorg in
onderzoek en media naar voren komen. Om deze reden is vorig jaar de VWS-brede aanpak
discriminatie en gelijke kansen gestart. Binnen deze aanpak gaan we aan de slag met
alle vraagstukken over discriminatie in de sectoren zorg, welzijn en sport.
Mijn insteek bij de twee artikelen is dat aandacht voor diversiteit van belang kan
zijn bij het verlenen van «goede zorg» zoals dat in de Wet kwaliteit, klachten en
geschillen zorg (WKKGZ) benoemd wordt. Huidskleur en sekse/gender kunnen onderdeel
zijn van goede zorg. Ook leeftijd/ouderdom, kinderleeftijd, enzovoorts kunnen van
belang zijn. De opvattingen over goede zorg veranderen continu op basis van uitkomsten
van onderzoek en veranderende maatschappelijke opvattingen. Voor wat betreft het artikel
over de NHG- standaard Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK)
heeft het NHG na publicatie van het artikel aan VWS laten weten dat zij de betreffende
standaard hebben aangepast. Alle NHG-standaarden zijn gebaseerd op wetenschappelijk
onderzoek en klinische ervaring. Vanuit de gedachte dat de zorg zo goed mogelijk moet
aansluiten bij de individuele patiënt, wordt in de NHG-standaard SOLK gewezen op culturele
factoren die een rol kunnen spelen bij het ervaren van klachten. In de vorige versie
van deze standaard stonden teksten die waren gebaseerd op inmiddels achterhaalde wetenschappelijke
informatie en taalgebruik ten aanzien van etnische diversiteit. Er werd op dat moment
terminologie gebruikt die inmiddels als generaliserend en stigmatiserend geldt. Het
NHG streeft naar actuele teksten gebaseerd op de stand van wetenschap en praktijk.
Daarbij hecht het NHG belang aan de juiste terminologie. Daarom is in november 2022
gestart met een inventarisatie van stereotyperende teksten in NHG-standaarden.
Ook zorgopleidingen moeten voldoende aandacht besteden aan de vraagstukken rond discriminatie
en racisme. De inhoud van de zorgopleidingen wordt bepaald door het werkveld, de beroepsgroepen
en de onderwijsinstellingen.
In het recent verschenen Raamplan Artsopleiding 202014 komt het belang van oog hebben voor diversiteit aan bod: als vereiste attitude en
in relatie tot aanleg voor ziektebeelden (van functies en/of anatomische eigenschappen
van het menselijk lichaam). Het is aan de geneeskundeopleidingen om dit een plaats
te geven in toekomstbestendig onderwijs.
Voor wat betreft de medische vervolgopleidingen wordt in het vigerende kaderbesluit
aangegeven dat «de medische vervolgopleidingen toekomstbestendige, deskundige specialisten
afleveren die patiënt georiënteerd zijn en oog hebben voor maatschappelijke ontwikkelingen.»
Vanuit het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ) ga ik de
dialoog tussen onderwijs en werkveld stimuleren over hoe het zorgonderwijs (nog meer)
toekomstbestendig kan worden. Actuele thema’s die aandacht behoeven in de zorgopleidingen
zijn o.a. zorg thuis, innovatie, gender- en cultuursensitieve zorg, gezondheidsbevordering
(preventie, leefstijlgeneeskunde), digitale zorg, samen beslissen en duurzaamheid.
Aandacht voor discriminatie en racisme is daarbij ook een zeer actueel thema. Ik sluit
daarbij aan bij bestaande landelijke, sectorale en regionale gremia en ontwikkelingen
die er al zijn rond de actuele thema’s.
Voortgang uitvoering adviezen Nationaal Programma van de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme over discriminatie in de zorg
Advies Nationaal Programma NCDR
Reactie VWS
Onderzoek (p. 66)
De NCDR is van mening dat nader kwalitatief onderzoek moet worden gedaan naar de reikwijdte
van discriminatie in de zorg. Denk aan een onderzoek naar de situatie in verpleegtehuizen,
of in de thuiszorg. Dit zou kunnen worden gedaan middels een kennisprogramma van ZONMW,
of kan door de Staatscommissie worden opgepakt.
Aanbevelingen uit onderzoek wijzen als oplossingsrichting naar het aanstellen van
aandachtsfunctionarissen discriminatie binnen zorginstellingen en meer persoonsgericht
en cultuursensitief werken1. Ook zou een apart onderzoeksprogramma naar vrouwspecifieke aandoeningen moeten worden
opgesteld. En is er meer kennis nodig in de opleidingen van zorgprofessionals voor
cultuur-, gender- en sekseverschillen, als ook voor discriminatie in het algemeen
en onbewuste discriminatie van professionals.
Het Ministerie van VWS laat een inventariserend onderzoek door Movisie doen naar discriminatie
binnen de beleidsterreinen van VWS. Centraal staat welke vormen van (institutionele)
discriminatie al bekend zijn bij VWS (uit eerdere onderzoeken, burgerbrieven, dossiers)
en welke vormen nog niet (blinde vlekken). Het resultaat is een oriënterend rapport
met een overzicht van kennishiaten/knelpunten op de beleidsterreinen van VWS.
Aansluitend hierop wordt een landelijk vervolgonderzoek uitgezet om feiten en cijfers
op te halen op de terreinen waar de kennishiaten gesignaleerd zijn. Dat gaat over
het voorkomen van discriminatie en mogelijke oplossingen. Dit creëert een gezamenlijk
vertrekpunt en stevige fundering voor de verdere aanpak van discriminatie binnen de
VWS-beleidsterreinen. De Staatscommissie en NCDR zijn hierbij betrokken.
Mensen met een beperking/Onbeperkt Meedoen/Facultatief protocol (p. 76)
De NCDR pleit ervoor het facultatief protocol VN-Verdrag Handicap spoedig te ondertekenen.
In lijn met de motie van het lid de Kort (Kamerstuk 24 170, nr. 278, aangenomen tijdens het plenair debat van 22 december jl.), werkt VWS samen met andere
verantwoordelijke departementen naar aanleiding van en ingegeven door de voorlichting
van de Raad van State aan een kabinetsbesluit omtrent de ratificatie van het facultatief
protocol bij het VN-verdrag handicap, als ook het Internationaal Verdrag Rechten van
het Kind en Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten.
In lijn met de motie zal de Tweede Kamer zal hier aan het eind van het eerste kwartaal
van 2023 over worden geïnformeerd.
VN-verdrag van Istanbul in Caribisch Nederland (p. 88)
De NCDR pleit voor een spoedige opheffing van het formele en feitelijke verschil in
mensenrechtenbescherming tussen Europees- en Caribisch Nederland. Dit kan door een
concreet tijdpad uit te zetten voor spoedige implementatie van de gelijke behandelingswetgeving
in Caribisch Nederland en de uitvoering van mensenrechten-verdragen, o.a. het VN-Verdrag
Handicap, maar ook de bekrachtiging van het Verdrag van Istanbul. Dit verdrag stelt
eisen aan de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op velerlei vlakken.
Het Verdrag trad op 1 maart 2016 in Europees Nederland in werking. In Caribisch Nederland
niet. De Staatssecretaris van VWS heeft bij brief van 25 februari 2022 aan de Tweede
Kamer toegezegd stappen te ondernemen voor bekrachtiging van het Verdrag in Caribisch
Nederland en aangekondigd dat hij voornemens is het Verdrag in 2025 te bekrachtigen.
Sinds de start van het bestuursakkoord tussen het Ministerie van VWS en de openbare
lichamen worden er verschillende stappen gezet om de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling in Caribisch Nederland in overeenstemming te brengen met het Verdrag
van Istanboel. Zo heeft het Ministerie van VWS op dit moment het besluit maatschappelijke
ondersteuning en bestrijden huiselijk geweld en kindermishandeling in voorbereiding.
Het doel van dit besluit is bescherming te bieden aan slachtoffers van huiselijk geweld
of kindermishandeling in Caribisch Nederland. De beoogde inwerkingtredingsdatum is
1-1-2024.
Dit besluit regelt ten aanzien van het bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling
de begripsbepalingen van huiselijk geweld en kindermishandeling, de inrichting en
de taken van een AMHK, de verplichting voor bepaalde organisaties om een beschermingscode
huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen voor het omgaan met signalen
van huiselijk geweld en kindermishandeling door hun medewerkers en een meldrecht voor
professionals. Hiermee wordt voor Caribisch Nederland invulling gegeven aan artikel
3, 26, 27 en 28 van het Verdrag. Daarnaast geeft dit besluit invulling aan artikel
23 van het Verdrag, doordat het bestuurscollege verantwoordelijk wordt gesteld voor
het inrichten van voldoende opvangplaatsen voor slachtoffers van huiselijk geweld.
In Europees Nederland wordt aan artikel 52 van het Verdrag van Istanboel uitvoering
gegeven met de Wet tijdelijk huisverbod. Op dit moment bestaat er in Caribisch Nederland
geen bestuursrechtelijk kader voor het opleggen van een tijdelijk huisverbod. Momenteel
wordt er in opdracht van het Ministerie van JenV en de drie openbare lichamen, de
Ministeries BZK en VWS door lokale uitvoeringsorganisaties een pilot tijdelijk huisverbod
in Caribisch Nederland uitgevoerd. Met deze pilot moet samen met de betrokken partijen
onder meer een werkproces tijdelijk huisverbod in Caribisch Nederland worden vormgegeven.
Ook moet inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre de randvoorwaarden op deze eilanden
aanwezig zijn om een doeltreffende inzet van het tijdelijk huisverbod mogelijk te
maken en in hoeverre een wettelijke regeling voor de uitvoering van het tijdelijk
huisverbod in Caribisch Nederland noodzakelijk en uitvoerbaar is. De pilot is gestart
in augustus 2022 en duurt vijftien maanden.
Voor de bekrachtiging van het Verdrag van Istanboel voor Caribisch Nederland is het
nodig om uitvoeringswetgeving op te stellen. Een eventuele wettelijke regeling voor
het tijdelijk huisverbod zal daarin ook worden meegenomen. Bekrachtiging voor Caribisch
Nederland kan daarmee op zijn vroegst in 2025 plaatsvinden.
X Noot
1
Discriminatie en Gezondheid, Over de invloed van discriminatie (in de zorg) op gezondheidsverschillen
en wat we hieraan kunnen doen, Pharos Expertisecentrum Gezondheidsverschillen, 2022,
p.35.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport