Brief regering : Fiche: Wijziging ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen en diisocyanaten
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3635
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening emissienormen nieuwe zware bedrijfsvoertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 3634)
Fiche: Richtlijn lood en diisocyanaten
Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting (Kamerstuk
22 112, nr. 3636)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Wijziging ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen
en diisocyanaten
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel tot wijziging van Richtlijn 98/24/EC en Richtlijn 2004/37/EC betreffende
de grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen en diisocyanaten.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 februari 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 71
d) EUR-Lex
https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023PC0…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SEC(2023) 67 final – SWD(2023) 34 final – SWD(2023) 35 final –
SWD(2023) 36 final
f) Behandelingstraject Raad
Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
h) Rechtsbasis
Artikel 153, lid 2, onder b), Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
(VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft een wijziging van twee richtlijnen
voorgesteld ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen
(hierna genoemd «lood») en diisocyanaten.1 Het betreft Richtlijn 98/24/EG, betreffende de bescherming van de gezondheid en de
veiligheid van werknemers tegen de risico’s van chemische agentia op het werk, en
Richtlijn 2004/37/EG, betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s
van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk.2 Voor beide richtlijnen geldt dat hier regelmatig wijzigingsvoorstellen voor worden
uitgebracht met een uitbreiding van de reikwijdte en nieuwe grenswaarden.3
Doel van de onderliggende richtlijnen is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het
voorstel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling
aan gevaarlijke stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft
de Commissie met het voorstel naar een gelijk speelveld voor het bedrijfsleven door
op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover dus meer duidelijkheid
te verschaffen aan werkgevers en werknemers, zonder het gebruik van lood en diisocyanaten
te verbieden.
Het voorliggende voorstel omvat een verlaging van de grenswaarden voor lood in Richtlijn
2004/37/EG en de invoering van nieuwe grenswaarden voor diisocyanaten in Richtlijn
98/24/EG. Voor lood betreft het een grenswaarde in lucht (0,03 mg/m3[de huidige Europese grenswaarde is 0,15 mg/m3]) en een biologische grenswaarde in het bloed4 (15 µg lood/100 ml bloed [de huidige Europese grenswaarde is 70 µg lood/100 ml bloed]).
Het Commissievoorstel doet tevens een niet-bindende aanbeveling om de waarde van lood
in het bloed van «vrouwen van vruchtbare leeftijd» niet de waarde te laten overstijgen
die is vastgesteld voor de algemene bevolking (niet blootgesteld tijdens werk) in
de desbetreffende EU-lidstaat. De Commissie stelt voor daarvoor nationale referentiewaarde
te gebruiken en wanneer geen nationale referentiewaarde beschikbaar is, wordt het
aanbevolen de Biological Guidance Value uit het RAC (Risk Assessment Committee) advies, namelijk 4,5 µg/100ml aan te houden.5 Voor diisocyanaten betreft het een grenswaarde voor een tijd gewogen gemiddelde van
8 uur (6 μg/m3) en een korte termijn grenswaarde (12 μg/m3 over 15 minuten).
Voor lood geldt dat de Europese grenswaarden na goedkeuring van de wijzigingsrichtlijn
worden verlaagd, waarbij een implementatietermijn geldt voor lidstaten van maximaal
2 jaar. Voor diisocyanaten worden grenswaarden, voor korte- en lange termijn blootstelling,
voorgesteld die gelden tot en met 31 december 2028 waarna de grenswaarden verder worden
verlaagd.
De grenswaarden voor deze stoffen zijn gebaseerd op opinies van het tripartiete (sociale
partners en overheden) Europese Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op
de werkplek. Om de grenswaarden te onderbouwen zijn voor de stoffen en stofgroepen
in dit voorstel wetenschappelijke adviezen uit 2020 van het RAC en het Comité voor
risicobeoordeling van het Europees Agentschap voor Stoffen (ECHA) gebruikt.
De grenswaarden zijn zogenoemde Binding Occupational Exposure Limits (BOELs). Dat betekent dat lidstaten verplicht worden voor deze stoffen een grenswaarde
vast te stellen. De grenswaarde mag wel strenger, maar niet soepeler zijn dan de waarde
van de BOEL. Een korte termijn grenswaarde staat ook bekend als een Short Term Exposure Limit (STEL). Voor lood bevat het Commissievoorstel een BOEL voor luchtblootstelling en
voor concentratie in het bloed, voor diisocyanaten wordt een BOEL en een STEL voorgesteld.
b) Impact assessment Commissie
In de effectbeoordeling van het voorstel is voor beide stoffen afzonderlijk nagegaan
wat het effect is ten opzichte van de huidige situatie (geen actie door de EU) en
verschillende andere opties. Deze andere opties bestonden uit hogere en lagere grenswaarden
gebaseerd op adviezen van het RAC, ACSH (Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid
op de arbeidsplaats) en grenswaarden in andere lidstaten.
Ook is gekeken naar de mogelijkheid voor andere opties voor regelgeving. Geconcludeerd
werd dat dergelijke maatregelen minder passend zijn. Zo wordt een verbod op de stoffen
beschouwd als disproportioneel, en is geconcludeerd dat opties als handleidingen en
zelfregulering niet substantieel bijdragen aan het voorkomen van blootstelling aan
gevaarlijke stoffen voor werknemers. Regelgeving met een vermelding van stoffen en
grenswaarden geeft duidelijkheid voor werkgever en werknemer en maakt het beheersen
van de risico’s van blootstelling op de werkplek mogelijk.
De Commissie is op basis van de effectbeoordeling gekomen tot het voorstel zoals beschreven
onder 2a. De Commissie schat in dat het invoeren hiervan voordelen gaat opleveren
in termen van vermeden werk-gerelateerde-slechte-gezondheid. Voor lood wordt geschat
dat in de komende 40 jaar ongeveer 10.500 gevallen van slechte gezondheid kunnen worden
voorkomen. De daarmee samenhangende financiële voordelen worden geschat op 160 tot
250 miljoen euro op EU-niveau. Voor diisocyanaten is het bij gebrek aan gegevens niet
mogelijk de voordelen voor de werknemers te kwantificeren. De belanghebbenden, waaronder
de sociale partners, zijn het er echter grotendeels over eens dat de vaststelling
van een STEL leidt tot een daling van het aantal ziektegevallen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet hecht zeer aan gezond en veilig werken. Beide bestaande richtlijnen zijn
geïmplementeerd in de Nederlandse Arboregelgeving. Artikel 4.3 en artikel 4.16 van
het Arbeidsomstandighedenbesluit bepalen dat er grenswaarden voor blootstelling aan
gevaarlijke stoffen en specifieker voor kankerverwekkende of mutagene stoffen kunnen
worden vastgesteld. Nederland heeft niet alleen de grenswaarden van Richtlijn 2004/37/EG
en 98/24/EG geïmplementeerd, maar heeft sinds de jaren ’90 aanvullend nationale grenswaarden
vastgesteld. De afgelopen jaren heeft het kabinet, soms samen met andere lidstaten
en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, herhaaldelijk aan de Commissie
verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in
de Europese richtlijnen.
Op dit moment heeft Nederland voor lood een biologische grenswaarde van 70 µg Pb/100
ml bloed en 0,15 mg/m3 over een tijdgewogen gemiddelde van 8 uur in de lucht, beide gelijk met de huidige
EU-richtlijn. Nederland kent geen apart beleid ter bescherming van «vrouwen van vruchtbare
leeftijd» tijdens het werk. Nationaal beleid voor bescherming bij blootstelling aan
reprotoxische stoffen richt zich op alle werkenden en op specifieke groepen zoals
zwangeren. Nederland heeft op dit moment geen wettelijke grenswaarde voor diisocyanaten.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat positief ten opzichte van de doelen die de Commissie stelt in dit
voorstel. Lood en diisocyanaten zijn gevaarlijke stoffen die grote gezondheidsrisico’s
met zich meebrengen, waartegen werknemers beschermd moeten worden.
Ten aanzien van lood steunt het kabinet de voorgestelde verlaging van de grenswaarden,
die lager liggen dan de huidige nationale grenswaarden. Het kabinet onderschrijft
dat mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling aan lood voor het nageslacht ernstig
kunnen zijn.6 Dit pleit voor maatregelen om voldoende bescherming te bewerkstelligen. Daarom steunt
het kabinet de verlaging van de biologische grenswaarde voor lood en van de grenswaarde
voor concentraties in de lucht.
Het kabinet heeft nog wel vragen bij de niet-bindende aanbeveling om de waarde van
lood in het bloed van «vrouwen van vruchtbare leeftijd»7 niet de waarde te laten overstijgen die is vastgesteld voor de algemene bevolking
(niet blootgesteld tijdens werk) in de desbetreffende EU-lidstaat. Het is op basis
van het voorstel onduidelijk hoe de Commissie verwacht dat lidstaten omgaan met de
aanbeveling ten aanzien van «vrouwen van vruchtbare leeftijd». Voor het kabinet is
het in het algemeen van belang dat gender, sekse en een eventuele kinderwens worden
overwogen bij het maken van beleid ten aanzien van preventie, zorg en gezondheid.
In de aanbeveling is volgens het kabinet meer aandacht nodig voor eventuele gevolgen
voor de arbeidsmarktpositie van vrouwen van vruchtbare leeftijd. Deze gevolgen zijn
in het Impact Assessment van de Commissie onvoldoende belicht. Een strikte interpretatie
en implementatie van de aanbeveling voor het aanhouden van een dergelijke voorgestelde
bloedwaarde voor «vrouwen van vruchtbare leeftijd» zou er in het uiterste geval voor
kunnen zorgen dat deze groep wordt uitgesloten van uitoefening van sommige beroepen.
Daarnaast heeft het kabinet vragen bij het aanhouden van een waarde voor de gehele
bevolking voor vrouwen van vruchtbare leeftijd. Nederland kent geen wetgeving die
een maximale waarde voor lood in het bloed vaststelt voor de algemene bevolking. Het
is van belang dat meer duidelijkheid wordt geboden aan lidstaten hoe om te gaan met
de voorgestelde waarde voor de algemene bevolking. Het kabinet zal hierover verduidelijking
vragen aan de Commissie.
Ten aanzien van diisocyanaten steunt het kabinet in principe het voorstel. Het is
goed dat er nu een eerste generatie Europese grenswaarden (BOEL en STEL) voor diisocyanaten
wordt vastgesteld. Dit is belangrijk voor de bescherming van werknemers en voor het
creëren van een gelijker speelveld. Tegelijkertijd had het kabinet graag nog meer
ambitie willen zien. Een verdere verlaging van de Europese grenswaarde zou naar mening
van het kabinet mogelijk moeten zijn, mits in voldoende lange overgangstermijnen wordt
voorzien.
Het kabinet acht het van belang dat wanneer aanvullende informatie beschikbaar is
zo snel mogelijk nieuwe grenswaarden worden vastgesteld.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is in algemene zin een brede steun bij lidstaten voor aanpassing van deze richtlijn
en uitbreiding van het aantal grenswaarden, zoals bleek bij de behandeling van eerdere
uitbreidingsvoorstellen. Voor isocyanaten bestaat steun voor de waarden die nu door
de Commissie in het voorstel zijn opgenomen door het Europese raadgevend Comité Veilig
en Gezond Werken (bestaand uit overheden en sociale partners). Voor lood bestaat steun
voor het verlagen van de bestaande grenswaarden, echter konden de verschillende Interest
Groups (werkgevers, werknemers, overheden) het niet eens worden over de waarden waarop
de grenswaarden moesten worden vastgelegd. Werkgevers en overheden steunden de biologische
grenswaarde zoals opgenomen in het Commissievoorstel en aansluitend bij het advies
van het RAC. De werknemers hadden echter graag een lagere biologische grenswaarde
gezien.
Het Europees Parlement (EP) zal het voorstel behandelen in het EMPL-comité, waar Nikolaj
Villumsen (GUE/NGL, Denemarken) als rapporteur is aangewezen. Het EP heeft nog geen
formeel standpunt ingenomen t.a.v. het voorstel.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid van het voorstel positief. De Commissie baseert
het voorstel op artikel 153, lid 2, onder b, in samenhang met artikel 153, lid 1,
onder a, van het VWEU. Op grond van art. 153, lid 2, onder b, van het VWEU kan de
Uniewetgever door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen op onder
meer op het gebied van de verbetering van het arbeidsmilieu om de veiligheid en de
gezondheid van werknemers te beschermen (artikel 153, lid 1, onder a), met inachtneming
van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften.
Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag. Op het terrein van
het sociaal beleid heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (artikel 4,
lid 2, onder b, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. Het voorstel heeft
in de eerste plaats tot doel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren
door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek te verminderen. In de
tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel naar een gelijk Europees speelveld
voor het bedrijfsleven door op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen
en hierover dus meer duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers en werknemers. De
risico's van blootstelling aan lood en diisocyanaten voor de gezondheid en de veiligheid
van werknemers komen in de gehele EU voor en zijn grotendeels vergelijkbaar. Tussen
de lidstaten bestaan echter verschillen wat betreft de vaststelling van grenswaarden
voor lood en diisocyanaten waardoor het beschermingsniveau voor werknemers afhankelijk
is van waar zij werken. Deze verschillen tussen lidstaten zijn onwenselijk en dragen
bij aan een ongelijk speelveld binnen de EU. Het kabinet ziet daarom meerwaarde in
optreden op EU-niveau, omdat dit leidt tot betere bescherming van werknemers binnen
de gehele EU en daarmee tot een gelijk speelveld. Bovendien kan een wijziging van
bestaande EU-regelgeving enkel op EU-niveau plaatsvinden.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het voorstel heeft tot doel
de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling
aan gevaarlijke stoffen op de werkplek te verminderen. Ook beoogt het voorstel een
gelijk speelveld te creëren. De voorgestelde maatregelen zijn geschikt om dit doel
te bereiken omdat de voorgestelde lagere grenswaarden zorgen voor een betere bescherming
tegen blootstelling aan lood en diisocyanaten in de EU. De voorgestelde maatregelen
gaan ook niet verder dan noodzakelijk, omdat bij de voorgestelde waarden de sociaaleconomische
haalbaarheidsfactoren in aanmerking zijn genomen na overleg met alle belanghebbenden
(werkgevers, werknemers, overheden). De voorgestelde minimumvoorwaarden laten bovendien
voldoende ruimte aan de lidstaten voor het stellen van strengere grenswaarden.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft betrekking op maatregelen die werkgevers en lidstaten moeten nemen.
Het voorstel heeft volgens de Commissie daarom geen consequenties voor de EU-begroting.
Nederland is van mening dat eventueel benodigde middelen gevonden dienen te worden
binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en
dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De financiële consequenties voor de overheid zijn naar verwachting op termijn positief.
Een verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers heeft een positief
effect op sociale zekerheidskosten en kosten voor de gezondheidszorg (in beide gevallen
dalend). Het betreft hier kosten door ziekte(-verzuim).
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Er zijn financiële consequenties voor het bedrijfsleven te verwachten als gevolg van
het voorstel. Met name bij werkzaamheden waarbij blootstelling aan lood kan optreden,
worden de verplichtingen voor bedrijven uitgebreid. De huidige grenswaarde wordt verlaagd,
waardoor meer preventieve maatregelen noodzakelijk zullen zijn om naleving te waarborgen.
Meer medische monitoring zal nodig zijn om de implementatie van deze richtlijn na
te leven. Dit is nog afhankelijk van de discussie die nog gevoerd moet worden hoe
lidstaten om moeten gaan met de aanbeveling voor blootstelling van vrouwen van vruchtbare
leeftijd. Zie paragraaf 3 onder b van dit fiche. Wat betreft diisocyanaten geldt na
implementatie een wettelijke grenswaarde waar er voorheen geen gold, bedrijven moesten
hun eigen bedrijfsgrenswaarde vaststellen. Na implementatie zal voor bedrijven waar
een hogere bedrijfsgrenswaarde werd gehanteerd een investering nodig zijn in substitutie
van diisocyanaten of (meestal) aanvullende maatregelen om blootstelling onder de nieuwe
grenswaarde te brengen. In het impact assessment uitgevoerd door de Commissie worden
voor diisocyanaten de gemiddelde kosten per bedrijf over 40 jaar geschat op € 6.000
(€ 150 per jaar), het overgrote deel daarvan zit in monitoring en niet het nemen van
aanvullende beschermende maatregelen.8 Het impact assessment van de Commissie geeft ook aan dat er voor de kledingindustrie
grotere eenmalige investeringen in beschermende maatregelen nodig kunnen zijn om de
voorgestelde grenswaarde na te leven, die kosten worden geschat op € 1.425 per bedrijf.
Dit is onderdeel van de bovengenoemde € 6.000 per bedrijf, maar omdat kleding- en
textielindustrie maar een klein aandeel uitmaakt van het totaal aantal bedrijven in
de EU dat werkt met diisocyanaten zijn de kosten voor die sector relatief hoger. Er
kan geen schatting gemaakt worden van een financiële uitdrukking van de voordelen
van een verlaging van de grenswaarde van diisocyanaten in de vorm van vermindering
van gezondheidsschade.
Voor lood schat het impact assessment de nalevingskosten op minder van 1% van de jaarlijkse
omzet van de betreffende bedrijven. De Commissie verwacht geen bedrijfsbeëindigingen
als gevolg van de nieuwe grenswaarden. Er is in beide gevallen gekozen voor een balans
tussen bescherming van werknemers (wetenschappelijk RAC-advies) en de kosten (impactstudie,
haalbaarheid). Tot slot zijn er mogelijk consequenties voor het gebruik van lood in
munitie.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Met dit richtlijnvoorstel komt er in toenemende mate een Europees gelijk speelveld
voor ondernemingen voor wat betreft de bescherming van de veiligheid en gezondheid
van werknemers. De Commissie verwacht dat er een positief effect is op het functioneren
van de interne markt, omdat concurrentieverschillen tussen bedrijven in lidstaten
met uiteenlopende nationale grenswaarden worden verminderd.
Aangezien veel lidstaten als gevolg van het richtlijnvoorstel een nieuwe grenswaarde
voor diisocyanaten moeten invoeren, op een niveau dat lager ligt dan buiten de EU
gebruikelijk is en hun bestaande (nationale) grenswaarde voor lood moeten verlagen
zou het voorstel in theorie gevolgen kunnen hebben voor de concurrentiepositie van
Europese bedrijven. Echter, de Commissie stelt dat deze effecten beperkt zijn, gezien
de beperkte nalevingskosten en het niet-internationale karakter van een aantal van
de betrokken sectoren. Het kabinet deelt deze inschatting.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Nationale regelgeving zal in overeenstemming moeten worden gebracht met de verplichtingen
die uit de richtlijn voortvloeien. Dit betekent een beperkte aanpassing van bijlage
XIII (stoffenlijst) bij de Arbeidsomstandighedenregeling (en enkele nieuwe grenswaarden).
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat geen gedelegeerde en/of uitvoeringsbevoegdheden voor de Commissie.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Volgens het richtlijnvoorstel treedt de richtlijn in werking 20 dagen na bekendmaking
in het publicatieblad. De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn
ter uitvoering van de voorgestelde richtlijn moeten uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding
van de richtlijn van kracht worden. Deze periode is lang genoeg voor een nationale
implementatie van de grenswaarde met inachtneming van onze nationale praktijken.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het richtlijnvoorstel voorziet niet in een evaluatie. Wel wordt aangegeven dat de
Commissie deze richtlijn meeneemt als onderdeel van de periodieke evaluatie van de
kaderrichtlijn betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van
de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (89/391/EEG).
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Er zijn mogelijk implicaties voor de uitvoerbaarheid van dit voorstel. De Nederlandse
Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet en
regelgeving daaronder. De uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden op Europees
niveau geeft ook meer duidelijkheid voor toezichthouders in Europa bij de handhaving
van de arbeidsomstandighedenregelgeving. De Nederlandse Arbeidsinspectie gaat bij
haar handhavingsbeleid uit van wettelijke grenswaarden of van de verplichting dat
de werkgever private grenswaarden moet stellen. De nieuw vastgestelde grenswaarde
voor diisocyanaten en de verlaging van de grenswaarden voor lood zullen naar verwachting
geen extra benodigde inspectiecapaciteit met zich meebrengen. Indien dat wel het geval
is, zullen eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het
beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel beperkt zich tot een verplichting voor Europese werkgevers en werknemers.
Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken