Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Exportkredietverzekeringen en Handelsinstrumentarium van 23 februari 2023 de beoordeling van fossiele projecten gedurende de overgangsperiode in 2023, de uitzonderingsgronden van het ekv-beleid in relatie tot leveringszekerheid en ontwikkelingslanden, de uitzonderingsgronden in het brede handelsinstrumentarium en de categorisering van intensieve veeteelt
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
               31 793
                Internationale klimaatafspraken
         
Nr. 413
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2023
Tijdens het commissiedebat Exportkredietverzekeringen (hierna: ekv) en Handelsinstrumentarium
                  op 23 februari jongstleden (Kamerstuk 26 485, nr. 411), heb ik toegezegd in een brief nader in te gaan op een aantal vragen van uw Kamer.
                  Deze brief gaat in op het afwegingskader dat wordt gehanteerd bij de beoordeling van
                  fossiele projecten gedurende de overgangsperiode in 2023, de uitzonderingsgronden
                  van het ekv-beleid in relatie tot leveringszekerheid en ontwikkelingslanden, de uitzonderingsgronden
                  in het brede handelsinstrumentarium en de categorisering van intensieve veeteelt.
                  U ontvangt deze brief mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
               
COP26-beleid
In 2021 ondertekende Nederland tijdens de COP26-klimaatconferentie in Glasgow de verklaring
                  voor het in lijn brengen van internationale overheidssteun met de groene energietransitie
                  (hierna: de COP26-verklaring). De groene energietransitie vraagt om een verschuiving
                  van investeringsstromen in de fossiele energiesector naar de duurzame energiesector.
                  Op 3 november 2022 is een brief1 aan uw Kamer verstuurd, waarin het nieuwe ekv-beleid in relatie tot de COP26-verklaring
                  per 1 januari 2023 uiteen is gezet. Behoudens beperkte uitzonderingen en de projecten
                  in de overgangsperiode is ekv-dekking voor de internationale fossiele energiesector
                  per 1 januari 2023 beëindigd.
               
Bij de uitwerking heeft het kabinet er voor gekozen om te werken met uitsluitingen
                  en uitzonderingen van bepaalde categorieën activiteiten op basis van wetenschappelijke
                  klimaatinzichten over het 1,5 graadscenario. Hiermee wordt aan de markt duidelijkheid
                  gegeven welke activiteiten nog wel en welke activiteiten niet meer in aanmerking komen
                  voor ekv-dekking. Toetsing op projectniveau op het 1,5 graadscenario is complex. Het
                  Internationale Energieagentschap (IEA) rapport Net zero2 doet bijvoorbeeld geen uitspraken over individuele projecten. Het rapport is gebaseerd
                  op macro-economische modellen, en is bedoeld als duiding van beleid. Toetsing op projectniveau
                  zal bovendien doorlooptijden van aanvragen bij de uitvoerder (Atradius Dutch State
                  Business, hierna: ADSB) doen oplopen. Individuele aanvragen worden daarom getoetst
                  aan de hand van de categorieën activiteiten. De door het kabinet gekozen werkwijze
                  sluit aan bij de uitwerking van andere COP26-ondertekenaars. Aanvragen vanaf 1 januari
                  2023 op projecten in fossiele infrastructuur bij nieuwe olie- en gasvelden komen niet
                  meer in aanmerking voor ekv-dekking. Voor die investeringen bestaat op basis van bevindingen
                  van het IEA en het IPCC3 geen ruimte onder het 1,5 graadscenario. Ekv-dekking voor de bestaande fossiele infrastructuur
                  daarentegen blijft op basis van de wetenschappelijke inzichten wel mogelijk, mits
                  er sprake is van verbetering van de milieuprestatie en/of veiligheid of gezondheid,
                  en de economische levensduur van infrastructuur niet wordt verlengd. Eind 2023 zal
                  de Nederlandse uitwerking van het COP26-beleid geëvalueerd worden.
               
Overgangsperiode
Uit oogpunt van een zorgvuldige implementatie richting exporteurs heeft het kabinet
                  er voor gekozen om de behandeling voort te zetten bij aanvragen die voor 1 januari
                  2023 reeds waren ingediend. Daaraan is wel de voorwaarde verbonden dat eventuele ekv-dekking
                  voor deze projecten uiterlijk in 2023 tot stand komt. Daarna is het voor deze transacties
                  niet meer mogelijk een polis te ontvangen. Ten grondslag aan deze overgangsperiode
                  liggen de lange aanlooptijden die fossiele projecten met zich meebrengen, waardoor
                  bedrijven vaak al middelen hebben geïnvesteerd vóór het verkrijgen van een opdracht.
                  Voor 1 januari 2023 zijn tien4 fossiele aanvragen ingediend, die momenteel door ADSB worden beoordeeld. Een gedeelte
                  van deze aanvragen valt onder de uitzonderingsgronden en zou ook ná de overgangsperiode
                  in aanmerking voor ekv-dekking. In de beantwoording5 op de Kamervragen van het lid van Raan zijn de aard en omvang van deze projecten
                  uitgebreid beschreven. De aanvragen kunnen overigens alleen tot een polis leiden indien
                  het exportcontract of de leningsovereenkomst in werking treedt. Er kan bijvoorbeeld
                  sprake zijn van concurrentie als gevolg van internationale aanbestedingen. Het is
                  niet aannemelijk dat alle tien aanvragen daadwerkelijk tot een polis in 2023 zullen
                  leiden.
               
Aanvragen die vallen binnen de overgangsperiode worden getoetst op basis van de financiële,
                  milieu en sociale risico’s (IMVO) en compliance aspecten. Het niet voldoen aan het
                  1,5 graadscenario is geen uitsluitingsgrond voor ekv-dekking in de overgangsperiode.
                  De aanvragen worden in de overgangsperiode immers beoordeeld op basis van het beleid
                  dat geldig was vóór 1 januari 2023. In het kader van transparantie, zal ik in de jaarlijkse
                  ekv-monitor rapporteren over alle fossiele transacties die een ekv-dekking ontvangen.
                  Hierbij zal ik tevens uiteenzetten of deze transacties onder de uitzonderingen of
                  onder de overgangsperiode vallen.
               
Goedkeuring fossiele transacties tijdens de overgangsperiode
In deze brief geeft het kabinet alvast een overzicht van de transacties voor fossiele
                  projecten waarvoor in 2023 tot nu toe een polis is afgegeven. Sinds het nieuwe beleid
                  in werking is getreden, zijn twee dekkingstoezeggingen6 (uitgereikt voor 1 januari 2023) gerelateerd aan de fossiele energiesector omgezet
                  in een polis. Deze projecten vallen onder de uitzonderingsgronden, dus zouden ook
                  ná 2023 tot een polis leiden. De totale te verzekeren waarde van deze transacties
                  is EUR 9,7 miljoen. Eén transactie betreft de export van vaartuigen voor ondersteunende
                  diensten, die geleverd worden voor bestaande fossiele infrastructuur. De andere transactie
                  betreft de levering van vacuüm trucks voor een bestaande olieraffinaderij.
               
Tevens is er één transactie goedgekeurd, die onder het nieuwe COP26-beleid geen ekv-dekking
                  meer zou ontvangen. Het gaat om een project dat valt onder de overgangsperiode. Het
                  project was namelijk reeds in behandeling bij ADSB voor de ingang van het nieuwe beleid
                  per 1 januari jongstleden. Dit betreft het Santos Basin Pre-Salt Pole project in Brazilië,
                  dat op 4 augustus 2022 ex-ante gepubliceerd is op de website van ADSB. Het project
                  heeft betrekking op de aanleg van nieuwe fossiele infrastructuur voor olievelden.
                  Ekv-dekking wordt afgegeven voor de financiering van het Nederlandse aandeel in dit
                  project. De totale te verzekeren waarde van dit project is USD 321 miljoen. Eerder
                  heeft uw Kamer vragen gesteld over dit project, waarbij in de beantwoording7 is aangegeven dat het een project uit de overgangsperiode betreft.
               
Het project is zoals gebruikelijk uitgebreid beoordeeld op financiële risico’s, milieu
                     en sociale risico’s en compliance aspecten. Zo is er conform de IFC EHS guidelines8 bij dit project getoetst op de Best Industry Practices. Ook zijn verschillende Best Available Technologies (BAT), die milieueffecten mitigeren in het project toegepast, waaronder:
                  
– het afvangen van ontluchtingsemissies voor het reduceren van methaanemissies;
– technologie die CO2 scheidt van inkomende gasstromen, zodat er een lager energieverbruik is en minder
                           CO2 emissies;
                        
– additionele reservecapaciteit in gas-compressie, waarmee flairing
                           9 wordt vermeden als systemen buiten gebruik zijn;
                        
– her-injecteren van gas- en gerecycled water in het reservoir voor een lager energieverbruik.
Op de website van de uitvoerder ADSB zal conform het transparantiebeleid na de afgifte
                     van de polis een samenvatting gegeven worden van de milieu- en sociale beoordeling.
                  
Europese Leveringszekerheid
De Nederlandse uitwerking van de COP26-verklaring biedt in 2023 ruimte voor specifieke
                  projecten ten behoeve van Europese leveringszekerheid. In het commissiedebat is door
                  uw Kamer verzocht om meer inzicht te verschaffen in de criteria over leveringszekerheid
                  en om uiteen te zetten hoe voorkomen wordt dat deze uitzonderingsgrond een loophole voor fossiele investeringen kan worden. Van een loophole is geen sprake, omdat het
                  kabinet het nieuwe beleid nauw heeft ingekaderd door aan te sluiten bij REPowerEU
                  en de daarvoor geldende criteria.
               
REPowerEU is een wijziging van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF)-verordening,
                  waarmee wordt beoogd de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen terug te dringen
                  en de transitie naar schone energie te versnellen. REPowerEU beargumenteert dat een
                  beperkte uitbreiding naast de reeds geplande gasinfrastructuurprojecten nodig is voor
                  het vervangen van Russische gasimport. In het beoordelingsproces van de Europese Commissie
                  bestaat daarbij ook oog voor het voorkomen van lock-in effecten, en het risico op
                  stranded assets die de lange termijn transitie naar een klimaatneutrale economie zouden
                  bemoeilijken. Om de energie-infrastructuur te versterken onder REPowerEU mogen lidstaten
                  bijvoorbeeld maatregelen opvoeren in de Herstel en veerkrachtplannen (HVP’s), die
                  als doel hebben drijvende LNG-terminals, gaspijpleidingen of gasopslag te ontwikkelen.
                  Als aangetoond kan worden dat lidstaten door hun geografische ligging een specifieke
                  afhankelijkheid hebben van Russische ruwe olie, mogen ook maatregelen opgevoerd worden
                  onder REPowerEU die bijdragen aan het versterken van olie-infrastructuur. Voorwaarden
                  voor het opnemen van dergelijke fossiele maatregelen onder REPowerEU is dat lidstaten
                  moeten aantonen dat er sprake is van een directe noodzaak om de leveringszekerheid
                  van energie te versterken en ze de Europese klimaatdoelen niet in het geding brengen.
               
Met REPowerEU worden lidstaten aangemoedigd om maatregelen te nemen met een cross-border
                  of multi-country element, om zo de onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen ook
                  op Europees niveau te bevorderen. In dit kader kunnen lidstaten bijvoorbeeld Projects
                  of Common Interest (PCI)10 opvoeren. Dit zijn belangrijke grensoverschrijdende infrastructuurprojecten die de
                  energiesystemen van EU-landen met elkaar verbinden. Dergelijke projecten zijn bedoeld
                  om bij te dragen aan het bereiken van een toekomstbestendig energiebeleid. De insteek
                  is betaalbare, veilige en duurzame energie voor alle EU-burgers, en een duurzame economie
                  in lijn met het klimaatakkoord van Parijs. De PCI’s zijn reeds onderdeel van de TEN-E11 verordening. In het kader van REPowerEU zijn in annex 3 van het REPowerEU plan additionele
                  benodigde fossiele infrastructuurinvesteringen beschreven, die als PCI zouden kunnen
                  gelden.
               
Voor het Nederlandse ekv-beleid betekent dit concreet dat de gas- en olieprojecten
                  in het kader van REPower (de geïdentificeerde Projects of Common Interest en/of de
                  projecten onder de REPowerEU-hoofdstukken) in aanmerking blijven komen voor ekv-dekking
                  vanuit de Nederlandse overheid. Het beleid zal hierbij één op één aansluiten bij de
                  lijst met projecten die de Europese Commissie heeft geïdentificeerd. Dit zijn met
                  name LNG terminals en gasopslagfaciliteiten. Het is de vraag in hoeverre ekv-dekking
                  benodigd is bij de financiering van dit type projecten. Het kabinet is van mening
                  dat ekv-dekking voor deze projecten van belang is, omdat deze projecten bijdragen
                  aan het afbouwen van afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. De noodzaak
                  van deze tijdelijke uitzondering zal aan het eind van dit jaar opnieuw worden beoordeeld.
               
Ontwikkelingslanden
Tijdens het commissiedebat ging uw Kamer tevens in op ekv-dekking voor duurzame energie
                  in ontwikkelingslanden en de uitzonderingsgrond voor fossiele elektriciteitsopwekking
                  in ontwikkelingslanden. Het kabinet hecht aan het helpen van ontwikkelingslanden bij
                  het afbouwen van fossiele afhankelijkheden en het zoveel mogelijk voorkomen van nieuwe
                  afhankelijkheden (fossiele lock-in). Tegelijkertijd heeft het kabinet er oog voor dat ontwikkelingslanden in bepaalde
                  situaties voor elektriciteitsproductie nog afhankelijk kunnen zijn van fossiele energie.
                  Deze aandachtspunten hebben geleid tot de uitzonderingsgrond voor elektriciteitsopwekking
                  in het geïmplementeerde COP26-beleid. Ekv-dekking voor fossiele transacties op het
                  gebied van elektriciteitsproductie is echter alleen mogelijk mits:
               
– er sprake is van een significante bijdrage aan het oplossen van acuut energietekort
                        of gebrek aan energietoegang in lage inkomenslanden met extreme energiearmoede;
                     
– en/of er sprake is van een significante bijdrage aan een energietransitie-pad richting
                        klimaatneutraal;
                     
– en/of er geen haalbaar duurzaam alternatief is en het betreffende land investeert
                        in hernieuwbare energie.
                     
Deze voorwaarden zijn in lijn met breder kabinetsbeleid bij bijvoorbeeld Invest International
                  en de inzet bij de Multilateral Development Banks (MDBs). Extreme energiearmoede is in dit criterium gedefinieerd als (1) acuut tekort
                  aan energie, bijvoorbeeld in de situatie waarin in een lage inkomensland een langdurig
                  productietekort aan elektriciteit bestaat, waardoor grote delen van de tijd de energievoorziening
                  noodgedwongen afgeschakeld wordt met substantiële schade voor economie en samenleving,
                  en (2) een substantieel gedeelte van de bevolking heeft geen aansluiting op moderne
                  energievoorziening: zij hebben geen elektriciteit en zijn voor koken nog aangewezen
                  op (open) houtvuur of houtskool. Een belangrijke informatiebron die we hiervoor kunnen
                  hanteren is de jaarlijkse SDG712 tracking database. Door te kijken naar de bijdrage aan het energie transitiepad richting
                  klimaatneutraliteit houdt het kabinet ook rekening met de energiemix van een land.
               
Verder geeft Nederland invulling aan just energy transition via de bredere beleidsmatige inzet op energietransitie-samenwerking zoals beschreven
                  in de beleidsnota voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking «Doen waar
                  Nederlands goed in is» en de internationale klimaatstrategie. Tijdens de COP26 klimaattop
                  in Glasgow ondertekende Nederland, met gelijkgestemde landen, een verklaring over
                  de toepassing van principes voor een eerlijke energietransitie in onze internationale
                  samenwerking met ontwikkelingslanden en opkomende economieën.
               
Tijdens het commissiedebat werd gevraagd naar de mogelijkheden om met de ekv duurzame
                  energieprojecten in ontwikkelingslanden te ondersteunen. Het ekv-instrumentarium biedt
                  deze mogelijkheid en is daarmee ondersteunend aan de bredere kabinetsbeleid op dit
                  terrein. Om investeringen in duurzame energie te bevorderen zijn de criteria voor
                  groene projecten binnen de ekv versoepeld. Zo zijn voor transacties kleiner dan EUR
                  5 miljoen de eisen aan de exporteur en debiteur versoepeld. Daarnaast zijn voor groene
                  projectfinancieringsprojecten de criteria verruimd, en biedt de ekv ook dekking op
                  innovatieve klimaatfondsen met projecten in ontwikkelingslanden.
               
Uitzonderingsgronden in het bredere handelsinstrumentarium
In het commissiedebat heeft uw Kamer ook gevraagd naar een toelichting op de uitzonderingscriteria
                  die gelden voor steun aan fossiele projecten via het bredere handelsbevorderende-
                  en exportinstrumentarium van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en
                  werd gevraagd of via dit bredere instrumentarium sprake is van een achterdeur voor
                  fossiele projecten.
               
In de kamerbrief van 28 september 202213 is in detail (opgesplitst naar instrumenten, activiteiten en dienstverlening) toegelicht
                  op welke wijze het bredere handelsbevorderende- en exportinstrumentarium, conform
                  de motie van de leden Hammelburg en Van der Lee14, in lijn worden gebracht met de klimaatdoelstellingen uit Parijs en Glasgow. Dit
                  betekent kort samengevat dat in de volle breedte van het handelsbeleid wordt ingezet
                  op steun aan het Nederlands bedrijfsleven om bij te kunnen dragen aan de transities
                  op het gebied van verduurzaming en digitalisering. Op dit moment zijn er geen aanvragen
                  voor ondersteuning door het bredere handelsinstrumentarium die toezien op de fossiele
                  energiesector.
               
Voor het handelsinstrumentarium van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
                  geldt dat het kabinet deze instrumenten bovendien per 1 januari 2023 heeft gesloten
                  voor activiteiten op bestaande voorraden olie en gas, behalve daar waar sprake is
                  van verbetering van de milieuprestatie en/of veiligheid en/of gezondheid en op voorwaarde
                  dat de economische levensduur van de fossiele infrastructuur niet wordt verlengd.
                  Hiermee is sprake van vergelijkbaar ekv-beleid onder de COP26-verklaring en het handels
                  bevorderende instrumentarium van de RVO, zoals ook is bevestigd in het commissiedebat
                  op 23 februari jongstleden.
               
Een vergelijkbare lijn geldt voor Invest International15 waarbij per wet is vastgelegd dat alleen indien sprake is van zeer specifieke uitzonderingsgronden16 fossiel gerelateerde financiering mag worden verstrekt. Invest International heeft
                  klimaat en energie aangewezen als een van de focusgebieden voor internationale financiering
                  van Nederlandse bedrijven. Met dit beleid zijn de uitzonderingsgronden, die gehanteerd
                  worden bij de ekv en het bredere handels- en exportinstrumentarium met elkaar in lijn.
                  Voor de ekv geldt dat de uitzonderingscriteria gedetailleerder zijn uitgewerkt voor
                  aan upstream en midstream gerelateerde projecten vanwege de specifieke samenstelling van de ekv-portefeuille.
               
Milieu- sociale beoordeling van intensieve veeteelt projecten
Tijdens het commissiedebat werd de vraag gesteld waarom intensieve veehouderijprojecten
                  niet worden gecategoriseerd als Categorie A-projecten in plaats van Categorie C-projecten.
                  Nederland heeft grootschalige intensieve veehouderij aangemerkt als een «gevoelige
                  sector». Dit betekent dat voor elke ekv-aanvraag, ongeacht de omvang van de transactie,
                  een uitgebreide beoordeling gedaan dient te worden waarin het dierenwelzijnsaspect
                  wordt onderzocht. Slachterijen en broederijen vallen ook onder deze definitie.
               
De vraag hoe een project in de intensieve veehouderij wordt gecategoriseerd is afhankelijk
                  van de milieu- en sociale beoordeling. De categorisatie van milieu- sociale beoordelingen
                  volgt uit de Common Approaches (het due diligence kader van de OESO voor exportkredieten) en hangt af van de omvang en reikwijdte van
                  de projectgebonden en contextuele risico’s van het project.17 Uit de Common Approaches volgen drie categorieën: A, B en C. Een project wordt geclassificeerd
                  in de hoogste risicocategorie «A» indien sprake is van potentieel grote nadelige milieu-
                  en sociale effecten door het project, die tot buiten de locatie van het project reiken
                  of onomkeerbaar zijn. Er is sprake van de classificatie tot B project indien er potentieel
                  substantiële nadelige milieu en sociale effecten van toepassing zijn. In dat geval
                  beperken de effecten zich dan tot de grenzen van het project. Een project wordt als
                  C gecategoriseerd indien er weinig of geen nadelige milieu- en sociale effecten van
                  het project worden verwacht.18
Nederland volgt dus de categorisatie van de OESO Common Approaches voor projecten
                  in de intensieve veehouderij, maar hanteert bij deze projecten een strenger toetsingskader.
                  ADSB toetst namelijk elke ekv-aanvraag, ongeacht de categorisatie, aan het Nederlandse
                  beleid voor dierenwelzijn. Dit beleid volgt niet alleen de OESO Common Approaches
                  maar ook Europese wet- en regelgeving en overige beschikbare internationale standaarden.
                  Nederland beschikt bovendien sinds 2019 als enige land over een aanvullende dierenwelzijnsverklaring
                  die specifiek is gericht op het borgen van dierenwelzijn via de ekv.19 Uitgangspunt van de beleidsverklaring zijn de «vijf vrijheden van dierenwelzijn»
                  die ook worden gehanteerd door de Wereldbank.20 Hieruit volgt een uitsluitingslijst met veehouderijsystemen en -praktijken die niet
                  verenigbaar zijn met deze vijf vrijheden en daarom, per definitie, niet in aanmerking
                  komen voor een ekv.21
Conclusie
Met deze brief gaat het kabinet in op de toezeggingen, die tijdens het commissiedebat
                  Exportkredietverzekeringen en Handelsinstrumentarium zijn gedaan. Voor het beoordelen
                  van projecten in de overgangsperiode geldt dat dit op basis van het beleid van vóór
                  1 januari 2023 gebeurt. Deze projecten worden dus beoordeeld op financiële risico’s,
                  IMVO en compliance. Verder zijn in deze brief de uitzonderingsgronden voor leveringszekerheid
                  en ontwikkelingslanden, de uitzonderingsgronden in het bredere handelsinstrumentarium,
                  en de beoordeling voor intensieve veeteelt verduidelijkt. Het kabinet zal in de ekv-monitor
                  voor de zomer rapporteren over de fossiele transacties onder het COP26-beleid. Tot
                  slot, zal de uitwerking van het COP26-beleid eind 2023 worden geëvalueerd.
               
De Staatssecretaris van Financiën,
                  M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
