Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Mileuraad van 8 maart 2023, over de fall-back opties als besloten wordt om de bevoegdheid over het aanwijzen van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) bij de Europese Commissie te beleggen
27 625 Waterbeleid
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 600
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2023
Tijdens het Commissiedebat Milieuraad van 8 maart jl. heeft het lid Haverkort (VVD)
verzocht om een schriftelijke reactie over de fall-back opties als besloten wordt
om de bevoegdheid over het aanwijzen van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) bij de Europese
Commissie te beleggen. Dit naar aanleiding van het ook op dit debat geagendeerde BNC-fiche1 over het wijzigingsvoorstel voor herziening van de Kaderrichtlijn Water, de Grondwaterrichtlijn
en de Richtlijn prioritaire stoffen (COM(2022)540).
Op 26 oktober is dit wijzigingsvoorstel verschenen. Het BNC-fiche over dit voorstel
is op 12 december 2022 naar uw Kamer gestuurd.
Volgens het voorstel krijgt de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde
handelingen de prioritaire stoffen en de stoffen op de bijlagen van de grondwaterrichtlijn
te wijzigen. Dit in plaats van wijziging via een gewone wetgevingsprocedure. De Commissie
wil daarnaast de stoffenlijsten en de bijbehorende normen voor de Kaderrichtlijn water
(KRW) die lidstaten nationaal hanteren, harmoniseren via verplichte rapportage aan
het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA). Op voorspraak van ECHA kan
de Commissie via een gedelegeerde handeling een milieukwaliteitsnorm vaststellen die
voorrang heeft boven een nationaal vastgestelde norm.
De prioritaire stoffen zijn onderdeel van de chemische toestand zoals beschreven in
de Kaderrichtlijn water en de lijst bevat industriële stoffen, gewasbeschermingsmiddelen,
biociden en geneesmiddelen. De voorgestelde procedure staat los van de nationaal gehanteerde
lijst met Zeer Zorgwekkende Stoffen.
Het kabinet is geen voorstander van het overdragen van bovengenoemde bevoegdheden
aan de Commissie. De aanpassing van stoffenlijsten kan voor Nederland grote consequenties
hebben, waarbij politieke besluitvorming belangrijk is. Voor de Commissie is wijziging
via een gedelegeerde handeling een eenvoudigere en zeker ook snellere procedure.
De onderhandelingen over het voorstel zijn nog niet gestart. Het is de verwachting
dat veel lidstaten deze toekenning van bevoegdheid ongewenst vinden, maar het is niet
zeker of dat een meerderheid gaat zijn. Een voordeel van de door de Commissie voorgestane
wijziging is dat er op deze manier een snellere harmonisatie is van door de lidstaten
nationaal gehanteerde stoffenlijsten. Nederland meet ten opzichte van andere landen
meer stoffen onder de KRW. Dit vanwege de grotere belasting door stoffen in ons land.
In combinatie met de «one out, all out» systematiek is dat ook een reden waarom het
eindoordeel voor Nederland negatiever uitpakt dan voor andere landen. Snellere harmonisatie
van deze nationaal gehanteerde stoffenlijsten en normen kan helpen om uitvoering te
geven aan de motie van de leden Minhas en Stoffer2 waar de regering wordt verzocht om op Europees niveau in te zetten op een uniforme
meetmethodiek van de KRW-doelen, waar we als benedenstrooms land natuurlijk bij gebaat
zijn.
Zoals ook in het BNC-fiche aangegeven zet het kabinet in op aanvullende voorwaarden
bij het met gedelegeerde handeling wijzigen van stoffenlijsten als de Commissie of
andere lidstaten hieraan blijven vasthouden.
Belangrijke voorwaarden voor Nederland zijn de volgende:
In het wijzigingsvoorstel is geen heldere bepaling over deadlines opgenomen. Het is
essentieel dat na iedere wijziging duidelijk is wanneer de normen toegepast moeten
worden en wanneer daaraan voldaan moet worden. Ook moet er voldoende tijd zijn om
via monitoringprogramma’s te zien of, waar en hoe groot een eventuele opgave is voor
de (grond)waterkwaliteit, en voor het nemen van maatregelen. Dit alles moet passen
binnen de 6-jaarlijkse stroomgebiedbeheer-planning van de KRW.
Ten aanzien van de periode waarin de bevoegdheid geldt, wordt ingezet op een duidelijke
afbakening in tijd, met een periode van 6 jaar. Dit is al in de huidige Richtlijn
prioritaire stoffen opgenomen, maar het moet duidelijk zijn dat dit voor de aanpassing
van de stoffenlijsten niet anders is. In de wijziging van de KRW en Grondwaterrichtlijn
is een bevoegdheid voor onbepaalde tijd voorgesteld (hoewel deze bevoegdheid te allen
tijde kan worden ingetrokken).
Op dit moment zijn de lidstaten via de Working Group Chemicals en de Working Group
Groundwater onder de Europese Waterdirecteuren betrokken bij de herziening van de
stoffenlijsten en de dossiers voor normafleiding. Hoewel er geen reden is om aan te
nemen dat dit gaat wijzigen zet Nederland erop in dat deze betrokkenheid ook goed
verankerd is in de richtlijn.
Voor de inzet van het kabinet zijn dit alle belangrijke voorwaarden. Zoals gezegd
zijn de onderhandelingen over het voorstel nog niet begonnen. U zult op regelmatige
basis via de brieven ter voorbereiding op het Commissiedebat en Wetgevingsoverleg
Water en het Commissiedebat Milieuraad op de hoogte worden gehouden van de voortgang
op dit dossier.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat