Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de veiligheid van mRNA-vaccins en de bevoegdheden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2032
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij op 2 februari
jl. per brief verzocht te reageren op een ingezonden bericht d.d. 16 januari 2023
over de veiligheid van mRNA-vaccins en de bevoegdheden van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO). Met deze brief reageer ik op dit verzoek.
Veiligheid mRNA-vaccins
Ik heb kennisgenomen van het bericht en van de video waarnaar in het bericht verwezen
wordt. Hoewel de sprekers in de video aangeven voorstander te zijn van vaccinatie
in het algemeen, uiten zij enkele zorgen over de veiligheid van mRNA-vaccins. Zo zouden
mRNA-vaccins risicovoller zijn dan traditionele vaccins, omdat deze zouden leiden
tot ongecontroleerde productie van antigenen van het coronavirus (spike-eiwitten)
door het lichaam, alsook de ontwikkeling van auto-immuunziekten. Ook zou het mRNA
uit de vaccins het DNA kunnen wijzigen, en zou herhaaldelijke vaccinatie de activiteit
van T-suppressorcellen stimuleren en daarmee de algehele werking van het immuunsysteem
doen verzwakken. Graag geef ik een reactie op deze stellingen.
Allereerst is de stelling dat vaccinatie met een mRNA-vaccin zou leiden tot ongecontroleerde
antigeenproductie niet correct. Vaccinatie met een mRNA-vaccin leidt tot een tijdelijke
aanmaak van het spike-eiwit van het coronavirus, waardoor het immuunsysteem kortdurend
wordt aangezet tot opbouw van immuniteit tegen het virus. Zodoende wordt op effectieve
wijze afweer opgebouwd, zonder blootstelling aan het virus met het risico op (ernstige)
ziekte.
Het mRNA blijft maar kort in het lichaam en wordt binnen enkele uren door het lichaam
afgebroken. Dit gebeurt nadat het mRNA in lichaamscellen (bijvoorbeeld spiercellen)
is «vertaald» naar het spike-eiwit van het coronavirus (translatie). Deeltjes van
het gevormde spike-eiwit worden aan de buitenkant van de cellen getoond. Het immuunsysteem
detecteert en elimineert de cellen die stukjes van het spike-eiwit tonen, waarbij
immuniteit tegen het coronavirus wordt opgebouwd.
Het mRNA bevat niet de code voor de aanmaak van het enzym RNA-replicase waarmee het
zich kan repliceren. Er is dus geen sprake van vermenigvuldiging van het mRNA binnen
het lichaam. Dit in tegenstelling tot een infectie met het coronavirus, waarbij het
virus wel ongecontroleerd lichaamscellen kan infecteren en zich vermenigvuldigt. Ook
de stelling dat het mRNA door het enzym reverse-transcriptase wordt omgezet in DNA
en zo de genen kan wijzigen is niet juist. Dit enzym komt onder normale omstandigheden
namelijk niet in menselijke cellen voor. Het mRNA kan niet doordringen tot de celkern,
waar het DNA zich bevindt. De mRNA-vaccins kunnen dus nooit iets veranderen aan de
genen.
Wel kunnen de vaccins, net als andere geneesmiddelen, bijwerkingen hebben. Het gaat
in de meeste gevallen om milde, kortdurende bijwerkingen die al tijdens de klinische
studies zijn gesignaleerd. Wereldwijd bestaat brede wetenschappelijke consensus over
het gegeven dat de gezondheidswinst van vaccinatie tegen COVID-19 opweegt tegen de
geringe kans op (ernstige) bijwerkingen. Als het gaat over langdurige bijwerkingen,
zoals auto-immuunziekten of een verzwakking van het immuunsysteem, moet onomstotelijk
vast kunnen worden gesteld dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen vaccinatie
en de klachten die optreden. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat de vaccins
op langere termijn bijwerkingen geven die zouden moeten leiden tot een andere afweging
met betrekking tot de inzet van vaccins.
Tot slot worden in het bericht zorgen geuit over de recente wijziging van het vaccinatiebeleid
voor kinderen, waarbij de minimumleeftijd voor vaccinatie zou zijn bijgesteld naar
12 jaar. Vaccineren is een medische handeling waar een zorgvuldige gezondheidsafweging
aan ten grondslag ligt. Dat betekent dat per doelgroep wordt gekeken of de voordelen
van vaccinatie (gezondheidswinst) opwegen tegen eventuele bijwerkingen. Op 10 januari
jl. heeft de Gezondheidsraad het vaccinatieadvies voor gezonde kinderen van 5 tot
en met 11 jaar herzien, onder meer vanwege het verloop van de pandemie en de reeds
opgebouwde bescherming door infecties. Het is daardoor niet langer nodig om deze groep
een vaccinatie tegen COVID-19 aan te bieden. Dit advies heb ik overgenomen.1 Kinderen vanaf 6 maanden die behoren tot een medisch hoog risicogroep kunnen wel
nog baat hebben bij vaccinatie. Zij kunnen op uitnodiging van de kinderarts een coronaprik
krijgen.
Bevoegdheden WHO
Al geruime tijd bestaan er op mondiaal niveau internationale afspraken over samenwerking
rondom het delen van informatie over, het voorbereiden op en het bestrijden van (potentiële)
uitbraken van internationale gezondheidsbedreigingen, zoals infectieziekten. Het belangrijkste
internationale instrument betreft de Internationale Gezondheidsregeling (IGR) uit
2005. Hierin zijn ook afspraken gemaakt over het borgen van nationale gezondheidszorgcapaciteiten,
surveillance van infectieziekten, het melden van internationale gezondheidsbedreigingen
en het, indien nodig, uitroepen van een internationale gezondheidscrisis. In het laatste
geval kan de WHO aanbevelingen doen aan regio’s en landen om een crisis te helpen
beteugelen.
Als gevolg van de COVID-19-pandemie is door een groot deel van de 194 lidstaten van
de WHO vastgesteld dat de IGR weliswaar de internationale samenwerking heeft gefaciliteerd
tijdens de pandemie, maar ook aanpassing behoeft om die samenwerking nog robuuster
en effectiever te maken. De WHO-lidstaten hebben daartoe afgelopen najaar wijzigingsvoorstellen
ingediend, waarover de komende 12 à 15 maanden gesproken en onderhandeld zal worden.
Zoals ook aangeven in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van Haga
(Groep Van Haga) over dit onderwerp2, zullen de wijzigingsvoorstellen geen verandering betekenen voor de mogelijkheden
van WHO-lidstaten om zelf nationale maatregelen vast te stellen ten tijde van een
gezondheidscrisis. De directeur-generaal van de WHO kan en zal ook in de toekomst
op basis van wetenschappelijk advies op grond van de IGR een zich ontwikkelende gezondheidscrisis
kunnen bestempelen als een «internationale gezondheidscrisis». Op basis daarvan heeft
de directeur-generaal de mogelijkheid om tijdelijke (specifieke) noodmaatregelen aan
te bevelen. Lidstaten die partij zijn bij de IGR kunnen echter te allen tijde zelf
nationale maatregelen blijven vaststellen, ook tijdens een pandemie, en kunnen dus
afwijken van de WHO-aanbevelingen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport