Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Brandweer en crisisbeheersing van 1 februari 2023, over o.a. de blusinstructie en de uitgevoerde onderzoeken in relatie tot de Richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk
29 517 Veiligheidsregio’s
28 694
Verpakkingsbeleid
Nr. 232
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2023
Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het Commissiedebat van 1 februari jl.
(Kamerstuk 29 517, nr. 23) om schriftelijk terug te komen op de vragen, informeer ik uw Kamer over een tweetal
toezeggingen die ik heb gedaan. Ik heb uw Kamer toegezegd u schriftelijk te informeren
over de blusinstructie en de uitgevoerde onderzoeken in relatie tot de Richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk. Ook heb ik uw Kamer toegezegd om schriftelijk terug te komen op de reikwijdte van
de verkenning «verzekerbaarheid van klimaatrisico’s» en uw Kamer te informeren indien
de vragen die hierover zijn gesteld in het Commissiedebat niet meegenomen kunnen worden.
Onderzoek
Mijn voorganger en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat hebben u regelmatig
per brief1 geïnformeerd over de aanpak van vuurwerkincidenten, de uitgevoerde onderzoeken en
de ontwikkeling en actualisatie van de richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk.
Het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) heeft in 2019 onderzoek2 gedaan naar de bestrijding van vuurwerk en zich hierbij gericht op het in beeld brengen
van opvattingen van externe deskundigen en afwijkende opvattingen (onder meer over
het gebruik van water) bij de bestrijding van vuurwerkbranden. Hierbij is ook onderzoek
gedaan naar de geldende voorschriften voor het blussen van vuurwerkbranden in het
buitenland. Daarnaast heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek uitgevoerd
naar de wijze waarop de afzonderlijke veiligheidsregio’s het bestrijden van vuurwerkbranden
hebben omgezet in procedures en instructies.
In de brief aan uw Kamer van 21 november 20193 is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat nader ingegaan op de praktijkproeven
die zijn uitgevoerd om inzicht te krijgen in de gevaarzetting van het nat worden van
opgeslagen vuurwerk. De in deze brief, aangekondigde verkenning naar de gevaarsetting
van vuurwerk subklasse 1.3, het zogenaamde professionele vuurwerk, is ook uitgevoerd.
Op 11 mei 20214 is uw Kamer per brief geïnformeerd over de uitkomsten van dit aanvullende onderzoek
en de geactualiseerde Richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk. In de geactualiseerde richtlijn (bijlage 1) wordt voor de diverse klassen vuurwerk,
waaronder subklasse 1.3 (professioneel vuurwerk) en 1.4 (het consumentenvuurwerk),
en illegaal vuurwerk aangegeven hoe te handelen bij brand. Daarbij wordt onder meer
onderscheid gemaakt naar transport en opslag, naar in acht te nemen afstand, in te
schakelen deskundigen en wijze van blussen. Ook voor subklasse 1.3 wordt daarbij vermeld
bij welke situatie water gebruikt kan worden om de omgeving nat te houden en de verpakking
te koelen ingeval van incidenten.
De deskundige instituten die betrokken waren bij het onderzoek waaronder het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Nederlandse Organisatie voor Toegepast
Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) en Brandweer Nederland zijn unaniem in hun
oordeel en staan achter het advies van het NIPV dat het gebruik van water om te koelen
en om uitbreiding te voorkomen bij een brand waarbij consumentenvuurwerk betrokken
is, mogelijk is. Zij baseren hun mening ook op de meningen van hun collega instituten
in het buitenland, internationale literatuur en onderzoeken die zijn uitgevoerd. Een
aanvullend internationaal onderzoek of extra praktijktesten zal volgens de betrokken
instituten en deskundigen niet tot andere inzichten leiden.
Richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk
De veiligheidsregio’s in casu de brandweer zijn zelf verantwoordelijk voor de vakspecifieke
procedures. Deze kunnen in handreikingen en/of richtlijnen worden vastgelegd. Uniformiteit
is een van de doelstellingen. Nieuwe ontwikkelingen, kennis en ervaring kunnen voor
Brandweer Nederland aanleiding zijn om die procedures te actualiseren. Zo is bij de
richtlijn over de bestrijding van vuurwerkbranden duidelijkheid over de subklasse
essentieel. Zodra er geen zekerheid is over de juiste subklasse of het legaal of illegaal
vuurwerk betreft, dan gaat de instructie uit van de zwaarste categorie. Daarnaast
wordt bij elk incident met vuurwerk een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) gevraagd
om een deskundig advies voor de aanpak van het incident en bij incidenten waarbij
illegaal en professioneel vuurwerk betrokken is aangevuld met medewerkers van de Explosieven
Opruimingsdienst Defensie (EODD) en Team Explosieven Verkenners Politie (TEV). Daarbij
staat uiteraard de veiligheid van het brandweerpersoneel en de betrokken adviseurs
voorop. Brandweer Nederland heeft, als beheerder van de richtlijn, bij het actualiseren
van de richtlijn samengewerkt met het NIPV, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) en de Vakvereniging voor Brandweervrijwilligers (VBV).
De Vakvereniging voor Brandweervrijwilligers heeft de richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk onderschreven en daarnaast, gezien de eerdere afwijkende opvattingen, voorgesteld
om nog een aanvullend praktijkonderzoek uit te laten voeren. Het nut en de noodzaak
van een nieuwe praktijkproef wordt door de andere betrokken partijen, Brandweer Nederland,
het NIPV en RIVM, niet gedeeld, omdat er voor consumentenvuurwerk praktijkproeven
zijn uitgevoerd en voor incidenten waarbij vuurwerk van subklassen 1.1 tot en met
1.3 en het illegale vuurwerk aan de orde is, al gekozen wordt voor een defensieve
inzetstrategie van ruim afzetten en ontruimen van de omgeving. Gebruik van water wordt
alleen ingezet ter voorkomen van uitbreiding van de brand naar de omgeving (secundaire
branden).
Gezien het gedane onderzoek de afgelopen jaren, de adviezen van NIPV, RIVM en de Nederlandse
Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) en de gekozen strategie
in de richtlijn zie ik geen toegevoegde waarde van nog een aanvullend praktijkonderzoek.
Verzekerbaarheid van klimaatrisico’s
Uw Kamer had tijdens het commissiedebat vragen over de verzekerbaarheid van klimaatrisico’s.
Deze vragen heb ik doorgeleid naar de Ministeries van Financiën en Infrastructuur
en Waterstaat. Er vindt momenteel onder regie van de Minister van Financiën een verkenning
plaats naar de beleidsopties om de verzekerbaarheid van klimaatgerelateerde schade
te waarborgen, zoals aangekondigd in de beleidsagenda duurzame financiering.5 Deze verkenning vindt plaats in samenwerking met meerdere ministeries, waaronder
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en mijn ministerie. Ook het Verbond van Verzekeraars is hierbij betrokken. In de verkenning
wordt allereerst onderzocht of er bepaalde type schades zijn waartegen burgers en
bedrijven zich onvoldoende kunnen verzekeren. Vervolgens wordt bezien of de overheid
een rol kan en moet spelen om bij te dragen aan de verzekerbaarheid van deze schade,
en op welke wijze dat kan worden vormgegeven. De gevolgen van overstromingen maken
een belangrijk onderdeel uit van de verkenning, maar de reikwijdte is daar niet tot
beperkt. Ook de verzekerbaarheid van andere effecten wordt onderzocht, bijvoorbeeld
schade als gevolg van droogte of wind.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid