Brief regering : Voortgang maatwerkafspraken
29 826 Industriebeleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 173 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 februari 2023
Een moderne (basis)industrie is belangrijk voor Nederland. De industrie maakt noodzakelijke
producten die we nu en in de toekomst elke dag gebruiken. Het kabinet wil de industrie
stimuleren en ondersteunen om zijn verduurzamingsopgave in Nederland te realiseren.
Daarmee willen we voorkomen dat bedrijven vertrekken: we willen liever dat bedrijven
hier groen gaan produceren, in plaats van op een vervuilende manier elders. Met de
industrie in Nederland ontwikkelen we daarnaast belangrijke kennis over het ontwikkelen
en toepassen van sleuteltechnologieën die nodig zijn voor de transitie naar een duurzame
samenleving en het behoud van brede welvaart. Ook in de toekomst zullen we de industrie
nodig hebben. De bestaande grote basisindustrieën (o.a. chemie, raffinage, staal en
kunstmest) zullen zich daarvoor moeten omvormen, wat om ingrijpende aanpassingen en
investeringen vraagt. Tevens zijn deze sectoren vanuit het oogpunt van strategische
autonomie op Europees niveau van belang. Ik zie voor deze industrieën een toekomst
in Nederland, mits zij willen en kunnen verduurzamen, zodat hun bedrijvigheid past
binnen de klimaatneutrale en circulaire economie van Nederland in 2050.
De Nederlandse chemie is een diverse, innovatieve sector, waarin goede kansen voor
een koploperspositie in de duurzame transitie liggen. De Nederlandse chemie is sterk
geïntegreerd, zowel horizontaal, tussen de clusters en sites als verticaal met bijvoorbeeld
de raffinage- en kunststofindustrie. De chemie kent energie-intensieve bulk basischemie
en kennisintensieve hoogwaardige fijnchemie. De basischemie is hard nodig voor onze
plastics, vezels, coatings, medicijnen en voedingsmiddelen. De sector heeft een sleutelrol
in de circulaire economie. Hoogwaardige chemie komt tot bloei in industrial ecosystems, waar grote bedrijven, start-ups, onderzoekscentra en universiteiten samenwerken,
zoals nu al op Chemelot gebeurt. De raffinagesector is groot in Nederland, maar zal
ingrijpend moeten veranderen: ze moet leverancier worden van groene brandstoffen en
groene chemische grondstoffen. Veel van de bestaande assets lijken echter te kunnen
worden hergebruikt voor de productie van groene producten. De kunstmestsector is onderdeel
van de chemische industrie. Dit is een kleine, efficiënte, zeer exportgerichte industrie
die meerdere opties voor verduurzaming heeft. In de basismetalensector kent Nederland
een efficiënte, hoogwaardige staalfabriek op een gunstige ligging qua aanvoer en afvoer.
Staal is een product dat we bovendien vandaag en in de circulaire economie van de
toekomst blijven gebruiken. Zo gebruiken we staal onder andere voor onze auto’s, huisapparatuur,
defensiematerialen en windmolens. De fabriek staat wel voor de grote uitdaging om
snel minder belastend te worden voor de leefomgeving. De grootste vraag zal zijn of
duurzame staalproductie (Direct Reduced Iron; DRI) op waterstof in Nederland op termijn concurrerend is.
In het Coalitieakkoord1 is een nieuwe aanpak aangekondigd om de verduurzaming van de industrie verder te
versnellen: het Kabinet biedt de 10 tot 20 grootste industriële uitstoters in Nederland
de mogelijkheid van de zogenaamde maatwerkaanpak. Hiermee kunnen we ondersteuning
op maat aanbieden voor verduurzaming in Nederland en is de ambitie om 1 tot 1.9 Mton
extra CO2-reductie in 2030 te behalen. Naast afspraken over de CO2-reductie, maken we waar relevant ook afspraken over de stikstofreductie en de verbetering
van de leefomgeving. Ook de externe veiligheid wordt gewaarborgd. Over de veiligheid
van de energietransitie is uw Kamer in november 2022 geïnformeerd.2 Met de maatwerkaanpak zetten we een stap extra bovenop het Klimaatakkoord. De maatwerkaanpak
is aanvullend op het generieke instrumentarium, zoals de SDE++-regeling en de CO2-heffing. Dit instrumentarium heeft er mede aan bijgedragen dat de industrie volgens
het PBL op koers ligt om de doelstellingen van 2030 te behalen.3 Met de maatwerkaanpak wil ik ambitieuze industriële uitstoters binnen het redelijke
en billijke helpen te verduurzamen en ervoor zorgen dat zij blijven investeren in
Nederland. Daarmee kunnen we het vestigingsklimaat versterken en duurzame werkgelegenheid
voor Nederland behouden.
Veel bedrijven krijgen of hebben al ondersteuning gekregen via het generieke instrumentarium
van bijvoorbeeld de SDE++-regeling. Tevens zijn met het Meerjarenprogramma Infrastructuur
Energie en Klimaat (MIEK) al stappen gezet op het vlak van de noodzakelijke energie-infrastructuur.
De afgelopen maanden zijn daarnaast ook belangrijke stappen gezet in de maatwerkaanpak.
In de vier Expressions of Principles (EoP’s) die al zijn afgesloten staan mooie ambities. Zo wil het chemie- en zoutbedrijf
Nobian 10 jaar eerder CO2-neutraal zijn dan gepland en kunnen de verduurzamingsplannen van Dow voor 1.7 Mton
CO2-reductie in 2030 zorgen. De maatwerkaanpak is nieuw en blijkt een intensief proces
voor zowel de overheid als de betrokken partijen. Het gaat om complexe, ingrijpende
aanpassingen en grote investeringen voor de lange termijn. Dit vraagt een zorgvuldig
proces met als doel het maken van concrete afspraken over uiteenlopende onderwerpen.
De komende tijd ga ik voortvarend verder met de andere bedrijven waar de maatwerkaanpak
kansrijk is. Hierbij werk ik nauw samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat. Een belangrijk aspect van de afspraken met bedrijven zullen de eisen
aan een veilige en gezondere leefomgeving zijn.
Ik zie dat de marktomstandigheden voor de industrie het afgelopen jaar uitdagender
zijn geworden. Zoals ik ook in de Kamerbrief van 16 december jl.4 heb aangegeven, maakt het kabinet zich zorgen over de langetermijneffecten van de
structureel hoge energieprijzen in combinatie met mogelijk marktverstorende subsidies
van andere landen zoals de Inflation Reduction Act (IRA) in de Verenigde Staten en leveringsproblemen van grondstoffen. Deze ontwikkelingen
maken de urgentie van de versnelling van de verduurzaming in de industrie nóg duidelijker.
Hoe sneller Nederland erin slaagt om de industrie een duurzame transitie te laten
maken, waardoor bedrijven een toekomstbestendige internationale concurrentiepositie
vanuit Nederland kunnen opbouwen, hoe beter. Om sneller knelpunten in de verduurzaming
van de industrie aan te pakken, bijvoorbeeld op het terrein van energie-infrastructuur,
richt ik, onder meer in samenwerking met de Minister voor Klimaat en Energie, een
Nationaal Programma Verduurzaming Industrie in. De maatwerkaanpak is onderdeel van
dit programma. Wij informeren uw Kamer op korte termijn nader over dit Nationaal Programma.
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (I&W), over de voortgang van de maatwerkaanpak.5 In deze brief ga ik in op:
• het proces van de maatwerkaanpak (paragraaf 1);
• de externe adviescommissie (paragraaf 2);
• de EoP’s die zijn ondertekend (paragraaf 3); en
• de samenhang tussen de grootste CO2-belasters en stikstofpiekbelasters in de industrie (paragraaf 4).
1. Gefaseerde aanpak: van Expression of Principles naar bindende maatwerkafspraak
De maatwerkaanpak is bedoeld voor de 20 grootste industriële uitstoters als zij interesse
hebben in de maatwerkaanpak, bereid zijn blijvend te investeren en produceren in Nederland
en werken aan een businessmodel op basis van schone producten en schone productieprocessen.
Het bedrijf moet, mede gezien de nationale doelstellingen, een ambitieus plan hebben
om voor 2030 meer CO2-reductie te realiseren dan vooralsnog benodigd om de aangescherpte CO2-heffing voor te blijven of te versnellen6 en moet een visie hebben op zijn langetermijnverduurzaming na 2030 die past binnen
de context van een klimaatneutrale en circulaire economie in Nederland in 2050. Indien
dit niet realiseerbaar is, ga ik graag in gesprek over een langetermijnvisie op verduurzaming
na 2030 die past binnen de context van een klimaatneutrale en circulaire economie
in Nederland in 2050, om te bezien of er ruimte is voor maatwerk met als doel bovenwettelijke
reductie na 2030. De emissiecijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit zijn leidend
bij het bepalen van de grootste industriële uitstoters. Hieronder vindt uw Kamer de
lijst met de 20 grootste uitstoters. Naast aandacht voor de reductie van broeikasgassen
wordt er ingezet op vermindering van stikstofemissies en de invloed op de leefomgeving
(bijvoorbeeld door een reductie aan geluid, geur en de uitstoot van bepaalde stoffen).
De maatwerkaanpak richt zich op de onderstaande bedrijven, omdat daar in potentie
de meeste winst voor het milieu en het klimaat kan worden behaald. Het is niet uitgesloten
dat in een latere fase de maatwerkaanpak ook op andere bedrijven kan worden toegepast.
Onderdeel van de afspraken is ook het voorkomen van een zogenoemd «waterbedeffect»
met betrekking tot de dispensatierechten.7
Stapsgewijze aanpak om tot ambitieuze afspraken te komen
De maatwerkaanpak bestaat uit een stapsgewijze aanpak: dit doet recht aan de complexiteit
van deze vernieuwende aanpak. Het werken met verschillende fases is van belang, omdat
het bijvoorbeeld tijd kost om de technische en bedrijfseconomische uitwerking en onderbouwing
te concretiseren. Dit is ook nodig om te bezien in hoeverre de mogelijke projecten
van bedrijven in te passen zijn in bijvoorbeeld de bestaande of toekomstige energie-infrastructuur.
Om te kunnen komen tot bindende maatwerkafspraken is het noodzakelijk om oog te hebben
voor verschillende factoren. Zo wordt in de gesprekken met de bedrijven het projectportfolio
al grondig bestudeerd. Ook wordt de aansluiting met het MIEK beoordeeld, doen bedrijven
al aanvragen voor generieke instrumenten (zoals de SDE++), worden technische haalbaarheidsstudies
naar innovatieve verduurzamingsprojecten uitgevoerd, worden mogelijke uitdagingen
rondom de energie-infrastructuur en het elektriciteitsnet in kaart gebracht en wordt
met andere betrokken stakeholders en verantwoordelijken overlegd, waaronder het bevoegd
gezag ter zake van toezicht en vergunningverlening.8
Met de maatwerkaanpak beoog ik een proces dat bestaat uit drie opeenvolgende stappen,
gericht op steeds verdere concretisering: een Expression of Principles, een Joint Letter of Intent en bindende maatwerkafspraken. Dit proces kan in sommige gevallen, indien nodig,
enigszins worden aangepast. Het blijft tenslotte maatwerk. Hieronder licht ik de stapsgewijze
aanpak verder toe.
Figuur 1: Visualisatie van de maatwerkaanpak.
1. Expression of Principles
In de Expression of Principles (EoP) staan op hoofdlijnen de ambities, verschillende potentiële onderwerpen en doelen
beschreven voor het maken van een mogelijke maatwerkafspraak in een latere fase. Cruciaal
is dat er door het bedrijf in kwestie ambitieuze intenties worden benoemd voor additionele
CO2-reductie ten opzichte van de CO2-heffing, dat ambities voor stikstofreductie worden benoemd of verkend en dat, waar
relevant, andere aspecten voor verbetering van de leefomgeving worden opgenomen. Op
deze manier krijgen groen en gezond aandacht in één document.
2. Joint Letter of Intent
De Joint Letter of Intent (JLOI) heeft deels dezelfde opzet als een EoP, maar is concreter en gedetailleerder
uitgewerkt. Het kan per bedrijf deels verschillen welke onderwerpen exact in een JLOI
terugkomen. Onderwerpen die in een JLOI kunnen terugkomen zijn onder andere een beschrijving
van de scope van potentiële maatwerkafspraken, de visie en/of het plan dat leidend
is voor de verduurzaming van het bedrijf richting 2050 (of eerder) met concrete doelstellingen
en een uitwerking van de belangrijkste onzekerheden en risico’s. Om tot een JLOI te
komen worden onder meer de CO2-reductiedoelen nader uitgewerkt, de voorwaarden voor borging van de CO2-reductie bepaald, de business case uitgewerkt en getoetst, technische haalbaarheidsonderzoeken
gedaan, vergunningsprocessen voorbereid in samenwerking met het bevoegd gezag en de
noodzakelijke energie-infrastructuur nauwkeuriger in kaart gebracht. De concept JLOI
zal bepaalde voorbehouden bevatten, bijvoorbeeld een voorbehoud van advisering door
de externe adviescommissie en van interne goedkeuring.
Een concept JLOI wordt voor advies voorgelegd aan de externe adviescommissie, waar
ik in paragraaf 2 nader op inga. Er is bewust voor gekozen om de adviescommissie in
ieder geval over de concept JLOI’s te laten adviseren. Dit is namelijk het moment
dat de beoogde JLOI voldoende gedetailleerd is uitgewerkt, maar er tegelijkertijd
nog ruimte is om de overwegingen van de adviescommissie mee te nemen in de uitwerking
van een definitieve JLOI. Daarnaast kan ik de adviescommissie verzoeken om ook op
een ander moment advies te geven, bijvoorbeeld als er toch aanzienlijke veranderingen
in de voorgenomen plannen optreden. Voorwaarde voor ondertekening van de JLOI is dat
de adviescommissie advies heeft uitgebracht.
3. Bindende maatwerkafspraken
Na ondertekening van een JLOI is het in het kader van de uitvoering de bedoeling deze
op verschillende onderdelen nog verder op detailniveau uit te werken voor de onderdelen
waarvoor wederkerige, bindende maatwerkafspraken kunnen en moeten worden gemaakt.
Daarbij kan het om verschillende type bindende maatwerkafspraken gaan: dit hangt af
van verschillende factoren, zoals de aard, de tijdhorizon en de omstandigheden van
de verschillende voorgestelde projecten. Verder is goede monitoring van de afspraken
belangrijk, zodat tijdig kan worden bijgestuurd om de gemaakte afspraken (alsnog)
te realiseren. Hierover dienen eveneens afspraken te worden gemaakt tussen partijen.
2. Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie
In mijn vorige Kamerbrief over de maatwerkaanpak9 heb ik de instelling van een externe commissie aangekondigd. Deze Adviescommissie
Maatwerkaanpak Verduurzaming Industrie is per 21 februari 2023 ingesteld. Met deze
externe adviescommissie wordt onafhankelijke advisering vooruitlopend op bindende
maatwerkafspraken tussen de overheid en de 20 grootste industriële uitstoters geborgd.
Hiermee wordt ook invulling gegeven aan onder meer de wens van de Kamer om de plannen
door externe deskundigen te laten toetsen op onder andere haalbaarheid, kosteneffectiviteit
en ambitieniveau.
Ik ben verheugd dat Carolien Gehrels bereid is gevonden om als voorzitter van de adviescommissie
te fungeren. Carolien Gehrels is Global Director Energy Transition bij Arcadis en
voormalig wethouder namens de PvdA in Amsterdam van 2006 tot en met 2014. Carolien
Gehrels brengt zeer relevante kennis en expertise mee op het gebied van energie en
infrastructuur en heeft daarnaast kennis van de politiek bestuurlijke processen.
Daarnaast zullen Ton Büchner (ondernemer en voorheen onder andere CEO AkzoNobel),
Tanja Cuppen (Chief Risk Officer van ABN Amro), Pieter Boot (tot voor kort werkzaam
bij het Planbureau voor de Leefomgeving als sectorhoofd Klimaat, Lucht en Energie)
en Laurens de Vries (hoogleraar Complexe Energietransities bij de TU Delft) deelnemen
in de adviescommissie. Met deze leden is in de commissie de benodigde relevante kennis
en expertise vertegenwoordigd. Daarnaast kan de adviescommissie, indien nodig, zich
laten bijstaan door externe deskundigheid.
3. Stand van zaken maatwerkaanpak
Er zijn tot nu toe met vier bedrijven EoP’s ondertekend: Tata Steel Nederland (TSN),
Dow Benelux, Nobian en OCI. In deze EoP’s staan ambities voor mogelijke maatwerkafspraken
tussen de Staat en het betreffende bedrijf. De in de EoP’s uitgesproken ambities stemmen
mij optimistisch. Ik vind het belangrijk dat elke EoP die we ondertekenen voldoende
ambitie bevat. De ambitie in de voorlopige afspraken geven mij vertrouwen dat de beoogde
additionele CO2-reductie van 1 tot 1,9 Mton haalbaar is. Daarnaast worden additionele stappen voor
stikstofreductie en verbetering leefomgeving gezet. De komende periode zet ik mij
met de betrokken partijen in om de EoP’s verder uit te werken en tot concrete en uitgewerkte
afspraken te komen.
Ook lopen de gesprekken met de andere bedrijven van de top 20 grootste industriële
uitstoters (behalve met de afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s)) en zetten we er
maximaal op in om met die bedrijven waar versnelling in CO2-reductie mogelijk is in de komende maanden tot ondertekening van EoP’s te komen.
Hierbij wil ik benadrukken dat het aan de bedrijven is om ambitieuze en concrete plannen
te maken voor verduurzaming in Nederland. Dit kost soms tijd, omdat de bedrijven hun
(nieuwe) plannen bijvoorbeeld moeten laten goedkeuren door het buitenlandse moederbedrijf.
Als er geen of te weinig resterend potentieel en/of ambitie is voor additionele CO2-reductie, dan zal er geen maatwerktraject met dit bedrijf worden gestart. Soms hebben
bedrijven al gebruik gemaakt van de mogelijkheid om substantiële reductieplannen te
laten faciliteren met het bestaande generieke instrumentarium (bijvoorbeeld SDE++).
Goed bezien moet dan worden of een maatwerkafspraak dan toegevoegde waarde heeft.
Met betrekking tot de AVI’s verkent het Kabinet nog andere mogelijkheden inzake CO2-reductie en circulariteit, voordat een maatwerktraject wordt gestart.
Figuur 2: Samenvatting van de ondertekende EoP’s.
Dow Benelux
Dow maakt plastics en chemicaliën: basisgrondstoffen waarmee essentiële producten
worden gemaakt, zoals matrassen, isolatiemateriaal, voedselverpakkingen en coatings.
Op 6 december jl. is de EoP ten aanzien van de verduurzamingsplannen van Dow Benelux
met als doel CO2-neutraliteit in 2050 getekend.10 In de EoP is aangegeven dat Dow de ambitie heeft om het zogenaamde «stoomkraken»
te verduurzamen. Met behulp van krakers maakt Dow chemicaliën en plastics die gebruikt
worden voor producten in ons dagelijks leven. De krakers gebruiken nu restgassen van
het proces als brandstof. Dow wil dat proces verduurzamen door de CO2 uit de restgassen af te vangen en op te slaan en de resterende waterstof als brandstof
te gebruiken, in plaats van het restgas. Daarnaast wil Dow gasturbines die gebruikt
worden voor de koeling in het kraakproces vervangen door elektromotoren. Dit samen
zal leiden tot een jaarlijkse uitstootreductie van 1,7 Mton CO2 en 10% stikstofreductie ten opzichte van 2018. Tevens worden er voorbereidingen getroffen
voor elektrisch kraken op de route naar CO2-neutraliteit in 2050. De EoP bevat ook ambities om de directe leefomgeving te verbeteren,
bestaande uit verduurzaming rondom watergebruik en inzet van restwarmte in de bebouwde
omgeving.
Om bovenstaande plannen te kunnen realiseren, vraagt Dow onder andere een financiële
bijdrage van de overheid. De inzet is om een concept JLOI over enkele maanden aan
de adviescommissie voor te leggen en om deze vervolgens voor komende zomer te ondertekenen.
Nobian
Nobian produceert zout van hoge zuiverheid en hiermee chlooralkaliproducten (verkregen
door de elektrolyse van een zoutoplossing voor de productie van chloor, natronloog
en waterstof). Deze producten zijn cruciaal voor allerlei producten, zoals kunststof
en materialen die nodig zijn om de energietransitie te realiseren zoals zonnecellen,
isolatiemateriaal en batterijen. Zoutproductie in Nederland zorgt voor relatief lage
transportkosten en uitstoot, strategische autonomie van een belangrijke grondstof
voor West-Europa en biedt kansen voor toekomstige (groene) waterstofopslag in zoutcavernes.
Op dit moment heeft Nobian een klimaatplan met als doelstelling om in 2040 CO2-neutraal te zijn. Met behulp van maatwerkafspraken11 zou Nobian al in 2030 CO2-neutraal kunnen zijn. Dit betekent een additionele reductie van ca. 500 Kton CO2 per jaar vanaf 2030. Tevens is het de bedoeling dat de stikstofuitstoot van ca. 500 ton
NOx per jaar (optelsom van de uitstoot in Delfzijl, Hengelo en Rotterdam) naar vrijwel
0 gaat in 2030. Daarnaast verbruikt Nobian met de huidige productietechnologie relatief
veel gas. De beoogde afspraken kunnen ook het gasverbruik naar vrijwel 0 brengen in
2030. Dit betekent een gasbesparing van ongeveer 1% in heel Nederland, wat gelijk
staat aan ca. 280.000 huishoudens. Verder kunnen de beoogde afspraken ruimte leveren
op het elektriciteitsnet in Rotterdam die gelijkstaat aan ca 50.000 huishoudens. Tot
slot wordt de mogelijkheid onderzocht om een aantal zoutcavernes gereed te maken voor
toekomstige (groene) waterstofopslag. Dit zou een capaciteit van ca. 1000 GWh aan
waterstofopslag kunnen realiseren in 2030.
Al deze projecten tijdig realiseren is ambitieus. Er bestaan knelpunten op het gebied
van vergunningen, infrastructuur, de financiering en het benodigde kapitaal waar een
gezamenlijke oplossing voor wordt gezocht. Voor een robuuste oplossing zijn meerdere
partijen nodig, waaronder de betrokken provincies en omgevingsdiensten. Daarnaast
wordt gekeken naar de impact op de omgeving en ondergrond en naar het effect voor
relevante clusters. De inzet is om een concept JLOI over enkele maanden aan de adviescommissie
voor te leggen en om deze voor komende zomer te ondertekenen.
OCI N.V.
OCI produceert ammoniak en methanol op basis van aardgas en wil deze productie verduurzamen.
Ammoniak wordt gebruikt voor kunstmesttoepassingen en in producten die we dagelijks
gebruiken, zoals microchips, windmolenbladen, schoonmaakmiddelen, medicijnen en medische
instrumenten. Groene methanol12 kan als brandstof voor duurzame scheepvaart worden gebruikt en groene ammoniak kan
bijvoorbeeld worden ingezet in de elektriciteitsopwekking. Daarmee zijn groene ammoniak
en groene methanol belangrijke grondstoffen voor de verduurzaming van de industrie,
de landbouw en de energietransitie.
Op 26 januari jl. is de EoP met OCI getekend13, met de ambitie om via de maatwerkaanpak de CO2-uitstoot (totaal 2,2 Mton in 2020) voor 2030 met minimaal 0,8 Mton en maximaal 1,7
Mton te verminderen. De uiteindelijke reductie is afhankelijk van welke verduurzamingsroute(s)
worden gekozen en uitgevoerd. In de EoP zijn drie mogelijke verduurzamingsroutes beschreven
om ervoor te zorgen dat de ammoniak en methanol die geproduceerd of geïmporteerd wordt
groen is. De huidige productie met voornamelijk aardgas als grondstof, kan worden
vervangen door waterstof gemaakt uit wind op zee of door waterstof uit huishoudelijk
en groen afval. Een andere mogelijkheid is om de groene ammoniak en groene methanol
te importeren, bijvoorbeeld uit de productiefaciliteiten in Egypte en de Verenigde
Staten. Naast dat de verschillende routes leiden tot een aanzienlijke additionele
CO2-reductie zorgen deze routes er ook voor dat de stikstofuitstoot met maximaal 30%
wordt verminderd.
OCI vraagt voor de realisatie van de verschillende verduurzamingsroutes onder meer
inspanningen van de overheid ten aanzien van de tijdige aanleg van (waterstof)infrastructuur
en vergunningverlening. Daarnaast geeft OCI aan dat enkele routes een onrendabele
top hebben en dat zij daarom financiële ondersteuning nodig hebben. De komende tijd
wordt uitgewerkt welke route(s) uit de EoP de voorkeur hebben en in aanmerking kunnen
komen voor maatwerk om de CO2-reductie in Nederland te versnellen. De gezamenlijke ambitie is om uiterlijk eind
2023 tot een JLOI te komen.
Tata Steel Nederland (TSN)
In de EoP is de gezamenlijke ambitie uitgesproken voor een groene en schone staalfabriek.
Staal is essentieel voor onze toekomst en het belangrijkste ingrediënt voor een duurzame
circulaire economie in West-Europa. Ik vind het van belang dat TSN en elk ander bedrijf
in Nederland zich aan de geldende vergunningsvoorwaarden houdt, in het belang van
de gezondheid van de omwonenden, het milieu en het klimaat, nu en in de toekomst.
Groen en gezond gaan hand in hand. Het siert bedrijven daarbij als ze meer willen
doen dan wettelijk vereist. De provincie Noord-Holland is het bevoegde gezag voor
de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving daarop. Hieronder verduidelijk
ik de samenwerking met de Staatssecretaris van I&W, de provincie Noord-Holland en
de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Er wordt door TSN en de andere betrokken partijen daarom hard gewerkt aan de uitwerking
van de EoP die afgelopen zomer is getekend.14 TSN is hierbij de initiërende partij: zij moet haar wensen verder concretiseren en
gedetailleerd onderbouwen. TSN heeft aan het einde van het afgelopen jaar informatie
over haar lange termijn verduurzamingsplannen – zijnde een Direct Reduced Iron (DRI) productieproces op waterstof – met ons gedeeld. De informatie wordt nog aangevuld,
onder andere voor wat betreft het effect van de nieuwe installaties op de leefomgeving
en de concrete financieringsplannen. Ik kan uiteraard niet in detail treden over de
aangeleverde cijfers, noch over de ondersteuningsvraag door de bedrijfsvertrouwelijke-
en bedrijfsgevoelige aard van deze informatie.
De plannen van het bedrijf worden diepgaand geanalyseerd, mede met behulp van externe
deskundigen. Ook het Ministerie van Financiën wordt betrokken. Ik vind het van belang
dat TSN aantoont hoe het bedrijf technisch en financieel de verduurzamingsplannen
gaat realiseren. Ik wil dan ook zien hoe TSN’s plannen toekomstbestendig zijn en de
impact op het klimaat en de leefomgeving verbeteren. Na de analyses zal ik een oordeel
vormen over de vraag of en hoe ik de plannen kan faciliteren. Het is op dit moment
daarom niet precies te zeggen wanneer we de gesprekken zullen afronden. Naast het
feit dat er nog nadere cijfers zullen worden aangeleverd en dat het maken van analyses
en het onderhandelen tijd kost, zal TSN zich ook moeten verstaan met haar moederbedrijf
en anderen. Daarnaast zal op korte termijn, in navolging van onze analyses, een dialoog
met de Europese Commissie worden opgezet, omdat voor eventuele financiële ondersteuning
door de Nederlandse overheid ook toestemming van de Europese Commissie verkregen dient
te worden, als gevolg van de staatssteunregels van de Europese Unie. Dit zal overigens
ook bij andere maatwerkafspraken het geval zijn.
Studie Berenschot: Inzicht in ondersteuning van de Europese staalsector
Als onderdeel van onze analyse van de plannen van TSN, heb ik onderzoek laten uitvoeren
naar de wijze waarop in andere Europese landen ondersteuning geboden wordt aan de
vergroening van de staalsector. Uit dit onderzoek, uitgevoerd door Berenschot, blijkt
dat er tien grote Europese staalbedrijven naast TSN zijn die de ambitie hebben het
staalproductieproces te verduurzamen. Dit onderzoek treft u als bijlage bij deze brief
aan.
Samenwerking met medeoverheden
Samen met de betrokken partijen geven we invulling aan de opvolging van de EoP. Wij
blijven met de diverse partijen en met TSN in gesprek, over o.a. vergunningentrajecten,
aanleg van energie-infrastructuur, klimaat- en milieueisen en de betrokkenheid van
de omgeving bij besluiten die genomen dienen te worden voor de realisatie van de verduurzamingsplannen
van TSN.
Over de korte termijn aanpak ter verbetering van de impact van het bedrijf op de omgeving
bent u geïnformeerd door de Staatssecretaris van I&W.15 Ook heeft de provincie Noord-Holland in een brief aan de Staten16 inzicht gegeven in het proces en de inhoud van het vergunningentraject voor de transitie
van TSN. De rol van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is tevens belangrijk,
omdat deze de komende periode de beoordeling en de vergunningverlening van deze grote
projecten voor zijn rekening zal nemen.
In alle trajecten, zowel rond de vergunningverlening en voor de besluitvorming over
de aanleg van energie-infrastructuur in het Noordzeekanaalgebied, als de mogelijkheid
voor financiële steun, wordt duidelijk dat heldere en concreet uitgewerkte plannen
van TSN essentieel zijn om tijdig en zorgvuldig ondersteuning en inspanningen vanuit
de overheid te kunnen leveren. Hier wordt hard aan gewerkt door TSN, de verschillende
overheden afzonderlijk en de partijen gezamenlijk. Via de maatwerkaanpak wordt ingezet
op bovenwettelijke inspanningen die TSN gaat doen om haar emissies sneller te reduceren.
Dit kan uiteraard niet afdoen aan haar (andere) wettelijke verplichtingen, bijvoorbeeld
op het terrein van de leefomgeving. Hierop zal uiteraard worden toegezien door het
bevoegd gezag – provincie Noord-Holland en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
4. Maatwerkaanpak met stikstofpiekbelasters
De maatwerkaanpak focust zich in eerste instantie op de 20 grootste industriële CO2-uitstoters. Een andere urgente opgave van het Kabinet is de reductie van stikstofdepositie.
Ook de industrie, die samen met de energiesector gemiddeld twee procent bijdraagt
aan de stikstofdepositie in onze natuur, zal hier aan bijdragen. In de industrie gelden
diverse nationale en internationale regels en afspraken waardoor de uitstoot van stikstof
de komende jaren verder zal afnemen. Via het Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat van
juni 2022, het Schone Lucht Akkoord en de Europese voorstellen uit bijvoorbeeld het
Fit for 55-pakket, is de industrie gebonden aan forse doelstellingen en maatregelen
die leiden tot CO2- en stikstofreductie. In aanvulling daarop heeft het Kabinet in de Kamerbrief van
25 november jl.17 aangegeven de aanpak te versnellen door de emissies van individuele agro- en industriële
piekbelasters versneld te (doen) reduceren; de zogeheten aanpak piekbelasters. Voor
de industriële stikstofpiekbelasters is aangekondigd dat wordt gekeken naar 1) mogelijkheden
in aanscherping van vergunningen, 2) maatwerkaanpak voor versnelde verduurzaming (win-win
mogelijkheden creëren) en 3) bovenwettelijke reductie van ammoniakuitstoot. Deze aanpak
is bevestigd en toegelicht in de brief van 10 februari jl.18
Voor de 20 bedrijven die onder de maatwerkaanpak van de grootste CO2-uitstoters behoren, geldt dat stikstofreductie een integraal onderdeel is van de
maatwerkaanpak verduurzaming industrie. Dit is ook te zien in de ondertekende EoP’s,
waarin ambitieuze doelstellingen voor stikstofreductie zijn opgenomen. Voor deze bedrijven
is in de afgelopen periode al actief gekeken naar wat bovenwettelijk en technisch
maximaal mogelijk is voor een versnelde stikstofemissiereductie.
Voor de bedrijven die als industriële stikstofpiekbelasters kwalificeren, maar niet
onder de bedrijven vallen waarmee de maatwerkaanpak verduurzaming industrie is begonnen,
zal mijn ministerie, samen met het Ministerie van I&W, mogelijk een aparte vorm van
maatwerk starten. Daarover informeer ik uw Kamer binnenkort afzonderlijk.
Tot slot
In de maatwerkaanpak wordt door de overheid en de bedrijven constructief gewerkt aan
concrete projecten die voor CO2-reductie kunnen zorgen en die de industrie in Nederland toekomstbestendig maken.
Het is een nieuwe aanpak, die meer vraagt van betrokkenen dan mogelijk bij de aanvang
ingeschat. Het is zeker geen onwil dat er tot nu toe minder EoP’s zijn afgesloten
dan eerder aangegeven. De eerste resultaten stemmen mij hoopvol voor het vervolg.
De ambities die in de EoP’s zijn afgesproken zijn hoog en tonen dat we echt in een
versnelling kunnen komen. Wel zal dan nog meer tempo gemaakt moeten worden op de echte
realisatie van projecten, zowel binnen als buiten de overheid. Knelpunten die snelle
realisatie in de weg staan zullen we voortvarender moeten oppakken en opruimen. Het
is mede hierom dat we op korte termijn het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
zullen lanceren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.