Brief regering : Besluit tot wijziging parameters
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 609 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Ontvangen ter Griffie op 24 februari 2023.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer
overgelegd tot en met 24 maart 2023.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder
worden gedaan dan op 25 maart 2023.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2023
Inleiding
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel
toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte
beroepspensioenregeling vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding
van de Wet toekomst pensioenen. Op 30 november 2022 heeft de Commissie Parameters
haar advies uitgebracht. In de Kamerbrief over het advies van de commissie heeft het
kabinet aangegeven voornemens te zijn het advies van de commissie over te nemen.1 Het bijgevoegde ontwerpbesluit bevat de nieuwe parameters en economische en risico-neutrale
scenario’s die gelden vanaf 1 juli 2023 voor berekeningen in zowel het huidige als
het nieuwe pensioenstelsel, als voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(de artikelen 144, vierde lid, en 150b, derde lid, van de Pensioenwet en 139, vierde
lid, en 145a, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze
artikelen komen te luiden na inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen) en biedt
uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over dit ontwerpbesluit voordat het aan
de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal
worden vastgesteld. Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht
aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad
van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
In het vervolg van deze brief worden de belangrijkste punten uit het besluit kort
toegelicht.
Parameters
In het besluit zijn de parameters zoals geadviseerd door de Commissie Parameters overgenomen.
Daarmee sluiten de parameters aan op de meest actuele wetenschappelijke inzichten
en verwachtingen. Zie hiervoor de tabel hieronder. De prijs- en looninflatie zijn
met 0,1%-punt gestegen.
Het rendement op beursgenoteerde aandelen is verlaagd met 0,4%-punt ten opzichte van
het huidig bruto rendement van 5,8%. Het rendement op overige zakelijke waarden is
verlaagd met 0,5%-punt ten opzichte van het huidig bruto rendement van 7,5%. Het rendement
op grondstoffen blijft ongewijzigd. Het rendement op niet-beursgenoteerd vastgoed
is verlaagd met 0,4%-punt ten opzichte van het huidig bruto rendement van 4,8%. De
methodiek voor risicovrije vastrentende waarden en vastrentende waarden met kredietrisico
blijven ongewijzigd.
Minimaal te hanteren verwachtingswaarden
Prijsinflatie
Looninflatie
2,0%
2,4%
Maximaal te hanteren verwachtingswaarden
Meetkundig netto
Kosten
Meetkundig bruto
Beursgenoteerde aandelen
5,2%
20 bp
5,4%
Overige zakelijke waarden
5,2%
180 bp
7,0%
Grondstoffen
3,3%
20 bp
3,5%
Niet-beursgenoteerd vastgoed
3,8%
60 bp
4,4%
Risicovrije vastrentende waarden
Aftrek 20 bp na toepassing voorgeschreven methodiek
20 bp
Rentetermijnstructuur
Vastrentende waarden met kredietrisico
Aftrek 20 bp na toepassing voorgeschreven methodiek
20 bp
Mapping naar risicovrije vastrentende waarden en beursgenoteerde aandelen
Scenario’s
De Commissie Parameters heeft een nieuw model ontwikkeld voor het genereren van economische
en risico-neutrale scenario’s voor berekeningen in zowel het huidige als het nieuwe
pensioenstelsel, als voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Het ontwerpbesluit
regelt dat voor een wettelijk voorgeschreven scenario-analyse de set met economische
scenario’s die De Nederlandsche Bank per kwartaal beschikbaar stelt, moet worden gebruikt.
In het huidige pensioenstelsel wordt deze set met economische scenario’s gebruikt
voor de communicatie over toekomstige pensioenuitkeringen en voor de haalbaarheidstoets.
In het nieuwe pensioenstelsel is de set met economische scenario’s bij meer wettelijke
toepassingen noodzakelijk, namelijk voor het bepalen van de fiscale premiegrens, voor
het in beeld brengen van de balans tussen de pensioendoelstelling en de premie en
voor het toetsen of het beleggingsbeleid en de toedelingsregels aansluiten bij de
risicohouding. Voor berekeningen ten aanzien van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel
moet gebruik worden gemaakt van de set met risico-neutrale scenario’s, die tevens
door De Nederlandsche Bank per kwartaal beschikbaar worden gesteld. Deze set met risico-neutrale
scenario’s wordt gebruikt bij het bepalen van de startvermogens bij het invaren met
de vba-methode en bij het berekenen van de nettoprofijteffecten als onderdeel van
het toetsen van de evenwichtigheid van transitiebesluiten.
In beginsel leidt het doorrekenen met meer scenario’s tot een grotere mate van nauwkeurigheid,
maar deze mate is afhankelijk van diverse factoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
de fondssamenstelling en de wettelijke toepassing. Deze nauwkeurigheid moet tevens
bezien worden in relatie tot de praktische uitvoerbaarheid van de berekening, alsmede
welk beslag het legt op de uitvoering en de daarmee gepaard gaande lasten. De commissie
heeft geadviseerd om 100.000 scenario’s aan pensioenuitvoerders ter beschikking te
stellen, zodat vervolgens per berekening kan worden bezien hoeveel scenario’s per
toepassing moeten worden doorgerekend, afhankelijk van welke mate van nauwkeurigheid
gewenst is. Met het oog op de uitvoerbaarheid van de verschillende toepassingen wordt
op de volgende manier invulling gegeven aan dit advies.
Bij berekeningen met economische scenario’s worden in lijn met de huidige voorschriften
10.000 scenario’s voorgeschreven. Deze toepassingen vormen een instrument om te borgen
dat beleidsmatige overwegingen op fondsniveau kunnen worden gemaakt. Hierbij geldt
een uitzondering voor de uniforme rekenmethodiek (URM), waar minimaal 2.000 scenario’s
worden voorgeschreven. Dit is in lijn met de staande praktijk, waarbij het doel is
om deelnemers via een drietal mogelijke pensioenuitkomsten (optimistisch, verwacht,
pessimistisch) inzage te geven in de mogelijke spreiding. Hierbij is een balans gevonden
tussen enerzijds de gewenste mate van nauwkeurigheid bij dit communicatiedoel en anderzijds
de uitvoerbaarheid van de periodieke berekeningen.
De risico-neutrale scenario’s worden gebruikt bij berekeningen ten aanzien van de
transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Bij de collectieve waardeoverdracht met
de vba-methode wordt vermogen verdeeld en dit heeft direct impact op de vermogensverdeling.
Gezien de grotere mate van nauwkeurigheid die hierbij van belang is, wordt bij de
berekening uitgegaan van minimaal 20.000 scenario’s. Voor het inzichtelijk maken van
de nettoprofijteffecten wordt voorgeschreven om uit te gaan van minimaal 10.000 scenario’s.
Impact aanpassingen parameters op premie
De herijking van het rendement op beursgenoteerde aandelen (0,4% daling) en de inflatie
(0,1% stijging) heeft impact op de gedempte kostendekkende premie van een pensioenfonds.
Er is sprake van een gedempte kostendekkende premie wanneer gerekend wordt met een
vastgestelde verwachte waarde van het toekomstig rendement.2 De gedempte kostendekkende premie is de premie die fondsen minimaal in rekening moeten
brengen. De werkelijke impact die werkgevers en werknemers gaan merken in de premiehoogte
hangt af van de ontwikkeling van de premie die fondsen daadwerkelijk in rekening brengen,
de feitelijke premie genoemd. De feitelijke premie moet tenminste gelijk zijn aan
de gedempte kostendekkende premie. Een fonds kan een feitelijke premie hanteren die
hoger ligt dan de gedempte kostendekkende premie. Dat is en blijft de keuze van het
betreffende fonds.
Het Tweede Kamerlid Palland (CDA) heeft in het commissiedebat pensioenonderwerpen
van de Tweede Kamer op 19 januari 2023 aandacht gevraagd voor de mogelijke impact
van het advies van de commissie op de pensioenpremie. Berekeningen van De Nederlandsche
Bank laten zien dat als gevolg van de bijstelling van de parameters de gedempte kostendekkende
premie toeneemt met circa 9,6%.
Hierbij geldt dat de impact onder meer afhankelijk is van het beleggingsbeleid van
het fonds. Als een fonds een feitelijke premie hanteert die hoger ligt dan de gedempte
kostendekkende premie, dan zal de impact van de herijking van de parameters op de
feitelijke premie lager uitvallen.
Met het oog op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel is er behoefte aan stabiele
premies gedurende de komende jaren. Daarom is besloten om pensioenfondsen de ruimte
te geven om in het geval van een gedempte kostendekkende premie op basis van verwacht
rendement bij de premievaststelling voor het jaar 2024 eenmalig het verwachte rendement
op vastrentende waarden opnieuw vast te zetten voor een periode van vijf jaar. Op
deze manier kan een fonds dat uitgaat van een gedempte kostendekkende premie de herijking
van het rendement op beursgenoteerde aandelen en de inflatie in samenhang met het
rendement op vastrentende waarden herijken. Zodoende sluiten alle parameters aan op
de meest actuele inzichten en verwachtingen. Hierdoor hebben deze fondsen de ruimte
om gedurende de transitie naar het nieuwe stelsel de premie stabiel te houden en wordt
voorkomen dat fondsen nu worden geconfronteerd met een premiebijstelling als gevolg
van de herijking van de parameters en later tijdens de transitie mogelijk opnieuw
worden geconfronteerd met een premiebijstelling als gevolg van het aflopen van de
vijfjaarsperiode voor vastrentende waarden. De inschatting is dat met deze maatregel
de impact van de herijking van de parameters op de gedempte kostendekkende premie
beperkt is. Het is aan fondsen om hierin een evenwichtige afweging te maken. De eenmalige
ruimte die wordt geboden kan als zodanig niet leiden tot verlaging van de feitelijke
premie bij gelijkblijvende opbouw. Indien fondsen van de mogelijkheid gebruik maken
om eenmalig het verwachte rendement op vastrentende waarden opnieuw vast te zetten,
dienen zij in het premiebesluit zoals gebruikelijk ook de evenwichtigheid van dit
besluit te onderbouwen.
Verwachte pensioenuitkering in huidige en nieuwe pensioenstelsel
Op 12 december 2022 zijn berekeningen van De Nederlandsche Bank en enkele pensioenfondsen
met de Tweede Kamer gedeeld.3 Deze berekeningen geven een indicatie van de pensioenuitkering in het nieuwe pensioenstelsel
ten opzichte van de pensioenverwachtingen in het huidige pensioenstelsel, waarbij
rekening is gehouden met het nieuwe advies van de commissie. Uit de berekeningen volgt
dat het nieuwe pensioenstelsel grosso modo leidt tot betere pensioenverwachtingen
dan het huidige pensioenstelsel. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de effecten
van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel afhangen van een groot aantal factoren.
Veel van deze factoren zijn fondsspecifiek, omdat ze bijvoorbeeld verband houden met
de fondssamenstelling, de financiële uitgangspositie van het pensioenfonds en keuzes
die decentrale partijen maken over de vormgeving van het nieuwe pensioencontract,
compensatiedepot, solidariteits- of risicodelingsreserve en invaardoelen. Dat laat
echter onverlet dat zowel in het huidige als in het nieuwe stelsel de pensioenverwachtingen
lager uitvallen als gevolg van de nieuwe economische scenario’s, waarin onder andere
een lagere risicopremie op aandelen en een hogere inflatie worden gehanteerd.4 De nieuwe scenarioset is – met andere woorden – pessimistischer over de economische
toekomst dan de huidige scenarioset.
Hierdoor zijn over de gehele linie de verwachte pensioenuitkeringen onder zowel het
huidige pensioenstelsel als het nieuwe pensioenstelsel bij een gelijkblijvende premie
lager. Dit was ook reeds zo benoemd in het Rapport berekeningen transitie-effecten
van enkele voorbeeldfondsen naar aanleiding van advies Commissie Parameters 2022.5 Wel blijft staan dat deze verwachtingen met de overgang naar het nieuwe stelsel ten
opzichte van het huidige stelsel positiever zijn.
Vervolg
De voorhang van het ontwerpbesluit biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken
over het ontwerpbesluit voordat het aan de afdeling advisering van de Raad van State
zal worden voorgelegd. De nieuwe parameters en economische en risico-neutrale scenario’s
treden gelijktijdig met de Wet toekomst pensioenen in werking, beoogd per 1 juli 2023.
Het besluit ziet vanaf dat moment op zowel het huidige als het nieuwe pensioenstelsel,
als op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen