Brief regering : Verslag van informele Raad voor Concurrentievermogen van 6 tot 8 februari 2023
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 574
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2023
Van 6 tot 8 februari vond de informele Raad voor Concurrentievermogen plaats in Stockholm,
Zweden. Bijgevoegd vindt u het verslag van deze bijeenkomst.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen (interne markt en industrie) 6 en
7 februari 2023
Op 6 en 7 februari vond in Stockholm het onderdeel interne markt en industrie van
de informele Raad voor Concurrentievermogen (RvC) plaats. De Minister van Economische
Zaken en Klimaat nam deel aan dit onderdeel van deze Raad.
Kortetermijnmaatregelen en langetermijndoelen
Beleidsdebat
Het Zweedse voorzitterschap heeft de agenda van deze informele RvC in het teken gesteld
van het langetermijn concurrentievermogen van de Europese Unie en kortetermijnmaatregelen
om dit concurrentievermogen te versterken. De plenaire discussie over dit onderwerp
werd voorgezeten door Johan Forssell, de Zweedse Minister van Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. In zijn introductie benadrukte hij dat Europese bedrijven
momenteel voor grote uitdagingen staan, maar dat bedrijven tijdens de Covid- en Oekraïnecrisis
weerbaarheid hebben getoond ten tijde van crisis en dat hij vertrouwen heeft in de
toekomst. Zweden stelt het langetermijn concurrentievermogen van de Europese economie
centraal tijdens zijn voorzitterschap van de Raad, waarbij de interne markt als grootste
aandrijver voor het concurrentievermogen wordt gezien.
Vanuit de Europese Commissie benadrukte Eurocommissaris Breton (interne markt) ook
dat er aanhoudende zorgen zijn over het Europese concurrentievermogen. Om deze reden
moet toekomstig beleid het langetermijn concurrentievermogen borgen door Europese
weerbaarheid, open strategische autonomie en een gevoel van aanhoudende urgentie mee
te nemen in beleidsvoorstellen. Daarvoor moeten, naast private financiering voor de
transities, ook publieke middelen worden uitgetrokken. Breton noemde de flexibelere
aanwending van bestaande instrumenten en middelen ter ondersteuning van de transities
en in antwoord op toenemende concurrentie van derde landen. Europa moet zijn leidende
positie op de groene business case behouden en versneld inzetten op schone technologie.
In het debat dat volgde onderschreven lidstaten de noodzaak van het versterken van
het Europese concurrentievermogen. De interne markt werd vaak als de hoeksteen genoemd.
Daarbij werd door verschillende lidstaten onderstreept dat fragmentatie op de interne
markt (o.a. door staatssteun) moet worden voorkomen en reeds geïdentificeerde belemmeringen
zowel op nationaal als EU-niveau moeten worden aangepakt. Nederland heeft opgeroepen
tot hernieuwde politieke commitment aan de interne markt, met daarbij focus op de
vergroening, digitalisering en arbeidsmobiliteit. Ook het verbeteren van het Europese
investeringsklimaat was een belangrijk thema voor veel lidstaten. In dit kader werden
onder andere de modernisering van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, het
vereenvoudigen en bespoedigen van Important Projects of Common European Interest (IPCEI) procedures, het toegankelijker maken van IPCEI-gelden voor het midden-en
kleinbedrijf en het verminderen van administratieve lasten voor groene energieprojecten,
genoemd. Als voorbeeld van zo’n administratieve last gaf een lidstaat aan dat er momenteel
door EU-regelgeving geen zonnepanelen van meer dan 800 Watt op daken mogen worden
gelegd. Veel lidstaten benadrukten dat bovenstaande maatregelen zullen bijdragen aan
de energietransitie en daarbij aan het versterken van het langetermijn concurrentievermogen
van de Europese economie. Nederland heeft hierbij extra nadruk gelegd op de versnelling
van de energietransitie door bijvoorbeeld het uitbreiden van het Europese waterstof
transportnetwerk en het verder uitwerken van de Waterstofbank.
In het kader van kortetermijnmaatregelen voor het versterken van het langetermijn
concurrentievermogen van de EU, kwam toegang tot financiering en met name staatssteun
veelvuldig aan bod. Veel lidstaten, waaronder Nederland, deelden hun zorgen over het
verlengen van het tijdelijke crisiskader tot 2025 en het risico van een ongelijk speelveld
binnen de EU. De lidstaten stelden dat een «subsidie race» te allen tijde moet worden
voorkomen. Naast het uiten van zorgen over de verlenging van het staatssteun crisiskader,
heeft Nederland ook zorgen gedeeld over de voorgestelde anti-relocatiesteun. Deze
wordt nu niet gebaseerd op gedegen impact analyses en uitvoering hiervan lijkt erg
willekeurig. Inmiddels heeft de Commissie een consultatie uitgezet onder lidstaten
over de aanpassing van het tijdelijk crisiskader naar een tijdelijk crisis- en transitiekader.
De Commissie zal op basis van de input die uit lidstaten wordt opgehaald een afweging
maken over deze aanpassing. De Nederlandse inbreng in de consultatie zal uw Kamer
langs gebruikelijke weg toegaan.
Break-outsessies
Na de plenaire discussie vond een aantal break-outsessies plaats. Hier spraken lidstaten
in kleine werkgroepen met een vertegenwoordiger van het Zweedse bedrijfsleven. Nederland
nam deel aan de break-outsessie over private financiering voor de klimaattransitie.
Hierin was de centrale vraag wat beleidsmakers nog meer zouden kunnen doen om private
financiering te mobiliseren voor de klimaattransitie.
Commissaris Breton heeft in zijn openingsverhaal tijdens de plenaire discussie de
Commissie’s inzet op private financiering voor de klimaattransitie uiteengezet. Hij
stelde dat het grootste deel van de gelden voor de klimaattransitie vanuit de private
kant komt, maar dat ook overheden een rol hebben. Zo biedt het tijdelijke crisiskader
(Temporary Crisis Framework) middels de verruiming van staatssteun, ruimte voor investeringen in groene technologie.
Ook beoogt de Commissie middels het Green Deal Industrial Plan meer ruimte te creëren voor investeringen in groene technologie. Zo stelt de Commissie
in haar plan voor om financiering voor productie installaties voor en anti-relocatiestaatssteun
voor nauw gedefinieerde sectoren. Een eerste appreciatie van de Commissiemededeling
voor een Green Deal Industrial Plan is op 8 februari jl. met uw Kamer gedeeld1. Het belangrijkste is echter om eerst te bekijken in welke fondsen (waaronder het
Herstel- en Veerkrachtplan en het Cohesiefonds) nog geld beschikbaar is voor groene
projecten voordat er aan nieuwe financiële middelen wordt gedacht. Om te zorgen dat
sommige lidstaten geen financiering tekort komen, stelt de Commissie een maatwerk
aanpak per lidstaat voor.
De break-outsessie werd ingeleid door het Zweedse bedrijf Norrsken (de Zweedse tegenhanger
van Invest-NL) dat inging op zijn bedrijfsmodel en de manieren waarop beleidsmakers
meer private investeringen in de klimaattransitie kunnen realiseren. De belangrijkste
oproep van Norrsken was dat rapportageverplichtingen en transparantie niet alleen
van groene ondernemers worden geëist, maar van alle bedrijven. Ook werden beleidsmakers
opgeroepen om te zorgen voor versnelling en simplificatie van regelgeving, het verzorgen
van ecosystemen en infrastructuur (waaronder training en vaardigheden) en het delen
van (financieel) risico met klimaat voorlopers door bijvoorbeeld Contracts for a difference aan te bieden. Na de uitleg van de activiteiten van Norrsken werd duidelijk dat Nederland
al relatief veel doet aan het mobiliseren van private financiering voor de klimaattransitie
via het Nationaal Groeifonds en Invest-NL. Nederland vroeg wel aandacht voor de financieringskloof
in de fase van scaleup naar grootbedrijf.
Er vond ook een break-outsessie plaats over de interne markt en het vrije verkeer
van diensten. Hierover stelde Breton in zijn plenaire openingsverhaal dat de Commissie
met de Mededeling 30 jaar interne markt wil inzetten op de harmonisatie en integratie
van diensten, bijvoorbeeld in de mobiliteitssector. De Commissie gaf hierbij aan dat
er ook op nationaal niveau moet worden gekeken naar belemmeringen op de interne markt
gerelateerd aan detachering en excessieve administratieve lasten. De Single Market
Emergency Taskforce (SMET) helpt tot nu toe goed bij het identificeren van deze barrières.
De Mededeling 30 jaar interne markt zal op 8 maart worden gepubliceerd. Uw Kamer zal
via een BNC-fiche binnen de gebruikelijke termijnen over de inzet van het kabinet
worden geïnformeerd. Daarnaast gaf Breton het belang aan van een goed functionerende
digitale interne markt. De Digital Services Act, de Digital Markets Act en de Data Act dragen bij aan een homogene digitale omgeving, wat van belang is voor bedrijven die
digitale diensten aanbieden.
In de break-outsessie verzorgde de Confederation of Swedish Enterprises de inleiding.
Zij trapte af door te stellen dat de Europese interne markt het grootste bezit van
de EU is en het fundament voor groei, maar dat er zorgen vanuit het Zweedse bedrijfsleven
zijn dat we inleveren op de interne markt naar aanleiding van: (l) het feit dat lidstaten
regels niet implementeren of regelgeving schenden; (ll) de Commissie niet goed genoeg
handhaaft en (lll) het belangrijk is dat de EU een vuist maakt voor een mondiaal gelijk
speelveld. De Commissie benadrukte dat de interne markt door lidstaten kan worden
verzwakt. Lidstaten vinden namelijk vaak dat hun eigen regels het beste zijn en dat
regels van andere lidstaten het ingewikkeld maken. Maar dit kan niet 27x waar zijn.
Lidstaten vinden verder EU-regels vaak goed maar willen graag zelf nog iets extra’s
doen (nationale koppen). Als laatste telt alles volgens de Commissie bij elkaar op:
de administratieve belasting voor bedrijven is veel hoger dan nodig. Verder gaf de
Commissie aan in de Mededeling 30 jaar interne markt niet alleen te zullen ingaan
op de belemmeringen binnen de interne markt maar ook op positieve voorbeelden van
oplossingen voor barrières zoals het e-formulier bij de detachering van werknemers,
en benadrukte hierbij het belang van uniforme implementatie van dergelijke oplossingen.
Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen (Onderzoek) 8 februari 2023
Dit deel van het verslag is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en heeft betrekking op het onderzoeksdeel van de Raad.
Onderzoeksinfrastructuren in de digitale transitie – optimalisatie van de onderzoeksdata
Beleidsdebat
Tijdens het eerste beleidsdebat over onderzoeksinfrastructuren in de digitale transitie
is gesproken over wat er nodig is om het grote volume aan onderzoeksdata gegenereerd
door nationale, Europese en internationale onderzoeksinfrastructuren maximaal te benutten
en te hergebruiken. Eurocommissaris Gabriel benadrukte het belang van open science
en het gebruik en hergebruik van onderzoeksdata voor het bevorderen van de groene
en digitale transities. De implementatie van Findable, Accessible, Interoperable and Reusable (FAIR) data in onderzoeksinfrastructuren in Europa is daarbij belangrijk. De European Open Science Cloud (EOSC), een initiatief om Europese data-infrastructuren te verbinden, is volgens
de Commissie belangrijk om data toegankelijk te maken voor wetenschappers. Commissaris
Gabriel gaf tevens aan dat ook nationale inzet nodig is om dit verder te implementeren
naast de acties vanuit de Europese Onderzoeksruimte (ERA) en Horizon Europe. Het Zweedse
voorzitterschap is voornemens om in juni een niet-bindende verklaring op te stellen
over onderzoeksinfrastructuren.
Veel lidstaten benadrukten het belang van open science om de impact van onderzoeksdata
te vergroten. Enkelen gaven aan dat harmonisatie van regelgeving nodig is om nationale,
Europese en internationale onderzoeksinfrastructuren maximaal te benutten. Veel lidstaten
noemden daarbij ook de EOSC als een belangrijk initiatief. Binnen de EU en met internationale
partners dienen de data management praktijken verder afgestemd te worden. Daarbij
verwezen verschillende lidstaten naar het mantra «as open as possible, as closed as necessary»; er dient een balans te zijn tussen openheid enerzijds en wederkerigheid en kennisveiligheid
anderzijds. Daarnaast benadrukten enkele landen ook het belang van het opleiden van
onderzoekers zodat zij over de juiste vaardigheden beschikken om de FAIR-principes
te hanteren.
Nederland gaf tijdens het debat aan dat onderzoeksinfrastructuren een belangrijke
rol kunnen spelen in het stimuleren en investeren in het FAIR maken van onderzoeksdata,
door interoperabiliteit met en tussen disciplines te bevorderen, zowel op EU- als
op mondiaal niveau. Hergebruik van data is een belangrijk onderdeel van open science.
Daarbij gaf Nederland aan dat bij het hanteren van de FAIR-principes ook het borgen
van aspecten van kennisveiligheid en het beschermen van intellectueel eigendom van
belang is.
Het versterken van open, betrouwbare en rechtvaardige wetenschappelijke publicaties
van hoge kwaliteit
Beleidsdebat
Het tweede beleidsdebat had als onderwerp het versterken van open, betrouwbare en
rechtvaardige wetenschappelijke publicaties van hoge kwaliteit. Commissaris Gabriel
gaf aan dat in het kader van ERA gewerkt wordt aan het identificeren van barrières
voor het bereiken van volledige open access tot wetenschappelijke publicaties in Europa.
Zij nodigde de lidstaten uit om samen verder te werken aan vrije toegang tot wetenschappelijke
publicaties op EU-niveau. De Commissie ziet drie belangrijke elementen m.b.t. open
access: transparantie van de kosten van wetenschappelijke communicatie; het integreren
van open science in het proces van wetenschappelijke evaluaties (zoals een kwalitatieve
beoordeling van onderzoekers); en steun voor onderzoekers om dit toe te passen, met
aandacht voor integriteit en gendergelijkheid. Gabriel verwees ook naar de «Coalition for Advancing Research Assessment» (CoARA) als succesvol initiatief.
Veel lidstaten gaven aan dat samenwerking in Europa en met gelijkgestemde landen buiten
Europa erg belangrijk is om open science verder te brengen. Europa is wereldwijd leidend
in de implementatie van open science en open access tot wetenschappelijke publicaties,
maar er is nog een cultuurverandering nodig voordat open science volledig omarmd wordt.
Zo is er nog voortgang te boeken op het behouden van auteursrecht, het bereiken van
onmiddellijke open access zonder tussenkomst van uitgevers en op gebied van open licenties.
Overige uitdagingen die door landen genoemd werden zijn een goed functionerend peer
review systeem, transparantie in processen en kosten voor wetenschappelijke uitgevers,
diversiteit en gelijkheid. Verschillende landen geven daarbij aan dat onderzoeksfinanciers
meer zouden kunnen samenwerken om te komen tot hoge kwaliteit en excellente toegankelijke
wetenschap. Tevens benadrukten enkele landen, waaronder Nederland, het belang van
internationale samenwerking met excellente, historische en betrouwbare partners, ook
onder Horizon Europe.
Nederland steunde het agenderen van dit thema en onderstreepte open science als de
norm in wetenschappelijk onderzoek en het belang van internationale samenwerking voor
het realiseren van de mondiale transitie naar open science. Nederland loopt met 82%
open access in 2021 voorop binnen de EU en zet in op een versnelling door met een
regieorgaan op landelijke niveau gerichte investeringen te doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat