Brief regering : Reactie op adviesrapport 'Taal en Rekenen in het vizier' en het rapport 'Peil. Leesvaardigheid'
31 332 Kinderopvang
28 760
Meerjarenplan Alfabetisering
Nr. 107
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2023
Op 10 november 2022 publiceerde de Onderwijsraad het advies «Taal en rekenen in het
vizier». Het advies is opgesteld op verzoek van de Tweede Kamer om een antwoord te
formuleren op de vraag «hoe kan het onderwijs de beheersing van taal en rekenen duurzaam
verbeteren?». Met deze brief komen wij tegemoet aan het verzoek van de vaste commissie
voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om een reactie te geven op het Onderwijsraadadvies.
Deze reactie combineren wij in deze brief met een reactie op het rapport Peil.Leesvaardigheid
dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de Inspectie) publiceerde op 13 december
2022.
In deze brief lichten wij beknopt de kernpunten en aanbevelingen uit beide rapporten
toe. Hierop geven wij onze reactie waarin we zullen toelichten welke al genomen maatregelen
relevant zijn voor de aanpak en welke acties er nog zullen worden ondernomen.
Uw Kamer heeft in de procedurevergadering van 19 januari jl. tevens gevraagd om twee
brieven die ingaan op de stand van zaken rondom de curriculumbijstelling, en rondom
de basisvaardigheden, specifiek taal en rekenen. Acties rondom taal en rekenen uit
het masterplan basisvaardigheden worden deels in deze beleidsreactie geadresseerd.
De Kamer ontvangt tevens in februari een uitgebreide kamerbrief met een tussenbalans
van de curriculumbijstelling: daarin gaat de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
uitgebreid in op het actualisatieproces, en de vraag hoe de basisvaardigheden in verhouding
tot de rest van het curriculum staan.
I. Kernpunten uit en reactie op het Onderwijsraadadvies Taal en rekenen in het vizier
Het advies, dat zich vooral richt op het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs, en in mindere mate op het hoger onderwijs, is aangevraagd door uw
Kamer omdat er zorgen zijn over de beheersing van taal en rekenen bij Nederlandse
leerlingen en studenten. In het advies neemt de Onderwijsraad veel verschillende aspecten
van het taal- en rekenonderwijs onder de loep.
De Onderwijsraad constateert dat er onvoldoende sprake is van continue aandacht voor
de beheersingsniveaus van taal en rekenen die leerlingen en studenten in het onderwijs
bereiken en adviseert een integrale en structurele focus op taal en rekenen. Zij geven
hierbij aan dat de kwaliteit van het taal- en rekenonderwijs wordt bepaald door vele,
met elkaar samenhangende, factoren en dat deze factoren langdurig en in samenhang
moeten worden aangepakt. Denk hierbij aan de landelijke einddoelen en niveaus, de
wijze van toetsen, de startbekwaamheid van leraren, de lesmethoden, de professionalisering
en de kennisinfrastructuur. De Onderwijsraad doet in het advies vier aanbevelingen
die wij hieronder één voor één zullen langslopen, voorzien van onze reactie.
Aanbeveling 1 – wees klip-en-klaar over de opdracht voor taal en rekenen
De Onderwijsraad adviseert de overheid de opdracht op taal en rekenen duidelijker
te maken door:
− helder te formuleren wat leerlingen moeten kennen en kunnen qua taal en rekenen als
ze de school verlaten en welk beheersingsniveau daarbij hoort in het primair onderwijs,
voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs,
− stelselmatig te monitoren of leerlingen de doelen en bijbehorende beheersingsniveaus
behalen,
− scherper extern toezicht te houden op de kwaliteit van het taal- en rekenonderwijs
en de beheersingsniveaus van taal en rekenen van leerlingen en studenten op alle scholen
en opleidingen.
Reactie
Wij onderschrijven deze aanbeveling en zorgen daarom voor een duidelijker curriculum
waarmee scholen en leraren focus kunnen aanbrengen in hun onderwijs in de basisvaardigheden.
We beginnen daarbij bij de belangrijkste leergebieden: op dit moment worden de huidige
kerndoelen voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde bijgesteld en deze zullen in
2023 worden opgeleverd. Deze kerndoelen specificeren welke leeropbrengst er verwacht
wordt, met duidelijkheid over deelvaardigheden en beheersingsdoelen. In deze bijstelling
wordt ook de evaluatie van het referentiekader taal en rekenen meegenomen. Daarnaast
worden de examenprogramma’s Nederlandse Taal en wiskunde vernieuwd.
In het middelbaar beroepsonderwijs zijn sinds 1 augustus 2022 de nieuwe rekeneisen
van kracht, met de bedoeling om rekenen op een aantrekkelijkere manier aan te bieden,
waarbij het aanbod moet passen bij de leef- en beroepscontext van studenten. Voor
Nederlands is in de werkagenda mbo afgesproken dat vervolg wordt gegeven aan de uitkomst
van de evaluatie van de referentieniveaus, zodat deze beter aansluiten bij de onderwijspraktijk
en een logisch doorlopende leerlijn vormen met het po en het vo. De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap stelt daarom een expertgroep aan die zich in 2023 over de referentieniveaus
Nederlands gaat buigen.
Daarnaast herkennen wij het ontbreken van een volledig beeld op de leerprestaties
op taal en rekenen, zowel op schoolniveau als op landelijk niveau.
Daarom zetten wij in op betere monitoring, zodat scholen goed zicht hebben op waar
hun leerlingen staan en zodat deze informatie voor ondersteuning vanuit beleid, bekostiging
en toezicht gebruikt kan worden. In de Kamerbrief voortgangsrapportage Masterplan
basisvaardigheden funderend onderwijs van 21 november 2022 heeft de Minister voor
Primair en Voortgezet Onderwijs deze plannen uitgebreid uiteengezet.1 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal in het voorjaar een brief naar
uw Kamer sturen waarin de plannen voor monitoring in het middelbaar beroepsonderwijs
worden omschreven.
Ook de aanbeveling voor het houden van scherp extern toezicht onderschrijven wij.
Zoals uitgebreid toegelicht in de brief Samen voor beter onderwijs, duidelijk over kwaliteit van 21 november jl., zal de Inspectie sneller en steviger ingrijpen op scholen waar
het niet goed gaat.2 De Inspectie zal hiervoor in haar onderzoekskaders de eisen voor basisvaardigheden
voor scholen specificeren, waar de wet hier ruimte voor geeft. Er komt een nieuwe,
aparte standaard «basisvaardigheden». Bovendien maken we de eisen aan onderwijskwaliteit
concreter en duidelijker, zoals het werken met bewezen effectieve methoden en gebruik
van directe instructie. Halverwege 2023 ontvangt uw Kamer de onderzoekskaders met
aanscherpingen die binnen de huidige wettelijke kaders mogelijk zijn, en daarnaast
maken we met de Inspectie inzichtelijk waar de wet- en regelgeving nog geen ruimte
biedt, maar waar aanpassingen wel wenselijk zouden zijn.
Aanbeveling 2 – veranker taal en rekenen in andere vakken en leergebieden
De Onderwijsraad adviseert om in de landelijke einddoelen en niveaus taal en rekenen
meer te integreren met de andere vakken. Het oefenen van taal en rekenen moet niet
geïsoleerd plaatsvinden, maar betekenisvol ingebed worden in de vakken en leergebieden,
waarmee het onderwijs in taal en rekenen de verantwoordelijkheid is van álle leraren.
De raad stelt dat zo’n geïntegreerde aanpak van taal en rekenen ook in het hoger onderwijs
nodig is.
Reactie
Wij herkennen en onderschrijven de aanbeveling om taal en rekenen meer te integreren
met andere vakken. Deze aanbeveling sluit naadloos aan bij de werkopdracht voor het
bijstellen van kerndoelen/examenprogramma’s in het primair en voortgezet onderwijs.
Daarnaast werken wij samen met leerkrachten van vakverenigingen om aan de slag te
gaan met de basisvaardigheden in hun eigen vak. Taal en rekenen krijgen op deze manier
– waar mogelijk – een expliciete plek bij andere vakken.
In de werkagenda mbo3 is daarnaast afgesproken dat OCW en de mbo-instellingen ervoor zorgen dat rekenen
en Nederlands, passend bij de leef- en beroepscontext van studenten, en aantrekkelijk
worden aangeboden en er meer differentiatie per onderwijsniveau mogelijk is.
Voor het hoger onderwijs ontvangt de Kamer in maart de toegezegde Kamerbrief over
internationale studentenstromen in het ho. Daarin is ook aandacht voor het belang
van een goede beheersing van het Nederlands, ook als academische taal.
Aanbeveling 3 – stel hoge eisen aan het uitstroomniveau van taal en rekenen aan lerarenopleidingen
De Onderwijsraad is bezorgd over de vakdidactische vaardigheden in taal- en rekenonderwijs
en de eigen taal- en rekenvaardigheden van een belangrijk deel van de afstudeerders
van lerarenopleidingen in het hbo.4 De raad stelt onder andere dat er onvoldoende tijd is om alle aspecten van de basisvakken
rekenen en taal aan de orde te laten komen, door breedte en overladenheid van het
curriculum, vooral bij de pabo. Bovendien stelt de raad dat opleidingen verschillende
keuzes maken in het aanbod taal/Nederlands en rekenen/wiskunde.
Om ervoor te zorgen dat afstudeerders startbekwaam zijn om goed taal- en rekenonderwijs
te geven, beveelt de raad een verplichte centrale eindtoets taal en rekenen aan op
pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands en wiskunde. Deze eindtoetsen
dienen volgens de raad plaats te vinden onder verantwoordelijkheid van de overheid.
Daarnaast stelt de raad voor om de rol van opleider en die van examinator bij de onderdelen
taal/Nederlands en rekenen/wiskunde uit elkaar te trekken.
Reactie
We vinden dat de Onderwijsraad een zorgelijk signaal afgeeft. Taal en rekenen zijn
immers de basis van alle kennen en kunnen, en nodig om je te kunnen redden in de maatschappij.
Het niveau van deze vakken moet buiten elke twijfel zijn. Zowel op school als in de
lerarenopleiding.
De lerarenopleidingen hebben een goed ingeregeld systeem van kwaliteitsborging door
landelijke kennisbasis en -toetsen per vak. Toch is dat kennelijk onvoldoende garantie
dat elke student volledig startbekwaam van de opleiding komt. De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap is daarom direct aan de slag gegaan met het signaal van de Onderwijsraad
en komt tot de volgende aanpak.
Allereerst zal de NVAO analyseren hoe de recente positieve accreditaties van de lerarenopleidingen
zich verhouden tot de signalen van de Onderwijsraad. In de analyse zullen vragen aan
bod komen als: op welke manier vertalen opleidingen de gezamenlijke algemene kennisbasis
voor Nederlands en rekenen naar de eigen curricula, hoe houden examencommissies zicht
op het bereiken van het gewenste eindniveau en hoe stellen visitatiepanels vervolgens
vast dat dit adequaat gebeurt. Het is immers belangrijk om een helder beeld te krijgen
van de oorzaken van de problemen om gericht aan oplossingen te kunnen werken.
Verder geven we uitwerking aan het Werkplan «Samen voor het beste onderwijs».5
Door vak- en beroepsorganisaties wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een beroepsbeeld
en door de lerarenopleidingen aan een raamplan dat aansluit bij het beroepsbeeld.
Ook werken de opleidingen aan de herijking van de kennisbasis. Verder richten we een
curriculumberaad in waarin alle betrokken partijen afstemmen over hun rolverdeling
en over landelijke kaders die hierbij noodzakelijk zijn.
In aanvulling op de maatregelen in het werkplan verkennen we de komende maanden of
andere vormen van regie meerwaarde kunnen hebben voor de kwaliteit van de lerarenopleidingen,
rekening houdend met de uitgangspunten en context van het stelsel voor hoger onderwijs
en de wensen van besturen- en vak- en beroepsorganisaties. We gaan hierover met lerarenopleidingen,
experts en stakeholders in gesprek.
Mede aan de hand van de analyse door de NVAO die we direct na de zomer zullen ontvangen
zullen we samen met de lerarenopleidingen in het hbo bespreken welke belemmeringen
er zijn om te allen tijde startbekwame docenten af te leveren. Vervolgens zullen we
vaststellen welke maatregelen passend zijn. Over onze conclusies zullen we uw Kamer
zo spoedig mogelijk daarna informeren.
Voor het mbo is het de ambitie om te komen tot bevoegde docenten basisvaardigheden
en burgerschap. Momenteel wordt er onderzoek gedaan naar welke docenten lessen basisvaardigheden
en burgerschap verzorgen. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek zal de
uitwerking van deze ambitie in 2023 vorm gegeven worden.
Aanbeveling 4 – Versterk de kwaliteit van het professioneel handelen in taal- en rekenonderwijs
De vierde en laatste aanbeveling van de Onderwijsraad stelt dat er meer werk moet
worden gemaakt van continue professionalisering van leraren in het taal- en rekenonderwijs.
Daarnaast stelt de raad dat een stevige verbinding tussen wetenschap en praktijk nodig
is, dat leraren daar toegang tot moeten hebben en dat deze kennis gebruikt moet worden
bij de ontwikkeling van leermaterialen. Hiervoor moet ook de kennisinfrastructuur
verbeterd worden.
Reactie
Leraren zijn de belangrijkste factor in de ontwikkeling van de basisvaardigheden van
hun leerlingen. We vinden het dan ook ontzettend belangrijk dat zij de ruimte hebben
zich te professionaliseren en onderschrijven deze oplossingsrichting. Vanaf schooljaar
2022–2023 is structureel budget beschikbaar voor extra tijd en geld voor leraren om
hun professionaliteit, kennis en kunde op peil te houden en te verhogen. Het beschikbare
budget is gebaseerd op gemiddeld 16 uur extra professionaliseringsruimte per leraar
per schooljaar. Sociale partners hebben hier cao-afspraken over gemaakt, die zijn
gericht op de kwaliteit van het onderwijs in de basisvaardigheden en op het invoeren
van de geactualiseerde kerndoelen. Ook werken we aan het opbouwen en verspreiden van
meer wetenschappelijke kennis op het gebied van leermiddelen.
Met het masterplan basisvaardigheden stellen we de norm dat alle scholen gebruik maken
van een evidence informed aanpak: dat wil zeggen, gebaseerd op kennis over wat werkt
en aangepast aan de situatie in die specifieke klas.
Er komen duidelijkere en concretere normen voor onderwijskwaliteit in brede zin. Halverwege
2023 ontvangt uw Kamer de onderzoekskaders van de Inspectie met aanscherpingen die
binnen de huidige wettelijke kaders mogelijk zijn, en daarnaast maken we samen met
de Inspectie inzichtelijk waar de wet- en regelgeving nog geen ruimte biedt, maar
waar aanpassingen wel wenselijk zouden zijn. Daartoe moet informatie over leermiddelen
en bewezen effectieve aanpakken veel laagdrempeliger, toegankelijker en overzichtelijker
worden. We bouwen hier in de komende periode aan verder in samenspraak met relevante
partijen zoals de lerarenopleidingen, vak- en beroepsverenigingen, diverse expertisepunten
en wetenschap. Zoals beschreven in de voortgangsbrief over het masterplan basisvaardigheden:
hoe beter de kennis beschikbaar en toegankelijk is voor leraren, hoe meer ook verwacht
mag worden dat zij dit ook daadwerkelijk toepassen. Dit is ook de reden dat in de
wettelijke kaders meer aandacht komt voor de professionele ontwikkeling en het belang
van een lerende cultuur zoals we doen in het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid.
We hebben 30 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld voor de professionalisering
van docenten in het mbo op het gebied van basisvaardigheden. Ook financieren we de
inzet van een leerplatform voor de invoering van de nieuwe rekeneisen in het mbo,
dat ten doel heeft om kennis over een effectieve inrichting van dit rekenonderwijs
op te bouwen en te verspreiden onder onderwijsteams. In de werkagenda mbo zijn afspraken
gemaakt met de sector over de inzet van deze middelen. Daarnaast zullen we invulling
geven aan de ambitie uit het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) om bevoegdheden voor basisvaardigheden en burgerschap in het mbo in te voeren. Ook
hierover maken we afspraken in de werkagenda mbo, en een nadere uitwerking zal worden
opgenomen in de aangekondigde kamerbrief over het masterplan basisvaardigheden in
het mbo.
II. Kernpunten uit en reactie op het rapport Peil.Leesvaardigheid (s)bo
Op 13 december publiceerde de Inspectie van het Onderwijs het rapport Peil.Leesvaardigheid
(s)bo. Het peilingsonderzoek naar leesvaardigheid is uitgevoerd in schooljaar 2020/2021
onder regie van de Inspectie van het Onderwijs door een consortium.
Er zijn gegevens verzameld van leerlingen in groep 8 bij 110 scholen voor het basisonderwijs
en 41 scholen voor speciaal basisonderwijs. De resultaten van dit peilingsonderzoek
zijn vergeleken met resultaten uit eerder peilingsonderzoek. Hieronder zetten wij
kort een aantal van de resultaten uit het onderzoek uiteen, gevolgd door een reactie
hierop.
Resultaten
Uit de resultaten van het peilingsonderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:
− De leesvaardigheid van leerlingen in groep 8 van het (speciaal) basisonderwijs is
licht gedaald ten opzichte van 10 jaar geleden, in het speciaal basisonderwijs iets
sterker dan in het regulier basisonderwijs. Uit het peilingsonderzoek blijkt:
• Dat 88 procent van de bo-leerlingen en 39 procent van de sbo-leerlingen het 1F-niveau
voor lezen beheerst, en
• 50 procent van de bo-leerlingen en 7 procent van de sbo-leerlingen het 2F-niveau beheerst;
• Daarmee worden dus alleen de ambities op het 1F-niveau in het bo gehaald.
− De ambities op leesvaardigheid dus worden niet overal gehaald. De ambitie is dat 85
procent van de leerlingen aan het einde van het primair onderwijs het 1F-niveau (fundamentele
niveau) beheerst en 65 procent het 2F-niveau (streefniveau).
− De resultaten zijn iets lager dan in 2012. Experts uit de focusgroep waarmee de inspectie
sprak over de resultaten, waren hierdoor niet verrast. Zij noemen onder meer digitalisering
als een van de oorzaken waardoor leerlingen minder vaak een boek pakken en daarmee
hun leesvaardigheid onderhouden.
− De Inspectie geeft als kanttekening bij het peilingsonderzoek mee dat de resultaten
uit dit onderzoek beïnvloed kunnen zijn door de coronapandemie omdat de afname net
na tweede scholensluiting heeft plaatsgevonden. Hoeveel invloed dit heeft gehad, kan
niet gemeten worden. Wel is bekend dat de leergroei met betrekking tot begrijpend
lezen in de afnameperiode relatief laag was.
− Uit het onderzoek blijkt ook een aantal attituden en achtergrondkenmerken gerelateerd
aan de leesprestaties. Zo hebben leerlingen met een positievere leesattitude een sterkere
intrinsieke leesmotivatie en meer inhoudelijke interesse voor leeslessen op school.
Ook besteden zij meer tijd aan lezen buiten school en dat draagt bij aan betere leesvaardigheid.
Ook ondersteuning van ouders bij lezen draagt bij aan een grotere tijdsbesteding aan
lezen buiten school.
− Algemene kenmerken die samenhangen met de leesvaardigheid zijn het geslacht, meisjes
scoren hoger, en de thuistaal van de leerlingen. Leerlingen die thuis (bijna) altijd
Nederlands spreken, behalen hogere leesscores.
− Er is een positief verband tussen de mate waarop begrijpend lezen wordt geïntegreerd
in andere vakken en de leesvaardigheid van leerlingen. Hoe meer dit geïntegreerd is,
hoe hoger de leesvaardigheid.
− Hoe interessanter leerlingen de teksten en lessen begrijpend lezen vinden, des te
hoger de leesscores van de leerlingen.
De resultaten uit het peilingsonderzoek zijn voorgelegd aan een focusgroep van professionals
uit de onderwijspraktijk, onderwijsbeleid en onderwijsonderzoek. De focusgroep heeft
op basis hiervan een aantal suggesties gedaan voor vervolgacties voor het volgende
peilingsonderzoek, voor de onderwijspraktijk, voor het onderwijsbeleid en voor vervolgonderzoek.
Hieronder worden de suggesties voor het onderwijsbeleid kort uiteengezet.
− Laat (externe) adviseurs aandacht geven aan een breed scala van aspecten van het leesonderwijs.
− Zorg voor uitdagend lesmateriaal met rijke teksten, ook voor zaakvakkenmethodes.
− Zorg ervoor dat toetsen gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten.
− Gemeenten kunnen het leesonderwijs beter faciliteren, er zijn nu grote verschillen
tussen gemeenten. Alle scholen zouden gebaat zijn bij een goede schoolbibliotheekvoorziening
en ondersteuning door leesconsulenten.
− Formuleer kerndoelen in samenhang waarbij de verschillende taaldomeinen niet los van
elkaar worden aangevlogen.
Reactie
Deze onderzoeksresultaten versterken onze motivatie om te zorgen dat alle leerlingen
beter leren lezen. De suggesties van de focusgroep voor het onderwijsbeleid herkennen
wij en komen deels ook overeen met de aanbevelingen van het advies van de Onderwijsraad.
Een deel van deze suggesties sluit aan bij de reeds in gang gezette maatregelen binnen
het Masterplan basisvaardigheden. We werken nauw samen met alle partijen om op tijd
te constateren waar nog kansen liggen om tot beter beleid te komen – denk bijvoorbeeld
aan de eerder genoemde verbinding tussen actualisatie van de kerndoelen en de herijking
van de kennisbasis van de lerarenopleidingen.
Wij ondersteunen scholen bij het nog beter maken van hun leesonderwijs op verschillende
manieren: door scholen die dat nodig hebben extra financieel te ondersteunen, en via
de basisteams op maat die de school helpen met de verbetering van de basisvaardigheden.
Inmiddels zijn ruim 600 scholen aan de slag met hulp van middelen uit de subsidieregeling
basisvaardigheden, waarvan er ruim 100 extra ondersteuning vanuit OCW ontvangen. Daarnaast
zorgen we ervoor dat scholen meer duidelijkheid hebben over wat leerlingen moeten
leren op het gebied van taal en lezen, door de bijstelling van de kerndoelen.
Ook zetten we met het Masterplan in op schoolbibliotheken en de samenwerking tussen
scholen en bibliotheken. In 2022 zijn daar de eerste stappen in gezet door middel
van het versterken van het programma de Bibliotheek op School.6
De komende jaren zullen wij, samen met onze collega de Staatssecretaris van Cultuur
en Media, blijven investeren in een kwalitatieve en structurele samenwerking tussen
scholen en bibliotheken, waarbij er extra aandacht uitgaat naar leerlingen die een
hoger risico lopen om achter te blijven op lezen. Hierbij zullen de attituden en achtergrondkenmerken
zoals geconstateerd in het rapport richtinggevend zijn. Hiermee willen we bereiken
dat goed leren lezen en hier plezier aan beleven een gezamenlijke opdracht wordt voor
de school én de partijen rond de school, zoals de bibliotheek.
III. Tot slot
Wij willen de Onderwijsraad bedanken voor het heldere advies. Dit advies benadrukt,
zeker in combinatie met de resultaten uit het peilingsonderzoek leesvaardigheid, de
urgentie om in te zetten op een structurele verbetering van het taal- en rekenonderwijs.
De afgelopen tijd zijn er al veel stappen conform het advies in gang gezet om deze
verbetering in gang te zetten. De komende tijd zullen wij de aanbevelingen meenemen
in verdere planvorming. Hierover zal de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
uw Kamer informeren via de voortgangsrapportages van het Masterplan basisvaardigheden
en zal de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uw Kamer verder informeren
over de plannen voor basisvaardigheden in het mbo in het voorjaar.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs