Brief regering : Aanpak online discriminatie, racisme en hate speech
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 334
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
EN VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2023
Antisemitisme, anti-zwartracisme, moslimdiscriminatie, lhbtiq+-discriminatie, vrouwenhaat
en andere vormen van online discriminatie, racisme en hate speech zijn helaas een
dagelijkse realiteit in de online wereld. Maar één ding is duidelijk: de online omgeving
mag hier absoluut geen vrijplaats voor zijn. Het kan en mag niet zo zijn dat de anonimiteit
van de online wereld maakt dat mensen zich online minder geremd voelen om zich discriminerend,
racistisch of haatdragend naar anderen te uiten en dat dit zonder consequenties blijft.
Het kabinet wil deze uitingen krachtig tegengaan. Daarom is in het coalitieakkoord
ook expliciet aandacht besteed aan het voorkomen en tegengaan van (online) «homohaat,
antisemitisme, moslimhaat, vrouwenhaat» en «alle vormen van discriminatie, haatzaaien
en racisme». Het regenboogstembusakkoord wordt met urgentie uitgevoerd, waarin expliciet
is opgenomen dat de aanpak van lhbtiq+-discriminatie op het internet zal worden geïntensiveerd.
Bovendien wordt de aanpak van online discriminatie, racisme en antisemitisme expliciet
benoemd in het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme en het Werkplan
Antisemitismebestrijding 2022–2025 (Bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 317).
In de door uw Kamer aangenomen (Handelingen II 2019/20, nr. 91, item 55) gewijzigde motie van het lid Jasper Van Dijk (SP)1 wordt het kabinet opgeroepen om te inventariseren op welke manier de aanpak van racisme
op internet geïntensiveerd kan worden. Deze brief geeft hieraan gevolg door aan te
geven welke initiatieven sinds 2020 door het kabinet genomen zijn. Tot slot is deze
brief een vooraankondiging van de beleidslijnen waar de inzet op zal worden geïntensiveerd.
In de komende jaren worden hier aanvullende concrete acties aan verbonden.
1. Urgentie aanpak online discriminatie, racisme en hate speech
Een groot deel van ons dagelijkse leven speelt zich af online. Voor jongeren tussen
12 tot 25 jaar oud geldt dit zeker. In 2019 was ruim 96 procent van hen dagelijks
online.2 Het is belangrijk om online een inclusieve leefwereld na te streven. Slachtoffer
worden van online discriminatie3, racisme4 of hate speech5 kan verstrekkende gevolgen hebben voor de gezondheid en iemands verbondenheid met
de samenleving schaden. Omdat online content soms moeilijk te verwijderen is of elders
weer kan opduiken, kan het slachtoffer daar nog lang mee geconfronteerd blijven worden.
Ook kan onrechtmatig of strafbaar online gedrag leiden tot strafbaar offline gedrag,
zoals overgaan op fysieke bedreigingen, intimidatie en geweld.
Cijfers op Europees niveau
Zo’n 80 procent van de inwoners van de Europese Unie komt met online discriminatie
in aanraking. Bijna de helft van de internetgebruikers, vooral jongeren, ziet online
vaak tot heel vaak racistische reacties.6 Volgens een studie uit 20217 ter ondersteuning van het initiatief van de Europese Commissie om haatuitingen en
haatmisdrijven tegen te gaan8, neemt ook online hate speech de afgelopen jaren in omvang toe binnen de EU.
Daarnaast is er, in ieder geval in Frankrijk en Duitsland, sprake van een toename
in het aantal antisemitische uitingen online, blijkt uit Europees onderzoek.9 Begin 2021 was er zeven keer zoveel Franstalige antisemitische content te vinden
op Twitter, Facebook en Telegram als in begin 2020. In Duitsland werd een toename
gevonden van 13 procent aan antisemitische content op de onderzochte Duitse kanalen.
De European Commission against Racism and Intolerance (ECRI) constateerde verder dat
in Europa het internet in toenemende mate gebruikt wordt voor het verspreiden van
haat tegen moslims. Ook de Organization for Security and Co-operation in Europe (OSCE)
vestigde recentelijk de aandacht op het belang van een aanpak van online hate speech
tegen moslims, waaronder het in kaart brengen van de specifieke context en ideologische
achtergrond van online hate speech tegen moslims.10
In 2020 kreeg één op de twee jonge vrouwen met online haat te maken in Europa. De
Europese Commissie erkent dit probleem en schrijft in het «Voorstel voor een richtlijn
van het Europees Parlement en de raad ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en
huiselijk geweld» dat vrouwen vaak het doelwit zijn van online seksisme en vrouwenhaat,
welke offline tot haatmisdrijven kunnen escaleren. Ook bleek tijdens de door de Raad
van Europa georganiseerde Roundtable Right to life, security and protection from violence: combating SOGIESC-based hate
crime across Europe in 2022, dat er in Europa nog grote opgaven liggen op het gebied van haatmisdrijven
op basis van seksuele oriëntatie, genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken,
waaronder in de online omgeving.11 Uit de EU Fundamental Rights Agency LGBTI Survey II uit 2019 blijkt dat 10 procent
van de lhbti-gemeenschap cyberpesten had ondervonden vanwege hun lhbti-zijn, onder
meer op sociale media.12
Cijfers Nederland
In 2018 heeft 27 procent van de Nederlandse bevolking discriminatie ervaren. 3 procent
van de Nederlanders kreeg in 2018 te maken met online scheldpartijen of bedreigingen.
Verder blijkt uit dit onderzoek naar ervaren discriminatie in Nederland dat mensen
met een beperking in 2018 vaker online discriminatie hebben ervaren dan mensen zonder
beperking en dat lhb personen vaker discriminatoir werden uitgescholden of bedreigd
op het internet of sociale media in 2018 dan hetero-personen.13
In 2021 ontving het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND) 339 meldingen van online
discriminatie. In 2020 kwamen 843 meldingen bij MiND binnen. Een mogelijke verklaring
voor de daling in 2021 kan zijn dat er, anders dan in voorgaande jaren, weinig incidenten
voorkwamen die gepaard gingen met een grote publieke verontwaardiging (minder bulkmeldingen
over één specifiek incident).14 De cijfers over 2022 worden dit voorjaar gepubliceerd.
Verder blijkt uit onderzoek specifiek naar online antisemitisme in 2020 in Nederland,
uitgevoerd door de Utrecht Data School in opdracht van het Centrum Informatie en Documentatie
Israël en het Centraal Joods Overleg, dat van bijna twee miljoen berichten gerelateerd
aan het jodendom ruim 200.000 berichten (ongeveer 11 procent) als antisemitisch zijn
geïdentificeerd.15 De IHRA-werkdefinitie van antisemitisme is hier als uitgangspunt gebruikt en geoperationaliseerd.
Uit onderzoek blijkt verder dat 10 procent van alle tweets tussen 1 oktober 2020 en
26 februari 2021, gericht op vrouwen op Nederlandse kieslijsten, haatdragend of zelfs
bedreigend waren.16 Ook blijkt uit onderzoek van PersVeilig in 2022 naar vrouwelijke journalisten en
veiligheid, dat de meest voorkomende vorm van agressie, bedreiging en intimidatie
richting vrouwelijke journalisten online verbale agressie is.17
De noodzaak bestaat om online discriminatie, racisme en hate speech in de Nederlandse
context beter in kaart te brengen. De reeds beschikbare cijfers zijn zorgwekkend en
onderstrepen het belang van een voortdurende en integrale aanpak.
2. Inventarisatie van reeds lopende initiatieven/beleid
Momenteel lopen de volgende acties en maatregelen vanuit de rijksoverheid.
Onderzoek
− Monitor Online Criminaliteit: Om beter zicht te krijgen op de omvang van ervaren online discriminatie en de groepen
die hiermee te maken hebben, is het thema online discriminatie dit jaar opgenomen
in de tweejaarlijkse Monitor Online Criminaliteit van het CBS. De Monitor Online Criminaliteit
is in 2022 voor het eerst uitgezet en de resultaten worden voor de zomer van 2023
verwacht.
− Onderzoek Kennisplatform Inclusief Samenleven: Het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) onderzocht in 2022, met financiering
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de huidige aanpak van
online discriminatie in Nederland en goede voorbeelden op nationaal en internationaal
niveau. Het kennisplatform zal in 2023 de impact van online discriminatie op het slachtoffer
nader onderzoeken en hier eind 2023 naar verwachting over rapporteren.
− Onderzoek online gendergerelateerd geweld: Naar aanleiding van het rapport en de aanbevelingen van de Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence18 over de digitale dimensie van geweld tegen vrouwen zal een onderzoek worden verricht.
Met dit onderzoek verkennen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW),
Justitie en Veiligheid (JenV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wat nodig
is om de aanbevelingen omtrent de digitale dimensie van geweld te implementeren. Er
is daarbij expliciete aandacht voor online vormen van huiselijk geweld, stalking,
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Het onderzoek wordt in 2023
afgerond.
− Onderzoek kwetsende content online: In 2020 werd het eindrapport van Bureau Emma en Radboud Universiteit over kwetsende
content online gepubliceerd, dat zij in opdracht van het Ministerie van SZW hebben
uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat voor het voorkomen van kwetsbare content online
ingezet moet worden op bewustwording, het verstevigen van de sociale norm en handelingsperspectief
voor internetgebruikers.
Preventie en bewustwording
− Kerndoelen onderwijs: Leraren zien uit eerste hand hoezeer het wereldbeeld van leerlingen tegenwoordig
wordt bepaald door sociale media. In de ontwikkeling van de vernieuwde kerndoelen
in het onderwijs wordt daarom ook aandacht gegeven aan bewustwording over en inzicht
in sociale mediagebruik en de invloed daarvan op het sociale en politieke leven. In
de hedendaagse en toekomstige maatschappij is kennis over burgerschap en digitale
geletterdheid immers van cruciaal belang, daarom is het ook onderdeel van het Masterplan
Basisvaardigheden. Hoe mediawijsheid precies in het vernieuwde curriculum terecht
komt, is aan leraren en vakexperts die daar mee aan de slag gaan. Uw Kamer wordt in
februari geïnformeerd over de voortgang van de curriculumbijstelling voor de basisvaardigheden.
− Mijn Cyberrijbewijs: Begin oktober is Mijn Cyberrijbewijs gelanceerd: een gratis lesprogramma voor groep 7
en 8 van het primair onderwijs. Het programma beoogt om jongeren digitaal weerbaarder
te maken en behandelt ook online hate speech.19
− Project Cyberstories – hate speech: in een project van TMI Academy en de Vrije Universiteit Amsterdam leren 6000 scholieren
online antisemitisme als vorm van online hate speech beter herkennen, worden ze bewust
gemaakt over de schadelijkheid hiervan en leren ze hoe ze het beste kunnen handelen
bij het zien van online hate speech.
− Vrij en Veilig Agenda: discriminatie tussen leerlingen (of andere personen die bij de school betrokken zijn)
via sociale media is onacceptabel. Om leerlingen, ouders en onderwijspersoneel te
helpen bij sociaal onveilige situaties wordt er een interactieve wegwijzerwebsite
ontwikkeld. Daarnaast wordt er ingezet op versterking van het klachtenstelsel en een
communicatiecampagne gelanceerd om leerlingen, ouders en personeel beter inzicht te
geven in hun rechten en plichten ten aanzien van (klachten en meldingen over) sociale
veiligheid.20 In 2022 is er aan uw Kamer een meldplicht voor scholen bij ernstige incidenten toegezegd.
Dit houdt in dat het schoolbestuur in de toekomst voor ernstige incidenten een melding
moet doen bij de Inspectie van het Onderwijs. Naast het melden van strafbare feiten
wordt hierbij ook gedacht aan vermoedens van ernstige bedreiging, discriminatie en
grove pesterijen.21 In dit kader wordt ook gewerkt aan signaalgestuurd toezicht op instellingen die informeel
onderwijs verzorgen en aan het verbod op antidemocratisch lesmateriaal.
− Ons voetbal is van iedereen (OVIVI). Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel: Uit een door de OVIVI-partners geïnitieerd onderzoek van Movisie dat eerder dit jaar
is uitgevoerd bleek dat online discriminatie gericht aan voetbalspelers veel voorkomt.22 Met OVIVI wordt gewerkt aan het bestrijden van racisme en discriminatie in het voetbal.
De KNVB en VWS, SZW, JenV en OCW zijn met elkaar in gesprek over een vervolg op OVIVI,
de aanpak van online discriminatie zal in deze gesprekken worden meegenomen.
Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme
De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme noemt in het Nationaal Programma23 expliciet online discriminatie. In het Nationaal Programma staan de volgende maatregelen:
− Het verhogen van de meldbereidheid.
− Het verkrijgen van meer inzicht in online discriminatie.
− Het beter vindbaar maken van het Meldpunt Internetdiscriminatie.
− Het professionaliseren van meldpunten waar online discriminatie kan worden gemeld.
Werkplan Antisemitismebestrijding 2022–2025
In het Werkplan Antisemitismebestrijding staat de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding
stil bij de noodzaak van onderzoek naar online antisemitisme en daarnaast bij het
belang van het tegengaan van de online verspreiding van antisemitische producten of
uitingen en het bestraffen van online antisemitisme. Zo lanceerde de Nationaal Coördinator
op 8 november 2022 zijn initiatief om de verkoop van antisemitische producten online
tegen te gaan. Bol.com is de eerste partner in dit initiatief.
Ook zal de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding adviseren over verdere maatregelen
die de rijksoverheid, sociale media platformen en webshops kunnen nemen op het gebied
van regelgeving en bedrijfsvoering.
Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
Het actieprogramma is op 13 januari 2023 naar de Tweede Kamer verzonden.24 Het is een brede aanpak tegen fysiek en (non)verbaal seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld. Het programma moet bijdragen aan maatschappelijke normen
en opvattingen over hoe we met elkaar om willen gaan in de samenleving, ook online,
en wat daarvoor nodig is.25 Hierbij is nadrukkelijke aandacht voor genderstereotypering en machtsongelijkheid.
Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
Het kabinet heeft Mariëtte Hamer als regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld aangesteld. Zij zal in de komende jaren gevraagd en ongevraagd
adviseren over onder andere bovenstaande punten. Ook fungeert zij als aanjager en
boegbeeld van het maatschappelijke gesprek over hoe we met elkaar om willen gaan.
In haar acties is ook aandacht voor online seksueel grensoverschrijdend gedrag en
seksueel geweld.
Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND)26
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verleent jaarlijks subsidie aan het Meldpunt
Internetdiscriminatie. Dit Meldpunt toetst de ontvangen meldingen en stuurt in geval
van strafbare content een verwijderverzoek naar een platform. Het Meldpunt wordt door
sociale media platformen beschouwd als trusted flagger, waardoor meldingen vanuit dit meldpunt richting deze platformen in vrijwel alle gevallen
leiden tot het verwijderen of ontoegankelijk maken van de gemelde content. Ten aanzien
van de verplichtingen die gelden op basis van artikel 14 van de Richtlijn Elektronische
Handel (REH) geldt dat internet tussenpersonen een verantwoordelijkheid hebben om
op te treden indien zij ervan op de hoogte zijn dat op hun platformen of servers strafbare
of onrechtmatige content staat.
Van groot belang is dat mensen dit Meldpunt weten te vinden. Het Meldpunt Internetdiscriminatie
zet zich in om betere bekendheid te verkrijgen als centraal meldpunt waar online discriminatie
gemeld kan worden. Verder heeft dit Meldpunt een belangrijke rol in het contact met
sociale media platformen, belangenorganisaties, antidiscriminatievoorzieningen, de
politie en het Openbaar Ministerie, bijvoorbeeld om signalen te bundelen en online
trends te identificeren.
Wet- en regelgeving
− De wet- en regelgeving draagt op een belangrijke manier bij aan het stellen van de
norm: discriminatie en racisme, ook online, is absoluut niet toegestaan. Het wettelijk
kader dat geldt in de offline wereld, geldt ook online. In het Wetboek van Strafrecht
zijn in de artikelen 137c tot en met 137g en 429quater verschillende discriminatiedelicten
vastgelegd. In deze artikelen zijn onder andere groepsbelediging en het aanzetten
tot haat of geweld tegen of discriminatie van bepaalde groepen strafbaar gesteld.
Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding dat ervoor zorgt dat de discriminatiegronden
genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken ook expliciet onder de reikwijdte
van artikel 137c (groepsbelediging) en artikel 137e (verspreiding van groepsbeledigende
uitingen) worden gebracht.27 Het wetsvoorstel zal naar verwachting in het voorjaar van 2023 aan uw Kamer worden
voorgelegd.
− Op 14 oktober 2022 is het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht
tot herimplementatie van onder andere het kaderbesluit 2008/913/JBZ betreffende de
bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat (herimplementatie
Europees strafrecht) in consultatie gegaan. Het wetsvoorstel strekt er mede toe om
expliciet in de strafwet op te nemen dat beledigende vormen van onder andere het (online)
publiekelijk ontkennen van genocide – waaronder Holocaustontkenning – strafbaar zijn
als groepsbelediging. Na verwerking van de adviezen zal dit wetsvoorstel voor advies
aan de Raad van State worden voorgelegd. Het wetsvoorstel zal naar verwachting voor
de zomer bij uw Kamer worden ingediend.
Strafrechtelijke handhaving van online discriminatie
− Het strafrecht is een belangrijk sluitstuk in de aanpak van online discriminatie.
Het Wetboek van Strafrecht geeft een rechtsbasis om op te treden bij strafbare content
en zorgt ervoor dat de overheid een rol kan spelen bij de verwijdering van deze content
of dat het Openbaar Ministerie kan overgaan tot vervolging van de plaatser. De strafrechtelijke
aanpak van discriminatie is geprioriteerd. In de Aanwijzing Discriminatie28 van het Openbaar Ministerie is opgenomen dat waar door middel van aangifte om vervolging
wordt verzocht, het Openbaar Ministerie daartoe bij bewijsbare en strafbare discriminatie
opportuniteit heeft. Tussen de politie en het Openbaar Ministerie bestaan afspraken
om ervoor te zorgen dat in het strafrechtelijke traject zo snel mogelijk uitingen
en andere relevante informatie worden vastgelegd of reeds bij een aangifte worden
bijgevoegd. Daarnaast voert het Openbaar Ministerie een actief persbeleid in gevallen
van discriminatie. Het communiceren over strafzaken draagt bij aan het zichtbaar stellen
en bevestigen van de norm. Daarnaast doet MiND aangifte als een platform of andere
website de strafbare content er na een verzoek tot verwijdering door MiND niet afhaalt.
Naast dit Nederlandse beleid zijn er de volgende initiatieven van uit de EU en de
Raad van Europa:
− EU code of conduct on countering illegal hate speech online. In de code staat de afspraak dat sociale media bedrijven gemelde haatzaaiende uitingen
binnen 24 uur behandelen en verwijderen. De code is opgesteld met Facebook (nu Meta),
Microsoft, Twitter en YouTube. De afgelopen jaren hebben ook Instagram, Snapchat,
TikTok en Linkedin zich erbij aangesloten.
− Recommendation on combating hate speech.Met de aanbeveling, van mei 2022, roept de Raad van Europa lidstaten op om een aanpak
tegen hate speech te ontwikkelen. De aanpak moet bestaan uit wet- en regelgeving,
handhaving, preventie en de inzet op bewustwording. Nederland gaat daar de komende
jaren mee aan de slag.
− Uitbreiding lijst van eurocrimes. Op 8 december 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd waarin het
voornemen staat om de lijst met zogenoemde «eurocrimes» uit art. 83 VWEU uit te breiden met hate crime en hate speech. Artikel 83 VWEU omvat de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde,
in het eerste lid van die bepaling opgenomen strafbare feiten, de zogenoemde «eurocrimes», waaraan de Commissie heeft voorgenomen hate crime en hate speech toe te voegen.
− Artikel 83, lid 1 VWEU biedt de Commissie een grondslag om voorstellen voor richtlijnen
te doen.Digital Services Act (DSA). Begin 2024 zal de DSA of de Wet inzake digitale diensten in werking treden.29 Het doel van deze verordening is om de online veiligheid en grondrechten van gebruikers
in de Europese Unie te beschermen. De DSA biedt ten opzichte van de huidige richtlijn
elektronische handel duidelijkere regels en kaders voor:
• Het bestrijden van illegale online inhoud.
• Duidelijker informeren over het verwijderen van informatie of gebruikersaccounts (notice
and take down).
• Met voorrang behandelen van meldingen van betrouwbare partijen (trusted flaggers), zoals het Meldpunt Internetdiscriminatie.
• Daarnaast bevat de DSA regels die de verspreiding van desinformatie moet helpen bestrijden
en biedt deze betere bescherming van grond- en mensenrechten.
3. Gezamenlijke intensivering kabinetsbeleid online discriminatie, racisme en hate
speech
Het kabinet en maatschappelijke partijen hebben in de afgelopen jaren een aantal belangrijke
stappen gezet om het complexe probleem van online discriminatie, racisme en hate speech
beter in kaart te brengen en aan te pakken. Wel concludeert het kabinet dat de huidige
aanpak nog te versnipperd is.
In aanvulling op de in het vorige hoofdstuk opgesomde (beleids)initiatieven die de
afgelopen jaren zijn ingezet, zet het kabinet daarom de komende jaren in op een meer
geïntegreerde, samenhangende en gestructureerde aanpak. Deze aanpak zal vorm krijgen
aan de hand van de pijlers bewustwording, preventie, handhaving en wet- en regelgeving,
zoals ook wordt opgeroepen door de eerder genoemde aanbeveling van de Raad van Europa.
Binnen deze pijlers laat het kabinet zich leiden door de onderstaande beleidslijnen,
die de komende tijd verder uitgewerkt worden aan de hand van concrete acties.
1. Samenwerking met andere partijen.
Bij (de aanpak van) online discriminatie, racisme en hate speech zijn verschillende
actoren betrokken, ieder met een eigen rol en verantwoordelijkheid. Het is belangrijk
dat de kennis, inzicht en krachten worden gebundeld, om effectief te zijn in deze
aanpak. De aanpak van discriminatie en racisme in de online omgeving is een gezamenlijke
opdracht voor internetgebruikers, de overheid, maatschappelijke partijen én de internetsector.
De samenwerking op dit thema tussen de betrokken overheden onderling, met de internetsector
en met andere partijen, zal in de toekomstige aanpak een belangrijke plek innemen.
2. Versterken van de preventieve aanpak.
Het kabinet en verschillende maatschappelijke partijen gaan o.a. verkennen hoe het
sociale normbesef op in de online omgeving kan worden versterkt en hoe tegenspraak
door zogenaamde «upstanders» bevorderd kan worden. Dat moet helpen tegen wat het Rathenau
Instituut de «morele mist op het internet» noemt.30 Daarbij zullen effectieve interventies op dit terrein worden opgeschaald, bijvoorbeeld
door uitbreiding of opvolging van reeds succesvolle maatschappelijke initiatieven
te ondersteunen. Jongeren krijgen als doelgroep in de preventieve aanpak extra aandacht,
gezien hun grote aanwezigheid online en relatieve kwetsbaarheid. Er wordt actieve
samenwerking gezocht met jongerenorganisaties voor de verdere vormgeving van de aanpak
van online discriminatie, racisme en hate speech. Tot slot wordt gekeken naar de mogelijke
synergiën met reeds lopend beleid ter bevordering van online weerbaarheid en mediawijsheid
van verschillende sociale groepen.
3. Betere registratie.
Op verschillende plekken kan discriminatie en racisme worden gemeld. Het is belangrijk
dat ook meer inzichtelijk wordt welke incidenten online plaatsvonden. Dit is niet
alleen belangrijk voor de handhaving van online discriminatie, racisme en hate speech,
maar ook voor de preventieve aanpak hiervan. We verkennen of meldpunten meer kunnen
doen om online discriminatie en de specifieke vormen daarbinnen te registreren en
hoe de cijfers over online incidenten van verschillende meldpunten verzameld en samengevoegd
kunnen worden, bijvoorbeeld in het jaarlijkse rapport met discriminatiecijfers van
de antidiscriminatievoorzieningen, de politie, het Meldpunt Internetdiscriminatie,
het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale (kinder)ombudsman.
4. Ondersteuning van (potentiële) slachtoffers.
Zoals bovenstaand beschreven, is bekend dat ervaringen van (online) discriminatie,
racisme en hate speech een grote negatieve impact op de levens van slachtoffers kunnen
hebben. Denk hierbij aan psychosociale gevolgen zoals een verminderd zelfvertrouwen,
maar ook een verminderd gevoel van verbondenheid met de samenleving. Goede ondersteuning
aan slachtoffers en het vergroten van de weerbaarheid van potentiële slachtoffers,
is daarom van belang. De inzet hierop zal een plek krijgen in de aanpak, net als de
uitkomsten van het eerder genoemde onderzoek van KIS naar de impact van online discriminatie
op slachtoffers dat in 2023 wordt verwacht.
5. Onderzoek.
Het kabinet acht het van belang om meer en beter inzicht te krijgen in verschillende
aspecten van online discriminatie, racisme en hate speech in de Nederlandse context.
Zoals beschreven in hoofdstuk 2, is er al veel nuttig onderzoek gedaan zoals bijvoorbeeld
het onderzoek van KIS naar de huidige aanpak van online discriminatie in Nederland
en goede voorbeelden op nationaal en internationaal niveau. Het kabinet zal in 2023
bij de vormgeving van een integrale aanpak de aanbevelingen van de benoemde rapporten
waar mogelijk meenemen. Ook zal gekeken worden waar bestaand onderzoek nog aangevuld
zou kunnen worden op de volgende kennisbehoeften:
A. Trends en verschijningsvormen van online discriminatie, racisme en hate speech in
Nederland.
B. Het verschil tussen online en offline discriminatie, racisme en hate speech als het
aankomt op de oorzaken, impact en achterliggende factoren.
C. De juridische en beleidsmaatregelen die de overheid ter beschikking staan om online,
discriminatie en hate speech tegen te gaan en hoe deze te beoordelen zijn wat betreft
te verwachten effectiviteit, proportionaliteit, legitimiteit en uitvoerbaarheid.
D. Succesvolle maatregelen, aanvullend aan het reeds beschikbare instrumentarium in Nederland,
die zijn geïmplementeerd in het buitenland.
6. Internationaal.
De online omgeving beperkt zich niet tot landsgrenzen en aldus zal internationale
samenwerking noodzakelijk zijn in het voorkomen en tegengaan van online discriminatie,
racisme en hate speech. Aanvullende samenwerking met de Europese Commissie, Raad van
Europa en andere lidstaten zal onderdeel zijn van de vormgeving van de verdere aanpak.
De focus zal met name liggen op de implementatie van de Digital Service Act. De DSA
treedt in de loop van 2024 in werking. Nederland gaat de komende tijd aan de slag
met de voorbereiding van de implementatie van deze verordening.
Uw Kamer zal dit jaar nader geïnformeerd worden over de voortgang en nadere uitwerking
van bovengenoemde beleidslijnen en pijlers.
Tot slot
Een democratische samenleving kan alleen functioneren als we een grens trekken wanneer
vrijheden van een ander worden bedreigd. De noodzakelijkheid om op te treden tegen
online discriminatie, racisme en hate speech wordt breed gevoeld. Verschillende initiatieven
zijn reeds in gang gezet om dit probleem aan te pakken, en de noodzaak bestaat om
deze inzet de komende jaren verder te intensiveren. Als samenleving moeten we een
krachtig antwoord hebben op online discriminatie, racisme en hate speech, ieder vanuit
een eigen rol en verantwoordelijkheid.
Wij kijken er met veel vertrouwen naar uit om de komende jaren samen te werken met
verschillende actoren binnen de overheid, maatschappelijke organisaties, de internetsector
en andere private en publieke partijen om online discriminatie, racisme en hate speech
terug te blijven dringen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap