Brief regering : Organisatie en stand van zaken Landbouwakkoord
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
Nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2023
Zoals ik heb aangegeven in de brief over de toekomst van de landbouw (Kamerstukken
30 252 en 35 334, nr. 77) werk ik, samen met de provincies, landbouwpartijen, natuurorganisaties en markt-
en ketenpartijen, aan een Landbouwakkoord. In deze brief geef ik een toelichting op
de organisatie van het Landbouwakkoord, het proces en de stand van zaken tot nu toe.
De afspraken in het Landbouwakkoord bepalen wat mij betreft niet alleen de kansen
voor boeren die door willen én kunnen, maar geven mede vorm aan de inrichting van
het platteland als plek van landbouw gecombineerd met andere functies. Het akkoord
schetst een perspectief voor jonge mensen die willen bijdragen aan een duurzame agrarische
toekomst en geeft inzicht in de werkgelegenheid die de sector oplevert. Bovenal is
het van belang voor de dagelijkse beschikbaarheid van voldoende en gezond voedsel.
Dat gaat gelijk op met het bereiken van concrete resultaten voor de doelen die het
kabinet heeft geformuleerd in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). In de maatschappelijke discussie gaat het vaak over stikstof en natuur, maar het
Landbouwakkoord gaat ook in op de bijdrage van de agrarische sector op de doelen uit
het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 342) en schoon water. Hiermee is het Landbouwakkoord een belangrijke drager van het kabinetsbeleid.
De landbouw staat voor een grote opgave om te verduurzamen. Daar maken we nu met alle
partijen afspraken over. Dit moet zorgvuldig maar ook snel. De gesprekken zijn constructief
maar dat wil niet zeggen dat het makkelijk is. Het rapport van de heer Remkes (Kamerstukken
30 252 en 35 334, nr. 35) legde dat bloot: er zijn stevige inhoudelijke opgaven, het vertrouwen en begrip
tussen de partijen op basis van het verleden is kwetsbaar, en de route voor het formuleren
van de aanpak wat wel kan is niet eenvoudig. Dat maakt dat het sluiten van het Landbouwakkoord
een kwetsbaar en precair proces is. Het zorgt nu nog niet voor de duidelijkheid en
het perspectief waar nu juist zoveel behoefte aan is. Ik zie en voel dat ook.
Er zijn veel gesprekken gevoerd over de gezamenlijke visie op de toekomst van de landbouw
in 2040. Het is goed dat hiervoor tijd genomen is, dat is de basis voor een goed akkoord.
De komende periode gaan we scherpe keuzes maken zodat de landbouw zich naar dit toekomstbeeld
kan doorontwikkelen en duidelijk wordt welke ondersteuning daarvoor nodig is vanuit
de keten en de overheid. Uiteindelijk vormen deze elementen, de visie en de concrete
afspraken om daar te komen, de bouwstenen van het Landbouwakkoord.
Organisatie Landbouwakkoord
De totstandkoming van het Landbouwakkoord wordt geleid door Wouter de Jong. Hij is
als onafhankelijk voorzitter aangesteld en wordt ondersteund door een secretariaat.
Er is een hoofdtafel ingesteld waaraan de belangrijkste bestuurlijke vertegenwoordigers
het gesprek voeren. De hoofdtafel bestaat uit vertegenwoordigers van LTO, NAJK, Agractie,
Landschappen NL, Biohuis, IPO, NFLI, CBL en ikzelf als vertegenwoordiger vanuit het
kabinet. Deze hoofdtafel is tot nu toe 7 keer bij elkaar gekomen.
Daarnaast zijn er zes zogenoemde sectortafels ingesteld, waaraan wordt gewerkt aan
concrete uitwerkingen van onderwerpen in het akkoord. De zes tafels zijn:
• melkvee- en kalverhouderij;
• varkenshouderij;
• pluimveehouderij;
• akkerbouw, vollegrondsgroenten en bollenteelt;
• (glas)tuinbouw en sierteelt;
• multifunctionele landbouw, korte ketens en kleinere dierlijke sectoren.
Deze zes tafels bevat een groter aantal deelnemers dan de hoofdtafel, er zijn per
tafel 15 tot 20 partijen aangesloten. De sectortafels komen wekelijks bijeen. De afgelopen
periode is ook aan de sectortafels vooral gesproken over het toekomstbeeld in 2040
en zijn er opvattingen gedeeld en vragen gesteld over een breed scala aan onderwerpen
waaronder ruimtelijke ontwikkelingen, doelsturing en het verkrijgen van een goed verdienmodel
door het vergroten van de vraag naar duurzame producten. Ook aan de sectortafels zitten
we in de fase van scherpe gesprekken die leiden tot duidelijke keuzes.
Er is ook een reflectietafel ingesteld bestaande uit deskundigen van verschillende
disciplines (ecologisch, juridisch, economisch, maatschappelijk en ruimtelijk) die
de hoofdtafel en de sectortafels van adviezen kan voorzien. Tot slot wordt een brede
afspiegeling van de agrarische sector (de «brede landbouwtafel») op regelmatige basis
geïnformeerd over de voortgang en gevraagd om inhoudelijke input voor het Landbouwakkoord.
Deze input wordt doorgeleid naar de discussies aan de hoofdtafel en de sectortafels.
De brede landbouwtafel is inmiddels twee keer bij elkaar geweest. Op de website www.landbouwakkoord.nl, beheerd door het secretaraat, verschijnen de laatste updates van het proces.
Stand van zaken
In het landbouwakkoord proces is er eerst betekenis gegeven aan de gezamenlijke visie
2040 en de toekomst voor de sector. We zijn nu in de fase terecht gekomen dat er verschillende
ontwikkelpaden en thema’s met bijbehorende bijhorende concrete afspraken worden geformuleerd.
Zoals ik eerder aangaf, zullen er scherpe keuzes gemaakt gaan worden. Daarbij is kringlooplandbouw,
zoals genoemd in het coalitieakkoord het uitgangspunt. Vanzelfsprekend zullen de afspraken
moeten passen binnen de kaders van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)
de Klimaatwet en de brief Water-Bodem Sturend. Het Landbouwakkoord levert zo een cruciale
bijdrage op de structurerende keuzes uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied
(NPLG). Hierover heeft de Minister voor Natuur en Stikstof de Kamer apart geïnformeerd
in de kamerbrief Voortgang integrale aanpak landelijk gebied, waaronder het NPLG (Kamerstuk
34 682, nr. 114). Ik heb het Planbureau voor de Leefomgeving gevraagd om tijdens het proces een reflectie
te geven op de maatregelen die in het Landbouwakkoord worden uitgewerkt.
Graag neem ik de Kamer mee in een aantal hoofdthema’s die op zowel de hoofdtafel als
de sectortafels regelmatig aan bod komen en waar nu scherpe keuzes gemaakt gaan worden.
Er wordt niet alleen over deze thema’s gesproken, maar dit zijn op dit moment wel
de belangrijkste gespreksonderwerpen. Ten eerste willen we toewerken naar een productiesysteem
dat volhoudbaar is. Dat vraagt om lagere emissies van stikstof en broeikasgassen naar
de lucht en van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen naar bodem en water. Dat
vraagt ook om aanpassing aan droogte, verzilting en overvloedige regenval. De omslag
naar kringlooplandbouw staat hierbij centraal en daarbij hebben we het over de onderwerpen:
mest, veevoer, pacht, bodem en diergezondheid. Een stevige inzet op kennisontwikkeling
en zowel technische als sociale innovatie op een breed terrein is hierbij noodzakelijk.
Het slagen van de transitie van de landbouw staat of valt met het verdienvermogen
van de boer en het verduurzamen van de agrarische sector van de toekomst. Daar gaan
de ketenpartijen aan bijdragen. In het Landbouwakkoord wil ik hierover bindende afspraken
maken met de ketenpartijen, zowel met de toeleverende en de verwerkende industrie
als met de retail en de financiële sector, zoals banken. In het kader van het Landbouwakkoord
zal ik ook voorstellen doen voor wettelijke maatregelen, waarbij ook de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) betrokken wordt. In het Landbouwakkoord zullen beide sporen
gewogen worden en tot een stevig pakket maatregelen leiden.
Partijen aan tafel geven aan dat het ook noodzakelijk is afspraken te maken over grond
en ruimtelijke inpassing van de landbouw. De agrarische sector mag niet het sluitstuk
worden in de discussie over ruimte. Om de transitie voor de landbouwsector mogelijk
te maken is de beschikbaarheid van voldoende landbouwgrond, om bijvoorbeeld te kunnen
extensiveren, een belangrijk thema. Heldere afspraken over grondgebruik en de waarde
van grond zijn daarom volgens partijen noodzakelijk.
Regelgeving die stuurt op doelen in plaats van middelvoorschriften (voorschriften
die exact en uniform voorschrijven wat en wanneer is toegestaan) is eveneens een thema
waar de sector graag met de overheid en andere partijen stappen in zet. Hiermee krijgen
ondernemers de ruimte om op de meest passende manier te voldoen aan de doelen van
het beleid. Om daar te komen is het nodig om meetsystemen te ontwikkelen die op bedrijfsniveau
het effect kunnen vaststellen, zodanig dat de resultaten ook te borgen zijn en stand
houden.
Dat vraagt om ontwikkeling en nadere uitwerking. Doelsturing vraagt ingrijpende aanpassingen
in Europese en nationale regelgeving. Ik wil graag afspraken maken over dit onderwerp
met de partijen en samen een tijdlijn uitwerken waarbij we een systematiek van kritische
prestatie-indicatoren uitwerken, gebruikmakend van bestaande initiatieven zoals de
biodiversiteitsmonitor en tevens kijken hoe we belemmerende wet- en regelgeving kunnen
aanpassen.
Met de Kamer heb ik verschillende goede discussies gevoerd die hebben geleid tot een
aantal moties die betrekking hebben op het Landbouwakkoord (zie bijlage). Vanzelfsprekend
neem ik deze moties maximaal mee in het proces van het Landbouwakkoord.
Afsluitend
De gesprekken lopen, de keuzes worden gemaakt. We zijn serieus onderweg en zetten
alles op alles om het Landbouwakkoord tijdig te laten slagen met concrete resultaten.
Mocht het onverhoopt niet slagen dan kom ik met een kabinetsplan dat invulling geeft
aan de stappen die gezet moeten worden voor de transitie van de landbouw. Hoewel ik
me realiseer dat deze grote omslag niet altijd even makkelijk zal zijn en uiteindelijk
iedere agrariër zal raken, heb ik vertrouwen in een goede uitkomst van het proces
met een breed gedragen Landbouwakkoord als resultaat.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
BIJLAGE – MOTIES
Vanzelfsprekend betrek ik de moties die door de Kamer zijn aangenomen en zien op het
Landbouwakkoord in mijn inzet. Dit betreft in ieder geval:
– de motie van het lid Graus c.s. over afspraken over een goed verdienvermogen voor
boeren en tuinders (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 24)
– de motie van het lid Van Campen c.s. over bij het landbouwakkoord bepalen welke brongegevens
als input kunnen dienen voor een stoffenbalans (Kamersutk 36 200 XIV, nr. 25)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot over concrete keuzes in het landbouwakkoord tijdig
meenemen in het NPLG (36 200-XIV-33)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot over een plan van aanpak met het oog op kwaliteitseisen
voor kringloopadviseurs (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 32)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot en Van Campen over een onderzoek naar beprijzing
van de uitstoot van methaan en stikstof (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 34)
– de motie van het lid Grinwis c.s. over inzetten op stimulering van natuurinclusieve,
biologische, circulaire landbouw en agroforestry tijdens de onderhandelingen over
het landbouwakkoord (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 57)
– de motie van het lid Bisschop c.s. over deelname van het IPO en het Ministerie van
VWS aan het Platform Multifunctionele Landbouw (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 79)
– de motie van het lid Koekkoek over onderzoek ten behoeve van maatschappelijke waardecreatie
in de biologische landbouw (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 80)
– de motie van de leden Thijssen en Bromet over mogelijke verdienmodellen doorrekenen
voor verschillende types agrarische bedrijven (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 38)
– de motie van het lid Thijssen c.s. over onderzoek naar compensatie van lage inkomens
voor een eventuele stijging van de voedselprijzen (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 37)
– de gewijzigde motie van het lid Boswijk c.s. over onderzoeken of een bijmengverplichting
van duurzame grondstoffen opgelegd kan worden aan de verwerkende industrie en retail
(Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 96)
– de motie van de leden Bromet en Thijssen over inventariseren waar landelijke of lokale
regels functievermenging onbedoeld tegenwerken (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 41)
– de motie van de leden Bromet en Thijssen over innovatieve grondgebonden natuurinclusieve
veehouderij ondersteunen (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 46)
– de motie van de leden Bromet en Thijssen over een effectief systeem van vergoedingen
voor herstel en onderhoud van ecologisch waardevolle landschapselementen (Kamerstuk
36 200 XIV, nr. 49)
– de motie van de leden Beckerman en Boswijk over elke agrariër de mogelijkheid bieden
om onafhankelijk advies te krijgen over keuzes aangaande stoppen, verplaatsen, omscholing
en sociaal-emotionele begeleiding (Kamerstuk 30 252, nr. 38)
– de gewijzigde motie van het lid Beckerman over bezien hoe een deel van de leningen
kan worden afgewaardeerd en de besparingen ten goede laten komen aan de verduurzaming
van de landbouw (Kamerstuk 30 252, nr. 70)
– de motie van het lid Boswijk c.s. over onderzoeken hoe boeren nabij Natura 2000-gebieden
financieel kunnen worden ondersteund bij aanpassing van bedrijfsvoering (Kamerstuk
30 252, nr. 61)
– de motie van het lid Bisschop over ruimte geven voor een bottom-up-aanpak van innovatieve
emissiereductie (Kamerstuk 33 576, nr. 277)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. over een vaste plek voor de transitie naar
kringlooplandbouw in private kwaliteitssystemen (Kamerstuk 33 576, nr. 289)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. over koplopers in kringlooplandbouw ondersteunen
om hun bedrijf zo veel mogelijk voort te zetten binnen de gebiedsgerichte aanpak (Kamerstuk
33 576, nr. 290)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. over een generieke methode ontwikkelen met
koolstofcertificaten voor combinaties van gewassen en isolatie- en bouwmaterialen
(Kamerstuk 33 576, nr. 291)
– de motie van het lid Thijssen c.s. over een verplichte substantiële bail-in in de
transitiekosten (Kamerstuk 33 576, nr. 292)
– de motie van het lid Klaver c.s. over een brief over alle politieke keuzes voor de
toekomst van de Nederlandse landbouw en het toekomstperspectief van de boeren (Kamerstuk
33 576, nr. 298)
– de motie van de leden Koekkoek en Bromet over een duidelijk aanspreekpunt voor boeren
in de gebiedsgerichte aanpak (Kamerstuk 33 576, nr. 314)
– de motie van de leden Koekkoek en Boswijk over een sociaaleconomische impactanalyse
verplicht onderdeel laten uitmaken van het gebiedsplan (Kamerstuk 33 576, nr. 315)
– de motie van het lid Bromet en Thijssen over de gevolgen van het afbouwen van de derogatie
meenemen in de perspectiefbrief, het Nationaal Programma Landelijk Gebied en de gebiedsprocessen
(Kamerstuk 33 037, nr. 464)
– de motie van de leden Bromet en Thijssen over onderzoeken hoe mest- en gifvrije bufferstroken
door teelt van alternatieve gewassen en natuurbeheer kunnen bijdragen aan het verdienvermogen
van creatieve, innoverende boeren (Kamerstuk 33 037, nr. 465)
– de motie van het lid Boswijk c.s. over in gesprek gaan met provincies over een alternatieve
wijze van financiering van slootkanten (Kamerstuk 33 037, nr. 470)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot over voorbereidingen treffen voor de introductie
van elektronische identificatie van dieren (Kamerstuk 33 835, nr. 205)
– de gewijzigde motie van het lid Boswijk c.s. over in gesprek gaan met provincies over
een alternatieve wijze van financiering van slootkanten (Kamerstuk 33 037, nr. 476)
– de motie van het lid Tjeerd de Groot over de dierwaardige veehouderij meenemen in
de adviesverlening aan boeren (Kamerstuk 28 286, nr. 1273)
– de motie van de leden Tjeerd de Groot en Van Campen over voor april 2023 de Kamer
informeren over het wettelijke instrumentarium om transparantie bij de retail te realiseren
(Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 100)
– de motie van het lid Boswijk c.s. over het zo snel mogelijk komen met een compleet
uitgewerkt instrumentarium (Kamerstuk 33 576, nr. 312)
– de motie van het lid Boswijk c.s. over zekerheid bieden dat het beheer dat is aangevraagd
en goed is uitgevoerd, ook daadwerkelijk uitbetaald wordt (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 113)
Deze lijst van moties is niet uitputtend. De Kamer heeft ook andere moties aangenomen
die niet direct zien op het Landbouwakkoord, maar hier welaakvlakken mee hebben. Over
hoe de moties van de Kamer zijn betrokken, zal ik u na het afronden van het onderhandelingsproces
nader informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit