Brief regering : Geannoteerde agenda OJCS-Raad 7 van maart 2023 (onderwijsdeel)
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 393
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2023
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de
geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van
7 maart 2023 in Brussel. Voor deze Raad staat alleen het onderwijsdeel op de agenda.
Tijdens de Raad staat een beleidsdebat gepland over de voortgang van de Europese onderwijsruimte.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 7 MAART 2023
Voor deze Raad staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:
− Raadsconclusies over vaardigheden voor de groene transitie
Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:
− Het voortgangsrapport voor de Europese onderwijsruimte
Op het moment van schrijven is er nog geen officiële agenda voor de OJCS-Raad bekend
gemaakt. Deze geannoteerde agenda zal zich daarom beperken tot de punten die tot dusverre
bekend zijn. In het geval van het beleidsdebat wordt de algemene inzet van Nederland
voor de Europese onderwijsruimte gegeven.
Raadsconclusies over vaardigheden voor de groene transitie
Inhoud
Dit voorstel op initiatief van het Zweeds voorzitterschap richt zich op vaardigheden
voor de groene transitie. Dit voorstel erkent dat globale uitdagingen die onze huidige
tijd kenmerken, zoals op milieu, klimaat en biodiversiteit, een urgente reactie vereisen.
Europa heeft een voortrekkersrol waar het aankomt op het formuleren van deze reactie
en hier tegelijkertijd werkgelegenheid, sociale inclusie en gendergelijkheid mee te
bevorderen. Om deze «groene transitie» te bewerkstelligen zijn snel nieuwe vaardigheden
nodig bij werknemers die tegemoetkomen aan de arbeidsmarkt en de behoeftes van leerlingen
en studenten. Het hoger onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en volwassenenonderwijs
spelen hierin een belangrijke rol.
Het voorstel nodigt lidstaten uit om, afhankelijk van hun nationale context, hun onderwijssystemen
te blijven ontwikkelen richting relevante vaardigheden voor de groene transitie. Ook
vraagt het lidstaten gezamenlijk deze behoeftes in kaart te brengen, onder andere
met publiek-private samenwerking. Tenslotte roept het voorstel de Europese Commissie
op het delen van goede voorbeelden tussen lidstaten te bevorderen.
Inbreng Nederland
Op het moment van schrijven is de voorliggende tekst nog in onderhandeling in de Raadswerkgroep
onderwijs. De verwachting is dat Nederland kan instemmen met de voorliggende tekst.
Op dit moment werkt het voorzitterschap voornamelijk nog aan een duidelijker definiëring
van welke vaardigheden benodigd zijn. De genoemde aanbevelingen sluiten verder aan
op het Nederlandse onderwijsbeleid en verschillende eerder op EU-niveau aangenomen
voorstellen. Tegelijkertijd laat het voorstel ruimte aan lidstaten de voorgestelde
maatregelen naar gelang de eigen nationale context in te voeren.
Nederland heeft in de onderhandelingen vooral ingezet op de boodschap dat in Nederland
in de ontwikkeling van vaardigheden ook een belangrijke rol is weggelegd voor het
informele onderwijs, private opleiders, maatschappelijke organisaties en werkgevers
(bijvoorbeeld in leven lang ontwikkelen, het programma «duurzaam door» en publiek-private
samenwerkingsprojecten). Ook is aangegeven dat erkenning van eerder verworven leer-
en werkervaring een belangrijke rol kan spelen in het bevorderen van vaardigheden.
Tenslotte heeft Nederland, samen met veel andere lidstaten, sterk ingezet op het duidelijker
benoemen van het volwassenenonderwijs en leven lang ontwikkelen naast het mbo en ho.
Indicatie krachtenveld
Veel lidstaten zijn in de Raadswerkgroep al akkoord gegaan met de voorliggende tekst.
De verwachting is dat zich tijdens de Raad geen bezwaren zullen aandienen.
Beleidsdebat over het voortgangsrapport over de Europese onderwijsruimte
Inhoud
Zoals voorgesteld door de Europese Commissie in 2020 en twee daaropvolgende Raadsresoluties
in 2021 streeft de EU naar het in 2025 realiseren van een Europese onderwijsruimte
(European Education Area, hierna: EEA). In november jl. publiceerde de hierover Commissie
een eerste voortgangsrapport samen met het jaarlijkse monitoringsrapport over het
onderwijs(-beleid) in de EU1. De Raad heeft in 2021 om dit voortgangsrapport verzocht als basis voor een tussentijdse
reflectie, vooruitlopend op de eindevaluatie van de resultaten in het streefjaar 2025.
In het rapport wordt ingegaan op de voortgang in de realisatie van de tevens in 2021
afgesproken EU-streefdoelen en de ervaringen met de hervormde governance die is ingesteld als gevolg van de EEA. Ook gaat de Commissie in op thema’s die verdere
aandacht krijgen tot 2025, zoals de digitale transitie, leven lang ontwikkelen, mobiliteit
en hoger onderwijs. Daarnaast beschrijft de Commissie alle lopende en voorgenomen
onderwijsacties onder de EEA en in co-creatie met de lidstaten. Onder het Zweedse
voorzitterschap zal dit voortgangsrapport in de Raad besproken worden, evenals de
vervolgstappen om in 2025 de Europese onderwijsruimte te realiseren. Het beleidsdebat
van de OJCS-Raad op 7 maart 2023 is één van de momenten dat lidstaten samenkomen om
de uitkomsten van het voortgangsrapport te bespreken en het vervolgtraject te beïnvloeden.
Op dit moment is er nog geen discussienotitie beschikbaar, maar het voorzitterschap
heeft aangegeven de nadruk te willen leggen op de bijdrage van de Europese onderwijsruimte
aan het lerarentekort dat in deze voortgangsrapportage in veel lidstaten aan het licht
is gekomen. Het aanpakken van het lerarentekort valt onder één van de vijf strategische
doelen vastgesteld door lidstaten in de Raadsresolutie 2021: het vergroten van de
competenties en motivaties in de onderwijssector. De Europese Commissie heeft vervolgens
«leraren en opleiders» als één van de zes hoofdprioriteiten gesteld, o.a. met het
doel om het leraarsvak aantrekkelijker te maken, en het lerarentekort aan te pakken.
Als onderdeel van dit prioriteitsgebied zijn in 2022 de Raadconclusies over het vergroten
van de mobiliteit van leraren en opleiders, in het bijzonder de Europese mobiliteit,
tijdens hun initieel onderwijs, initiële opleiding en bijscholingen2 aangenomen. Ook zijn er in maart 2022 elf «Teacher Academies» gelanceerd (twee met
Nederlandse deelnemende instellingen). Tegen 2025 is het streefdoel om het aantal
academiën te verhogen naar 25. De nieuwe selectie aan academiën zal in juli 2023 van
start gaan. De Europese Commissie ontwikkelt momenteel ook een dashboard om data rondom
lerarentekorten in lidstaten weer te geven.
Inzet Nederland
Nederland verwelkomt het voortgangsrapportagepakket en het overzicht van voortgang
van de EU bij het realiseren van de EEA. Nederland heeft in eerdere Raden al aangedrongen
op een dergelijk totaaloverzicht en verwelkomt dit initiatief. De EU-initiatieven
voor de vorming van de EEA liggen volgens de Commissie op schema, ondanks onverwachte
uitdagingen zoals de COVID-19 pandemie en de oorlog in Oekraïne. De beschreven behaalde
en toekomstige doelen komen grotendeels overeen met de Nederlandse inzet conform het
BNC-fiche 20213. Toch zien wij een aantal aandachtspunten.
De Raad heeft in 2021 vijf strategische prioriteiten vastgesteld voor de realisering
van de EEA. De Commissie behandelt deze prioriteiten niet, maar valt terug op zijn
eigen ordeningskader voor de EEA uit september 2020. Dit betekent met name dat er
minder aandacht is voor beroepsonderwijs en mobiliteit, en meer aandacht voor de geopolitieke
dimensie van onderwijs4. Destijds heeft de Raad juist aangedrongen op meer aandacht voor beroepsonderwijs
bij de realisering van de EEA en is dit als extra aandachtsgebied opgenomen. Ook in
het voortgangsrapport lijkt beroepsonderwijs en het volwassenenonderwijs er wat bekaaid
af te komen. Nederland zal met gelijkgestemde lidstaten pleiten voor meer aandacht
voor het beroepsonderwijs en het volwassenenonderwijs.
In het voortgangsrapport is er relatief veel aandacht voor het hoger onderwijs en
de geopolitieke dimensie van het onderwijs. Hierin is het opvallend dat er weinig
duidelijkheid is over hoe de realisering van de Europese onderwijsruimte zich verhoudt
tot de realisering van de Europese hogeronderwijsruimte (EHEA) en de Europese Onderzoeksruimte
(ERA), terwijl verschillende lidstaten, waaronder Nederland, deze verbinding nadrukkelijk
nastreven. Met betrekking tot de nieuwe voorstellen (over een juridisch statuut en
een Diploma label voor Europese Universiteiten allianties) stelt Nederland zich terughoudend
op, en stellen grondige evaluatie van de pilotprojecten als voorwaarde voor verdere
stappen. De ontwikkelingen rondom het Europese Universiteiten Initiatief zullen nauw
in de gaten gehouden worden gezien de zwaarte van de Europese inzet op deze allianties.
Wat de aangekondigde overige nieuwe initiatieven betreft heeft het Kabinet eerder
input geleverd (met afschrift aan de Kamer) voor de consultatiefase van twee Raadsaanbevelingen
over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden. Over de onlangs in het Commissiewerkprogramma
2023 aangekondigde update van het Europees kader voor leermobiliteit is nog veel onduidelijk.
Nederland zal zich inzetten voor een leermobiliteitskader waarbij de nadruk ligt op
gebalanceerde mobiliteit. Ook zal Nederland zich inzetten voor flexibiliteit in de
definiëring van mobiliteit en virtuele mobiliteit.
Nederland zal ook aangeven dat nog een diepgaande discussie nodig is over de concrete
activiteiten met betrekking tot de geopolitieke dimensie van onderwijs die de Europese
Commissie zo centraal stelt. Het belang van kennisveiligheid en gebalanceerde mobiliteit
zal hier benadrukt worden.
Voor wat betreft de aangekondigde focus op het gezamenlijke lerarentekort zal Nederland
het belang van kennisuitwisseling en dataverzameling onderstrepen. Wij hanteren een
positieve houding ten opzichte van het ontwikkelen van een dashboard met kwalitatieve
en kwantitatieve data omtrent het lerarentekort in Europa. Dit kan leiden tot meer
kennisgedreven beleidskeuzes en een verduidelijking van de mate waarin het lerarentekort
zich voordoet in verschillende lidstaten. Met de discussies rondom het lerarentekort
is het van belang dat de Europese Commissie niet naar een «one-size-fits-all» oplossing
streeft, maar juist de verschillen en overeenkomsten van lidstaten kan identificeren
en toegepaste interventies kan opstellen. Daarnaast zal Nederland enkele best practices
delen, zoals de zij-instroom.
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.