Brief regering : Appreciatie artikel Het Financieele Dagblad en rapport EIB: betekenis van stikstofcrisis voor vestigingsklimaat
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 225 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2023
In mijn brief van 15 december 2022 (Kamerstuk 35 334, nr. 212) heb ik toegezegd uw Kamer een appreciatie te sturen over het artikel dat op 2 oktober
2022 in Het Financieele Dagblad (FD) verscheen over de economische schade van de stikstofcrisis.
Daarnaast zal ik in deze brief ook kort stilstaan bij het rapport van het Economisch
Instituut voor de Bouw (EIB) over het vervallen van de bouwvrijstelling. Hierbij geef
ik, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, invulling aan dit verzoek.
Daarnaast geven we met de brief invulling aan het verzoek van het lid De Jong uit
de Regeling van Werkzaamheden van 14 februari jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 52,
Regeling van Werkzaamheden) om een brief te ontvangen over de economische schade van
de stikstofcrisis op bedrijven en het vestigingsklimaat.
Allereerst wil ik benadrukken dat het kabinet zeer bewust is van de betekenis van
de huidige (economische) beperkingen als gevolg van de overbelasting van stikstof.
Dit heeft het kabinet ook expliciet geadresseerd in de brief waarin het heeft gereageerd
op de uitspraak van de Raad van State inzake de bouwvrijstelling (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 108). Sinds de uitspraak van de Raad van State over de PAS op 29 mei 2019 is druk komen
te staan op vergunningverlening van initiatieven. Hoewel er mogelijkheden zijn om
initiatieven en projecten te realiseren, neemt dat niet weg dat er sprake is van schaarste
aan stikstofruimte. Daarnaast geldt dat het per project in kaart brengen of er stikstofuitstoot
is die een significant effect heeft op Natura 2000-gebieden tijd kost en kan leiden
tot onzekerheid voor initiatiefnemers en zo ook economische effecten met zich meebrengt.
Deze onzekerheid over regelgeving heeft mede tot gevolg dat private investeringen
in verduurzaming worden af- of uitgesteld, juist nu deze urgent zijn. Het gaat onder
andere om investeringen die nodig zijn om doelen te halen die economisch en maatschappelijk
van belang zijn, zoals het verminderen van broeikasgasuitstoot. Daarnaast dreigt het
Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat door deze onzekerheid te verslechteren,
met mogelijk nadelige gevolgen voor de hoeveelheid en kwaliteit van banen in Nederland.
Dat kan leiden tot een lagere economische groei en koopkracht.
Publicatie in het FD
Het FD heeft afgelopen jaar een rondgang gemaakt langs bedrijven en daarbij gekeken
naar de economische schade die de stikstofcrisis veroorzaakt vanwege uitgestelde en/of
afgestelde projecten in de bouw (woningbouw en infra), industrie en landbouw. De kosten
hiervan zijn vooral voor rekening van de bouw en industrie. Uit deze rondgang zou
blijken dat de totale kosten inmiddels 28 miljard euro bedragen.
Het FD stelt dat de bouw het meeste schade ondervindt: 14 tot 14,5 miljard euro (6 miljard euro
door het teruglopen van de woningbouw, 8–8,5 miljard euro door de verlamming van grote
infrastructurele projecten, zoals snelwegen). Voor de industrie betreft dit 13 miljard euro
door opschorten en afzien van investeringen door de industrie. In het FD-artikel gaat
het daarbij om 85 geïnventariseerde projecten. De stikstofcrisis drukt ook op de landbouw
doordat er geen stikstofruimte is om vergunningen te verlenen.
Appreciatie van publicatie FD
Het kabinet beseft dat de stikstofcrisis grote maatschappelijke en economische consequenties
heeft. De analyse van het FD illustreert dit en heeft zich gericht op het in beeld
brengen van de kosten van uitstel of afstel van een aantal bouwprojecten. Het kabinet
is zich stevig doordrongen van de gevolgen voor bouwprojecten zoals het FD die in
haar analyse omschrijft. De bevindingen van het FD onderstrepen dan ook de urgentie
van de opgave waaraan het kabinet met medeoverheden en betrokken partijen werkt. Wel
is er een aantal punten waarop de analyse nadere aanvulling of nuancering behoeft.
Allereerst is het van belang te benoemen dat de door het FD geïnventariseerde schade
vanwege uit- of afstel van projecten de stikstofcrisis andere schadeposten buiten
beschouwing laat. Zo leidt de overmatige stikstofuitstoot ook op andere wijze tot
schade. Denk hierbij aan de waarde van natuur en biodiversiteit die verloren gaat
als gevolg van de huidige situatie, de kosten die gepaard gaan met het verlies aan
het mogelijk niet halen van klimaatdoelen als energie-infraprojecten niet doorgaan,
verslechtering van het vestigingsklimaat en kosten van mogelijk huizentekort als de
stikstofcrisis voortduurt. Deze brede maatschappelijke kosten van de stikstofcrisis
zijn fors en niet eenduidig te kwantificeren.
Daarnaast geldt dat de rondgang die het FD heeft gedaan langs een aantal bedrijven
weliswaar een indicatie geeft van het aantal projecten dat is uit- of afgesteld vanwege
de stikstofcrisis, maar dat dit geen totaaloverzicht biedt over de gehele economie.
Daarnaast is het ook niet met zekerheid te zeggen of het stil leggen van projecten
in alle gevallen direct of alleen wordt veroorzaakt door de stikstofcrisis. Er kunnen
ook andere redenen zijn waarom bedrijven besluiten om voorgenomen projecten (tijdelijk)
stil te leggen. Dit maakt het dan ook lastig een exacte kwantitatieve duiding te geven
op het totaal aantal projecten dat door de stikstofcrisis wordt geraakt en de totale
schade die daar uit voorkomt.
Voor specifiek die projecten die door het FD in kaart zijn gebracht geldt dat het
genoemde bedrag van 28 miljard de bruto effecten op de productie betreft (de daadwerkelijk
netto kosten liggen lager). Het kan zijn dat de capaciteit die binnen een bedrijf
is vrijgekomen vanwege het stilvallen van een project door de stikstofcrisis op andere
een wijze wordt benut. Daarnaast blijkt uit de analyse van het FD niet of er sprake
is van afstel dan wel uitstel. Bij afstel zal het gehele project geen doorgang vinden
wat substantieel verliezen kan opleveren, maar bij uitstel van een project zal het
project later alsnog doorgang vinden. Een bedrijf zal dan te maken krijgen met uitstelkosten
maar zal later wel de baten van het project ontvangen (en de kosten maken).
Rapport Economische Instituut voor de Bouw (EIB)
Op 9 februari jl. heeft het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in opdracht van
Bouwend Nederland een analyse gepubliceerd over de gevolgen van het wegvallen van
de bouwvrijstelling voor de woningbouw. Hierin wordt geconcludeerd dat het vervallen
van de bouwvrijstelling niet leidt tot een volledige stop van de woningbouwactiviteiten.
Wel leidt het tot vertraging van diverse woningbouwprojecten en tot hogere kosten.
De inschatting van het EIB is dat de kosten van het vervallen van de bouwvrijstelling
leidt tot 100 miljoen euro aan extra kosten in 2023. Er moeten er op projectniveau
meer kosten worden gemaakt voor AERIUS-berekeningen en voor een deel van de projecten
ook voor ecologisch onderzoek. Na 2023 nemen deze extra kosten geleidelijk af tot
50 miljoen euro in 2027. De vertraging op projecten bedraagt naar verwachting enkele
maanden, maar zal naar verwachting afnemen naarmate bedrijven kunnen anticiperen op
de nieuwe situatie. Verder voorspelt het EIB dat in de periode 2022–2027 het aantal
vergunningen voor nieuwbouwwoningen zal afnemen waardoor het aantal opgeleverde woningen
in deze periode met 8.000 daalt. Hiermee gaat volgens EIB een verlies aan bouwvolume
van 3 miljard euro gepaard.
De conclusies uit het rapport sluiten grotendeels aan bij mijn verwachting van de
effecten na de uitspraak van de Raad van State in november vorig jaar. De vertraging
en extra kosten zijn extra belemmerend bij het realiseren van de urgente woningbouwopgave.
Daarom zet het kabinet dan voor de bouw ook in op een robuustere en vereenvoudigde
wijze van toestemmingsverlening en een versnelde verduurzaming van de bouw.
Daarnaast wordt onderzocht hoe nieuwe bronmaatregelen kunnen resulteren in meer stikstofruimte
in het SSRS en stikstofbanken zal (opnieuw) gesproken worden over de prioritering
van deze ruimte, voor de legalisatie van PAS-melders, duurzame energie en andere economische
ontwikkeling zoals woningbouw en infrastructuur.
Impact op het vestigingsklimaat
De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) ziet in haar praktijk bij buitenlandse
bedrijven dat de stikstofproblematiek in Nederland reële belemmeringen oplevert bij
investeringsplannen (zowel bij nieuwbouw als uitbreiding). In voorkomende gevallen
leidt dit tot vertraging en rechtszaken, uitstel van projecten, verkleining van projecten
of het verliezen van projecten aan andere landen. Uit de contacten die NFIA met potentiële
en huidige investeerders heeft en de signalen die zij van deze contacten krijgt, blijkt
dat de stikstofproblematiek, evenals andere aandachtspunten in het vestigingsklimaat,
zoals stroomtekort, grondtekort of niet passende regelgeving, directe impact heeft
op besluitvorming over investeringen in Nederland.
Tot slot
De door het FD en het EIB geschetste problematiek onderstreept de urgentie van de
opgave waar het kabinet aan werkt. In de brief van 25 november 2022 (Kamerstukken
34 682 en 35 334, nr. 108) heeft het kabinet onder andere maatregelen aangekondigd over de aanpak van piekbelasters
en de versteviging van bronmaatregelen. Hiermee beogen we het fundament van de stikstofaanpak
te versterken ten gunste van de natuur/biodiversiteit en de economie. Ik vind het
van belang dat noodzakelijke maatschappelijke en private initiatieven waar dat verantwoord
kan ook plaatsvinden. Pas als de druk op de natuur afneemt, ontstaat meer ruimte om
activiteiten toe te staan. De laatste jaren is uit diverse gerechtelijke uitspraken
gebleken dat het systeem van toestemmingverlening op onderdelen niet de gewenste zekerheid
biedt.
Ik heb in de brief van 25 november 2022 stappen aangekondigd om toestemmingverlening
mogelijk te houden en tegelijkertijd minder onzeker te maken. Ik zal een vergunningplicht
voor intern salderen invoeren, komen met een aanpak voor latente ruimte en de regels
voor intern en extern salderen aanscherpen. Op die manier wil ik voorkomen dat ongewild
de natuur verder onder druk komt te staan.
Tegelijkertijd ga ik aan de slag met vereenvoudiging en uniformering van het aanvragen
en onderbouwen van een vergunning. Op de korte termijn werkt het kabinet aan standaardisatie
door middel van kengetallen of vuistregels om zo administratieve lasten voor initiatiefnemers
te verminderen. Het doel hiervan is om snel inzicht te verschaffen in de vraag of
voor een activiteit een vergunningplicht geldt. Om de administratieve lasten voor
bouwprojecten met geringe stikstofemissies structureel te verminderen, bekijkt het
kabinet ook de mogelijkheden om voor deze projecten een ondergrens toe te passen («generieke
voortoets»), waaronder een project niet vergunningplichtig is. Juridische houdbaarheid
is hierbij leidend. Tenslotte heeft het kabinet ervoor gekozen om steviger regie te
gaan voeren op extern salderen en het uitgeven van stikstofruimte bijvoorbeeld aan
prioritaire projecten van nationaal belang.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof