Brief regering : Wijziging van de Constitutie van de Wereldpostunie en het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, en hernieuwde vaststelling van het Algemeen Postverdrag en het Verdrag inzake postale financiële diensten; Abidjan, 26 augustus 2021
36 298 (R2178) Wijziging van de Constitutie van de Wereldpostunie en het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, en hernieuwde vaststelling van het Algemeen Postverdrag en het Verdrag inzake postale financiële diensten; Abidjan, 26 augustus 2021
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
8 februari 2023.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
10 maart 2023.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2023
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen de op 26 augustus 2021 te Abidjan tot stand gekomen Wijziging van de
Constitutie van de Wereldpostunie en het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie,
en hernieuwde vaststelling van het Algemeen Postverdrag en het Verdrag inzake postale
financiële diensten (Trb. 2022, nr. 27 en Trb. 2022, nr. 57).
Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde
stukken op 8 februari 2023 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en van
Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
TOELICHTENDE NOTA
1. Algemeen
Van 9 tot 27 augustus 2021 vond in Abidjan het 27e Congres plaats van de Wereldpostunie (naar de Engelse benaming meestal aangeduid
als «UPU»; hierna te noemen «de Unie»).
De Unie, als gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, heeft momenteel
192 leden. De Unie bevat vier organen: het Congres, de Raad van Bestuur, de Postraad
en het Internationaal Bureau. Het Congres is het hoogste orgaan van de Unie en bestaat
uit vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie. Tijdens een zitting van het Congres1 komen onder meer de strategische en financiële plannen voor de Unie aan de orde komen.
Daarbij kan tevens worden besloten tot wijziging en herziening van de verdragen van
de Unie.
Bij het 27e Congres werden de volgende UPU-verdragen gewijzigd, c.q. opnieuw vastgesteld:
• de Constitutie van de Wereldpostunie, die betrekking heeft op de beginselen waarop
de Unie berust;
• het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, dat bepalingen bevat met betrekking
tot de organisatie en de werkwijze van de Unie;
• het Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol, dat bepalingen bevat inzake de internationale
postdienst en de briefpostdienst; en
• het Verdrag inzake postale financiële diensten, met Slotprotocol, dat gericht is op
het borgen van veilige en toegankelijke financiele dienstverlening via de post en
internationale interoperabiliteit.
Tijdens het Congres zijn er wijzigingen aangenomen voor de Constitutie en voor het
Algemeen Reglement. Daarnaast heeft het Congres het Algemeen Postverdrag en het Verdrag
inzake postale financiële diensten gewijzigd en opnieuw vastgesteld. Met de wijzigingen
die een overwegend technisch karakter hebben, zijn de UPU-verdragen geactualiseerd,
verduidelijkt en aanscherpt. De voornaamste aanpassingen betreffen de hervorming van
het contributie-systeem, de herziening van het pensioenstelstel met als doel de bestaande
tekorten te verlagen en verdere stappen in de herziening van de eindkostenvergoedingen
die landen elkaar betalen voor de afhandeling van internationale post.
Aan het einde van het Congres in Abidjan werden voor het Koninkrijk der Nederlanden
ondertekend: het Elfde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie,
het Derde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, het
(herziene) Algemeen Postverdrag en het (herziene) Verdrag inzake postale financiële
diensten (hierna «de Akten»).
2. Het Elfde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Unie
Het Congres van Abidjan besloot de Constitutie op enkele onderdelen te wijzigen en
aan te vullen door middel van het Elfde Aanvullend Protocol. Deze wijzigingen zien
op versterking van de juridische stabiliteit van de verdragen van de Unie, en zijn
voornamelijk van technische aard.
In de eerste plaats is de Consitutie van de Unie (verder) in lijn met het internationaal
recht gebracht. Sommige partijen kunnen vanwege de eigen grondwettelijke of nationale
vereisten niet kiezen voor het bekrachtigen van een verdrag, daarom is het gebruikelijk
dat deze landen de (wijzigingen in de) UPU-verdragen aanvaarden of goedkeuren in plaats
van bekrachtigen. De Constitutie van de Unie staat formeel echter alleen bekrachtiging
toe.
Volgens het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht hebben het aanvaarden en het
goedkeuren van verdragen hetzelfde rechtsgevolg als het bekrachtigen van verdragen.
De Constitutie van de Unie is hierop aangepast (artikelen I, XI, XII, XIII, XVI, XVII
met wijziging voor de preambule en artikelen 25, 26, 27, 30, 31 van de Constitutie).
Daarnaast is meer juridische stabiliteit en helderheid geboden over de procedure die
landen moeten volgen die geen lid zijn van de Verenigde Naties maar wel toegelaten
willen worden tot de Unie (artikel VII met wijziging voor artikel 11 van de Constitutie).
Tijdens het 26e Congres dat in 2016 in Istanbul plaatsvond, is in het licht van de veranderende marktomstandigheden
bepaald, dat de wederzijdse uitwisseling van poststukken onder de regels van de Unie
niet beperkt is tot brieven, maar alle postale stukken betreft. Tijdens het 27e Congres in Abidjan zijn nog enkele tekstuele wijzigingen opgenomen om de beslissing
genomen tijdens het 26e Congres consistent door te voeren (artikelen III en V met wijziging voor artikelen
1bis en 8 van de Constitutie).
3. Het Derde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Unie
Met het Derde Aanvullend Protocol wordt het Algemeen Reglement op een aantal aspecten
gewijzigd. Het doel van deze wijzigingen zijn in algemene zin om de Unie inclusiever
te maken door enerzijds te zorgen dat er bij de contributie rekening gehouden wordt
met draagkracht van lidstaten en anderzijds door minderheidsbelangen en externe belangen
beter mee te wegen in zowel (de voorbereiding van) de besluitvorming als de uitvoering
van de besluiten.
Ten eerste is de positie van de landen die gezamenlijk landengroep IV vormen versterkt.
Deze groep, bestaande uit Fiji, Kiribati, Nauru, Papua New Guinea, Samoa, Salomonseilanden,
Timor-Leste (Dem. Rep), Tonga (inclusief Niuafo’ou), Tuvalu en Vanuatu vertegenwoordigen
gezamenlijk 5% van de leden van de Unie maar zij zijn in de praktijk slecht vertegenwoordigd,
omdat zij niet vertegenwoordigd zijn in de Raad van Bestuur of de Postraad. Er is
een bepaling toegevoegd die borgt dat voor deze kleine insulaire ontwikkelingslanden
een stoel beschikbaar is in de Raad van Bestuur en de Postraad. Deze wijziging zorgt
ervoor dat deze groep landen effectief hun stem kan laten horen tijdens besluitvormingsprocessen,
waardoor de verschillende belangen van de leden van de Unie daarin beter kunnen worden
meegenomen (artikelen I en V met wijziging voor artikelen 106 en 112 van het Algemeen
Reglement).
Onder de Raad van Bestuur valt een Adviescommissie, die vooral tot taak heeft de inbreng
van de kant van belangengroepen in het werk van de Unie te bevorderen. De commissie
bestaat uit vertegenwoordigers van belangengroepen, zoals consumentenorganisaties,
vakbeweging en bedrijven die express en direct mail verzorgen. De Adviescommissie
dient als forum voor een dialoog tussen deze partijen en als klankbord voor de intergouvernementele
organen van de Unie. Tijdens het 26e Congres in Istanbul is dit forum opengesteld voor hooggeplaatste personen uit de
postale sector, voorgedragen door lidstaten, en voor maatschappelijke organisaties.
Tijdens het 27e congres in Abidjan hebben nieuwe bepalingen in het Algemeen Reglement verder vormgegeven
aan de werking van deze adviescommissie, zodat de Unie stapsgewijs verder wordt opengesteld
voor andere belanghebbenden dan de lidstaten van de Unie. Zo is besloten dat lidstaten
helemaal geen zetel meer kunnen hebben in deze adviescommissie, en is verder bepaald
hoe deze adviescommissie bekostigd dient te worden (artikelen IX en X met wijziging
voor artikelen 119 en 120 van het Algemeen Reglement).
In het Algemeen Reglement is expliciet gemaakt dat voor de werving van medewerkers
van de Unie wordt aangesloten bij het aannamebeleid van de Verenigde Naties. Bij het
wervings- en aannamebeleid dient rekening te worden gehouden met een juiste balans
en spreiding onder de medewerkers wanneer het gaat over gender, geografische afkomst
en taal (artikel XIII met wijziging voor artikel 127 van het Algemeen Reglement).
Tegelijkertijd is er tijdens het 27e congres in Abidjan een nieuw contributiesysteem aangenomen. Dit systeem kan gezien
worden als een aangepaste versie van het VN-systeem voor contributies. Het model bepaalt
het aantal eenheden dat correspondeert met de draagkracht van het land. Op basis van
dit systeem krijgt ieder land een aanbevolen hoeveelheid eenheden toegewezen. Een
aantal landen dient het aantal eenheden van hun bijdragen te verhogen, terwijl anderen
het aantal eenheden van hun bijdragen kunnen verlagen. Daarnaast zijn er landen, waaronder
Nederland, waarbij hun aanbevolen aantal eenheden gebaseerd op het nieuwe contributiesysteem,
overeenkomt met hun huidige aantal contributie-eenheden. Landen die volgens de kwalificaties
van de Verenigde Naties aangemerkt worden als ontwikkelingslanden dienen een halve
contributie-eenheid te betalen. Voor landen die volgens dezelfde kwalificaties aangemerkt
kunnen worden als kleine insulaire ontwikkelingslanden met minder dan 200.000 inwoners
dienen een tiende contributie-eenheid bij te dragen aan de Unie (artikel XXII met
wijziging voor artikel 150 van het Algemeen Reglement).
Daarnaast zijn bepalingen opgenomen hoe omgegaan wordt met landen die langere tijd
niet in staat zijn gebleken om de contributie aan de Unie te voldoen. Wanneer een
lidstaat van de Unie een schuld bij de Unie heeft opgebouwd die groter is dan de waarde
van contributie van dat land voor vijf jaar, kan er een afbetalingsregeling worden
getroffen waardoor sancties worden opgeven. Een nieuw ingevoegd artikel 147 zet de
procedures hiervoor uiteen. Zo is bijvoorbeeld bepaald dat sancties door het Congres
of door de Raad van Bestuur kunnen worden opgeheven wanneer een lidstaat de helft
van het verschuldigde bedrag in een jaar terugbetaald (artikel XXI met wijziging voor
artikel 146 van het Algemeen Reglement).
Andere aanpassingen van het Algemeen Reglement houden verband met de voornoemde wijzigingen
of zijn alleen van redactionele aard.
4. Het Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol
Het Congres heeft het Algemeen Postverdrag opnieuw vastgesteld, met inbegrip van een
aantal wijzigingen. Naast een aantal wijzigingen van meer redactionele aard zijn er
wijzigingen gedaan die te maken hebben met de eindkostenvergoedingen.
De eindkostenvergoedingen zijn vergoedingen die postbedrijven elkaar betalen voor
de binnenlandse bezorging van internationale post. De Unie is al enkele jaren bezig
met het moderniseren van deze eindkostenvergoedingen. Tijdens het 26e Congres in Istanbul heeft de Unie het mandaat voor de modernisering aangenomen. Dit
is nodig omdat het systeem gedateerd is, omdat de te ontvangen vergoedingen in sommige
gevallen niet kostendekkend zijn. Het nieuwe systeem van eindvergoedingen borduurt
voort op het huidige systeem, maar speelt beter in op de toenemende hoeveelheid (vaak
aangetekende) e-commerce zendingen uit onder andere Azië. Hiermee wordt de concurrentie
op de internationale e-commercemarkt eerlijker. Hiertoe zijn tijdens het Buitengewone
Congres van 2018 en het Buitengewone Congres van 2019 reeds belangrijke stappen gezet.
De wijzigingen die tijdens het 27e Congres in Abidjan zijn doorgevoerd zijn noodzakelijk om de modernisering verder
af te ronden. Wijzigingen in de artikelen 28, 29, 30 en 31 van het Postverdrag borgen
dat de postvervoerders voor de periode 2022–2025 weten welke vergoedingen ze aan elkaar
dienen te betalen voor de binnenlandse bezorging van internationale pakketten en bijkomende
diensten zoals track & trace en de afhandeling van pakketten die niet bezorgd kunnen worden bij de ontvanger.
Ook zijn er in artikel 32 aanpassingen in de methodologie van de eindkostenvergoedingen
gedaan, zodat de kosten gebaseerd zijn op de kwaliteit die wordt geleverd en postvervoerbedrijven
worden geprikkeld om de kwaliteit van internationale post te verhogen.
5. Het Verdrag inzake postale financiële diensten, met Slotprotocol
Het Verdrag inzake postale financiële diensten is opnieuw vastgesteld, met een beperkt
aantal wijzigingen. Deze wijzigingen borduren voort op het meer principiële besluit
dat tijdens het 26e Congres is genomen, om de rol van de postale sector te benadrukken bij het bevorderen
van financiële insluiting van achtergestelde groepen in de samenleving. Tijdens het
27e Congres heeft de Unie vastgesteld dat effectieve verspreiding van elektronische postale
betalingsdiensten van belang is voor het bieden van toegang tot betaalbare, veilige
en gemakkelijke betaal- en andere financiële diensten. De reikwijdte van het verdrag
is aangepast om te borgen dat postale betalingsdiensten op moderne elektronische wijze
onder het verdrag kunnen worden aangeboden in het gehele postale betalingsnetwerk
van de Unie (artikel 1). Er is daarnaast een bepaling aan het verdrag toegevoegd die
verhelderd dat lidstaten van de Unie, naast de elektronische postale betalingsdiensten,
ook niet-elektronische betalingsdiensten kunnen blijven aanbieden in het gehele postale
betalingsnetwerk van de Unie (artikel 5).
Om gebruik te kunnen blijven maken van postwissels is het Verdrag inzake postale financiële
diensten van belang voor Curaçao en Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en
Saba). Aangezien in andere delen van het Koninkrijk deze diensten niet worden aangeboden,
wordt het verdrag uitsluitend in Curaçao en Caribisch Nederland toegepast.
6. Positie van de Europese Unie
De lidstaten van de Europese Unie hebben, evenals bij eerdere congressen van de Unie,
tijdens het Congres van Abidjan een verklaring afgelegd (zie Trb. 2022, nrs. 57 en 27, blz. 67 respectievelijk blz. 130). Deze verklaring hield in dat zij de Akten, zoals
aangenomen door het Congres, zullen toepassen in overeenstemming met hun verplichtingen
voortvloeiend uit het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie Trb. 2008, nr. 53), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Trb. 2008, nr. 51) en uit de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (verder: GATS, zie
Trb. 1994, nr. 235, blz. 304 en volgende) van de Wereldhandelsorganisatie. Hiermee wordt verduidelijkt
dat bij een mogelijke strijdigheid met bepalingen uit de EU-verdragen of de GATS,
de bepalingen van deze laatste verdragen voorgaan.
7. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
In de slotbepalingen van de vier Akten is de inwerkingtreding ervan bepaald op 1 juli
2022. Alleen in het Algemeen Postverdrag is een uitzondering gemaakt voor de bepalingen
die de eindkostenvergoedingen betreffen. Deze bepalingen opgenomen in deel VII van
het verdrag zijn op 1 januari 2022 in werking getreden.
Deze datums worden uitgelegd als de vroegste datum van inwerkingtreding voor partijen
die hun instrument van bekrachtiging of toetreding hebben gedeponeerd. In de praktijk
echter zullen de UPU-lidstaten die de Akten nog niet hebben geratificeerd, vanaf de
genoemde datums uitvoering geven aan de Akten. Dit kan beschouwd worden als een voorlopige
toepassing van deze verdragen. De voorlopige toepassing geldt ook voor het Koninkrijk.
Deel VII van het Algemeen Postverdrag bevat bepalingen die een ieder verbinden (zie
hieronder paragraaf 9). Dit deel is in werking getreden op 1 januari 2022 en gezien
het bovenstaande wordt het dan ook geacht in het Koninkrijk vanaf die datum voorlopig
te worden toegepast.
Echter, aangezien de tekst van Deel VII pas in het Koninkrijk bekend werd op de dag
na de uitgifte van Tractatenblad 2022, 27, vond de bekendmaking ervan plaats met ingang van 18 maart 2022.
Artikel 15, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen bepaalt
dat verdragsbepalingen die naar het oordeel van de regering een ieder kunnen verbinden
voorlopig kunnen worden toegepast, maar dat de bepalingen moeten zijn bekendgemaakt
voordat de voorlopige toepassing een aanvang neemt. Derhalve is de voorlopige toepassing
van Deel VII die bepaald is op 1 januari 2022, pas effectief na bekendmaking ervan
in het genoemde Tractatenblad.
Internationaal gezien geldt de afspraak dat de bepalingen van Deel VII op 1 januari
2022 in werking treden. De postvervoerders in Nederland, en op Aruba, Curaçao en Sint
Maarten richten zich naar die internationale afspraak en zij houden zich, internationaal,
ook aan die afspraak. Alle nationale postvervoerders die vallen onder de UPU-regelgeving
gaan uit van 1 januari 2022 bij de berekening van hun onderlinge tarieven. In de huidige
praktijk wordt nu op basis van de wijziging zoals die volgens de UPU geldt vanaf 1 januari
2022 gehandeld. Het verschil tussen de datum van inwerkingtreding en de datum waarop
de voorlopige toepassing van Deel VII werd bekendgemaakt in het Tractatenblad, levert
geen problemen op voor de postbedrijven gevestigd in het Koninkrijk.
8. Koninkrijkspositie
De Protocollen met wijzigingen voor de Constitutie en het Algemeen Reglement, alsmede
het (herziene) Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol, zullen voor het gehele Koninkrijk
gelden. Het (herziene) Verdrag inzake postale financiële diensten, met Slotprotocol,
zal alleen voor Curaçao en Caribisch Nederland gelden (zie paragraaf 5).
Het belang van medegelding van de desbetreffende Akten voor Aruba, Curaçao en Sint
Maarten en het belang voor Caribisch Nederland vloeit voort uit de noodzaak om aangesloten
te blijven op het wereldnet van brieven, documenten- en pakkettransport. Dit is niet
enkel in het belang van de burgers die gebruik maken van die diensten, maar ook in
het belang van de economische ontwikkeling van die delen van het Koninkrijk.
De bij het Congres van Abidjan namens de lidstaten van de Europese Unie afgelegde
verklaring (zie hierboven paragraaf 6) heeft alleen betrekking op het Europese deel
van Nederland en niet op Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland. De bepalingen
van het EU-recht inzake het vrij verkeer van diensten gelden in de beginsel niet voor
de diensten in de Caribische delen van het Koninkrijk, met inbegrip van het postvervoer.
Derhalve is een verklaring inzake de EU-verdragen voor de Caribische delen van het
Koninkrijk niet aan de orde. Een uitzondering hierop is het discriminatieverbod van
artikel 52, eerste lid, van het Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip
van Groenland (Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad van 5 oktober 2021 inzake de associatie
van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen
tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds).
Echter, omdat een soortgelijk discriminatieverbod ook in WTO/GATS-kader geldt, dat
onverminderd van toepassing is op zowel de Caribische delen van het Koninkrijk als
de EU, kan worden volstaan met een verklaring dat de Akten voor de Caribische delen
van het Koninkrijk zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de GATS2.
In de lijn van het voorgaande zal, wanneer de Akten zullen worden bekrachtigd voor
Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland, ten tijde van de bekrachtiging
een verklaring worden afgelegd dat bij een mogelijke strijdigheid van de bepalingen
van de Akten met bepalingen van de GATS, de bepalingen van de GATS voor gaan.
9. Uitvoeringswetgeving, eenieder verbindende bepalingen en financiële verplichtingen
De vier Akten zullen voor het Koninkrijk der Nederlanden niet leiden tot wijzigingen
op het gebied van wet- en regelgeving.
De bovengenoemde gewijzigde artikelen van de Constitutie, het Algemeen Reglement en
het Verdrag inzake postale financiële diensten zien alle op bepalingen die de lidstaten
van de Unie betreffen. De wijzigingen bevatten naar het oordeel van de regering dan
ook geen eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet,
die aan natuurlijke personen danwel rechtspersonen rechtstreeks rechten toekennen
of plichten opleggen.
Naar het oordeel van de regering bevat de wijziging van het Algemeen Postverdrag eenieder
verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan natuurlijke
personen danwel rechtspersonen rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen.
Het betreft de hierboven in paragraaf 4 genoemde artikelen op basis waarvan postbedrijven
tarieven kunnen bepalen, alsmede de eveneens gewijzigde artikelen 12 en 35 van dit
verdrag. Hieronder volgt een toelichting per artikel:
– artikel 12, vierde lid, met bijgestelde afspraken over vergoedingen voor de afhandeling
van internationale post;
– artikel 28, leden 7 tot en met 16, met gewijzigde bepalingen ten aanzien van vergoedingen
voor de afhandeling van internationale post;
– artikel 29 met gewijzigde bepalingen ten aanzien van vergoedingen voor de afhandeling
van internationale post:
– artikel 30, leden 8 tot en met 14, met wijziging van de geldende vergoedingen en de
periode waarvoor dit van toepassing is;
– artikel 31, leden 2 en 3, met gewijzigde bepalingen ten aanzien van de geldende vergoedingensystematiek;
– artikel 31, leden 5 tot en met 11, met wijziging van de geldende vergoedingen en de
periode waarvoor dit van toepassing is;
– artikel 31, leden 12 en 16, met een instelling van een ondergrens waarbij de geldende
vergoedingensystematiek van toepassing is;
– artikel 32, zesde lid, met een gewijzigde budgetbestemming;
– artikel 35, tweede lid, met een algemene bepaling ten aanzien van betalingsverplichtingen
en eindafrekening.
Tijdens het 27e congres in Abidjan is besloten om 10% van de jaarlijkse begroting van de Unie te
benutten om een tekort in het pensioenfonds van de medewerkers van het Internationaal
Bureau van de Unie te dichten. Dit wordt enerzijds bekostigd door organisationele
kostenbesparingen bij het Internationaal Bureau van de Unie door te voeren en daarmee
ongeveer 2 mln CHF te bezuinigen. Anderzijds is de begroting van de Unie met ongeveer
1,6 miljoen CHF opgehoogd.
Het aantal contributie eenheden dat Nederland dient te betalen blijft gelijk. Het
bedrag dat per eenheid dient te worden betaald gaat iets omlaag, als gevolg van de
wijziging in de contributie systematiek (zie toelichting bij het Derde Aanvullend
Protocol bij het Algemeen Reglement van de Unie). De door Nederland verschuldigde
contributie zal naar verwachting net lager liggen dan tijdens de Istanbul-cyclus.
Ondanks de aanpassingen die er zijn doorgevoerd ten aanzien van de jaarlijkse begroting
van UPU, zijn er geen financiele effecten voor wat betreft de contributie van Aruba,
Curaçao en Sint Maarten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.