Brief regering : Geannoteerde agenda informele bijeenkomst van EU-transport- en energieministers op 27-28 februari 2023 te Stockholm
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1004 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2023
Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van EU-transport-
en energieministers die op 27-28 februari plaatsvindt in Stockholm, Zweden. De inhoud
is gebaseerd op de uitnodiging die van het Zweeds Voorzitterschap is ontvangen, waarbij
de onderwerpen weliswaar zijn benoemd, maar de precieze bespreekpunten nog niet. Het
kabinet is voornemens om aan deze informele bijeenkomst deel te nemen.
Mocht de agenda op belangrijke punten veranderen, dan wordt u hierover in de beantwoording
van het schriftelijk overleg d.d. 16 februari aanstaande geïnformeerd.
De Minister voor Klimaat en Energie voorziet u en de Eerste Kamer separaat van een
geannoteerde agenda over de energiethematiek van deze informele bijeenkomst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
I. Geannoteerde agenda
De tot dusver bekend gemaakte agenda van de informele bijeenkomst van EU-transport-
en energieministers wekt de verwachting dat er beleidsdiscussies zullen worden gevoerd
over drie in elkaar hakende onderwerpen. Tijdens de bijeenkomst van de transportministers
staat het volgende op de agenda, «een toekomstig transportbeleid voor een concurrerend
en klimaatneutraal Europa». Tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de transport-
en energieministers zal worden gesproken over het energie- en transportbeleid voor
een versnelde duurzaamheidstransitie van de transportsector voorbij 2030. Op de tweede
dag spreken de transportministers over de implementatie van het Fit for ’55-pakket (FF55) en het delen van succesvolle praktijken.
Toekomstig transportbeleid voor een concurrerend en klimaatneutraal Europa
Conform het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) zet dit kabinet binnen de Europese Unie (EU) in op een leidende rol voor Nederland
met als doel de EU slagvaardiger, economisch sterker, groener en veiliger te maken.
Om het Europese mobiliteitssysteem robuust en toekomstbestendig te maken zijn innovatie,
digitalisering en beschikbaarheid van ruwe grondstoffen essentieel, naast de verdere
vormgeving en implementatie van EU-regelgeving. In het licht hiervan biedt de informele
bijeenkomst van Transport- en Energieministers de kans om op een aantal dwarsdoorsnijdende
thema’s nadruk te leggen. De leveringszekerheid van duurzame energiedragers en -bronnen
is bijvoorbeeld essentieel om het Europese transport in beweging te houden. Dit geldt
ook voor de verdere uitrol van faciliterende infrastructuur, zoals laadpalensystemen
en meer internationale (nacht)treinverbindingen.
Duurzame mobiliteit
Op de informele bijeenkomst van EU-transport- en energieministers in Stockholm wordt
gesproken over het beleid dat in de toekomstnodig is voor een concurrerende en klimaatneutrale
transportsector. Een sterke Europese sector behoudt de voorsprong van de Europese
industrie op andere buitenlandse markten. De Europese Commissie (hierna «Commissie»)
heeft nieuwe wetgevingspakketten op het gebied van transport aangekondigd voor juni
2023. Het kabinet is met name benieuwd naar voorstellen over het verduurzamen van
zakelijke wagenparken en het berekenen van en rapporteren over transportemissies.
Het kabinet werkt toe naar een transportsector zonder uitstoot in 20501. Voor zwaardere vormen van vervoer (zwaar vrachtverkeer, lucht- en zeevaart) zet
het kabinet in op de overstap naar zero-emissievoertuigen. Een belangrijke randvoorwaarde
voor de transitie is de beschikbaarheid van voldoende duurzame energiedragers, zoals
elektriciteit, biobrandstoffen en waterstof, en de bijbehorende tank- en laadinfrastructuur.
Het kabinet onderschrijft het belang van een concurrerende en klimaatneutrale transportsector.
Een daadkrachtige en geharmoniseerde aanpak vanuit Europa is daarbij instrumenteel.
Dat voorkomt een ongelijk speelveld in Europa, biedt helderheid aan de sector en stimuleert
daarmee voldoende aanbod van emissievrije voertuigen en bevordert een dekkend Europees
netwerk voor laad- en tankinfrastructuur. Het kabinet zet zich in voor de realisatie
van bovengenoemde randvoorwaarden door middel van een blijvende ambitieuze inzet bij
de lopende onderhandelingen met het Europees Parlement (EP) over laad- en tankinfrastructuur
en duurzame luchtvaart- en zeevaartbrandstoffen, zoals het dat ook deed bij CO2-normen voor lichte voertuigen en zal doen bij CO2-normen voor zware voertuigen.
De lidstaten zijn het niet altijd eens over het tempo waarin de transportsector klimaatneutraal
kan zijn. In het algemeen staat Nederland ambitieuzer in de onderhandelingen dan veel
andere lidstaten. Voor de ambitieuze houding tegenover het aankomende voorstel over
CO2-emissienormen voor vrachtwagens en bussen heeft Nederland medestanders gevonden in
België, Denemarken en Luxemburg. Met deze lidstaten heeft het kabinet op 20 januari
jl. een brief verzonden naar de Commissie, met de oproep om met een ambitieus voorstel
te komen2.
Luchtvaart
Het kabinet werkt toe naar een klimaatbestendige luchtvaart in 2050 en zet zich binnen
de EU in voor scherpere klimaatdoelstellingen3 waarbij het belang van een gelijk speelveld zo veel mogelijk in acht wordt gehouden.
We verwachten dat het Voorzitterschap tijdens de bijeenkomst de vorderingen en ontwikkelingen
wil bespreken op het gebied van de verduurzaming van de luchtvaart in relatie tot
onder andere het Fit for 55-pakket. Er zijn goede vorderingen gemaakt in de onderhandelingen
over de verschillende relevante voorstellen voor de luchtvaart, zoals het akkoord
over het EU ETS4. Daarnaast is de verwachting dat er gesproken gaat worden over de concurrentiepositie
van de luchtvaart als gevolg van de Europese klimaatregels.
Het kabinet steunt de Fit for 55-voorstellen voor de luchtvaart die bijdragen aan de verduurzaming van de sector.
Voor ReFuelEU Aviation5 specifiek blijft het kabinet zich inzetten voor een zo ambitieus en spoedig mogelijk
akkoord, zodat er tijdig met de implementatie gestart kan worden. Uit onderzoek van
CE Delft blijkt dat het Fit for 55-pakket (ETS, ReFuel Aviation, EU-kerosineaccijns) voor de luchtvaart effect kan hebben op de concurrentiepositie
van de Europese luchtvaart6. Het kabinet vraagt dan ook aandacht voor mogelijke concurrentie voor de Europese
luchtvaart als gevolg van EU klimaatregels. Het kabinet vindt dat het in eerste instantie
aan de Europese Commissie is om hier met een oplossing voor te komen. Het gaat immers
om Europees klimaatbeleid. Het kabinet kan zich voorstellen dat de Commissie inzet
op het maken van vergelijkbare afspraken in luchtvaartverdragen met derde landen.
In het algemeen steunen de lidstaten de voorstellen van het Fit for 55-pakket voor de luchtvaart, waarmee invulling gegeven wordt aan de Europese klimaatdoelstelling.
Tegelijkertijd speelt de discussie over het voldoende aandacht schenken aan de concurrentiepositie
van de Europese luchtvaart(industrie). Daarnaast zijn de onderhandelingen voor ReFuelEU Aviation nog gaande vanwege discussie tussen lidstaten over de technische uitwerking in het
voorstel. In de zeswekelijkse Fit for 55-pakket-Kamerbrief zal de Minister voor Klimaat en Energie u voorzien van de laatste
stand van zaken.
Maritiem
Op basis van nationale en internationale afspraken heeft het kabinet zich gecommitteerd
aan een klimaatneutrale zee- en binnenvaart in 2050 die concurrerend is en blijft7.
De inzet van het kabinet is erop gericht om het transitiepad naar klimaatneutrale
zeevaart in 2050 snel in te zetten. De maatregelen uit het Fit for 55-pakket vormen een belangrijke stap in het internationaal normeren en beprijzen van
broeikasgasuitstoot in de zeevaart. Daarmee zijn we er echter nog niet. Het kabinet
pleit voor een hogere ambitie in EU-ETS Zeevaart8 en FuelEU Maritime9, met name door de verbreding van de scope naar ook de kleinere schepen en het verhogen
van de broeikasgasuitstootreductiepercentages (binnen FuelEU Maritime).
Daarnaast is het van belang om goede afstemming te realiseren tussen de vraag naar
hernieuwbare brandstoffen en het aanbod ervan, inclusief de infrastructuur. Bij de
herziening van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (REDIII)10 is de kabinetsinzet erop gericht om een bijmengverplichting voor de binnenvaart op
te nemen en andere lidstaten hierin mee te krijgen, om zo een ongelijk speelveld binnen
de EU te vermijden. Een coördinerende rol van de Commissie zou dit proces kunnen versoepelen.
Naast deze inzet kijkt het kabinet met interesse uit naar de acties die de Commissie
nog gaat ondernemen ten aanzien van het actieplan NAIADES III11 en pleit meer in het bijzonder voor een Europees Emissielabel voor binnenvaartschepen
en één geïntegreerd Europees loket voor de verlening van subsidies voor verduurzaming
van de binnenvaart.
In algemene zin is er op een aantal vlakken nog geen consensus ten aanzien van maritieme
EU-zaken. Zo is een aantal lidstaten, waaronder Nederland, voor het verbreden van
de scope naar kleinere schepen binnen FuelEU Maritime, maar er bestaat ook oppositie. Met betrekking tot walstroom zou het kabinet graag
zien dat bij de tussentijdse evaluatie van de Richtlijn betreffende infrastructuur
voor alternatieve brandstoffen (AFID)12 en Fuel-EU Maritime in 2026 additionele scheepssegmenten, zoals offshore werkschepen en roro-ferry’s13, onder de walstroomverplichting komen te vallen.
Spoor
Op 11 december 2021 presenteerde de Commissie het Actieplan grensoverschrijdend personenvervoer14. Dit plan is onderdeel van het Groene en Efficiënte Mobiliteitspakket15 en zet de terreinen uiteen waar op Europees niveau verdere actie wordt ondernomen
om personenvervoer per spoor te stimuleren. Voorbeelden van EU-acties zijn de versnelling
van interoperabiliteit en digitalisering van het spoorwegnetwerk, waaronder het European Rail Traffic Management System (ERTMS), wetgeving op het gebied van intermodale ticketing, capaciteitsverdeling
op het spoor (voor zowel personen als goederenvervoer), en de herziening van de machinistenrichtlijn
om machinisten internationaal beter inzetbaar te maken. De Commissie bereidt deze
voorstellen momenteel voor en verwacht deze in het tweede kwartaal van 2023 te publiceren.
Het kabinet zet zich actief in voor de ontwikkeling van het internationaal personenvervoer
per spoor en de Europese agendering van dit onderwerp. In het coalitieakkoord benadrukt
het kabinet het belang van goede internationale (nacht) treinverbindingen. Daarbij
wordt ingegaan op de ontwikkeling van nieuwe en betere internationale diensten voor
grensoverschrijdend personenvervoer per spoor en op de verbetering van de (digitale)
toegankelijkheid van dat vervoer voor reizigers.
Meerdere lidstaten hebben in het kader van hun klimaatbeleid een actief beleid om
internationaal personenvervoer per spoor te bevorderen, inclusief betere vliegtuig-trein
connecties. Een Europees kader, zoals het EU Actieplan Maatregelen om het personenvervoer
per spoor te stimuleren is daarbij ondersteunend, in het bijzonder om grensoverschrijdende
spoorvraagstukken te adresseren, zoals bijvoorbeeld uniforme en gebruiksvriendelijke
ticketingsystemen voor internationale treindiensten. Van belang is de uitvoering van
het actieplan door de Europese Commissie, zoals de uitwerking van wetgevingsvoorstellen.
In het verlengde van het actieplan heeft de Commissie recent de uitslag gepubliceerd
van de oproep voor pilotprojecten voor grensoverschrijdende treindiensten per spoor
met het oog op het wegnemen van obstakel. De verbindingen tussen Amsterdam-Londen
en Amsterdam-Barcelona krijgen steun.
Energie- en transportbeleid voor een versnelde groene transitie van de transportsector
na 2030
De Russische inval in Oekraïne en het daarop volgend wegvallen van de aanvoer van
fossiele brandstoffen uit Rusland heeft de noodzaak aangetoond tot een versnelling
van de transitie naar een duurzame energievoorziening. Diversificatie van import,
een versnelde uitrol van hernieuwbare energie en de benodigde (laad)infrastructuur,
alsmede bestendiging van de Europese energiemarkt, zijn hierin cruciaal.
Het kabinet zal tijdens deze Raad aandacht vestigen op twee aandachtspunten op het
snijvlak van het Europese transport- en energiebeleid. Allereerst kan de elektrificatie
van mobiliteit en transport – en daarmee de onafhankelijkheid van fossiele, vervuilende
brandstoffen – alleen slagen bij voldoende capaciteit op het stroomnet. Vorderingen
in de Europese elektriciteitsnetsamenwerking fungeren hier als hefboom om de elektrificatie
te versnellen en ook om de capaciteit van het Europese spoorvervoer te vergroten.
Nederland voldoet naar verwachting al aan de vereisten voor laadinfrastructuur zoals
opgenomen in het AFIR voorstel, maar zal tijdens deze Raad nogmaals aandacht vragen
voor de noodzakelijke afstemming met (de capaciteit van) het elektriciteitsnet tussen
de lidstaten, om de hiermee samenhangende stijgende vraag naar energie te kunnen faciliteren.
Het tweede aandachtspunt betreft de beschikbaarheid en betaalbaarheid van duurzame
vormen van brandstof voor het zwaarder wegvervoer, de scheep- en luchtvaart. Zo zet
het kabinet in op het verbreden van de scope van FuelEU Maritime, en ook op het spoedig bereiken van een akkoord met het Europees Parlement over de
verplichte bijmenging van duurzame luchtvaartbrandstof om hiermee een belangrijk signaal
af te geven aan de industrie om investeringen in de productiecapaciteit van duurzame
brandstoffen te intensiveren. Investeringen in de ontwikkeling, productie en distributie
van hernieuwbare energiebronnen en -infrastructuur zijn van groot belang om een robuust,
weerbaar en toekomstbestendig Europees transport- en energienetwerk tot stand te brengen.
Fit for ’55 implementatie en het delen van successen
Het Zweedse Voorzitterschap wil eveneens spreken over de implementatie van de verschillende
transport gerelateerde voorstellen onder het Fit for 55 (FF55)-pakket. De nadruk ligt hier specifiek op de implementatie en er zal dus geen
bespreking plaatsvinden over de inhoud van de voorstellen. Deze worden immers ook
al allemaal behandeld in de triloogfase. Wij verwijzen u voor de laatste stand van
zaken graag naar de zeswekelijkse Kamerbrief van de Minister voor Klimaat en Energie16.
Het kabinet zet onverminderd in op het behalen van minstens 55% reductie, strevend
naar 60% reductie, zoals beschreven in het coalitieakkoord. Tijdens de bijeenkomst
zal het kabinet enkele goede voorbeelden delen van hoe onderdelen van het FF55 pakket
worden uitgevoerd in nationaal beleid, en ook delen waar nog uitdagingen liggen. Zo
zal het kabinet het goede voorbeeld van publiek-private samenwerking op gebied van
laadinfrastructuur noemen. Hiermee wordt immers meteen de markt meegenomen en een
kostenefficiënte aanpak plaatsvindt. Uitdagingen bij de uitrol van laadinfrastructuur
zijn voldoende ruimte op het energienet. Met het programma «slim laden voor iedereen»
zet het kabinet in op een stabieler energienet. Beide zijn voorbeelden van implementatie
van de AFIR-wetgeving. Uitdagingen bij implementatie zijn voldoende personele capaciteit
bij regionale overheden en voldoende financiële middelen voor o.a. de aanleg van een
basisnetwerk voor logistiek, snelladers en voor de stimulering van slim laden.
Daarnaast kan het kabinet het aanmoedigen van de verkoop van elektrische auto’s als
voorbeeld aandragen. Dit doet het kabinet door middel van financiële prikkels zoals
subsidies en fiscale ondersteuning. Gezien dit nog niet voldoende is om de nationale
doelstellingen te behalen worden alternatieve beleidsmaatregelen onderzocht, bijvoorbeeld
om het gebruik van auto’s met een fossiele verbrandingsmotor te ontmoedigen of om
Nederlandse bedrijven vanaf 2025 te verplichten uitsluitend emissievrije auto's aan
hun wagenpark toe te voegen bij nieuwkoop.
Tot slot zal het kabinet aandacht vragen voor zaken in de implementatie die op Europees
niveau geregeld dienen te worden. Goed voorbeeld hiervan is het belang van Europese
afspraken met omringende landen over brandstofverplichtingen voor de lucht- en scheepvaart
zodat uitwijking zo min mogelijk plaatsvindt.
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.