Brief regering : Inzet op arbeidsmarktkrapte in de klimaat- en digitale transitie: Het Actieplan Groene en Digitale Banen
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1173 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VOOR KLIMAAT EN ENERGIE,
VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR
PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2023
Het kabinet zet in op een ondernemende, innoverende en duurzame samenleving. Een samenleving
die voor grote transities staat: klimaat en energie, digitalisering en sleuteltechnologieën,
en de circulaire economie.1 Het kabinet heeft voor de transities in het coalitieakkoord twee stevige ambities
genoemd: Nederland uiterlijk in 2050 klimaatneutraal maken en bij de koplopers blijven
in de Europese Digital Economy and Society Index (DESI). Het succes van deze transities hangt af van voldoende goed geschoolde mensen.
Dat vraagt om aanvullende actie en samenwerking van veel verschillende partijen: werkgevers,
werknemers, onderwijs en overheden.
Het kabinet is blij uw Kamer te informeren over het samenhangend pakket aan maatregelen
gericht op de arbeidsmarktkrapte in de klimaat- en digitale transitie. Daarbij is
het kabinet positief over de aanpak van technische werkgevers (Industriecoalitie)
en met de voorgenomen plannen van de coalitie van ICT-bedrijven. Zij hebben recent
hun aanvalsplannen, Aanvalsplan Arbeidsmarktkrapte Techniek, Bouw en Energie2 en het Aanvalsplan Chronisch Tekort ICT’ers gepresenteerd, die nauw aansluiten bij
de inspanningen van dit kabinet. Met deze Kamerbrief informeert het kabinet uw Kamer
over het Actieplan Groene en Digitale Banen3, en wordt het tweede deel van de motie van het lid Amhaouch4 beantwoord.
1. Inleiding
De hele samenleving wordt geraakt door tekorten op de arbeidsmarkt: in bijvoorbeeld
de zorg, het openbaar vervoer, de horeca en de kinderopvang zijn de gevolgen dagelijks
merkbaar. Ook het tekort aan technische5 vakmensen wordt in het dagelijks leven steeds meer merkbaar. Er zijn wachtlijsten
voor installateurs om zonnepanelen te plaatsen, er zijn weinig ICT’ers te vinden voor
innovatie in de zorg, en er is een tekort aan elektromonteurs die het elektriciteitsnet
kunnen uitbreiden.
Het tekort aan technisch geschoold personeel is niet nieuw.6 De ontwikkelingen in de economie gaan snel en de urgentie is enorm. Eenvoudige oplossingen
bestaan niet. Voor de aanpak van de tekorten aan technisch en digitaal geschoold personeel
is actie nodig op meerdere fronten. Het vraagt een gecoördineerde aanpak, waarbij
alle partijen – werkgevers, werkenden, het onderwijs en landelijke en regionale overheden
– de gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen voor het oplossen van dit probleem. Om
aan de urgentie te voldoen, oriënteert het kabinet zich ook op een aantal aanvullende
maatregelen om de arbeidsmarktkrapte in de maatschappelijke cruciale sectoren zoals
de techniek en ICT terug te dringen. Dit Actieplan Groene en Digitale Banen hangt
dan ook nauw samen met de kabinetsaanpak van de generieke arbeidsmarktkrapte.7
Het Actieplan Groene en Digitale Banen is randvoorwaardelijk aan het doel om de uitstoot
van broeikasgassen met 55–60% te reduceren in 20308 en om meer dan 1 miljoen ICT-geschoolden in 2030 te realiseren.9 In deze brief worden de hoofdlijnen van het Actieplan Groene en Digitale Banen weergegeven,
dat tot 2030 loopt. Ten eerste komen de observaties en aanbevelingen van het onderzoek
naar arbeidsmarktkrapte aan technici, uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek (SEO)
en Research Centre for Education and the Labour Market (ROA),10 dat uw Kamer in juni 2022 is toegestuurd, aan de orde. Ten tweede de acties uit het
aanvalsplan van de Industriecoalitie en de coalitie van ICT-werkgevers. Ten derde
wordt aan de hand van vier pijlers aangegeven wat de inzet van het kabinet voor het
Actieplan is. Tenslotte wordt de samenhang en het belang van de aanvullende maatregelen
voor de arbeidsmarktkrapte voor de klimaat- en digitale transitie geschetst. In de
bijlage is een totaaloverzicht opgenomen van maatregelen.
2. Samenvatting onderzoek naar Arbeidsmarktkrapte technici
Om meer inzicht te krijgen in de ontwikkelingen, verklaringen en handelingsperspectieven
van de verschillende betrokken partijen rondom de arbeidsmarktkrapte aan technici
hebben de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) onderzoek laten doen door
SEO en ROA naar krapte aan technisch personeel.11 Hieronder wordt kort ingegaan op de bevindingen en aanbevelingen uit het onderzoek.
Het onderzoek gaat ook in op de vragen die gesteld zijn in de motie van het lid Amhaouch
c.s.12 over het in beeld brengen van de behoeftes, kansen en bedreigingen omtrent praktisch
en technisch geschoold personeel in Europa.
Onderzoeksbevindingen
• De toenemende krapte aan technisch personeel is voor een groot deel structureel, vanwege
de vergrijzende beroepsbevolking: er zijn minder mensen die kunnen worden opgeleid
voor dit soort banen. Maar er zit ook een tijdelijk aspect aan de kwestie, vanwege
de aantrekkende economie en de grote maatschappelijke opgaven.
• Naast de krapte aan hoogopgeleide technici is recent meer krapte ontstaan in uitvoerende
functies op middelbaar beroepsniveau.
• Het onderzoek laat zien dat er veel «weglek» is gedurende de loopbaan: vooral bij
vrouwen is dat het geval. Dit komt vooral doordat deeltijdwerken nog geen gemeengoed
is in de technische sector. De «weglek» komt niet alleen vanwege doorgroei naar niet-technische
leidinggevende beroepen binnen de technische sector, maar ook en veelvuldig naar niet-technische
sectoren en/of niet-technische beroepen. Vervanging van deze technici wordt bemoeilijkt
door de beperkte instroom in technische opleidingen en de «weglek» tijdens en direct
na de opleiding. Vooral op mbo-niveau 2 en 3 is dit een aandachtspunt.
• De personeelskrapte zorgt voor hogere werkdruk, minder bijscholingsmogelijkheden voor
werknemers, hogere kosten en minder innovatiemogelijkheden voor werkgevers.
• Ondanks de krapte hebben aanpassingsmechanismen zoals verbetering van de reële lonen
en arbeidsvoorwaarden, of meer investeringen in arbeidsbesparende innovatie slechts
in beperkte mate plaatsgevonden. De lonen voor banen op mbo-niveau zijn zelfs gedaald.
Ook blijft de beloning voor deeltijdwerk sterk achter bij die voor voltijdwerk vergeleken
met de niet-technische sectoren. Er zijn (beleids-)initiatieven, maar die zijn veelal lokaal, waardoor er onvoldoende focus is en veel versnippering.
Over de effectiviteit is bovendien weinig bekend. Daarnaast kan het probleem van de
arbeidsmarktkrapte de ambities van het kabinet voor de energietransitie, digitalisering
en verduurzaming remmen en de concurrentiepositie van Nederland negatief beïnvloeden.
• Ook hebben de onderzoekers gekeken naar de behoefte, kansen en bedreigingen voor het
vinden van praktisch en technisch geschoold personeel in Europa. Het onderzoek laat
zien dat de groei van het aantal buitenlandse werknemers in de technische sectoren
de afgelopen jaren sterker is geweest dan in niet-technische sectoren. Het betreft
dan voornamelijk de ICT-sector. In technische sectoren, zoals de energievoorziening
en de industrie, is de inzet van werknemers uit andere landen de laatste jaren steeds
sterker toegenomen. Dat laat zien dat de technische sectoren die het meest te maken
hebben met arbeidsmarktkrapte, goed in staat zijn om een steeds groter deel van hun
personeel uit andere landen van Europa te halen. Echter is er ook in andere Europese
landen, zoals het VK, Duitsland, België en Denemarken, sprake van een groeiende vraag
naar technici in relatie tot de ontwikkeling van het aanbod. Het aantrekken van technici
uit andere Europese landen naar Nederland zal daarom steeds lastiger worden, met als
gevolg dat de krapte in Nederland verder toeneemt.
Aanbevelingen
De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen. Hierbij merken de onderzoekers op dat
de arbeidsmarktkrapte een samenspel is van verschillende factoren die ieder op zich
beter onderzocht zouden moeten worden om tot meer gerichte aanbevelingen te kunnen
komen. Daarnaast stellen SEO/ROA dat bij de oplossingsrichtingen betrokken partijen
in onderling overleg een vorm van samenwerking dienen te zoeken, waarbij de overheid
een overkoepelende, regisserende functie moet pakken. Tot slot geven de onderzoekers
aan dat er geen eenvoudige oplossingen («quick fixes») zijn om op korte termijn te zorgen voor terugdringing van de krapte. Onderstaande
aanbevelingen zijn dan ook oplossingsrichtingen, die samen kunnen zorgen voor stapjes
in de goede richting:
• zorg voor meer arbeidsbesparende (proces)innovatie;
• zorg voor een cultuurverandering in de techniek;
• wek meer interesse voor techniek op jongere leeftijd;
• investeer meer in de matching en scholing van zij-instroom;
• zet een gezamenlijk netwerk op voor scholing in de techniek;
• zorg voor aantrekkelijke primaire arbeidsvoorwaarden;
• zet krapte in de techniek in een maatschappelijk perspectief door het in samenhang
te zien met het verminderen van krapte in andere sectoren.
Appreciatie
Het onderzoek van SEO/ROA biedt waardevolle inzichten en aanbevelingen om de krapte
aan technici verder terug te dringen. In algemene zin kan het kabinet zich hierin
dan ook goed vinden. De inzichten en aanbevelingen zijn meegenomen in de verdere uitwerking
van het actieplan.13
Aanvalsplan Arbeidsmarktkrapte Techniek, Bouw en Energie
Een belangrijke eerste stap in de aanpak van arbeidsmarktkrapte is gezet door de technische
werkgevers (Industriecoalitie). Op 4 november 2022 heeft deze coalitie het «Aanvalsplan
Arbeidsmarktkrapte Techniek, Bouw en Energie» gepresenteerd. Het aanvalsplan bevat
maatregelen en acties waarmee werkgevers de komende 10 jaar aan de slag gaan om de
tekorten terug te dringen. De technische werkgevers vragen aan het kabinet om gezamenlijk
extra te investeren in de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, op het gebied van arbeidsmarktinfrastructuur
en bij het bevorderen van diversiteit en inclusie. Het Aanvalsplan bevat onder andere
de volgende maatregelen:
• (Verdere) verbetering arbeidsvoorwaarden;
• Stimuleren van diversiteit en inclusiviteit;
• 10-jarige leer-, werk- en inkomensperspectief;
• Productiviteitsoffensief;
• Gouden poort (herkenbare oriëntatieplaats voor werkenden en werkzoekenden);
• Hybride leeromgevingen;
• Investeringen in techniekpromotie;
• 1.000 hybride docenten op te leiden en beschikbaar te stellen.
Aanvalsplan Chronisch Tekort ICT'ers
In navolging van de werkgevers uit de Industriecoalitie heeft een coalitie van verschillende
branches, waarin veel ICT'ers werkzaam zijn, op 2 februari 2023 hun aanvalsplan aangeboden.
In dit plan lanceren zij bij wijze van een eerste startschot hun gezamenlijke inzet
om het chronische tekort aan ICT'ers aan te pakken. De branches werken toe naar een
brede coalitie om de gehele breedte van ICT-werkgevers te vertegenwoordigen en nodigen
de overheid daarbij uit om ook als grote ICT-werkgever deel te nemen. In het aanvalsplan
wordt weergegeven op welke interventies de coalitie wil inzetten waarbij de nadruk
zal liggen op schaalvergroting van bestaande succesvolle initiatieven.
Appreciatie
Het kabinet vindt het positief dat de technische werkgevers (Industriecoalitie) en
de digitale werkgevers het voortouw hebben genomen om beiden met een aanvalsplan te
komen. Het kabinet slaat de handen graag ineen om gezamenlijk regie te nemen in de
arbeidsmarktkrapte in de klimaat- en digitale transitie. Het kabinet geeft gehoor
aan het verzoek om mee te investeren en doet dat al op verschillende manieren in de
bestrijding van de krapte, zowel generiek als sectorspecifiek. Voor de langere termijn
vraagt een oplossing van de arbeidsmarktkrapte van technici en ICT’ers om gezamenlijke
actie van alle betrokken partijen: werkgevers, werkenden, het onderwijs en landelijke
en regionale overheden.
3. Gezamenlijke inzet voor de klimaat- en digitale transitie
Het aanpakken van arbeidsmarktkrapte in de techniek en ICT is een gezamenlijke opgave
van werkgevers, werknemers, het onderwijs en de overheid. Daarvoor is actie vereist
op verschillende fronten. Het kabinet zet daarvoor in op vier pijlers:
1. Verhogen instroom in bètatechnisch onderwijs;
2. Het behoud en vergroten van de instroom in de bètatechnische arbeidsmarkt;
3. Arbeidsproductiviteitsgroei, en;
4. Versterken governance en tegengaan versnippering.
In het vervolg van deze paragraaf worden de pijlers op hoofdlijnen uitgewerkt. Een
gedetailleerd overzicht van de maatregelen die werkgevers, het onderwijs en de overheid
specifiek voor de aanpak van arbeidsmarktkrapte in de techniek en ICT inzetten, staat
vermeld in het maatregelenoverzicht in de bijlage.
Pijler 1: Verhogen instroom in bètatechnisch onderwijs
De vraag naar technici en ICT’ers neemt al jaren toe, maar de instroom in het onderwijs
is niet groot genoeg om aan de arbeidsmarktvraag te voldoen. Met het oog op de maatschappelijke
uitdagingen als de klimaat- en digitale transitie is het belangrijk om meer jongeren
te enthousiasmeren voor een opleiding en baan in de techniek en ICT. Daarbij moeten
de doelstellingen realistisch zijn: de instroom in het beroepsonderwijs daalt als
gevolg van demografische ontwikkelingen en ook andere sectoren, zoals de zorg, kampen
met tekorten. Alleen inzetten op het vergroten van de instroom is dan ook niet voldoende
om de krapte op te lossen.
Verschillende partijen uit het veld geven aan dat jongeren te weinig in aanraking
komen met techniek en ICT in het onderwijs. Het SEO/ROA rapport beveelt aan jongeren
eerder en vaker in aanraking te laten komen met techniek met de hoop dat ze ook vaker
kiezen voor een technische vervolgopleiding. Omdat meisjes mede door hun omgeving
veelal minder gestimuleerd worden om met techniek in aanraking te komen, geeft het
structureel aanbieden van techniek in het onderwijs meisjes meer kans op keuze voor
een technische studie. Daarnaast is er gedurende en na de opleiding ook sprake van
weglek, met name onder vrouwen. Al vele jaren wordt inzet gepleegd om de instroom
te verhogen en hoewel dit op diverse plekken is gelukt14, blijft het een aandachtspunt. Door het maatschappelijke perspectief voorop te zetten,
waaraan technici en ICT’ers kunnen bijdragen, hoopt het kabinet samen met werkgevers,
werknemers en het onderwijs het tij te keren.
Sterk Techniekonderwijs en techniekpromotie
Het kabinet versterkt de komende jaren het techniekonderwijs onder meer door het programma
Sterk Techniekonderwijs (STO), de programma’s Jet-Net en TechNet en pilots met praktijkgerichte
programma’s in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo (t/m 2025) en in het
havo (t/m 2026). Doel van deze programma’s is om leerlingen beter voor te bereiden
op de keuze en overstap naar het vervolgonderwijs. Dat betekent dat leerlingen afhankelijk
van het aanbod van de school in de gelegenheid gesteld kunnen worden een aantal (technische)
werkvelden te verkennen en te ervaren. Tevens stimuleert het kabinet in de periode
2020–2024 de ontwikkeling van lerarenopleidingen voor technisch (v)mbo in een programma
om de tekorten aan leraren terug te dringen en de kwaliteit van de opleidingen te
verhogen. OCW en EZK hebben samen met penvoerder Platform Talent voor Technologie
(PTvT) een aanvraag bij het Nationaal Groeifonds (NGF) ingediend waarmee middelen
beschikbaar kunnen komen voor meer aandacht voor bètatechniek in het funderend onderwijs.
Het doel van het voorstel is om alle jongeren in aanraking te laten komen met de kansen
van (natuur)wetenschap, techniek en ICT.
Hybride docenten
Het onderwijs heeft te maken met een oplopend tekort aan bètatechnische docenten.
Om de gewenste hogere instroom van studenten aan te kunnen zijn docenten een belangrijke
schakel. Het kabinet verkent de mogelijkheden om bij de verlenging van STO een koppeling
te maken met de werving van voldoende gekwalificeerde docenten in de techniek. OCW
en EZK zijn in gesprek met de technische werkgevers (Industriecoalitie) en het onderwijs
om gezamenlijk te verkennen wat nodig is om het aantal hybride docenten te vergroten
en of aangesloten kan worden bij bestaande initiatieven. OCW en EZK betrekken hierbij
onderwijs- en andere relevante partners. In dit traject wordt ook gekeken naar de
financiële belemmeringen en wat ervoor nodig is deze weg te nemen. Het kabinet komt
middels een brief aan uw Kamer voor de zomer hierop terug, inclusief een reactie op
de motie van de leden Van der Graaf en Amhaouch.15
Maatschappelijke Diensttijd (MDT)
MDT stimuleert, faciliteert en ondersteunt sociale en maatschappelijke betrokkenheid
van jongeren bij de samenleving, door ze een platform te bieden waarin ze hun talenten
kunnen ontwikkelen, anderen kunnen ontmoeten en iets kunnen doen voor een ander en/of
de samenleving. Jongeren hebben zich de afgelopen jaren op grote schaal vrijwillig
ingezet met behulp van hun MDT op uiteenlopende terreinen als zorg, veiligheid, defensie,
gelijkheid, sport, natuur en klimaat. Binnen MDT zijn er diverse projecten waarin
jongeren kennismaken met de sectoren waar krapte heerst. Komende tijd wordt verkend
hoe projecten binnen de tekortsectoren als zorg, onderwijs en klimaat/techniek meer
kunnen worden gestimuleerd en versterkt binnen MDT.
Subsidieregelingen Praktijkleren en Regionaal Investeringsfonds MBO
Samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is belangrijk, zodat studenten kunnen
leren in de praktijk en nieuwe ontwikkelingen en innovaties landen in het onderwijs.
De subsidieregeling Praktijkleren van het Ministerie van OCW en de Subsidieregeling
praktijkleren in de derde leerweg van het Ministerie van SZW voorzien in een tegemoetkoming
voor de kosten die werkgevers maken voor de begeleiding van een leerling of student,
respectievelijk van een werkzoekende of met werkloosheid bedreigde werknemer. Op dit
moment wordt de subsidieregeling Praktijkleren geëvalueerd. Het eindrapport wordt
in het eerste kwartaal van 2023 verwacht. Mede aan de hand van de evaluatie wordt
gekeken of wijzigingen in de subsidieregelingen wenselijk zijn om beter aan te sluiten
bij de behoeften in tekortsectoren.
Om te zorgen dat het beroepsonderwijs nog beter aansluit op de arbeidsmarkt, stimuleert
het Regionaal Investeringsfonds MBO (RIF) de samenwerking tussen scholen, de publieke
sector en het bedrijfsleven. Op dit moment wordt bezien of het RIF vanaf 2024 sterker
gericht kan worden op opleidingen voor banen in tekortsectoren zoals de klimaat- en
digitale transitie.
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
Het kabinet en onderwijspartners zetten in op een zo optimaal mogelijke aansluiting
van het onderwijs op een steeds sneller veranderende arbeidsmarkt. Deze aansluiting
is over het algemeen goed en op verschillende wijzen wordt deze aansluiting versterkt.
In het MBO kan dit onder meer door het gericht ontwikkelen van mbo-certificaten en
keuzedelen. Voorbeelden zijn het mbo-certificaat Installeren en in bedrijf stellen
van hybride warmtepompen, een samenwerking van het ROC van Amsterdam, Installatiewerk
Nederland en VTi Amsterdam, en het nieuwe keuzedeel Laadpunten voor elektrische voertuigen
van Technova.
Hogescholen zijn in gesprek met de landelijke techniekbranches en op 14 december jl.
is een convenant gesloten om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te
verankeren in bestuurlijke afspraken en een gezamenlijke agenda. Daarnaast wordt nagedacht
over het integreren van techniek in andere disciplines, zodat dit onderwijsaanbod
aansluit op de uitdagingen van de toekomst. Een goed voorbeeld zijn zorgrobots, een
resultante van cross-sectorale samenwerking tussen zorg en techniek. In het wetenschappelijk
onderwijs wordt geïnvesteerd in sectorplannen in de sector bèta en techniek. Deze
hebben onder andere tot doel om de basis van onderzoek en onderwijs te versterken.
Hiermee wordt ook ingezet op een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.
Daarnaast zijn in de Werkagenda mbo en het Bestuursakkoord 2022 Hoger onderwijs en
Wetenschap maatregelen opgenomen die direct of indirect bijdragen aan een hogere instroom
en behoud van studenten in strategisch belangrijke (tekort)sectoren, waaronder techniek
en ICT gericht op de klimaat- en digitale transitie. Denk aan maatregelen gericht
op het versterken van loopbaanoriëntatie en -begeleiding en het verbeteren van studiekeuze-informatie,
zodat (aankomende) studenten een weloverwogen keuze kunnen maken voor een opleiding
richting een kansrijk beroep, passend bij hun interesses, talenten en capaciteiten.
Wel geldt dat maatregelen op het gebied van het onderwijs doorgaans indirect zijn
en veelal pas effect hebben op de (middel)lange termijn. Aanpassing van het onderwijs
kost tijd en huidige studiekiezers studeren – afhankelijk van de opleidingsduur –
pas over twee tot vier jaar af.
Pijler 2: Het behoud en vergroten van de instroom vanuit de arbeidsmarkt
Gezien de grote weglek van technici uit de techniek en ICT is het belangrijk om in
te zetten op het behoud ervan. Naast het beleid gericht op het stimuleren van zij-instroom
vanuit andere sectoren16, het matchen van vraag en aanbod, en leven lang ontwikkelen (LLO) is het belangrijk
om ook breder te kijken naar de instroom van specifieke doelgroepen.
Modern werkgeverschap met goede primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden is een belangrijk
fundament voor de aantrekkelijkheid van het beroep. Het SEO/ROA onderzoek beveelt
aan dat werkgevers dienen te zorgen voor een cultuurverandering in de techniek met
meer ruimte voor inclusiviteit en diversiteit, flexibiliteit in werktijden, en het
zorgen voor aantrekkelijke primaire arbeidsvoorwaarden. Het kabinet is positief dat
de technische werkgevers (Industriecoalitie) hiervan werk gaan maken en zich zullen
gaan inzetten voor het (verder) verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en het stimuleren
van diversiteit en inclusiviteit.
De technologisering en digitalisering van de samenleving vergt veel van de (toekomstige)
werknemers. Leven lang ontwikkelen is een primaire verantwoordelijkheid van werkenden
zelf en dient goed ingebed te zijn in het HR-beleid van werkgevers. Het afgeven van
een 10-jarige leer-, werk- en inkomensperspectief aan (toekomstige) werknemers door
de technische werkgevers verlaagt de drempel voor werkzoekenden en werkenden om zich
te blijven ontwikkelen en zich te laten bijscholen in of omscholen naar werk in de
techniek. Dit zijn belangrijke ingrediënten om werknemers te behouden en de ondervertegenwoordigde
groepen, zoals vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond, richting techniek
en ICT aan te trekken en te behouden.
Leven Lang Ontwikkelen
Belangrijk onderdeel tegen krapte in de techniek en ICT is de om-, bij en nascholing
van werkenden en werkzoekenden uit bijvoorbeeld minder kansrijke sectoren. Het mbo
en het hoger onderwijs bieden uiteenlopende mogelijkheden om werken met leren te combineren.
Denk aan het volgen van een Beroepsbegeleidende leerweg-opleiding of een opleiding
in de derde leerweg gericht op het behalen van een mbo-certificaat of praktijkverklaring.
In het hoger onderwijs zijn er mogelijkheden voor duale en deeltijdopleidingen en
biedt de ontwikkeling naar meer modulair onderwijsaanbod kansen. Daarnaast is momenteel
het wetsvoorstel Leeruitkomsten in het hoger onderwijs in de maak, gebaseerd op een
meerjarig experiment in het hbo, waardoor er meer ruimte voor versnelling en validering
van praktijkervaring mogelijk is. Het omscholingsplatform van de hogescholen FastSwitch
dat mensen met baangarantie omschoolt naar bijvoorbeeld de techniek of de zorg, is
hierop gebaseerd.
De onderzoekers van SEO/ROA bevelen aan om meer te investeren in de matching en scholing
van zij-instromers, onder andere door breder te kijken dan diploma’s en werkervaring.
Dit komt overeen met de brede inzet van het kabinet op Leven Lang Ontwikkelen.17 Het kabinet ondersteunt de ontwikkeling naar een meer op skills gerichte arbeidsmarkt.
Met het project «Versterken infrastructuur LLO», gefinancierd met middelen uit het
NGF, wordt hier een flinke impuls aan gegeven door een ontologie (gemeenschappelijke
«skills» taal) te ontwikkelen.
Ook is voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers het platform Leeroverzicht op 10 oktober
2022 gepubliceerd: het eerste onafhankelijke en meest complete overzicht van private
en publieke opleidingen en van financieringsmogelijkheden. Het kabinet investeert
daarnaast via het NGF € 392 miljoen in de «Nationale LLO Katalysator», voor de ontwikkeling
van een landelijk ecosysteem van LLO door het proces van vraagarticulatie, aanbodontwikkeling
en activeren van de beroepsbevolking. Er wordt begonnen met de energie- en grondstoffentransitie.
De LLO-infrastructuur die hierdoor ontstaat kan direct inspelen op de (regionale)arbeidsmarktbehoefte
en competentie- of skill-knelpunten snel aanpakken. Het kabinet verkent in dit kader
hoe deze initiatieven verbonden kunnen worden met andere plannen en ambities gericht
op betere op-, om- en bijscholing van de beroepsbevolking, zoals de Gouden Poort van
de techniek werkgevers.
Gezien de urgentie van LLO wordt intussen gewerkt aan een toekomstverkenning LLO in
het onderwijs, die zal bestaan uit een toekomstvisie en een Actieplan. Dit wordt in
het voorjaar van 2023 met uw Kamer gedeeld. Hierin maakt het kabinet duidelijk wat
zij, aanvullend op de Werkagenda mbo en de maatregelen die in de Kamerbrief Beleidslijnen
LLO van 23 september 2022 zijn gedeeld, gaat doen om deelname aan LLO verder te stimuleren.
STAP
De STAP-regeling is een tegemoetkoming in scholingskosten voor iedereen met een band
met de Nederlandse arbeidsmarkt en waarvoor een breed aanbod aan opleidingen beschikbaar
is. Het uitgangspunt van keuzevrijheid en eigen regie is van belang voor de motivatie
van mensen om scholing te willen volgen. Met STAP kunnen mensen kiezen voor scholing
gericht op ICT en techniek.
Tegelijkertijd kunnen mensen aangemoedigd worden om te kiezen voor scholing die gericht
is op kansrijke beroepen. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is de motie
van het lid Dassen18 aangenomen, waarin de regering gevraagd wordt om met een plan te komen het STAP-budget
gerichter in te zetten voor maatschappelijk cruciale sectoren, zoals techniek en ICT.
De Minister van SZW heeft uw Kamer laten weten dat de maatregelen om het STAP-budget
meer te richten, in overleg met de ketenpartners van STAP, sociale partners en relevante
Ministeries, SZW, OCW en EZK, de komende periode worden verkend.19 Uw Kamer wordt over de te nemen maatregelen in het eerste kwartaal van 2023 geïnformeerd.
Eind 2022 heeft de focus gelegen op verbetering van de STAP-regeling om het strenger
en strakker te maken. Ten behoeve van het uitwerken en implementeren van maatregelen
ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik is het januaritijdvak overgeslagen.20
Bij de opzet van STAP is rekening gehouden met de mogelijkheid aanvullend en gericht
budget in te zetten voor specifieke doelgroepen of arbeidsmarktdoelen. Zo wordt het
extra budget dat via het coalitieakkoord beschikbaar is gekomen voor leerrechten (een
incidentele impuls van 4 x € 125 miljoen), gericht ingezet voor mensen zonder opleiding
tot en met een mbo4-opleiding. Daarmee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat
mensen die minder initieel onderwijs hebben genoten, tijdens hun werkende leven meer
aanspraak kunnen maken op publieke middelen voor scholing. Een gerichte inzet voor
arbeidsmarktdoelen, zoals een stimulans van opleidingen naar ICT en techniek, zou
binnen STAP ook technisch mogelijk kunnen zijn.
Matching vraag en aanbod via de nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur
Werkgevers en werkzoekenden vinden elkaar nog onvoldoende. Er is veel winst te behalen
door betere afstemming. In de arbeidsmarktregio’s zijn regionale mobiliteitsteams
(RMT’s) actief om vraag en aanbod dichterbij bij elkaar te brengen door mensen aanvullende
dienstverlening te bieden en de stap naar (ander) werk te ondersteunen.
Een herkenbare plaats waar vraag en aanbod elkaar kunnen ontmoeten is een grote stap
in de goede richting. Vooral wanneer werkgevers dit koppelen aan het afstemmen van
vraag en aanbod naar vaardigheden en competenties.21 De technische werkgevers willen een herkenbare oriëntatieplaats creëren voor iedere
potentiële starter in de techniek (Gouden Poort). Recent zijn de uitgangspunten voor
de uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur gedeeld met uw Kamer.22 Hierin is eenduidige ontschotte dienstverlening aan werkgever, werkenden en werkzoekenden
een belangrijk uitgangspunt. SZW verkent samen met de technische werkgevers en het
onderwijs welke mogelijkheden er zijn om een goede aansluiting te organiseren met
de nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur en de Gouden Poort en andere nog te ontwikkelen
loopbaanpaden binnen sectoren.
Diversiteit en inclusiviteit
De techniek en ICT biedt kansen voor iedereen. Helaas zijn vrouwen en jongeren met
een migratieachtergrond flink ondervertegenwoordigd in de techniek en ICT. Het kabinet
ziet dat het bedrijfsleven stappen neemt naar meer divers en inclusief HR-beleid.
Dit zien we ook de plannen van werkgevers in de techniek en ICT. Via de Werkagenda
VIA (Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt) en de Coalitie Vrouwen in de Techniek en de
ICT taskforce diversiteit en inclusie zijn er vanuit het kabinet programma’s gericht
op de ondervertegenwoordiging van deze groepen. Het kabinet werkt graag samen met
de technische en ICT werkgevers om de studiekeuzes te verbeteren (o.a. door het doorbreken
van genderstereotype verwachtingen die daarin een belemmering kunnen vormen), discriminatie
tegen te gaan, inclusieve organisaties te stimuleren en leerwerktrajecten voor bij-
en omscholing van nieuwkomers naar technische en ICT-beroepen te stimuleren. Het kabinet
ziet in de Gouden Poort goede kansen voor de begeleiding van statushouders naar werk
in de techniek. Vanuit het programma VIA zijn al verschillende effectieve aanpakken
ontwikkeld, die opgeschaald kunnen worden. Ook zijn in dit kader lerende netwerken
opgezet waarin kennis en inzichten worden gedeeld met professionals in de uitvoeringspraktijk
van werkgevers, gemeenten en onderwijsinstellingen. Jonge mensen die hun eerste stappen
zetten op de arbeidsmarkt verdienen volgens het kabinet, scholen en werkgevers extra
aandacht. Iedereen heeft recht op een veilige eerste kennismaking met de arbeidsmarkt.
Het coalitieakkoord stelt dat we stagediscriminatie uitbannen. Voor het hoger onderwijs
hebben onderwijskoepels, werkgeversorganisaties en het kabinet in de zomer van 2022
een stagemanifest gepresenteerd. Voor het mbo sluit het kabinet binnenkort met een
brede coalitie van werkgevers, scholen, studentenorganisaties en vakbonden een stagepact.
Het bieden van een veilige start op de arbeidsmarkt en inclusief HR-beleid is belangrijk
bij het aantrekken en behouden van potentiële werknemers.
Vanuit de huidige RMT-infrastructuur en de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur
worden werkgevers in de zoektocht naar divers talent ondersteund met instrumenten
als jobcarving, open hiring, praktijkleren en hulp bij het matchen op skills.
Daarnaast wil het kabinet de instroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
bevorderen in de techniek en ICT om aan te sluiten bij de intentie van de werkgevers
om nieuwe doelgroepen aan te trekken. Er zal gekeken worden naar mogelijkheden voor
het opschalen van lokale initiatieven die succesvol zijn op dit terrein. Verspreid
over het land zijn er scholingsnetwerken waarin de scholen voor praktijkonderwijs
en voortgezet speciaal onderwijs grote inzet plegen om hun leerlingen met een arbeidshandicap
duurzaam naar werk te begeleiden. De tekorten in de techniek en ICT bieden ook voor
deze groep uitstekende mogelijkheden en die wil het kabinet samen met de scholen en
werkgevers verzilveren.
Opschalen van succesvolle publiek-private samenwerkingen (pps’en)
Regionale netwerken dragen bij aan het stimuleren van scholing in de techniek door
het bundelen van kennis, financiën en organisatiekracht. Daarom investeert het kabinet
€ 210 miljoen23 uit het NGF in de opschaling van succesvolle publiek-private samenwerkingsverbanden24. Met behulp van deze opschaling wordt een impuls gegeven aan bewezen succesvolle
aanpakken gericht op innovatieve opleidingen. Zo worden met deze impuls meer mensen
geschoold naar relevante kraptesectoren als de techniek en ICT. Omdat deze samenwerkingsverbanden
niet alleen gericht zijn op formele scholing draagt deze investering ook bij aan innovatie
en productiviteit, zorgt het dat meer werkenden gaan deelnemen aan scholing in het
kader van LLO, en dat meer werkgevers – met name mkb-bedrijven – zich gaan aansluiten
bij een pps.
Pijler 3. Arbeidsproductiviteitsgroei
De oplossing voor de tekorten is niet alleen te vinden in meer mensen aan een baan
helpen, maar ook door in te zetten op arbeidsproductiviteitsgroei door (proces)innovaties
en digitalisering. Digitalisering raakt alle sectoren en is belangrijk voor het vergroten
van de arbeidsproductiviteit, omdat het nieuwe manieren van werken mogelijk maakt,
bijvoorbeeld in de zorg (eHealth), in de retailsector (distributiecentra), logistiek
(goederenoverslag) en in de maakindustrie (productieprocessen). Met de Strategie Digitale
Economie wil het kabinet bijdragen aan de digitale transitie van Nederland.
Een belangrijke belemmering zit niet in het gebrek aan innovatie, maar in de toepassing
ervan.25 De toepassing van procesinnovatie stuit met name op interne bedrijfsprocessen (o.a.
tekort aan urgentie/prioriteit, gebrek aan kennis/kunde om te komen tot een businesscase,
knelpunten omtrent acceptatie).26 Het productiviteitsoffensief van de technische werkgevers juicht het kabinet toe.
Het kabinet geeft uitvoering aan bestaande programma’s die de implementatie van digitale
technologie door het bedrijfsleven versnellen: het programma Versnelling Digitalisering
mkb (Mijn Digitale Zaak voor de retail, en de Digitale Werkplaatsen), het Smart industry
programma, de Europese Digitale Innovatiehubs en het AiNed programma voor AI. We verkennen
bij bewezen effectiviteit de opschaling van succesvolle sectorale aanpakken naar andere
(top)sectoren.
Daarnaast loopt op dit moment de herijking van de Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma’s
(MMIP’s) van de Integrale Kennis en Innovatieagenda van het Klimaatakkoord. Die programma’s
brengen in kaart welke innovaties er nodig zijn om de klimaatdoelen van het kabinet
te halen en ze bepalen mede de jaarlijkse financiële inzet van alle partijen (kennisinstellingen,
overheden, bedrijfsleven) die zijn aangesloten bij het Kennis en Innovatieconvenant.27 Naast de herijking van de bestaande MMIP’s wordt in de nieuw opgerichte TKI Bouw
en Techniek ook gewerkt aan 3 nieuwe MMIP’s gericht op deze sectoren.
In deze herijking is nadrukkelijk aandacht voor de benodigde inzet op efficiëntie-bevorderende
innovatie waardoor we met minder grondstoffen en minder arbeidsuren meer waarde creëren.
Deze innovaties kunnen leiden tot versnelde CO2-reductie. De nieuwe MMIP’s zijn gereed in het voorjaar van 2023. Hierover zal uw
Kamer apart worden geïnformeerd. Op dit moment kunnen productiviteitsverhogende innovaties
al gestimuleerd worden binnen de Energie-Innovatieregelingen, bijvoorbeeld omdat ze
kosten besparen. Een voorbeeld is RoboDock: inspectie door robots van windparken op
zee.28
Het is goed om hierbij te benoemen dat een belangrijke randvoorwaarde voor veel technologische
(proces)innovaties voldoende technisch en digitaal geschoold personeel is. Vaak gaat
dit namelijk gepaard met een automatiserings- of digitaliseringsslag. Technologische
procesinnovatie kan niet een op zichzelf staande actie zijn. Bij de doorontwikkeling
van het (proces)innovatiebeleid zal dit worden meegenomen.
Pijler 4: Versterken governance en tegengaan van versnippering
Het kabinet ziet – gezien de sociale, economische en maatschappelijke gevolgen – een
duidelijke rol voor de overheid om arbeidsmarktkrapte aan te pakken. Dat betekent
dat het kabinet voornemens is om actiever en met meer focus dan voorheen aan de slag
te gaan met het wegnemen van obstakels en het oplossen van knelpunten die het bij
elkaar brengen van vraag en aanbod verhinderen. Ook ziet het kabinet een nadrukkelijkere
rol voor zichzelf om het handelen van werkgevers en (potentieel) werkenden, waar nodig,
bij te sturen om deze meer in lijn te brengen met maatschappelijke opgaven als de
energietransitie en digitalisering. Het kabinet zoekt zoveel als mogelijk aansluiting
bij bestaande netwerken en samenwerkingsverbanden.
De arbeidsmarktopgaven in relatie tot de klimaat en digitale transitie reiken verder
dan alleen de technische en ICT banen. Zo zijn er ook grote arbeidsmarktopgaven in
de circulaire economie, duurzame landbouw en biodiversiteit. Om de kabinetsambities
te behalen zal het kabinet inzetten op het versterken en verbinden van de verschillende
agenda’s en programma’s29, die aansluiten bij de ambities van het Actieplan Groene en Digitale Banen.
Regie en coördinatie
Regionaal maatwerk blijkt enerzijds een belangrijke succesfactor, maar anderzijds
kan dit leiden tot versnippering en een gebrek aan overzicht van initiatieven.30 Dit laatste zit efficiënte inzet van middelen in de weg. Het kabinet ziet daarom
een nadrukkelijke rol voor de overheid bij het nemen van coördinatie en regie op de
aanpak van arbeidsmarktkrapte bij de klimaat- en digitale transitie. Deze zal in gezamenlijkheid
met de partners van Techniekpact, Taakgroep Arbeidsmarkt en Scholing, en HCA ICT worden
vormgegeven. Ook zal de verkenning van de Topsector Energie worden meegenomen in de
uitwerking van de governance.
Bij de verdere uitwerking van dit Actieplan Groene en Digitale Banen zijn twee uitgangspunten
leidend. De eerste is dat de uitvoeringsstructuur simpel en helder dient te zijn,
waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande netwerken en samenwerkingsverbanden.
Ook kijken we naar agenda’s of bestuurlijke tafels die kunnen worden samengevoegd,
zodat versnippering wordt tegengegaan. De tweede is dat de structuur aansluit bij
het niveau van de activiteiten. Dat betekent dat regionale samenwerking de basis blijft
van de uitvoering. Deze twee uitgangspunten hebben als doel om de verschillende regelingen
zoveel mogelijk op elkaar te laten aansluiten en de synergie daarin te vinden.
Het kabinet wil met het Actieplan meer data-gedreven en resultaatgericht werken en
daarvoor zullen we, door middel van de Klimaatmonitor, Techniekpactmonitor, het ICT
arbeidsmarktdashboard en de Emancipatie Monitor, de uitvoering van de maatregelen
uit het Actieplan monitoren op hun effectiviteit bij het terugdringen van de tekorten
in de techniek en ICT. Bij de verdere uitwerking van de maatregelen in concrete acties
zal met betrokken partijen – werkgevers, onderwijs en regionale overheden – hieraan
verder vorm worden gegeven.
Strategisch programmeren op toekomstige arbeidsvraag in de energietransitie
Het kabinet wil meer regie gaan voeren op de energietransitie en werkt daarvoor met
diverse programma’s die gericht zijn op regionale en lokale implementatie. Deze programma’s
zijn gevormd met diverse coalities van betrokken partijen, variërend van medeoverheden
tot netbeheerders en energiebedrijven. Via de Regionale Energiestrategieën (RES) wordt
de productie van duurzame energie op regionaal niveau gepland, via het Nationaal Plan
Energiesysteem (NPE) wordt planmatig vormgegeven aan het energiesysteem van de toekomst
en in het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) wordt de transitie naar
aardgasvrije woningen georganiseerd. De Minister voor Klimaat en Energie zal met de
betrokken partijen verkennen of er in de verschillende programma’s meer aandacht kan
komen voor de beschikbaarheid van personeel in relatie tot de realisatie van de verschillende
ambities. Bijvoorbeeld door arbeidsintensiteit van projecten mee te laten wegen in
de planning, of door goed te kijken naar wanneer in welke regio projecten worden gerealiseerd
en of daarvoor voldoende vakmensen beschikbaar zijn. Concreet zal daarbij worden gekeken
naar het koppelen van de RES-regio’s aan de bestaande Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s),
met als doel regionale informatie over verwachte arbeidsvraag (RES) en verwacht arbeidsaanbod
(RMT) beter met elkaar te verbinden. Bij de verdere uitwerking van dit idee zal worden
aangesloten bij een vergelijkbaar voorstel dat technische werkgevers doen in hun eerder
genoemde aanvalsplan. Ook zal gebruik worden gemaakt van de inzichten uit het rapport
over de verbinding tussen arbeidsmarkt en de Regionale Energiestrategieën dat Ecorys
in opdracht van het Nationaal Programma RES heeft opgesteld.31
4. Verbinding met de aanpak generieke arbeidsmarktkrapte
Op 24 juni heeft het kabinet uw Kamer meegenomen in de acties en maatregelen die in
gang zijn gezet om personeelstekorten in den brede terug te dringen.32 Het Actieplan Groene en Digitale Banen vormt een sectorspecifieke aanvulling hierop.
Net als uw Kamer voelt het kabinet de urgentie om actie te blijven ondernemen. Het
kabinet onderzoekt daarom aanvullende maatregelen die de krapte tegengaan en de arbeidsmarkt
van nu en in de toekomst verstevigen. De maatregelen die onderzocht worden, richten
zich op 1) werk meer lonend maken, 2) inzet op het vergroten van het arbeidsaanbod
en 3) het financieel ondersteunen van de overstap van werkenden naar structurele kraptesectoren.
Met structurele kraptesectoren worden bijvoorbeeld sectoren bedoeld waar voor een
langere periode krapte wordt verwacht, zoals sectoren die relevant zijn voor de klimaat-
en energietransitie. Met name de laatste twee maatregelen zijn voor het Actieplan
relevant. In het voorjaar wordt bezien of de maatregelen budgettair en juridisch uitvoerbaar,
effectief en wenselijk zijn.
Uw Kamer ontvangt tegelijkertijd met deze brief meer informatie over het onderzoek
naar deze maatregelen in de Kamerbrief «Aanvullende maatregelen arbeidsmarktkrapte».
5. Tot slot
Het kabinet heeft kritisch gekeken naar bestaand beleid en komt met het Actieplan
Groene en Digitale Banen met structurele en substantiële inzet. Hiervoor is een goede
samenwerking met werkgevers, werkenden, onderwijs en overheden essentieel. Met deze
brief kiest het kabinet voor een samengesteld pakket aan maatregelen waarbinnen actie
nodig is van de verschillende partijen op i) verhoging instroom in bètatechnisch onderwijs
ii) verhoging instroom en behoud van technisch personeel op de arbeidsmarkt iii) inzet
op productiviteitsgroei door inzet van (proces)innovaties en digitalisering en iv) versterken
van de governance en tegengaan van versnippering.
Net als uw Kamer voelt het kabinet de urgentie om actie te blijven ondernemen. In
de Kamerbrief «Aanvullende maatregelen arbeidsmarktkrapte», worden aanvullende maatregelen
onderzocht en verder uitgewerkt. Deze aanvullende maatregelen kunnen in samenhang
met de maatregelen uit het Actieplan Groene en Digitale Banen een doorbraak forceren.
Het kabinet bewaakt hierbij de samenhang tussen de sectorale aanpakken en het generieke
krapte traject.
Voor de financiering van de maatregelen van het Actieplan ambieert het kabinet om
de inzet van technische werkgevers (Industriecoalitie) in het Aanvalsplan Arbeidsmarktkrapte
Techniek, Bouw en Energie te matchen. Het kabinet bekijkt, voor de maatregelen in
het Actieplan, in bestaande middelen waar er ruimte zit voor additioneel of gerichte
financiële inzet. Daarbij wordt ook gekeken naar de benodigde middelen voor de governance,
monitoring en proceskosten van het Actieplan. In het voorjaar wordt bezien of additioneel
inzet nodig is en op welke wijze deze specifiek gedekt worden op de departementale
begrotingen. Daarnaast wordt ook regionaal de komende jaren extra ingezet op de aansluiting
met de bètatechnische arbeidsmarkt. Vooral het Europees Fonds voor Rechtvaardige transitie
(JTF) is een extra bron van financiering voor het op- om en bijscholen van mensen
in de regio’s die voor grote klimaatuitdagingen staan.33
De steeds veranderende arbeidsmarkt en de structurele aard van de arbeidsmarkttekorten
in de techniek en ICT vergt een Actieplan dat mee kan bewegen en bijgesteld kan worden.
Door het Actieplan meer data-gedreven en resultaatgericht in te richten, kan het kabinet
de uitvoering van de maatregelen uit het Actieplan monitoren op hun effectiviteit
bij het terugdringen van de tekorten in de techniek en ICT en indien nodig bijsturen.
Voor de zomer informeert het kabinet uw Kamer over de voortgang van de verdere inrichting
van de governance en de uitvoering van het Actieplan Groene en Digitale Banen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
De Minister voor Armoedebestrijding, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Medeindiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Medeindiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Medeindiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.