Brief regering : Reactie op verzoek commissie op het bericht van de stichting Herstel Ongekend Onrecht m.b.t. voortgangsrapportage over kinderopvangtoeslag
31 066 Belastingdienst
Nr. 1166
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft op 29 december 2022 verzocht een reactie te
geven op een mail van de stichting Herstel Ongekend Onrecht van 8 december 2022. Het
betreft hier grotendeels individuele casuïstiek waarvoor inmiddels ook contact is
tussen de initiatiefnemer van de stichting en de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
(UHT). Bijgaand treft u de reactie op de acht aangedragen onderwerpen, hierbij is
het onderwerp en de volgorde van de brief aangehouden.
De kindregeling
In de brief wordt aangegeven dat de schade voor kinderen groter kan zijn dan de betalingen
aan de kinderen via de kindregeling. Dat de impact van de problemen met de kinderopvangtoeslag
verder reikt dan de levens van ouders alleen, staat niet ter discussie. Het bieden
van een financiële tegemoetkoming en emotioneel herstel aan ouders en hun kinderen
die te maken hebben gehad met de problemen die zijn ontstaan door de kinderopvangtoeslag
is daarom een belangrijk onderdeel van de hersteloperatie. Met de kindregeling erkennen
we dat kinderen ernstig hebben geleden onder de gevolgen van de problemen met de kinderopvangtoeslag.
Om deze reden is de kindregeling ontwikkeld. De kindregeling bestaat uit een financiële
tegemoetkoming en een niet financieel gedeelte bestaande uit brede ondersteuning op
vijf leefgebieden vanuit gemeenten en aanvullend aanbod voor emotioneel herstel. De
kindregeling heeft als doel om een steun in de rug te bieden voor de toekomst. Het
is geen compensatie. Momenteel ontvangen getroffen kinderen een brief gericht op erkenning.
In december zijn de eerste betalingen verricht. Kinderen en jongeren die onder de
kindregeling vallen kunnen erop rekenen dat zij komende tijd actief betrokken worden
om mee te praten over de invulling van hun emotioneel herstel.
Mediation en VSO’s
Tevens wordt gevraagd of gedupeerden die ook ondernemer zijn voor een maatwerkafhandeling
kunnen kiezen. Alle aanvragen en bezwaren worden individueel behandeld en zijn in
die zin maatwerk. Met het vaststellen van gedupeerdheid kan een persoonlijk zaakbehandelaar
voor de gewenste maatwerkbehandeling (evt. via de gemeente) zorgdragen. Op basis van
de introductie van de vraagsteller gaat de vraag hier waarschijnlijk over de mogelijkheid
om het bezwaar in mediation of via de pilot met vaststellingsovereenkomsten (VSO)
te behandelen. Ik verwijs u naar de heden gestuurde Voortgangsrapportage hersteloperatie
toeslagen 4e kwartaal 2022 (Kamerstuk 31 066, nr. 1165) voor een stand van zaken over mediation en de pilot VSO.
Schuldenaanpak
In de brief wordt aangegeven dat het Loket Al Betaalde Schulden bedoeld is om leningen
te betalen die afgelost zijn met de compensatie, maar dat de ervaringen echter anders
zijn. Gevraagd wordt om opheldering over dit loket. Bij het Loket Al Betaalde Schulden
van SBN kunnen schulden worden ingediend die betaald zijn door de ouder met de compensatievergoeding.
De voorwaarden waar deze schulden aan moeten voldoen, zijn gelijk aan de voorwaarden
bij het Loket Private Schulden. Eén van deze voorwaarden is dat het om opeisbare schulden
gaat die ontstaan zijn in de periode tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021. Opeisbaar
wil zeggen dat de schulden te laat betaald zijn. Het gaat hier niet om hoofdsommen
van leningen, maar achterstanden, de rente en andere opslagen door schuldeiser. De
stukken die de ouder als bewijs moet aanleveren staan op de website van SBN.1
De ondernemer als gedupeerde
In de brief wordt aandacht gevraagd voor de specifieke problemen van gedupeerde ouders
die ondernemers zijn, ook het Ouderpanel heeft hier aandacht voor gevraagd. De gedupeerde
ouder die ondernemer (ZZP-er, eenmanszaak, vof) is en die persoonlijk aansprakelijk
is voor alle schulden van de onderneming kan de schulden aanbrengen bij SBN. Bij het
oplossen van schulden van ondernemers moet rekening gehouden worden met de Europese
regels omtrent staatssteun, hierbij wordt de de-minimisregeling gehanteerd. Deze de-minimisregeling
zorgt er – kort gezegd – voor dat een onderneming binnen een bepaald segment een maximale
hoogte aan steun van de overheid mag ontvangen. Deze steun is – mits binnen de de-minimisgrens
– geen ongeoorloofde staatssteun. De veronderstelling in de brief dat een gedupeerde
ouder die ondernemer is met zakelijk schulden niet onder staatsteunregels valt is
onjuist.
Om de ouder met een hoog risico op staatssteun te helpen niet over de staatssteungrens
heen te gaan is er een speciaal team opgericht dat hierbij helpt. Dit team brengt
samen met de ouder in kaart welke zakelijke schulden er zijn en of er eerder de-minimissteun
vanuit de overheid is verleend. Vervolgens wordt bekeken of alle zakelijke schulden
kunnen worden opgelost binnen de de-minimisgrens. Indien dit niet het geval is heeft
de ouder een keuze welke zakelijke schulden worden opgelost, het team kan de ouder
– indien gewenst – helpen met deze keuze. Er zijn momenteel vier ouders bekend waarbij
het niet is gelukt om binnen de de-minimisgrens alle zakelijke schulden op te lossen.
Indien er sprake is van geleden schade van gedupeerde ouders die ondernemer zijn kan
deze schade worden aangemeld bij de Commissie Werkelijke Schade. Voor de schade geldt
natuurlijk dat er enige mate van aannemelijkheid en causaliteit moet zijn tussen de
terugvordering en/of stopzetting en de schade. Voor wat betreft de schade buiten de
schuldenregeling die voor compensatie in aanmerking komt geldt de de-minimisregeling
overigens niet.
Integraal en CWS; VSO en Mediation
Er wordt in de brief gevraagd naar de mogelijke regels rondom voorrang voor bepaalde
ouders bij de integrale behandeling. Allereerst, met betrekking tot de lengte van
de wachttijd, los van de achtergrond en redenen van het bezwaar is het ook voor UHT
een grote zorg dat de wachttijden lang zijn. Er zijn daarvoor veel oorzaken aan te
wijzen, maar die bieden in individuele zaken helaas geen soelaas. De gemiddelde doorlooptijd
van de procedure bij CWS bedraagt op dit moment ruim negen maanden. Er wordt in principe
geen voorrang gegeven aan bepaalde groepen ouders, omdat UHT eraan hecht iedereen
daarin volstrekt gelijk te behandelen. Indien er sprake is van onvermijdelijke uitgaven
die noodzakelijk zijn om onomkeerbare gevolgen te voorkomen kan er een aanvraag worden
ingediend voor een voorschot. De zorg voor de lange wachttijden wordt breed gedeeld.
Met een samenhangend pakket aan maatregelen wil UHT op zo kort mogelijke termijn de
wachttijden verkorten.
Overlijden ouder en kind
Tevens wordt in de brief aandacht gevraagd voor de situatie dat een ouder of een kind
voor of tijdens het herstelproces is overleden. Er wordt gewerkt aan regelingen voor
de nabestaanden van een overleden gedupeerde ouder en een overleden kind. Deze regelingen
maken deel uit van het aanvullend wetsvoorstel Wet hersteloperatie toeslagen. Het
streven is om het wetsvoorstel in april 2023 aan uw Kamer aan te bieden.
De hardheidsclausule
De brief vraagt aandacht voor een hardheidsregeling. In de wet hersteloperatie toeslagen
is geregeld wie en onder welke voorwaarden in aanmerking komt voor een herstelmaatregel.
Dit biedt rechtszekerheid en draagt bij aan gelijke behandeling van gelijke gevallen.
Bepaalde artikelen bevatten voorwaarden die weinig beoordelingsruimte laten. Daar
is door de wetgever bewust voor gekozen. De Belastingdienst/Toeslagen kan echter op
basis van de hardheidsclausule afwijken van de wet voor zover toepassing van het betreffende
artikel (de daar genoemde voorwaarden) gelet op doel of strekking ervan zal leiden
tot een zogenoemde onbillijkheid van overwegende aard. Dit zal van geval tot geval
beoordeeld moeten worden. Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. De Belastingdienst/Toeslagen
is een beleidskader aan het ontwikkelen met betrekking tot de behandeling van hardheidsverzoeken.
Het is de bedoeling om verzoeken tot toepassing van de hardheidsclausule, voor zover
de besluitvorming daar omtrent is gemandateerd aan de Belastingdienst/Toeslagen, mee
te nemen in het reguliere beoordelingsproces.
De immateriële schade
In de brief worden tenslotte vragen gesteld over de immateriële schade van 500 euro
per half jaar en over de bij de 12e Voortgangsrapportage gezonden rekenvoorbeelden (Bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 1128).2 Zoals ook opgenomen in de 12e Voortgangsrapportage betreft het hier een gefingeerd voorbeeld dat voortvloeit uit
verschillende casussen in het kader van het vaststellen van aanvullende werkelijke
schade. Het gefingeerde voorbeeld is bedoeld om ouders een beter beeld te geven van
de toepassing van het beoordelingskader voor immateriële schade, dat bij het opstellen
van adviezen door de CWS wordt gebruikt. In het gefingeerde voorbeeld is de omvang
van de immateriële schade op basis van het beoordelingskader hoger dan de wettelijk
bepaalde 500 euro per half jaar waar in de brief naar wordt verwezen. Die 500 euro
per half jaar is het bedrag dat op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen wordt
toegepast bij de compensatieregeling (integrale beoordeling). Dat bedrag is ook in
het rapport Omzien in verwondering als uitgangspunt genomen en sluit ook aan bij de
bedragen zoals die buiten de hersteloperatie worden gehanteerd bij het vergoeden van
immateriële schade.3 Zoals het gefingeerde voorbeeld illustreert, is er bij het vaststellen van de aanvullende
werkelijke schade ruimte om maatwerk te bieden en om te komen tot een hogere schadevergoeding
voor immateriële schade. Er heeft, in antwoord op een vraag in de brief, over het
gefingeerde voorbeeld geen externe afstemming plaatsgevonden (anders dan met de CWS),
ook niet met BarentsKrans of met Pels Rijcken. In het kader van een, ook in de brief
genoemd, ingediend verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) worden relevante
onderliggende documenten geïnventariseerd, dergelijke documenten zullen in overeenstemming
met de Woo openbaar worden gemaakt.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën