Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief van PBLCO m.b.t. onderzoek naar fraudekwestie van Nederlandse publieke middelen in Angola
36 200 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023
Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2023
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking informeer ik u als volgt over de achtergrond van de door
de commissie ontvangen brief van 8 november 2022 (bijlage) van de Zuid-Afrikaanse
zakenman dhr. C.W.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2012 een subsidie uit het (voormalige)
Private Sector Ontwikkeling (PSI) programma1 toegekend aan een Zuid-Afrikaans bedrijf (Aquaculture Innovations) voor de ontwikkeling van een visserij project (Meervalkwekerij) in Angola. RVO was
namens het ministerie uitvoerder van het PSI programma. Briefschrijver C.W. was als
mede-investeerder in de voor het visserijproject opgezette joint venture met genoemd
bedrijf belanghebbende in het project.
Aanleiding van de brief van C.W. aan uw commissie is een zakelijk conflict tussen
hem en dhr. M.M., de lokale Angolese partner van het Zuid-Afrikaanse bedrijf. Centraal
in het zakelijk conflict staat het eigendom van de grond waarop de Meervalkwekerij
is gevestigd. C.W. beschuldigt M.M. van frauduleuze overdracht van het eigendomsrecht
van de grond en de daarop aanwezige activa naar een bedrijf dat eigendom is van familie
van de Angolese partner. Dhr. C.W. stelt dat als gevolg van deze eigendomsoverdracht
zijn investering in het visserijproject verloren is gegaan met als gevolg dat hij
financiële schade heeft geleden.
De onenigheid tussen de projectpartners kwam in 2019 aan het licht nadat C.W. daarover
contact had opgenomen met de ambassade. RVO organiseerde vervolgens een (digitaal)
overleg met subsidieontvanger en C.W. Genoemde projectpartners gaven daarbij aan dat
ondanks de gerezen problemen zij ervan overtuigd waren dat het project succesvol zou
kunnen worden afgerond. Van mogelijke collusie tussen subsidieontvanger en de Angolese
partner ten nadele van C.W. is uit de contacten met RVO nooit iets gebleken. In het
eindrapport van 2020 werden de problemen niet vermeld. Wel werd aangegeven dat (bijna)
alle eindresultaten behaald waren: er was een goed lopende meervalkwekerij gerealiseerd
waarmee lokale werkgelegenheid en economische activiteiten werden gegenereerd. Deze
constateringen waren in lijn met de waarnemingen vanuit de ambassade en RVO tijdens
eerdere projectbezoeken.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontving in 2021 een verzoek van het door C.W.
ingeschakelde advocatenkantoor Prakken Oliveira voor consulaire bijstand. C.W. hoopte
dat de ambassade zou kunnen bemiddelen in het zakelijk conflict tussen hem en de Angolese
M.M. Het ministerie heeft dit verzoek niet gehonoreerd aangezien C.W. niet de subsidieontvanger
was noch de Nederlandse nationaliteit bezit en er daarom geen juridische basis was
om consulaire bijstand te verlenen. Het ministerie heeft C.W. toen geadviseerd zijn
verzoek te richten aan de Zuid-Afrikaanse ambassade. Advocatenkantoor Prakken werd
overeenkomstig geïnformeerd en is hier niet meer op teruggekomen.
In mei 2021 diende C.W. drie WOB-verzoeken in: een bij het ministerie, een WOB-verzoek
bij RVO, en een WOB-verzoek bij de ambassade (dat later werd ingetrokken).
Het bij het ministerie ingediende WOB-verzoek betrof een verzoek voor inzage in alle
documenten en informatie die betrekking hebben op het anti-fraude en omkopingsbeleid
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Angola over de periode 2010 tot heden.
Ook werd alle documentatie en informatie opgevraagd over mogelijke corruptie of anderszins
illegaal handelen van de Nederlandse ambassade, alsmede alle documenten en informatie
over (onderzoek naar) mogelijk banden tussen de ambassade en leden van de MPLA en
geheime dienst van Angola.
Na een uitgebreide zoekslag vanuit de relevante dossiers van het ministerie en de
betrokken ambassade werd C.W. bij WOB-besluit van 1 november 20212 geïnformeerd dat er geen documenten waren aangetroffen die op enigerlei wijze in
de richting wezen van de door C.W. gevraagde informatie. Ter informatie werd in het
WOB-besluit ook een verwijzing opgenomen naar het digitaal publiekelijk toegankelijk
integriteitsbeleid van het ministerie3.
Het bij RVO ingediende WOB-verzoek had betrekking op alle documenten uit het subsidiedossier
over de periode 2018–2021, en op alle RVO beleids- en controle documenten en procedures
met betrekking tot de aanpak van (mogelijke) fraude. Deze documenten werden door RVO
aan verzoeker verstrekt, met inachtneming van alle vereisten die de WOB stelt.
RVO heeft naar aanleiding van het ingediende WOB-verzoek nog informatie bij het Zuid-Afrikaanse
bedrijf opgevraagd over mogelijke wijzigingen in eigendomsbewijzen van de grond waarop
de Meervalkwekerij is gevestigd, maar kreeg geen geldige bewijzen toegestuurd. RVO
heeft uiteindelijk geconcludeerd dat vanwege gebrek aan concreet bewijs en het ontbreken
van een juridische grondslag er geen aanleiding bestond om een fraudeonderzoek naar
de eigendomsstatus van de grond en de daarop aanwezige activa uit te laten voeren.
In NRC van 22 januari 2022 verscheen een artikel over deze zaak4. In het artikel uit C.W. kritiek op de Nederlandse overheid over de geboden ondersteuning
en het Nederlands beleid om misbruik van Nederlands ontwikkelingsgeld tegen te gaan.
In de voorliggende brief van 8 november 2022 herhaalt C.W. zijn grieven aan het adres
van de Nederlandse Staat. Ook suggereert briefschrijver dat er sprake was van beïnvloeding
vanuit de lokale politiek op het beleid van de Nederlandse Staat in deze kwestie.
Tevens suggereert hij dat tientallen andere ondernemers op vergelijkbare wijze gedupeerd
zijn, dat deze praktijk de Nederlandse schatkist miljoenen kost, en verzoekt hij de
vaste Kamercommissie daarom een onderzoek uit te laten voeren naar «de situatie van criminele overnames in combinatie met politieke beïnvloeding van
partnerlanden van Nederland». Hij hoopt dat dergelijk onderzoek uiteindelijk leidt tot compensatie door de Nederlandse
Staat van de door hem geleden schade.
Het is spijtig dat er geen oplossing voor briefschrijver in het conflict is gevonden,
maar ik herhaal dat de Nederlandse Staat geen partij is in het conflict tussen C.W
en zijn Angolese zakenpartner. Er bestaat dan ook geen juridische basis voor de Nederlandse
Staat om in deze zaak consulaire bijstand te verlenen.
De aantijgingen en klachten van C.W. over vermeend criminele activiteiten en corruptie
ten koste van Nederlands belastinggeld en beïnvloeding van Nederlands beleid vanuit
de lokale politiek in partnerlanden worden niet geschraagd door enig bewijs of concrete
informatie. In dit verband verwijs ik ook naar het WOB-besluit van 1 november 2022
waarmee C.W werd geïnformeerd dat er geen informatie of documentatie is aangetroffen
met betrekking tot zijn gesuggereerde verdenkingen.
Ook heeft het ministerie geen aanwijzingen dat er sprake zou zijn van corrupt, frauduleus
of anderszins illegaal optreden van de Nederlandse ambassade in Angola noch van beïnvloeding
vanuit de lokale politiek die voor de Nederlandse Staat aanleiding zouden kunnen zijn
om een onderzoek te starten.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking