Brief regering : Derde monitorsrapportage Transitie OV 2023 en doorkijk conferenties en herijking TBOV
23 645 Openbaar vervoer
Nr. 787
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2023
Tijdens verschillende gesprekken met uw Kamer hebben we de gezamenlijke wens uitgesproken
om goed te blijven monitoren hoe het openbaar vervoer zich ontwikkelt, nadat begin
2022 alle beperkende coronamaatregelen zijn opgeheven. Net als in 2021 is Ecorys daarom
gevraagd om op basis van de vervoerplannen van de regionale vervoerconcessies en het
hoofdrailnet inzicht te geven in het geplande OV voor 2023.1 Met deze rapportage geef ik invulling aan mijn toezegging de ontwikkelingen in het
OV te monitoren en aan de motie van het lid De Hoop om met deze rapportage inzicht
te geven in de verdeling van het OV-aanbod over de dag.2,
3 Met deze brief geef ik tevens een doorkijk naar de bestuurlijke conferentie van het
NOVB over de «Urgente problematiek in het OV» en de herijking van het Toekomstbeeld OV (TBOV) in 2023.
Ontwikkelingen in het aanbod en de transitie van het OV
Het openbaar vervoer heeft een ongekende periode achter de rug waarin de reizigersvraag
als gevolg van de coronamaatregelen hard is geraakt. In de loop van 2022 werden de
laatste coronamaatregelen afgeschaft, als laatste de mondkapjesplicht in het openbaar
vervoer. Het aantal reizigers nam als gevolg van onder andere het opheffen van het
thuiswerkadvies begin 2022 eerst sterk toe, maar is qua volume na de zomer gestabiliseerd
op ongeveer 80% t.o.v. 2019. De verdere stijging van de reizigersaantallen die eerder
nog werd verwacht, heeft zich nog niet voorgedaan. De pandemie heeft gezorgd voor
andere reispatronen met een vraag die zich anders over de week verdeelt. Om vervoerders
tijd en ruimte te geven zich aan te passen aan deze nieuwe werkelijkheid en de kosten
voor het OV in 2023 te kunnen betalen, stellen de gezamenlijke overheden voor heel
2023 een transitievangnet beschikbaar. Op deze manier kunnen vervoerders veilig, voldoende
en betrouwbaar openbaar vervoer blijven bieden. Het transitievangnet is de opvolger
van de beschikbaarheidsvergoeding (BVOV), waarmee in 2020–2022 in totaal zo’n 3,1 miljard
aan (extra) rijksmiddelen is uitgegeven, om het OV-aanbod op peil te houden.
De bijgevoegde Transitiemonitor bevat een analyse van de vervoerplannen 2023 waaruit
geconcludeerd wordt dat het in een groot aantal gevallen lukt het aantal dienstregelingsuren
(DRU’s) op een gelijk niveau te houden als in het voorgaande jaar. De omvang van het
aanbod kan volgens de rapportage verschillen per concessie vanwege de mate waarin
reizigers terugkeren, de financiële impact van de teruggelopen reizigersaantallen,
verschil in concessieafspraken, omvang van de concessie of de impact van het personeelstekort.
Het is daarnaast mogelijk dat er mutaties zijn binnen het aanbod, bijvoorbeeld dat
er gekozen is om lijn X in frequentie te verlagen om vervolgens lijn Y te kunnen uitbreiden.
De verantwoordelijke OV-autoriteit is continue op zoek naar een goede balans in het
bieden van OV daar waar vraag is en tegelijkertijd waarborging van de betaalbaarheid
van het bredere OV-systeem.
Deze puzzel was dit afgelopen jaar uitdagender dan andere jaren vanwege de personeelstekorten
in de sector, oplopende kosten en nog achterblijvende reizigersinkomsten. Op sommige
plaatsen zullen provincies in 2023 dan ook op zoek gaan naar alternatieven of slimme
oplossingen. Zo wordt in een aantal regio’s met een lagere vervoersvraag de ontsluiting
gewaarborgd dankzij flexvervoer zoals in Twente en Friesland of in Zeeland waar doelgroepenvervoer
en OV samenkomen in één mobiliteitscentrale. De rapportage «Staat van het regionale
openbaar vervoer» biedt daarbij jaarlijks een goed overzicht van de verschillende
vormen van flexibel vervoer in en/of buiten OV-concessies.4
Om te komen tot gebalanceerde plannen wordt er jaarlijks een cyclus doorlopen, waarvoor
de verantwoordelijkheid belegd is bij de provincies en vervoerregio’s. Aanpassingen
in het aanbod stemmen zij vervolgens af met de gemeenten in het concessiegebied, waarbij
de (regionale) reizigersorganisaties adviesrecht hebben. Deze manier van werken past
bij de decentralisatie van het stads- en streekvervoer zoals vastgelegd in de Wet
Personenvervoer 2000 en borgt dat regionale en lokale keuzes over het OV-aanbod democratisch
gelegitimeerd zijn. Het vaststellen van vervoersplannen en nieuwe dienstregelingen
gaat ieder jaar gepaard met veranderingen op microniveau, dat is dit jaar niet anders.
De gepubliceerde vervoerplannen 2023 van de regionale concessies zijn via de website
van het Samenwerkingsverband van decentrale ov-autoriteiten (DOVA: www.dova.nu) te raadplegen. Het vervoerplan 2023 van de NS is zoals gebruikelijk met uw Kamer
gedeeld.5
Een uitdaging bij het voor 2023 geplande OV zijn de personeelstekorten bij OV-bedrijven.
Net als veel andere sectoren kampt de OV-sector met een tekort aan inzetbaar personeel,
wat vervolgens impact heeft op de dienstregelingen. Vervoerders doen er alles aan
om dit probleem te adresseren en waar nodig de reiziger tijdig te informeren over
wijzigingen.
Als concessieverlener van het hoofdrailnet informeer ik uw Kamer met enige regelmaat
over de gevolgen voor de NS-dienstregeling, de impact voor de reizigers en de (voor)genomen
maatregelen.6 Omdat de personeelstekorten het afgelopen jaar van invloed zijn geweest op de dienstregelingen
heb ik Ecorys gevraagd om de omvang hiervan en de reeds genomen maatregelen mee te
nemen als onderdeel van de monitor. De verkregen inzichten neem ik mee richting de
bestuurlijke conferentie van het NOVB over de urgente problematiek in het OV, die
op 16 februari zal plaatsvinden. Tijdens deze bijeenkomst wordt ook gekeken naar andere
factoren die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de vervoersplannen, zoals
kostenstijgingen en achterblijvende reizigersopbrengsten. Nadere toelichting over
deze conferentie geef ik verderop in deze brief.
De derde monitoringsrapportage Transitie OV biedt naast een vooruitblik voor het OV-aanbod
in 2023 ook inzicht in het voorzieningenniveau gedurende de afgelopen periode, de
periode april tot en met november 2022. De onderzoeksperiode sluit daarmee aan op
de voorgaande rapportage die op 8 juli gepubliceerd is.7 In 2022 kon het OV gebruik maken van de beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV), waarbij
een afspraak gold dat het voorzieningenniveau in omvang en kwaliteit minstens gelijkwaardig
moest zijn aan dat van 2021. De rapportage bevestigt dat dit in grote lijnen het geval
was voor wat betreft het geplande aanbod, waarbij de aanhoudende personeelstekorten
regelmatig voor onvoorziene aanpassingen in de dienstregelingen zorgde. Of er sprake
was van een minimaal gelijkwaardige dienstregeling zal moeten blijken uit de BVOV-verantwoording
over 2022. De evaluatie van de BVOV en de huidige transitieregeling (TVOV) zal in
de loop van dit jaar starten, zodra ik over alle informatie beschik over de werking,
het gebruik, de verantwoording en de effecten van de regelingen.
Doorkijk 2023: Conferenties en de herijking TBOV
Ik hecht waarde aan goede bereikbaarheid van Nederland, waarbij ik extra aandacht
heb voor de ontsluiting van de dunner bevolkte regio’s. Ik ben dan ook blij met de
bevestiging uit de transitierapportage dat vervoerders in 2023 voldoende OV-aanbod
bieden. Toch zien we ook een aantal ontwikkelingen waardoor het OV-systeem mogelijk
onder druk kan komen te staan, denk hierbij aan blijvend minder reizigers, andere
reispatronen, hogere energieprijzen, personeelsproblematiek, tariefstijgingen etc.
In februari organiseert het NOVB een bestuurlijke conferentie om met elkaar te spreken
over de impact van deze ontwikkelingen voor het OV. Het doel van deze bijeenkomst
is een verdiepend gesprek over de uitdagingen en het verkennen van effectieve maatregelen,
waarbij concessieverleners en -houders kunnen leren van elkaar (best practices) en
tevens kansen voor concessieoverstijgende samenwerking kunnen verkennen. Zoals toegelicht
is 2023 het jaar waarin de sector zich zo optimaal mogelijk zal moeten aanpassen aan
het post-pandemische «nieuwe normaal».
Gelijktijdig werk ik samen met de sector aan de herijking van het Toekomstbeeld OV
(TBOV) 2040. Zodat we niet alleen oog hebben voor impact van de ontwikkelingen op
de korte termijn, maar deze ook goed aan laten sluiten bij de lange termijn opgave
en de gezamenlijke visie die we hebben voor ons openbaar vervoer. In december 2022
is met alle partners uit het Toekomstbeeld OV aan de landelijke OV- en Spoortafel
afgesproken om in de komende periode uitwerking te geven aan een herijkt Toekomstbeeld
Openbaar Vervoer, dat antwoord geeft op de vragen en uitdagingen van nu en de toekomst.
Tijdens de herijking zullen we de op korte en middellange termijn te zetten stappen
en keuzes prioriteren en faseren. Ook zullen we het Toekomstbeeld intensief gaan verbinden
met het traject van de Mobiliteitsvisie. In de Kamerbrief van 16 januari 2023 bent
u hierover uitgebreider geïnformeerd8.
Vanuit een breder perspectief op bereikbaarheid is het OV naast lopen, fietsen, deelmobiliteit,
MaaS, doelgroepenvervoer en de auto één van de mobiliteitsmogelijkheden die bijdragen
aan de bereikbaarheid van voorzieningen, zoals banen, onderwijs en zorg, en sociale
contacten. Er zijn echter groepen in de samenleving die om uiteenlopende redenen belemmeringen
ondervinden bij het bereiken van bestemmingen. Daarom organiseer ik op 6 maart samen
met de New Mobility Foundation de conferentie «Bereikbaarheid voor iedereen», waar in een brede samenstelling het onderwerp vervoersarmoede wordt geadresseerd
en geagendeerd. Ik heb daarnaast toegezegd dit voorjaar in een Kamerbrief te reageren
op het PBL-rapport «Toegang voor iedereen? Een analyse van de (on)bereikbaarheid van voorzieningen en
banen in Nederland».
9
Ten slotte
Graag benadruk ik het belang van goede bereikbaarheid en goed OV voor heel Nederland.
Ik wil met de geplande bijeenkomsten extra aandacht vragen voor belangrijke uitdagingen
op zowel de korte als de (middel)lange termijn. En met betrokken partijen gesprekken voeren over hun bijdrage. Gezamenlijk
kunnen we het openbaar vervoer aantrekkelijker maken voor steeds meer reizigers.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat