Brief regering : Afhandeling schade wateroverlast juli 2021
32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma
Nr. 75
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2023
Het is inmiddels zo’n anderhalf jaar geleden dat Limburg en delen van Noord-Brabant
zijn getroffen door extreme wateroverlast. Dit heeft een grote invloed op het leven
van veel mensen. De overheid heeft door het nemen van verschillende maatregelen geprobeerd
gedupeerden zo goed mogelijk tegemoet te komen in de materiële schade.
Met deze brief informeren wij uw Kamer, mede namens de Ministers van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën en Infrastructuur en Waterstaat, over de voortgang
van de afhandeling van aanvragen om een tegemoetkoming in de schade op basis van de
regelingen die zijn getroffen. In dit verband wordt ook ingegaan op de motie van het
lid Beckerman c.s.1 Verder wordt geactualiseerde informatie over de totale schade weergegeven. In deze
brief wordt tevens aandacht besteed aan de onderzoeken die zullen worden uitgevoerd
om te komen tot een robuust stelsel van verzekeringen en tegemoetkoming van de zijde
van de overheid in geval van rampen. Tot slot wordt aandacht besteed aan de stappen
die door verzekeraars zijn gezet naar aanleiding van de extreme wateroverlast.
Voortgang afhandeling schade door de overheid
Uw Kamer vraagt terecht doorlopend aandacht voor een snelle en grondige afhandeling
van de tegemoetkoming in de geleden schade. Inmiddels kunnen we melden dat we veruit
de meeste gedupeerden hebben kunnen helpen, maar dat een aantal zaken nog niet is
afgerond. Dit wijkt overigens niet veel af van het percentage van nog openstaande
particuliere zaken bij verzekeraars. In totaal zijn er op peildatum 20 januari 2023
nog 1972 particuliere gedupeerden3 in afwachting van een definitief besluit van de overheid over de tegemoetkoming in
hun schade op basis van de regelingen die zijn getroffen.
We realiseren ons terdege dat het voor deze gedupeerden moeilijk is dat zij op dit
moment nog steeds geen uitsluitsel hebben over een mogelijke tegemoetkoming in de
door hen geleden schade. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) spant zich
samen met de stichting Nederlands Instituut van Registerexperts (NIVRE) daarom tot
het uiterste in om de schademeldingen en -aanvragen snel maar zorgvuldig af te handelen.
Over de voortgang van de afhandeling van de meldingen blijven we met RVO in gesprek.
Het streven is om alle nog openstaande zaken op een zo kort mogelijke termijn en op
een zorgvuldige manier af te doen. Wij kunnen echter, hoe vervelend dit ook voor gedupeerden
is, geen garantie geven dat deze zaken voor een bepaalde termijn zijn afgehandeld,
zoals het lid Beckerman met de hierboven genoemde motie verzoekt. Dit heeft verschillende
oorzaken, deze worden hieronder toegelicht.
Voor de meldingen in het kader van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) geldt
dat, nadat een gedupeerde een melding heeft gemaakt van geleden schade, door een onafhankelijke
schade-expert van NIVRE een schade-expertise plaats vindt, welke leidt tot een schaderapport.
NIVRE is in dit proces afhankelijk van de documenten die moeten worden aangeleverd
door gedupeerden. Zo zijn gedupeerden in sommige gevallen nog in afwachting van een
offerte van een aannemer of van een contra-expertise. Verder zijn er gevallen waarbij
een droogteperiode moet worden afgewacht alvorens het schadeherstel kan starten. Ook
worden veel gedupeerden geconfronteerd met stijgende prijzen, waardoor achteraf kan
blijken dat de herstelkosten hoger uitvallen dan in het schaderapport is berekend.
Gelet hierop komt het regelmatig voor dat de behandeling op verzoek van een gedupeerde
wordt aangehouden. Daarnaast is NIVRE ook afhankelijk van besluiten van derden zoals
verzekeraars alvorens een melding in behandeling kan worden genomen. Dit alles leidt
er toe dat in het meerdere gevallen langer duurt om een schaderapport op te maken.
Met betrekking tot de (rond 20) zaken waarin nog een besluit door een verzekeraar
dient te worden genomen, merken we op dat RVO met het Verbond van Verzekeraars beziet
of en hoe maatwerk kan worden geleverd om zo de afhandeling te bespoedigen.
Tijdens het wetgevingsoverleg Water op 21 november 2022 (Kamerstuk 36 200 XII, nr. 107) is door het lid Beckerman een motie4 ingediend waarbij de regering wordt verzocht om «in overleg met de verzekeraars te
komen tot afspraken en een permanente voorziening en plan om snel te kunnen beoordelen
en uitkeren bij toekomstige rampen». In dit verband willen wij graag verwijzen naar
de evaluatie van de uitvoering van de Wts naar aanleiding van de wateroverlast in
juli 2021. Bij de uitvoering hiervan zijn we tegen een aantal vraagstukken aangelopen
dat vraagt om een nadere heroverweging om het proces van de afhandeling van de schade
beter te laten verlopen, ook vanuit de beleving en behoefte van de gedupeerde. We
gaan er vanuit dat de hiervoor bedoelde evaluatie, die thans wordt uitgevoerd in opdracht
van het WODC, hiertoe leerpunten en praktische verbetermogelijkheden zal aandragen.
Naar verwachting zal het rapport in het eerste kwartaal van dit jaar worden opgeleverd.
Uw Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze evaluatie.
Daarnaast start het WODC in 2023 met een onderzoek naar de toekomstbestendigheid en
het werkingsgebied van de Wts. Het onderzoek moet kennis aandragen om een beleidsmatige
en politieke afweging te kunnen maken of de Wts, gelet op de bestaande en in ontwikkeling
zijnde verzekeringsmogelijkheden met betrekking tot de thans onderkende gevolgen van
klimaatverandering (extreem weer), voldoende toekomstbestendig is. De uitkomsten van
de hiervoor genoemde evaluatie zullen in dit onderzoek worden meegenomen. Mede aan
de hand van de resultaten van genoemde onderzoeken kan worden bezien of en op welke
manier uitvoering kan worden gegeven aan de hierboven genoemde motie.
Afhandeling Wts-meldingen op grond van de Regeling
tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant
in juli 2021 en Beleidsregel coulance wateroverlast in juli 2021
In totaal komen we uit op het volgende beeld met betrekking tot de afhandeling van
de meldingen en aanvragen op grond van de Regeling tegemoetkoming waterschade en de
Beleidsregel coulance wateroverlast. Op peildatum 20 januari 2023 zijn 1.616 gedupeerden
(zowel particulier als overheid) in aanmerking gekomen voor een tegemoetkoming en
is inmiddels in totaal bijna € 83,8 miljoen uitbetaald.
Op dit moment zijn er nog 84 particuliere gedupeerden in afwachting van een definitief
besluit over de tegemoetkoming in hun schade.
De verwachting op basis van de huidige informatie is dat de kosten van de tegemoetkomingen
in de schade op grond van de Regeling en de Beleidsregel coulance uiteindelijk zullen
uitkomen op € 87,5 miljoen en de kosten op grond van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr)
op ongeveer € 6 miljoen. Deze kosten zijn aanzienlijk lager dan de verwachte kosten
van € 261 miljoen zoals opgenomen in onze brief aan uw Kamer van 8 juli 20225.
Beleidsregel tegemoetkoming teeltplanschade uiterwaarden Maas juli 2021
Ten aanzien van de schade voor landbouwers in de uiterwaarden van de Maas kan worden
gemeld dat er, sinds de publicatie op 18 februari 2022 van de beleidsregel van de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de tegemoetkoming teeltplanschade
uiterwaarden Maas juli 2021, 265 individuele meldingen zijn binnengekomen. Er bleken
42 meldingen dubbel te zijn gedaan en er zijn 223 meldingen in behandeling genomen.
Nadien zijn er 32 meldingen ingetrokken. Daarnaast zijn er 17 schademeldingen ontvangen
vanuit de Wts die naar deze Beleidsregel omgehangen moesten worden. Hiervan zijn er
14 in behandeling genomen door RVO. Op peildatum 20 januari 2023 zijn in totaal 191
aanvragen in behandeling genomen. Op genoemde peildatum zijn 189 aanvragen afgehandeld
en is in totaal bijna € 2,7 miljoen uitbetaald. De laatste dossiers zullen naar verwachting
in Q1 van 2023 zijn afgerond.
Zonder deze beleidsregel zouden deze landbouwers niet voor een tegemoetkoming in de
schade aan hun gewassen in aanmerking gekomen zijn omdat uiterwaarden, buitendijks
van een primaire kering, zijn uitgezonderd van een tegemoetkoming op grond van de
Wts. Het kabinet heeft deze tegemoetkoming op grond van de beleidsregel passend geacht
vanwege de unieke combinatie van omstandigheden, te weten akkerbouwbedrijven die zwaar
getroffen zijn door de coronacrisis (akkerbouwers in dit gebied telen relatief veel
aardappelen die verwerkt worden) en de financiële klap van ondergelopen gewassen door
uitzonderlijk zomer-hoogwater in de Maas, waaraan agrariërs vanuit het verleden niet
gewend zijn.In de toekomst zal geen tegemoetkoming meer plaatsvinden voor teeltplanschade
in uiterwaarden, al dan niet in combinatie met welke andere calamiteit dan ook. Met
het oog op klimaatverandering en het uitgangspunt van «water en bodem sturend» 6 zullen agrariërs met percelen in uiterwaarden erop voorbereid moeten zijn dat hun
percelen vaker onderlopen, soms ook in de zomer.Als zij de inkomstenderving als gevolg
van eventuele overstroming niet kunnen dragen, dan is het verstandig om in die gebieden
waarvan bekend is dat deze kunnen overstromen deze factor bepalend te laten zijn in
hun gewaskeuze.
Omzetderving
De provincie Limburg heeft, vanwege de samenloop met de coronacrisis, voor ondernemers
een subsidieregeling voor geleden omzetschade (Nadere subsidieregels omzetderving
door overstromingen door zoet en afstromend water in juli 2021 in Limburg en Noord-Brabant)7 opgesteld. Deze regeling is 24 oktober 2022 opengesteld en 5 december 2022 gesloten.
Zonder deze beleidsregel zouden ondernemers niet voor een tegemoetkoming in aanmerking
komen omdat omzetderving is uitgezonderd van een tegemoetkoming op grond van de Wts.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft als bijdrage voor de uitvoering
van de regeling een specifieke uitkering verstrekt van € 24 miljoen aan de provincie
Limburg. Er zijn 111 aanvragen ingediend voor een tegemoetkoming van in totaal ruim
€ 6 miljoen. RVO voorziet iedere aanvraag van een advies aan het College van gedeputeerde
staten van Limburg ter besluitvorming. Naar verwachting is dit proces medio februari
2023 afgerond. Aan de hand van een evaluatie zal het College van gedeputeerde staten
bezien of een tweede openstelling opportuun is.
Specifieke uitkering aan gemeenten
Het kabinet heeft toegezegd een aantal gemeenten dat zwaar getroffen is door de wateroverlast
met een specifieke uitkering tegemoet te komen. Op dit moment zijn de kosten en de
schade die voor een tegemoetkoming op grond van de Wts en Wvr in aanmerking kunnen
komen nagenoeg volledig in beeld. De Wts en de Wvr voorzien slechts in een deel van
gelden schade en de gemaakte kosten. Daarnaast bieden de relatief beperkte jaarlijkse
baten en lasten van de gemeenten in deze regio en de omvang van de (bestemmings-)reserves
onvoldoende ruimte om de schade volledig te dragen. Het betreft in ieder geval de
gemeenten Valkenburg aan de Geul, Gulpen-Wittem en Meerssen. Op dit moment is het
Rijk met de drie meest getroffen gemeenten in gesprek.
Werkzaamheden Rijkswaterstaat en ProRail
Als gevolg van de overstromingen heeft Rijkswaterstaat (en in beperkte mate ook ProRail)
kosten gemaakt voor het opruimen van de (vaar)wegen en het spoor en voor reparaties.
Hier is direct na de ramp in totaal € 51,5 miljoen voor geraamd. Op dit moment wordt
in beeld gebracht wat uiteindelijk daadwerkelijk is uitgegeven aan opruimen en schadeherstel
door Rijkswaterstaat. Naar huidig inzicht zijn de werkzaamheden ruim binnen dit taakstellend
budget uitgevoerd.
European Union Solidarity Fund
Het Rijk heeft in 2022 een beroep gedaan op het European Union Solidarity Fund (EUSF)
voor een bijdrage in de afhandeling van door de overheid geleden schade als gevolg
van de overstromingen. Op 14 december 2022 hebben het Europees parlement en de Raad
ingestemd met een totale bijdrage uit het EUSF aan Nederland van € 4,7 miljoen8.
Financiële gevolgen
In de brief van 8 juli 2022 is een beeld van de totale schade van de wateroverlast
in Limburg en in delen van Noord-Brabant opgenomen. Op dat moment werden de financiële
gevolgen van de wateroverlast geraamd op ongeveer 0,5 miljard. Deze raming kan opnieuw,
vanwege een duidelijker beeld van de financiële gevolgen, naar beneden worden bijgesteld.
De geraamde financiële gevolgen van de wateroverlast komen op dit moment uit op € 383
miljoen euro.
De geraamde financiële gevolgen bestaan uit:
– de tegemoetkomingen in de schade en de kosten op grond van de Wts, de Beleidsregel
coulance. Deze worden geraamd op € 87,5 miljoen;
– de tegemoetkoming in de kosten op grond van de Wvr. Deze worden geraamd op € 6 miljoen;
– de kosten van Rijkswaterstaat en ProRail. Deze worden geraamd op € 51,5 miljoen;
– de tegemoetkomingen op grond van de beleidsregel tegemoetkoming teeltplanschade uiterwaarden.
Deze worden nu geraamd op rond de € 3 miljoen;
– de tegemoetkoming voor omzetderving. Hiervoor is € 24 miljoen geraamd;
– de totale verzekerde schade. Het Verbond van Verzekeraars schat dit op € 211 miljoen.
Nationaal Rampenfonds
Eerder hebben we gemeld dat het Nationaal Rampenfonds zich inzet om gedupeerden vanuit
het fonds financieel te ondersteunen. Daarvoor is € 11,8 miljoen euro ingezameld.
Hieruit is allereerst, in afstemming met de getroffen gemeenten, een bedrag van aanvankelijk
€ 1.000 en later opgehoogd naar € 2.000 toegekend aan particulieren die daadwerkelijk
water «over de vloer» hebben gehad. Begin september 2021 ontving de eerste groep getroffen
particulieren dit geld al op de bankrekening. Deze tranche betreft circa € 5,2 miljoen
en is al geruime tijd afgerond. In aanvulling hierop zijn voor een bedrag van in totaal
€ 3,6 miljoen ruim dertig herstelprojecten van maatschappelijke organisaties gehonoreerd
en uitgekeerd. Op de website van het Nationaal Rampenfonds kan het overzicht van deze
projecten geraadpleegd worden. De laatste € 3 miljoen is bestemd voor schrijnende
particuliere gevallen en wordt toegekend in samenwerking met de betrokken gemeenten.
Deze tranche nadert inmiddels afronding.
Ontwikkelingen op het gebied van verzekeringen
Uitgangspunt is dat iedereen zijn eigen schade draagt. Door het afsluiten van een
verzekering kan een huishouden of bedrijf tegen betaling van een premie een schaderisico
overdragen aan een verzekeraar. Het al dan niet verzekeren van een bepaald risico
is grotendeels een persoonlijke risicoafweging. Primair zijn dan ook de verzekeraars
aan zet voor vergoeding van de geleden schade. In dit verband wordt opgemerkt dat
de mogelijkheden voor particulieren en ondernemers om zich afdoende te verzekeren
toenemen. Zo is verzekering tegen plaatselijke neerslag al jaren mogelijk. Sinds 2020
bestaan er ook verzekeringen tegen het falen of bezwijken van secundaire keringen,
die ons land beschermen tegen binnenwater uit meren, kleine rivieren en kanalen. Het
maakt dan niet meer uit of de schade komt door regen of door een lokale overstroming.
Sinds de extreme wateroverlast in Limburg en delen van Noord-Brabant is het aantal
verzekeraars dat een dergelijke dekking biedt sterk gegroeid. De meerderheid van particulieren
én ondernemers is, volgens het Verbond van Verzekeraars, inmiddels verzekerd tegen
het falen of bezwijken van een secundaire kering. Het Verbond van Verzekeraars werkt
samen met verschillende partijen aan bewustwording en advisering. Zo geeft het Verbond
aan de komende maanden actief in te zetten op verdere bewustwording van de risico’s,
handelingsperspectieven en verzekeringsmogelijkheden, waarbij verzekeraars en adviseurs
worden geholpen om voor verschillende doelgroepen toegespitste informatie te kunnen
leveren. Verzekeraars werken hierbij samen met verschillende partijen, waaronder ook
de overheid, het KNMI, wetenschappers en adviesbureaus.
Deze ontwikkelingen op de verzekeringsmarkt stemmen positief. Niettemin is het kabinet
zich er van bewust dat klimaatverandering ertoe noopt dat nader wordt bezien of en
hoe klimaatgerelateerde schade beter kan worden verzekerd. Zo is in het Eindadvies
van de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater de aanbeveling opgenomen om een interdepartementale
verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden voor het verder ontwikkelen van verzekeringen
voor klimaatgerelateerde schade9. Zoals de Minister van Financiën beschreef in haar brief over de beleidsagenda voor
duurzame financiering,10 vindt er een verkenning plaats naar de beleidsopties die voorhanden zijn om de verzekerbaarheid
van klimaatgerelateerde schade te verbeteren. Daarvoor wordt samen met de verzekeringssector
bekeken of en op welke wijze de overheid een rol kan spelen om te zorgen dat de fysieke
risico’s van klimaatschade voldoende worden gedekt. Meerdere ministeries inventariseren
in dat kader momenteel samen met verzekeraars en andere betrokken partijen hoe de
verzekerbaarheid van klimaatschade in bredere zin kan worden geborgd. Ten aanzien
van de verzekerbaarheid van overstromingsrisico’s heeft De Nederlandsche Bank (DNB)
in november 2022 een aantal beleidsaanbevelingen gedaan in het rapport «Verzekeraars
in een veranderende wereld».11 De Minister van Financiën zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 de door de
vaste commissie voor Financiën verzochte reactie op dat rapport toesturen.12
Tot slot
We blijven ons inspannen om de gedupeerden zo snel mogelijk duidelijkheid te geven
over de tegemoetkoming in de schade op basis van de verschillende maatregelen/regelingen
die vanuit de overheid zijn getroffen.
Uw Kamer zal in het vervolg over de afhandeling van de schade door de wateroverlast
niet meer separaat worden geïnformeerd, maar als onderdeel van brieven van het kabinet
over crisisbeheersing en brandweerzorg.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit