Brief regering : Fiche: Verordening inzake Verpakkingen en Verpakkingsafval
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3620
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening certificeringskader voor koolstofverwijdering (Kamerstuk 22 112, nr. 3618)
Fiche: Mededeling beleidskader bioplastics (Kamerstuk 22 112, nr. 3619)
Fiche: Verordening inzake Verpakkingen en Verpakkingsafval
Fiche: Mededeling EU dronestrategie 2.0 (Kamerstuk 22 112, nr. 3621)
Fiche: Wijziging Gemeenschapsmodellenverordening en Herschikking Modellenrichtlijn
(Kamerstuk 22 112, nr. 3622)
Fiche: Mededeling EU mondiale gezondheidsstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3623)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening inzake Verpakkingen en Verpakkingsafval
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on packaging
and packaging waste, amending Regulation (EU) 2019/1020, and repealing Directive 94/62/EC
b) Datum ontvangst Commissiedocument
november 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 677
d) EUR-Lex
Externe link:https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52022PC0677
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SEC(2022) 425- – SWD(2022) 385
f) Behandelingstraject Raad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 30 november jl. heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel voor
een verordening gepubliceerd met als doel de negatieve milieueffecten van verpakkingen
en verpakkingsafval te verminderen en tegelijkertijd het functioneren van de interne
markt te verbeteren. Om dit te realiseren zet de Commissie in op het verder harmoniseren
van de condities waaronder verpakkingen op de markt gebracht mogen worden, onder andere
door eisen te stellen aan markeringen, recyclebaarheid, herbruikbaarheid van verpakkingen
en het uitfaseren van zorgwekkende en schadelijke stoffen. Daarnaast zet het voorstel
in op het verduurzamen en circulair maken van de levenscyclus van verpakkingen op
de interne markt alsook op het reduceren van de hoeveelheid verpakkingsafval. De inzet
op zowel hergebruik als recycling is hierbij essentieel. De verordening strekt tevens
tot intrekking van de Verpakkingenrichtlijn (Richtlijn 94/62/EG)1, en neemt de inhoud daarvan over met toevoeging van nieuwe elementen en in een nieuwe
structuur.
Op hoofdlijnen laten de maatregelen in de verordening zich samenvatten in drie categorieën:
de reductie van de hoeveelheid verpakkingen, de recyclebaarheid van verpakkingen en
het harmoniseren van de inzameling van gebruikte verpakkingen.
Ten aanzien van de categorie reductie van de hoeveelheid verpakkingen is de inzet
van het Commissievoorstel om de hoeveelheid verpakkingen te verminderen door het beperken
van onnodige of overmatige verpakkingen en door het stimuleren en verplichten van
herbruikbare en hervulbare verpakkingen. Bedrijven zullen vanaf 2030 een percentage
van hun producten aan consumenten moeten aanbieden in herbruikbare of hervulbare verpakkingen.
Dit geldt voor meeneembekers, afhaalmaaltijden, drankverpakkingen, business-to-business- en transportverpakkingen, pakketbezorging, e-commerceverpakkingen en verpakkingen
van grote huishoudelijke apparaten. De percentages verschillen per product en worden
automatisch verhoogd in 20402. Ook introduceert de Commissie standaardisatie van verpakkingsformaten en uniforme
labels op herbruikbare verpakkingen. Om overbodige verpakkingen aan te pakken zullen
bepaalde verpakkingen worden verboden, zoals wegwerpverpakkingen voor voedsel en dranken
die in restaurants en cafés worden geconsumeerd, wegwerpverpakkingen voor groenten
en fruit tot 1,5 kg, portieverpakkingen in de horeca en miniverpakkingen van verzorgingsproducten
in hotels.
De voorgestelde maatregelen ten behoeve van de recyclebaarheid van verpakkingen zijn
gericht op het verminderen van de afhankelijkheid van primaire grondstoffen door een
goed functionerend systeem voor hoogwaardige recycling. Dit moet bereikt worden door
eisen te stellen ten aanzien van minimale percentages recyclaat in verpakkingen en
door te verplichten dat alle verpakkingen op de Europese markt vanaf 2030 recyclebaar
zijn. Om deze recyclebaarheid te kunnen halen in 2030 komen er ontwerpcriteria voor
verpakkingen (design for recycling), wordt de invoering van verplichte statiegeldsystemen voor plastic flessen en blikjes
in 2028 geïntroduceerd, worden er recyclingdoelstellingen voor 2030 en 2040 gesteld
alsmede duidelijke, beperkende voorschriften voor het gebruik van composteerbare verpakkingen.
Het gebruik van composteerbare verpakkingen is alleen toegestaan voor groente- en
fruitstickers, koffiecapsules en -pads, theezakjes en zeer lichtgewicht plastic tasjes,
zodat consumenten deze bij het groente-, fruit- en tuinafval kunnen weggooien. Alle
andere verpakkingen dienen volledig recyclebaar te zijn vanaf 2030. Om de vraag naar
primaire grondstoffen te verminderen komen er verplichte doelstellingen voor de toepassing
van recyclaat in verpakkingen. Samen met de inzet op duurzaam inkopen beoogt de Commissie
hiermee de markt voor gerecycled plastic te stimuleren.
Ten aanzien van het harmoniseren van de inzameling van gebruikte verpakkingen zet
het Commissievoorstel in op verplichte statiegeldsystemen en geharmoniseerde markeringen
van labels met informatie over de samenstelling van de verpakking inclusief informatie
over in welke afvalstroom het thuishoort.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft een uitvoerige effectbeoordeling van de voorgestelde verordening
uitgevoerd. Hierin zijn drie opties onderzocht. Uit de effectenbeoordeling volgde
de voorkeursaanpak bestaande uit een combinatie van de eerste twee opties, te weten:
(1) het stellen van maatregelen met betrekking tot betere standaardisatie en duidelijkere
essentiële product- en/of materiaaleisen van verpakkingen; (2) het stellen van verplichte
doelstellingen voor afvalvermindering, hergebruik en de toepassing van gerecycled
materiaal in plastic verpakkingen, eisen om enkel recyclebare verpakkingen op de markt
te brengen vanaf 2030 en geharmoniseerde productregels. Daarbij kreeg de juridische
optie in de vorm van een verordening de voorkeur. De Commissie heeft berekend dat
de kwantitatieve impact van de voorkeursaanpak in 2030 leidt tot 3,1 miljoen ton minder
afval ten opzichte van 2018. De CO2-reductie bedraagt ongeveer 23 miljoen ton per jaar en in geld uitgedrukt wordt de
milieudruk verminderd met 6,4 miljard euro ten opzichte van de huidige vooruitzichten
in 2030 zonder aanpassing van de regelgeving.
De verwachte lagere afvalbeheerkosten bedragen 4,2 miljard euro, de verwachte kosten
voor statiegeldsystemen bedragen 4,6 miljard euro en de verwachte verminderde verkoop
van verpakkingen bedraagt 51,7 miljard euro in 2030. De voorkeursoptie resulteert
in extra jaarlijkse administratieve kosten voor het bedrijfsleven van 1,3 miljard
euro, voornamelijk voor certificering van de recyclebaarheid van verpakkingen en van
de gerecyclede inhoud in plasticverpakkingen. De effecten op de werkgelegenheid leiden
naar schatting tot een lichte netto toename van ongeveer 29.000 banen.
De maatregelen voor het toepassen van recyclaat in plasticverpakkingen leiden volgens
berekeningen van de Commissie tot een besparing van 3,1 miljoen ton aan fossiele grondstoffen.
Alle maatregelen tezamen resulteren bij elkaar tot een besparing van ongeveer 12 tot
15 miljoen ton aan fossiele grondstoffen. De maatregelen om de recyclebaarheid van
verpakkingen te verbeteren, verhogen verder het totale recyclingpercentage van verpakkingen
van 66,5% in 2018 naar 73% in 2030, terwijl het aandeel gestort afval wordt verlaagd
van 18,7% naar 9,8%. Dit streven resulteert in het verkleinen van de behoefte aan
nieuwe grondstoffen. Met dit voorstel wordt volgens de Commissie verpakkingsafval
per persoon per jaar uiterlijk in 2040 met 15% verminderd ten opzichte van 2018. Dit
zou volgens het impact assessment kunnen leiden tot een totale afvalvermindering in de EU van ongeveer 37% in vergelijking
met een scenario zonder wijziging van de Europese wetgeving.
Naast deze directe effecten van de verpakkingenverordening wijst de Commissie op de
meer algemene voordelen van een transitie naar een circulaire economie op het gebied
van verpakkingen. Dit betreft onder andere het versterken van de positie van de consument,
het verminderen van negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid,
het verminderen van de importafhankelijkheid van de EU voor fossiele grondstoffen,
het stimuleren van innovatie en het stimuleren van economische groei. De voorkeursaanpak
van de Commissie houdt rekening met het midden- en kleinbedrijf (MKB) door ervoor
te zorgen dat de effecten op deze bedrijven proportioneel zijn. Onder bepaalde omstandigheden
wordt het MKB vrijgesteld van de verplichting om te voldoen aan de doelstellingen
voor hergebruik van verpakkingen3. De maatregelen zijn op een non-discriminatoire wijze gericht op bedrijven binnen
en buiten de EU en veroorzaken niet meer handelsbelemmeringen dan noodzakelijk om
de milieudoelstellingen te behalen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd om in 2050 een circulaire economie
te hebben.4 Deze transitie betekent met betrekking tot verpakkingen onder andere dat onnodige
verpakkingen voorkomen moeten worden, het gebruik van fossiele grondstoffen in verpakkingen
sterk moet worden teruggebracht en dat verpakkingen die in de handel zijn circulair
moeten worden. Diverse beleidsinstrumenten op nationaal niveau dragen bij aan verduurzaming
van de verpakkingsketen, zoals het Besluit beheer verpakkingen5, het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik6, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV)7 en reductiemaatregelen voor plastic wegwerpproducten8. Met het nieuwe Nationale Programma Circulaire Economie (NPCE), die eind januari
2023 met de Kamer wordt gedeeld, wordt de doelstelling om in 2050 een circulaire economie
te hebben geconcretiseerd door het formuleren van acties die het Rijk zal ondernemen.
De verduurzaming van de verpakkingenketen speelt hierin een voorname rol als een van
de prioritaire productketens met onder andere een inzet gericht op hergebruik, recyclebaarheid
en recycling en toepassing van recyclaat.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel en kan zich vinden in de reikwijdte van het voorstel,
waarbij de gehele levenscyclus van verpakkingen aan bod komt ten behoeve van harmonisatie
van de interne markt en een circulaire verpakkingenketen.
Het kabinet verwelkomt dat de Commissie een verordening opstelt in plaats van een
herziening van de huidige richtlijn. Het kabinet hecht waarde aan eenduidigheid in
de Europese verpakkingenketen en het voorkomen van versnippering van de interne markt,
en aan de verduurzaming van de levenscyclus van verpakkingen door middel van regels
voor productvereisten (design for recycling), reductie, inzameling en recycling. Daarbij is het kabinet wel van mening dat er
op bepaalde punten ruimte moet zijn voor meer ambitieus nationaal beleid wanneer de
nationale context daar aanleiding toe geeft. Voor bepalingen die op de milieugrondslag
zijn gebaseerd bestaat de mogelijkheid om, binnen de grenzen van het VWEU artikel
114, verdergaande maatregelen te treffen. Het kabinet zal daarom pleiten om de verordening
ook op de milieugrondslag te baseren.
Het kabinet hecht eraan dat de voorgestelde maatregelen in lijn zijn met internationale
verplichtingen, waaronder de multilaterale handelsafspraken in de akkoorden van de
Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Commissie geeft in haar impact assessment aan dat de maatregel van toepassing is op alle producten die op de EU-markt geplaatst
worden. Er wordt daardoor geen onderscheid gemaakt tussen EU-producten en geïmporteerde
producten, in lijn met het WTO non-discriminatiebeginsel. Bovendien zullen, volgens
de Commissie, Europese producenten niet gehinderd worden in hun mogelijkheid om buiten
de EU te functioneren.9 Daarnaast mogen de maatregelen de handel niet meer beperken dan nodig is om de milieudoelstellingen
te verwezenlijken. Ook hiervan geeft de Commissie in haar impact assessment aan dat
de milieuvoordelen van de maatregel voor op de EU-markt gebrachte kunststofverpakkingen
de maatregel rechtvaardigen. Het voorstel kan er alsnog toe leiden dat producenten
verpakkingen voor iconische nationale producten (zoals voedingswaren, alcoholische
dranken en parfum) aan zullen moeten passen voor de Europese markt of dat ongewenste
situaties optreden waarin bijvoorbeeld verpakkingen voor hergebruik leeg terug moeten
naar de producent in het land van herkomst. Het kabinet zal de Commissie vragen in
hoeverre rekening wordt gehouden met producenten van buiten de EU. Daarbij kan het
voorstel een effect hebben op ontwikkelingslanden die grondstoffen leveren voor verpakkingen.
Het kabinet zal hier aandacht voor vragen.
Het kabinet is positief over het voorstel om het gewicht en volume van verpakkingen
te minimaliseren10 maar vraagt daarbij wel alertheid voor ongewenste verschuivingen naar verpakkingen
die ondanks dat ze lichter zijn, ook minder goed sorteerbaar, herbruikbaar of recyclebaar
zijn, zoals de zogenoemde flexibels.
Ook zal het kabinet alert zijn op mogelijke gevolgen van deze verordening voor bestaande
intellectuele eigendomsrechten, meer in het bijzonder (vorm)merken en modellen. Het
kabinet zal erop inzetten dat daar waar ook sprake is van intellectuele eigendomsrechten,
ook die producten zo duurzaam mogelijk zijn en/of worden verpakt. Dat geldt eveneens
voor de al in de verordening genoemde geografische aanduidingen.11
Het kabinet is positief over de doelstellingen voor herbruikbare verpakkingen in 2030
en 2040, om op deze manier de hoeveelheid nieuwe en eenmalige verpakkingen significant
te verminderen. Daarbij is het wel van belang dat een duidelijke definitie van het
begrip «herbruikbaar» wordt vastgelegd zodat de verordening geen ruimte laat voor
onduidelijkheden en dat de doelstellingen voor hergebruik goed meetbaar zijn.12 Het kabinet is ook positief over het aanpakken van onnodige verpakkingen, zoals het
voorgestelde verbod op bepaalde verpakkingen waaronder plastic wegwerpbekers in de
horeca en wegwerpverpakkingen voor groente en fruit tot 1,5 kg13, evenals over de beoogde harmonisatie van herbruikbare verpakkingen.14 Ten aanzien van hergebruik richt de Commissie zich op een beperkt aantal verpakkingstypen.
Het kabinet zou graag zien dat het thema herbruikbaarheid breder wordt behandeld waarbij
ook de herbruikbaarheid en hervulbaarheid van verpakkingen voor bepaalde productgroepen
in bijvoorbeeld de detailhandel en supermarkten in ogenschouw wordt genomen. Tevens
zal het kabinet erop inzetten dat ook verpakkingen op festivals en evenementen onder
de verplichting voor hergebruik komen te vallen.
Het kabinet vindt het belangrijk dat het gebruik van lichtgewicht plastic tasjes verminderd
wordt. Ten opzichte van de huidige Verpakkingenrichtlijn is met het nieuwe voorstel
de ambitie om per 31 december 2025 maximaal 40 lichtgewicht kunststof tasjes per inwoner
per jaar te gebruiken niet veranderd. Het kabinet zal pleiten voor meer ambitie ten
aanzien van deze productgroep, zowel voor 2025 als daarna. Het kabinet is positief
over het feit dat de Commissie reductie-eisen voorstelt met betrekking tot het verminderen
van de hoeveelheid gegenereerd verpakkingsafval per inwoner.15
Het kabinet steunt het ambitieuze voorstel dat per 2030 alle verpakkingen recyclebaar
moeten zijn en dat deze in 2035 ook op schaal gerecycled kunnen worden.16 Het kabinet is ook positief over de voorwaarden die zijn opgesteld met betrekking
tot het verminderen van het gebruik van zorgwekkende stoffen in verpakkingen, omdat
die niet alleen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu, maar ook de recyclebaarheid
belemmeren. Het is positief dat plastic verpakkingen vanaf 2030 een groeiend percentage
recyclaat moeten bevatten, waardoor de markt voor gerecycled plastic los wordt gekoppeld
van de markt voor primaire fossiele plastics.17 Het kabinet staat hier voor een ambitieuze lijn, waarbij uiteraard van belang is
dat de inzet in lijn is met de eisen en regelgeving voor voedselveiligheid. Ten behoeve
van de handhaving is het wel belangrijk dat duidelijk wordt vastgelegd hoe dit kan
worden aangetoond en gemeten.18
Het kabinet kijkt uit naar de uitwerking van de gedelegeerde handelingen om ontwerpcriteria
op te stellen (design for recycling) die een einde moeten maken aan eigenschappen die (hoogwaardige) recycling belemmeren
en daarmee het sluiten van de grondstofketen mogelijk maken.
Voorbeelden van dergelijke eisen zijn: het beperken van de grote hoeveelheid verschillende
chemische samenstellingen in plastic verpakkingen, het verbieden van de toepassing
van bepaalde additieven, en het stellen van eisen aan bepaalde diktes van plastic
verpakkingen. Het kabinet zal, in lijn met de Delta-aanpak waterkwaliteit, erop inzetten
in dit kader ook het beperken en voorkomen van mogelijke emissies van microplastic
te betrekken.
Verder pleit het kabinet ook voor een groeiend percentage biogebaseerd plastic in
verpakkingen en is van mening dat deze ambitie ook in deze verpakkingenverordening
moet worden meegenomen. Reductie, hergebruik en recycling kunnen niet 100% van de
groeiende grondstofvraag voor plastics leveren. Met het oog op verminderde afhankelijkheid
van fossiele grondstoffen is het kabinet van mening dat de verordening ook eisen moet
stellen ten aanzien van duurzaam geproduceerd en recyclebaar biogebaseerd plastic
in verpakkingen, bijvoorbeeld daar waar recyclaat geen optie is. Tegelijkertijd is
er ook meer duidelijkheid nodig over producteisen aan duurzaam, recyclebaar biogebaseerd
plastic in verpakkingen. Ook is het kabinet van mening dat de Commissie ambitieuzer
had kunnen zijn door de Europese recyclingdoelen voor verpakkingsafval te verhogen,
in plaats van deze ongewijzigd over te nemen uit de bestaande Europese Verpakkingenrichtlijn.
Het kabinet is positief ten aanzien van het voorstel van de Commissie waarbij koffiecapsules,
koffiepads, theezakjes, groente- en fruitstickers, en lichtgewicht tasjes om groente-,
fruit- en tuinafval in weg te gooien, moeten bestaan uit composteerbaar materiaal,
omdat deze gemakkelijk tussen bioafbreekbaar afval terecht kunnen komen. Deze verpakkingen
moeten binnen 24 maanden na inwerkingtreding van de verordening composteerbaar zijn.19 Het kabinet is van mening dat enkel aantoonbaar bewezen bioafbreekbare verpakkingen
of onderdelen daarvan gecomposteerd mogen worden, waarbij in uniforme standaarden
door de Commissie moet worden vastgelegd wat een composteerbare verpakking precies
is. Deze uniforme standaarden moeten aansluiten bij de huidige omstandigheden in composteerinstallaties.
De huidige Europese norm voor composteerbaar plastic20 sluit namelijk niet altijd aan bij de omstandigheden in composteerinstallaties en
het is belangrijk dat producten pas meegaan in het groente- fruit- en tuinafval wanneer
deze worden afgebroken tijdens de composteercyclus. Het kabinet zal er daarom voor
pleiten dat deze norm wordt herzien.
Het kabinet steunt de voorgestelde verplichting tot duidelijke labels op verpakkingen21 en afvalbakken zodat duidelijk is waar verpakkingen weggegooid moeten worden22. Deze labels geven weer wat de samenstelling van de verpakking is, of de verpakking
ingeleverd kan worden bij een innamesysteem zoals een statiegeldautomaat en wat de
corresponderende afvalcontainer of materiaalstroom is. Ook de informatieverstrekking
via een QR-code op herbruikbare verpakkingen juicht het kabinet toe, waarbij wel aandacht
nodig is voor minder digitaal vaardige burgers.
Het kabinet waardeert het dat het voorstel aandacht besteedt aan reeds bestaande conformiteitseisen
met betrekking tot verpakkingen.
Om de product(ontwerp)normen en standaarden te laten lonen, is het nodig dat de verpakkingen
goed worden ingezameld en gesorteerd. Zonder een adequate inzamel- en sorteerinfrastructuur
komen de zorgvuldig ontworpen verpakkingen alsnog in het milieu en in de verbrandingsoven
terecht zonder dat deze eerst zijn aangeboden voor recycling. Het kabinet is positief
over het voorstel om uiterlijk in 2028 statiegeldsystemen verplicht te stellen voor
plastic flessen en blikjes, waarbij het goed zou zijn om ook te kijken naar de mogelijkheden
voor wederzijdse acceptatie, ook met het oog op bijvoorbeeld grensregio’s.23 Het kabinet stelt vraagtekens bij de uitzondering die wordt gemaakt voor plastic
flessen en blikjes waar wijn in zit en zal ervoor pleiten deze uitzondering te verwijderen.
In het algemeen vindt het kabinet dat rekening dient te worden gehouden met het feit
dat elk land eigen praktijken en infrastructuren kent voor inzameling van afval, die
geraakt kunnen worden door (de implementatie van) EU-regelgeving. Het kabinet zal
ervoor waken dat de beoogde harmonisatie geen onnodige negatieve gevolgen heeft.
Voor wat betreft de groene inkoopopdrachten van de overheid vindt het kabinet het
een goede ontwikkeling dat door deze verordening overheden worden verplicht om duurzame
verpakkingen in te kopen. Overheden moeten het goede voorbeeld geven en door meer
vraag te creëren naar duurzame verpakkingen zal het aanbod stijgen.24
Gevolgen voor de brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de gewijzigde motie van het lid Van Raan25 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. De effecten op de kwaliteit van leven
voor de huidige generaties in Nederland zijn positief, onder meer door de bijdrage
van het voorstel aan CO2-emissiereductie door de vermindering van de hoeveelheid verpakkingen, maar ook door
de bijdrage die het voorstel levert aan de vermindering van de overexploitatie van
natuurlijke hulpbronnen, verlies van biodiversiteit, vervuiling en gezondheidsrisico’s.
De effecten op kapitaalvoorraden voor latere generaties, beoordeelt het kabinet positief
omdat het voorstel aansluit bij de principes van een circulaire economie waarbinnen
waardevolle materialen zo lang mogelijk behouden blijven door een lange levensduur
van producten en door middel van hoogwaardige recycling. Ook de grensoverschrijdende
effecten zijn positief omdat de duurzaamheidseisen uit het voorstel ook van toepassing
zijn op geïmporteerde verpakkingen en geïmporteerde grondstoffen voor de productie
van verpakkingen. Voor de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen
in de samenleving zijn er geen rechtstreekse financiële gevolgen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In algemene zin is het voorstel bij de presentatie door de Commissie in de Milieuraad
op 20 december jl. door een groot aantal lidstaten positief ontvangen. Wel werden
enkele zorgen geuit over de keuze voor het instrument van een verordening vanwege
mogelijk beperkte nationale flexibiliteit voor lidstaten en het ingrijpen in de markt
bij het omvormen van de richtlijn naar een verordening.26 Het Europees Parlement heeft zich nog niet uitgesproken over het voorstel. Het voorstel
zal behandeld worden door de Commissie Milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
van het Europees Parlement. Margrete Auken (De Groenen/Vrije Europese Alliantie) is
aangesteld als rapporteur. Er zijn nog geen schaduwrapporteurs aangesteld.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Dit artikel geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen
vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.
Vanuit het oogpunt van het stellen van uniforme eisen aan producten voor toegang tot
de Europese markt is de rechtsgrondslag passend. Het voorstel heeft betrekking op
de beleidsterreinen «interne markt» en «milieu». Op deze terreinen is sprake van een
gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, sub a en
sub e, VWEU). Het kabinet beoordeelt de rechtsgrondslag positief, maar zou ten aanzien
van bepaalde onderdelen graag de rechtsgrondslag op het gebied van milieu toegevoegd
zien. Volgens het kabinet ziet het voorstel ten aanzien van bepaalde elementen namelijk
in gelijke mate toeziet op de bescherming van het milieu, bijvoorbeeld waar het gaat
om de reductie van verpakkingen, de inzameling van verpakkingsafval en het recyclen
van verpakkingen. Het kabinet zal daarom bepleiten om de verordening op die onderdelen,
naast de interne marktgrondslag ook op de milieugrondslag te baseren en daarbij aan
te geven voor welke bepalingen die grondslag geldt. Indien de rechtsgrondslag beperkt
blijft tot de internemarktgrondslag, zal het kabinet bij de onderhandelingen voor
zover mogelijk in de bepalingen zelf inzetten op ruimte voor lidstaten om nationaal
verdergaande maatregelen te nemen.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is
positief. De verordening heeft tot doel om de negatieve milieueffecten van verpakkingen
en verpakkingsafval te verminderen en tegelijkertijd het functioneren van de interne
markt te verbeteren. Om hiertoe te komen zet de verordening in op het harmoniseren
van de voorwaarden waaronder verpakkingen op de markt gebracht mogen worden (onder
andere met betrekking tot essentiële eisen, markeringen, recyclebaarheid en herbruikbaarheid)
en tegelijkertijd op het duurzaam en circulair maken van de levenscyclus van verpakkingen
op de interne markt én het reduceren van de hoeveelheid verpakkingsafval. Omdat dit
onvoldoende door lidstaten op nationaal niveau kan worden verwezenlijkt, is een EU-aanpak
nodig. Vanwege het belang van een goed functionerende interne markt is het nodig dat
in de hele EU uniforme eisen worden gesteld aan verpakkingen die op de markt worden
gebracht en de inzameling ervan. Het stellen van eisen aan verpakkingen en het vaststellen
van de inzameling op het niveau van de lidstaten zou leiden tot uiteenlopende eisen
in verschillende lidstaten. Dit zou het functioneren van de interne markt belemmeren.
Optreden op EU-niveau is om die reden gerechtvaardigd. Vanwege het belang van de bescherming
van het milieu is het tevens relevant dat in de hele EU eisen worden gesteld aan het
verminderen, recyclen en inzamelen van verpakkingen en het toepassen van recyclaat.
Hierbij geldt eveneens dat de bescherming van het milieu door het stellen van eisen
beter op EU-niveau kan plaatsvinden om meer effect te sorteren, een gelijk speelveld
te garanderen, en belemmeringen van de interne markt te voorkomen.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
is positief. De verordening heeft tot doel om de negatieve milieueffecten van verpakkingen
en verpakkingsafval te verminderen en tegelijkertijd het functioneren van de interne
markt te verbeteren. Om hiertoe te komen zet de verordening in op het harmoniseren
van de voorwaarden waaronder verpakkingen op de markt gebracht mogen worden, onder
andere door essentiële eisen te stellen aan markeringen, recyclebaarheid, herbruikbaarheid
van verpakkingen en het uitfaseren van zorgwekkende en schadelijke stoffen. Daarnaast
zet het voorstel in op zowel het verduurzamen en circulair maken van de levenscyclus
van verpakkingen op de interne markt als op het reduceren van de hoeveelheid verpakkingsafval.
De inzet op zowel hergebruik als recycling is hierbij essentieel. Hierdoor biedt het
voorstel geschikte maatregelen voor de beoogde doelstellingen van het voorstel om
de negatieve milieueffecten van verpakkingen en verpakkingsafval te verminderen en
het functioneren van de interne markt te verbeteren. Het voorgestelde instrument van
een verordening is daarnaast geschikt om de doelstellingen te bereiken en gaat niet
verder dan noodzakelijk, vooral om de beoogde uniformiteit van de regelgeving te waarborgen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De gevolgen voor de EU-begroting zijn beperkt. De Commissie verwacht 3 fte nodig te
hebben voor de implementatie van de verordening. De totale financiële consequenties
die de Commissie voor zichzelf voorziet is € 9.837.000,– tot en met 2027. Het kabinet
is van mening dat deze middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de
administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het
Meerjarig Financieel Kader-akkoord (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575).
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De verordening zal kunnen betekenen dat door de overgang naar een rechtstreeks geldende
verordening er minder capaciteit nodig is voor de beleidsuitvoering. Dit moet echter
in de praktijk blijken. Aan de andere kant zal naar verwachting een beperkte toename
van de benodigde handhavingscapaciteit nodig zijn bij de Inspectie Leefomgeving en
Transport (ILT), gelet op de nieuwe eisen die de verordening introduceert. Een inschatting
van de verwachte toename van de benodigde handhavingscapaciteit is op dit moment nog
niet te maken. Daar zal een HUF-toets27 voor nodig zijn, waar de ILT ongeveer zes weken voor nodig heeft. Conform de regels
van de worden de budgettaire gevolgen ingepast in de begroting van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat.
Voor de medeoverheden worden geen financiële consequenties voorzien.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het vaststellen van gemeenschappelijke eisen op EU-niveau zal zorgen voor een geharmoniseerde
en goed functionerende interne markt in alle lidstaten en dus voor een gelijk speelveld
voor verpakkingsproducenten, wat uiteindelijk leidt tot efficiëntiewinsten ten voordele
van de EU-burger. Als onderdeel van het nieuwe voorstel zal er een overgang plaatsvinden
van een richtlijn naar een verordening. Dit zal de bestaande regels vereenvoudigen,
fabrikanten een duidelijker kader bieden en de regeldruk, op termijn, verminderen.
Het voorstel van de Commissie houdt rekening met het MKB door ervoor te zorgen dat
de regeldruk voor hen niet te groot is door onder bepaalde omstandigheden het MKB
vrij te stellen van de verplichting om te voldoen aan de doelstellingen voor hergebruik
van verpakkingen. Daarnaast geeft het voorstel meerjarige duidelijkheid aan zowel
producenten als consumenten over de wettelijke eisen ten aanzien van verpakkingen.
Niettemin zullen er in de eerste jaren na implementatie van het voorstel kosten ontstaan
voor producenten die hun verpakkingen zullen moeten aanpassen aan de eisen.
De belangrijkste financiële gevolgen betreffen de vereiste aanpassingen aan de nieuwe
geharmoniseerde regels voor labels op producten, ontwerpeisen voor recycling, het
inregelen van infrastructuur voor inzameling en de recycling. Er zullen echter ook
besparingen optreden voor producenten doordat labels door de EU heen meer geharmoniseerd
zullen zijn. Het kabinet zal zich tijdens het onderhandelingsproces ervoor inzetten
dat de lasten voor het bedrijfsleven proportioneel blijven ten opzichte van de te
behalen doelen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Alle producenten die opereren op de Europese markt, dus ook die van buiten de EU,
moeten aan de nieuwe regels voldoen, waarmee het voorstel externe werking heeft. Dit
kan ertoe leiden dat producenten verpakkingen voor iconische nationale producten (zoals
voedingswaren, alcoholische dranken en parfum) aan zullen moeten passen voor de Europese
markt, wat negatieve handelspolitieke consequenties kan hebben. Ook kan het betekenen
dat ongewenste situaties optreden waarin bijvoorbeeld verpakkingen voor hergebruik
leeg terug moeten naar de producent in het land van herkomst. Het kabinet zal de Commissie
vragen in hoeverre rekening wordt gehouden met producenten van buiten de EU.
Het voorstel zet belangrijke stappen op weg naar een circulaire economie en klimaatneutraliteit
en helpt hierdoor de EU om op mondiaal niveau een voortrekkersrol op zich te nemen
in de groene transitie. Voor wat betreft leveringszekerheid zal dit voorstel tot minder
milieudruk in andere delen van de wereld leiden. Hierbij kan worden gedacht aan het
delven van grondstoffen en vervuiling door plastic. De EU kan een voorbeeldrol tonen
en expertise delen in andere landen.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het betreft een voorstel voor een verordening. Verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk
en behoeven niet in nationale wet- en regelgeving te worden omgezet. Er zal echter
wel een wijziging en/of intrekking van (bepalingen in) nationale regelingen benodigd
zijn om de wet- regelgeving in lijn te brengen met de verordening (en de intrekking
van de huidige richtlijn). Dit zal mogelijk onder meer gelden voor het Besluit beheer
verpakkingen28, de Regeling beheer verpakkingen, het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik29 en de Regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Daarnaast bevat het voorstel
diverse uitvoeringsverplichtingen voor de lidstaten. Zo zullen ter uitvoering van
de bepalingen met betrekking tot het reduceren en voorkomen van afval maatregelen
moeten worden genomen.30
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat diverse grondslagen voor gedelegeerde handelingen. In artikel 58
zijn de gedelegeerde handelingen procedureel afgebakend. Voor al de hieronder voorgestelde
gedelegeerde handelingen geldt: het kabinet acht het gebruik van gedelegeerde regelgeving
wenselijk, om voldoende tempo te maken met het verduurzamen van producten op de Europese
markt en om aanpassing aan technische ontwikkelingen snel mogelijk te maken. Het betreft
niet-essentiële onderdelen, waardoor delegatie aan de Commissie mogelijk is. Het kabinet
acht delegatie in dit geval het geschikte instrument, aangezien het gaat om een technische
aanpassingen van niet-essentiële onderdeel van de verordening. De delegatiegrondslagen
zijn inhoudelijk afgebakend tot enkel het vervangen van de verwijzing naar de norm,
hetgeen het kabinet voldoende acht. De periode van de bevoegdheidsdelegatie is vastgelegd
in artikel 58 lid 2 en betreft een periode van 10 jaar, die vervolgens stilzwijgend
wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad van de EU hier bezwaar tegen
maken.31 Het kabinet acht de duur van deze periode geschikt.
Artikel 5(5) geeft de Commissie de bevoegdheid om de Verordening aan te passen om
de maximaal toegestane hoeveelheid lood, cadmium, kwik en chroom-6 in verpakkingen
en verpakkingsonderdelen te wijzigen, en uitzonderingen hierop middels gedelegeerde
handeling te bepalen.
Artikel 6(4) en 6(6) geven de Commissie de bevoegdheid om criteria vast te stellen
op het gebied van ontwerpeisen van producten met het oog op recycling.
Artikel 7(9) geeft de Commissie de bevoegdheid om aan te geven in hoeverre de noodzaak
bestaat voor bepaalde afwijkingen op het gebied van de in de Verordening vastgelegde
normen voor plastic verpakkingen.
Artikel 7(10) geeft de Commissie de bevoegdheid om de voor gerecyclede plastic verpakkingen
vastgelegde minimumpercentages aan te passen in het geval van een gebrek aan beschikbaarheid
of excessieve prijzen hiervan.
Artikel 7(11) laat de Commissie 8 jaar na inwerkingtreding van de Verordening een
evaluatie uitvoeren voor de situatie van niet-plastic gerecyclede verpakkingsmaterialen
en indien nodig een regelgevend voorstel indienen.
Artikel 8(5) geeft de Commissie de bevoegdheid om nieuwe vormen van composteerbare
verpakkingen toe te voegen aan de bestaande vormen die staan genoemd in artikel 8
(1) en (2).
22(4) geeft de Commissie de bevoegdheid om wijzigingen aan te brengen aan de lijst
met beperkingen tot typen verpakkingen zoals weergegeven in bijlage V van het voorstel.
26(16) geeft de Commissie de bevoegdheid om doelstellingen voor nog niet genoemde
producten toe te voegen, producenten uit te zonderen en bijzondere verpakkingstypen
uit te zonderen, alle op het gebied van hergebruik en hervulling van verpakkingen.
57(3) geeft de Commissie de bevoegdheid om 60 maanden na inwerkingtreding van de Verordening
inkoopcriteria vast te stellen voor overheidscontracten voor wat betreft verpakkingen
of verpakte producten.
Het voorstel bevat de hierna beschreven grondslagen voor uitvoeringshandelingen. Het
kabinet kan zich vinden in de toekenning van deze uitvoeringsbevoegdheden, die geen
essentiële onderdelen van de verordening regelen. Het betreft met name zaken die tijdig
geregeld moeten worden en waarvoor de wetgevingsprocedure te veel tijd in beslag zou
nemen, en/of zaken die relatief administratief van aard zijn, die de wetgevingsprocedure
niet hoeven te belasten. Daarnaast ligt de keuze voor uitvoeringshandelingen voor
de hand aangezien de handelingen gericht zijn op eenvormige uitvoering van de verordening.
Het kabinet steunt ook in alle onderstaande gevallen de keuze voor de onderzoeksprocedure
dan wel de raadplegingsprocedure zoals voorgesteld door de Commissie.
Art 7(7) geeft de Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen te verrichten
om de methodologie te bepalen met betrekking tot het percentage van recyclaat gewonnen
uit plastic consumentenafval. Het kabinet oordeelt positief hierover en zal aandringen
op een ambitieuzer tijdspad.
Art 11(5) verplicht de Commissie om 18 maanden na inwerkingtreding van de Verordening
uitvoeringshandelingen te verrichten om een geharmoniseerd label vast te stellen en
specificaties hiervoor.
Art 11(6) verplicht de Commissie om 24 maanden na inwerkingtreding van de Verordening
uitvoeringshandelingen te verrichten om een methodologie vast te stellen om de materiële
samenstelling van verpakkingen vast te stellen, inclusief schadelijke stoffen.
Art 27(4) verplicht de Commissie om uitvoeringhandelingen vast te stellen per 31 december
2028 omtrent de regels voor berekeningen en methodologie voor de doelstellingen voor
hergebruik en hervulling in artikel 26.
Art 32(2) en (3) geven de Commissie de bevoegdheid om via uitvoeringshandelingen onder
voorwaarden algemene technische specificaties vast te stellen voor de in de artikelen
5 t/m 11 en 24 duurzaamheids-, verpakkings- en hervuleisen.
Art 39(11) verplicht de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen over de
wijze waarop de in de verordening genoemde producenten moeten rapporteren.
Art 50(7) verplicht de Commissie om 24 maanden na inwerkingtreding van de verordening
uitvoeringshandelingen vast te stellen met daarin regels hoe lidstaten de in deze
verordening genoemde data moeten rapporteren aan de Commissie.
Art 53(1) verplicht de Commissie in consultatie te gaan met de lidstaten en relevante
economische actoren wanneer bezwaar wordt gemaakt tegen een nationale maatregel of
wanneer de Commissie een nationale maatregel als tegenstrijdige met de regelgeving
van de Unie beschouwt, en verplicht de Commissie om via een uitvoeringshandeling vast
te stellen in hoeverre die nationale maatregel is gerechtvaardigd. Dit moet wel als
gevolg hebben dat lidstaten verdergaande maatregelen moeten kunnen treffen als dit
ambitieuzer is dan de verordening.32
Art 54(5) verplicht de Commissie in consultatie te gaan met de lidstaten en relevante
economische actoren wanneer een lidstaat maatregelen instelt tegen een verpakking
die een gezondheids- of milieurisico vormt en een uitvoeringshandeling te verrichten
om te bepalen in hoeverre de nationale maatregel is gerechtvaardigd en om eventuele
maatregelen te treffen.
Art 55(3 en 4) geeft de Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen aan te
nemen die de procedure en details specificeren betreffende de interconnectie tussen
de risicobeheers-omgeving van douaneautoriteiten en het informatiesysteem van de markttoezichtautoriteiten.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Op basis van het Commissievoorstel treedt de verordening in werking op de 20e dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie en wordt de verordening
na twaalf maanden na publicatie van toepassing. Voor dat moment dienen de lidstaten
de benodigde wetgevende en technische maatregelen te hebben genomen. Voor een aantal
individuele artikelen geldt dat de daarin voorgestelde maatregelen op een later moment
van toepassing zijn, zie bijvoorbeeld de verschillende leden van artikel 11. Deze
termijnen worden in principe haalbaar geacht, zowel ten aanzien van tijdige aanpassing
van nationale wet- en regelgeving als ten aanzien van technische en bedrijfseconomische
implementatie. Met oog op het minimaliseren van lasten zal het kabinet aandacht vragen
voor de termijnen waarbinnen diverse maatregelen van toepassing zijn, waarbij het
kabinet zal inzetten op termijnen die voldoende tijd geven aan marktpartijen en overheidsinstanties
om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In artikel 63 wordt een evaluatie voorzien, 8 jaar nadat de verordening van toepassing
is geworden. Het kabinet is positief over deze termijn, aangezien er enige tijd zal
verstrijken voordat voldoende ervaring met de werking van de nieuwe verordening is
opgedaan om een zinvolle evaluatie te kunnen doen.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het kabinet vindt het goed dat er aandacht is voor het verbeteren van de handhaafbaarheid
van de essentiële eisen. Onduidelijk is wat de status wordt van de huidige geharmoniseerde
Nederlandse normen (NEN: 13427 tot en met 13432), deze lijken te worden vervangen
door de nieuwe regels (inclusief de bijlagen) die opgesteld kunnen worden volgens
hoofdstuk VI (artikel 30 tot en met 34). Belangrijk is te weten of en in welke mate
bestaande normen hierin worden meegenomen en welke status deze krijgen. Het kabinet
acht het wenselijk dat de Commissie het voortouw neemt bij de bepalingen rond het
opstellen van de genoemde tests, metingen en berekeningen en dit niet aan de lidstaten
over te laten, om zo een gelijk speelveld te kunnen garanderen.
In het algemeen geldt dat veel aspecten van de verordening nog uitgewerkt dienen te
worden in gedelegeerde besluiten waardoor er op dit moment nog geen compleet beeld
gevormd kan worden over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de definitie van «re-use»/hergebruik: voor een effectieve handhaving dient dit
begrip zo hard en duidelijk mogelijk te worden afgebakend. Tot slot is onduidelijk
of er een overgangsperiode/-recht voorzien is voor verpakkingen die al op de interne
markt zijn op het moment dat de verordening in werking treedt.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel kan een effect hebben op ontwikkelingslanden die grondstoffen leveren
voor verpakkingen. Het kabinet zal hier aandacht voor vragen. Dit is echter een onvermijdelijk
gevolg van het vastgestelde beleidsstreven naar duurzaam verpakken en een circulaire
economie. Daartegenover staat dat een verminderde afvalstroom richting ontwikkelingslanden
waarschijnlijk positieve gevolgen voor het milieu hebben.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.