Brief regering : Landelijke Stuurgroep Interventieteams
17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies
26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 604
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID,
PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2023
Met deze brief beantwoorden wij de bij de regeling van werkzaamheden op 20 december
2022 gestelde vragen over de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) (Handelingen
II 2022/23, nr. 37, Regeling van Werkzaamheden). Voor zover deze betrekking hebben op hun werkterrein
doen wij dit mede namens de Staatssecretarissen van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
en de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane. Hieronder wordt op de
actuele context van de LSI ingegaan. In bijlage 1 is de werkwijze van de LSI opgenomen.
De beantwoording van de vragen van het lid Omtzigt tijdens de regeling van werkzaamheden
van 20 december 2022 is opgenomen in bijlage 2.
Iedereen die tijdelijk niet zelf in inkomen kan voorzien, kan een beroep doen op het
sociale zekerheidstelsel. Uiteraard zijn aan de toekenning van een uitkering voorwaarden
verbonden. De verantwoordelijkheid voor het naleven van de regels in de sociale zekerheid
en op de arbeidsmarkt ligt in eerste instantie bij burgers en bedrijven zelf. De overheid
heeft de taak om te controleren dat de naleving goed gaat en gaat daarbij uit van
vertrouwen in inwoners en bedrijven. Het is van groot belang voor het draagvlak voor
de sociale zekerheid dat iedereen, die een beroep doet op de sociale zekerheid ook
ontvangt waar hij of zij recht op heeft1. Van een onbewuste overtreding van regels wil de overheid leren om de regels duidelijker
te maken en helderder te communiceren. Bij bewuste overtreding van regels treedt de
overheid op.
Binnen de sociale zekerheid is het samenwerkingsverband LSI opgezet2, met als doel om als overheid samen te werken en kennis te delen. Daarin werken de
Nederlandse Arbeidsinspectie, de IND, Belastingdienst en dienst Toeslagen, UWV, SVB,
de politie3 en het Openbaar Ministerie en ongeveer 170 gemeenten samen. Dat heeft voor inwoners
en bedrijven het voordeel dat verschillende delen van de overheid in één keer in plaats
van ieder afzonderlijk controleren of de naleving goed gaat.
LSI-projecten worden vaak ingezet in het kader van een bredere wijkenaanpak. In sommige
wijken komen sociale en maatschappelijke problemen samen waardoor de leefbaarheid
en veiligheid onder druk kan komen te staan. Inwoners kampen met problemen als armoede,
kansenongelijkheid, onveiligheid en criminaliteit4. Deze problemen zijn vaak onderling met elkaar verbonden en vragen om een multidisciplinaire
aanpak. Gemeenten kiezen vaak voor een brede en langdurige aanpak van problemen in
de wijk, waarbij zorg en ondersteuning worden geboden, en tegelijk wordt opgetreden
als regels niet worden nageleefd. In een wijkaanpak worden overheden, woningcorporaties,
politie, scholen en maatschappelijke organisaties bij elkaar gebracht. Misbruik van
overheidsgeld en -voorzieningen kan een ondermijnend effect hebben op een wijk en
kan ook samenhangen met criminaliteit. Een LSI-project is dan een nuttig middel om
in te zetten binnen het bredere kader van de wijkaanpak.
Naast projecten in de wijken, wordt in de LSI op landelijk niveau op thema’s samengewerkt,
zoals bijvoorbeeld in sectoren als de horeca en schoonmaak. Een ander onderdeel is
de aanpak van uitbuiting van arbeidsmigranten, waarbij een gemeente bijvoorbeeld informatie
uit de BRP inbrengt (veel personen ingeschreven op hetzelfde adres of juist opvallend
weinig) en de Nederlandse Arbeidsinspectie informatie over bijvoorbeeld oneerlijke
beloning door het uitzendbureau. Achterliggend doel is de verbetering van de leefbaarheid
in wijken en bescherming van deze groepen mensen.
Op 1 december 2022 is de evaluatie van het LSI-convenant gestart. In deze evaluatie
wordt speciale aandacht besteed aan gegevensuitwisseling. Ook zullen een aantal lopende
wijkgerichte projecten doorgelicht worden. Daarnaast zal een extern onderzoek plaatsvinden
op basis van casuïstiek uit LSI-onderzoek of alle waarborgen op het gebied van privacy
en non-discriminatie in de praktijk toegepast worden. Wij zullen uw Kamer hierover
voor de zomer informeren. Hiermee hebben wij u geïnformeerd over de context van het
samenwerkingsverband. Voor de meer specifieke vragen verwijzen wij naar de bijlagen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Bijlage 1: Werkwijze LSI bij een wijkgerichte aanpak
De VNG maakt op verzoek van een gemeente of op eigen initiatief vanuit haar adviserende
rol een analyse op wijkniveau van de gemeente. Dit gebeurt op basis van openbare bronnen
zoals de Leefbaarometer5 en CBS-data. Vervolgens doet de VNG een check bij de overige LSI-partners om na te
gaan of er sprake is van een belang van meerdere partners in die wijk. Na weging van
de betrokken belangen doet het college van burgemeester en wethouders een voorstel
voor de uitvoering van een LSI-project in een wijk. Het projectplan wordt goedgekeurd
door het Regionale Platform Fraudebestrijding (RPF)6 voor de gezamenlijkheid van de ketenpartners. Vervolgens wordt het projectplan ter
informatie naar de LSI-Stuurgroep7 gestuurd.
A. Voorbereidende fase (individuele verantwoordelijkheid van een partner)
Binnen een LSI-project verzamelen de deelnemende ketenpartners signalen8. Een signaal bestaat normaliter uit een adres en het risico/vermoeden van het overtreden
van regels dat aan dit adres is gekoppeld. De ketenpartners hanteren hun eigen interne
criteria om tot signalen te komen. Deze worden getoetst door hun eigen Functionaris
Gegevensbescherming. Deze hangen rechtstreeks samen met de eisen van een rechtmatige
toekenning, voorziening of vergunning. De partners zijn zelf verantwoordelijk voor
de wijze waarop zij tot signalen komen.
B. Voorbereidende fase (gezamenlijke verantwoordelijkheid partners)
Bij de start van het project worden door de ketenpartners de signalen aangeleverd.
Dit doen zij via een beveiligd systeem (e-SWF) in beheer bij de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Binnen dit systeem heeft elke ketenpartner een eigen map waarin de signalen worden
ge-upload. De ketenpartners hebben alleen toegang tot hun «eigen» map en hebben dus
geen inzicht in de aangeleverde gegevens van andere ketenpartners. Wanneer de ketenpartners
hun signalen ge-upload hebben, maakt de gemeentelijke projectleider9 van het project een overzicht van alle te bespreken adressen waar minimaal twee partners
een belang bij hebben.
C. Uitvoerende fase (gezamenlijke verantwoordelijkheid)
Deze adressen worden besproken aan de zogenaamde casustafel10. Aan de casustafel worden dus alleen de adressen besproken waar meer partners een
belang bij hebben. Ten aanzien van het risicoadres wordt het volgende besproken;
• Bestaat voor de partner die het adres heeft aangeleverd het risico nog steeds of zijn
de omstandigheden dermate veranderd dat er geen risico/vermoeden meer is (actualisatie)?
• Zijn er andere partners die ook een belang hebben op het risicoadres?
• Welke partners hebben het grootste belang? Deze partners pakken het adres (en een
eventueel nader onderzoek) gezamenlijk op.
• Bij de bespreking komt ook aan bod of bijstand van de politie nodig is.
• Welke handhavingsactie, met inachtneming van subsidiariteit en proportionaliteit,
eventueel wordt ingezet. Dit wordt besproken zodat de desbetreffende partners de acties
op elkaar kunnen afstemmen. Verder onderzoek wordt in de uitvoerende fase opgepakt,
na de casustafel.
D. Uitvoerende fase (individuele verantwoordelijkheid)
Als blijkt dat na bespreking geen, of slechts één, ketenpartner een actueel belang
bij een bepaald adres heeft dan wordt dit adres niet verder in gezamenlijkheid opgepakt.
Onderzoek kan door de betreffende ketenpartner worden uitgevoerd onder eigen verantwoordelijkheid,
buiten de LSI om.
In de uitvoerende fase is de schematische werkwijze als volgt:
E. Afrondende fase
In de afrondende fase vindt verslaglegging, evaluatie en communicatie over het project
plaats. De projectleiding stelt onder verantwoordelijkheid van het College van burgemeester
en wethouders een eindrapport op dat ter goedkeuring wordt aangeboden aan het RPF
en ter kennisneming aan de LSI stuurgroep. De persoonsgegevens die voor het project
worden gebruikt, worden maximaal vier weken na afloop van het project uit de projectomgeving
gewist.
Bijlage 2: Beantwoording van de gestelde vragen
Zijn de zwarte lijsten van de Belastingdienst gedeeld?
Wij gaan er van uit dat deze vraag zich richt op het systeem Fraude Signalering Voorziening
(FSV). We maken daarbij onderscheid tussen gegevensverstrekking over een grote groep
burgers, bijvoorbeeld via een lijst en informatieverstrekking over een individu, bijvoorbeeld
op basis van een verzoek van een LSI-partner.
Waar het gaat om de gegevensverstrekking over een grote groep burgers, bleek uit het
onderzoek «Gegevensdeling met derden» van PwC dat vier lijsten van burgers en/of FSV
registraties (zogenoemde exports) zijn aangetroffen11. Uit het PwC onderzoek bleek niet dat lijsten met FSV-informatie buiten de Belastingdienst
zijn verstrekt, dus ook niet in LSI verband.
Waar het de verstrekking van informatie over een individu betreft, bleek uit de pilot
met peiljaar 2019 dat er geen aanwijzingen gevonden zijn dat in LSI verband FSV-informatie
is verstrekt12, maar dit veelal ook niet meer te achterhalen is13. Uit het hierboven genoemde PwC onderzoek is geen verstrekking in LSI verband geconstateerd.
Er kan niet uitgesloten worden dat informatie uit de FSV over een individu is verstrekt
naar aanleiding van een regulier verzoek van één van de partners in de LSI. Dit is
echter niet te achterhalen en zoals hiervoor genoemd, niet gebleken uit de onderzoeken
die zijn gedaan14.
Voor de verantwoording van het gegevensverkeer in LSI-projecten werken de LSI-partners
met een sjabloon voor een DPIA15 voor de wijkgerichte aanpak. Per project wordt het sjabloon ingevuld om zo tot een
op het project toegesneden verantwoording te komen. Daarnaast verantwoorden de deelnemende
partijen zelf de wijze waarop zij in hun interne processen tot risicosignalen komen.
Zij stellen daartoe individueel per project een DPIA op, gebaseerd op advies van hun
eigen Functionaris Gegevensbescherming.
Daarnaast wordt gewerkt aan een bredere DPIA die gebaseerd is op het geheel van de
werkprocessen zoals die gehanteerd worden binnen de LSI samenwerking. Zodra de DPIA
van de LSI-samenwerking is opgeleverd zal deze aan de Kamer worden toegestuurd. In
afwachting van deze aanpassing nemen Toeslagen en de Belastingdienst sinds juli 2021
niet deel aan de nieuwe projecten binnen de LSI-samenwerking16 omdat de Functionaris Gegevensbescherming van het Ministerie van Financiën in aanvulling
op een verantwoording per project een gegevensverantwoording voor het geheel van LSI
nodig acht. Zodra de Functionaris Gegevensbescherming van het Ministerie van Financiën
positief heeft geadviseerd zal de Belastingdienst weer deelnemen aan nieuwe projecten.
Toeslagen heeft een DPIA ontwikkeld voor het interne LSI-proces binnen Toeslagen en
gaat parallel daaraan deelname heroverwegen.
Wat is de definitie van «etniciteit»? In 2009 werd die term in de stukken gedefinieerd.
Etniciteit verwijst naar lidmaatschap van een sociale of maatschappelijke groep die
wordt gekenmerkt door een gemeenschappelijke nationaliteit, stam, geloofsopvatting,
taal of culturele en traditionele afkomst of achtergrond17. Etnische afstamming valt onder de discriminatiegrond «ras». Uit EHRM jurisprudentie
volgt dat een verschil in behandeling dat enkel of in beslissende mate is gebaseerd
op etniciteit en/of ras nooit objectief gerechtvaardigd kan worden.18
Wat betreft nationaliteit, woonland en registratie als niet-ingezetene: deze worden
met regelmaat gebruikt en kunnen van invloed zijn op de rechten die mensen aan Nederlandse
en Europese regelgeving kunnen ontlenen. Een voorbeeld waarbij die gegevens relevant
zijn is bijvoorbeeld als iemand die in Nederland woont, in Duitsland werkt. Op deze
persoon is het Duitse socialezekerheidsstelsel van toepassing. Andersom is het Nederlandse
stelsel van toepassing. De verwerking van deze gegevens moet voldoen aan een aantal
eisen, zoals een duidelijke wettelijke grondslag, noodzakelijkheid en niet-discrimineren.
Om geen enkele twijfel te laten bestaan over het rechtmatig gebruik van nationaliteit
in de sociale zekerheid hebben het Ministerie van SZW, UWV en de SVB het gebruik van
nationaliteit in kaart gebracht, evenals andere afkomstgerelateerde indicatoren, zoals
geboorteland, in wetten, regels, procedures en risicomodellen. Tevens is met behulp
van de VNG het gebruik van nationaliteit door gemeenten bij de uitvoering van de sociale
zekerheid nagegaan, rekening houdend met het decentrale karakter van de Participatiewet.
In de Kamerbrief inventarisatie nationaliteit sociale zekerheid van 6 juli 202119 is uit dit onderzoek geconcludeerd dat een directe verwijzing naar nationaliteit
en etniciteit niet in risicomodellen gebruikt wordt. Wel zijn er enkele punten ter
verbetering gesignaleerd waarbij wetgeving, registratie, dienstverlening of handhaving
tot enige vorm van discriminatie hebben geleid dan wel tot onnodige gegevensverwerking.
Op deze verbeterpunten zijn direct herstelacties ingezet. Zo bleek bij de SVB op diverse
plekken nationaliteit geregistreerd te worden waar dat niet nodig was voor de uitvoering.
De SVB heeft dit opgeschoond20.
Naar aanleiding van vragen van het lid Van Baarle (DENK) is een onafhankelijke toets
op de inventarisatie van het gebruik van nationaliteit en andere afkomst-gerelateerde
indicatoren in de sociale zekerheid toegezegd.21 Voor de uitvoering van deze onafhankelijke toets is de Auditdienst Rijk benaderd.
Deze plant op het moment dit verzoek in. Dit voornemen is middels de Stand van de
uitvoering sociale zekerheid van 21 juni 2022 gemeld aan uw Kamer.22
Zijn de gegevens van de toeslagenouders in LSI gedeeld?
Vanuit Toeslagen konden signalen over adressen van aanvragers van alle toeslagen worden
ingebracht in LSI-projecten. Het is daarmee mogelijk dat burgers die onderzocht zijn
in het kader van een LSI-project, later ook als gedupeerd zijn aangemerkt in de toeslagenaffaire.
Er is niet gebleken dat aangemelde ouders bij Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
als groep zijn geselecteerd voor aanlevering bij LSI.
In het kader van LSI-projecten hanteerde Toeslagen intern een standaard set aan gegevens
die als uitgangspunt wordt gebruikt voor selectie van een risicoadres in het kader
van LSI-projecten. De risicoscore uit het risicoclassificatiemodel diende tot medio
juli 2020 als één van de elementen om een adres te selecteren in het kader van LSI-projecten.
Op dit moment loopt er een extern onderzoek naar het breder gebruik van de risicoscores
uit het risicoclassificatiemodel en de mogelijke effecten voor de burger, zoals aangekondigd
in de Kamerbrief van 21 april 202223.
Is er een wettelijke basis voor het binnentreden van woningen bij LSI-onderzoeken?
Zo ja, welke?
Een huisbezoek en daarmee binnentreden van woningen is bij LSI onderzoeken een uiterste
middel. Voor het afleggen van een huisbezoek in LSI verband is een aanleiding nodig
en wordt altijd afgewogen of dit bezoek noodzakelijk en proportioneel is (artikel 8,
lid 1 EVRM). Een huisbezoek vindt alleen plaats met toestemming van de bewoner, en
onder verstrekking van informatie. De wettelijke grondslag tot binnentreden is gelegen
in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:15 Awb), en de grondslag voor het aanwijzen
van een toezichthouder.
In de Algemene wet op het binnentreden zijn de inhoudelijke regels voor het binnentreden
van woningen geregeld. Deze wet stelt dat personen die bij of krachtens de wet belast
zijn met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek bevoegd zijn tot
binnentreden met toestemming van de bewoner. Dat geldt dus ook expliciet voor het
binnentreden ter controle van de uitkering. Er kan alleen worden afgeweken van toestemming
van de bewoner met een machtiging van het OM. Denk aan het binnentreden door de politie,
bijvoorbeeld bij concrete verdenkingen van een hennepplantage.
Daarnaast is binnen de sociale zekerheid de concrete bevoegdheid tot het afleggen
van huisbezoeken geregeld in de Wet huisbezoeken voor rechtmatigheid uitkering24. Voor het afleggen van een huisbezoek in LSI verband is een concrete aanleiding nodig
en wordt altijd afgewogen of dit bezoek noodzakelijk en proportioneel is.
Heeft de Staatssecretaris of de Minister zelf aanwijzingen gegeven om bepaalde LSI-onderzoeken
te doen sinds 2003?
Nee, voor zover bekend hebben de achtereenvolgende Staatssecretarissen en Ministers
zelf geen aanwijzingen gegeven om bepaalde LSI-onderzoeken te doen sinds 2003. Het
selecteren van LSI-projecten gebeurt op initiatief van ketenpartners.
Welke indicatoren zijn er door de jaren heen allemaal gebruikt?
De LSI stelt zelf geen indicatoren op, maar bespreekt aan een casustafel de signalen
die door de deelnemende instanties zijn ingebracht.
Deze signalen van de deelnemende instanties hangen rechtstreeks samen met de eisen
van een rechtmatige toekenning, zoals bijvoorbeeld te veel vermogen, afwijkend waterverbruik
of het aantal ingeschreven personen op een adres. Iedere instantie die deelneemt aan
een LSI-project is zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop risico-indicaties tot
stand komen.
De hierboven beschreven werkwijze verschilt van het zgn. Systeem Risico Indicatie
(SyRI), dat gebaseerd was op artikel 65 Wet SUWI. Waar bij SyRI de gegevens van de
deelnemende partijen bij elkaar gebracht werden om signalen op te sporen, komen in
de hierboven beschreven werkwijze de deelnemende partijen zelf met signalen waarvan
zij denken dat er iets aan de hand zou kunnen zijn. Vervolgens worden deze signalen
besproken door de betrokken partijen. Dit is mensenwerk, geen geautomatiseerd proces.
Bij elke vervolgstap door het interventieteam moet daarbij rekening worden gehouden
met de grondbeginselen van de AVG: transparantie, noodzakelijkheid, doelbinding, proportionaliteit
en subsidiariteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen