Brief regering : Uitvoering onderzoek naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomst-en seksegerelateerde indicatoren
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
Nr. 197
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2023
Bijgevoegd treft u de rapportage aan van het onderzoek naar het gebruik van indicatoren
van herkomst bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tevens is het
eindrapport van de Pilot onnodige sekseregistratie bij DUO toegevoegd als bijlage.
Het onderzoek laat zien dat gebruik van indicatoren van herkomst en geslacht rechtmatig
en behoorlijk geschiedt. In een verdiepend onderzoek zullen wij bezien of het gebruik
van de indicatoren ook nodig is.
Met het onderzoek naar het gebruik van indicatoren geven we uitvoering aan de moties
van de leden Marijnissen c.s. en Klaver c.s.1 aangenomen bij het debat over het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire
Ondervragings-commissie Kinderopvangtoeslag (POK). In het Plan van Aanpak2 waarin OCW aangeeft hoe dit onderzoek uit te voeren, is gemeld dat we tegelijkertijd
ook inventariseren en toetsen of sprake is van ongewenste sekseregistratie.
Uitvoering onderzoek naar gebruik indicatoren van herkomst
In het onderzoek is eerst de inventarisatie van de relevante verwerkingen van indicatoren
van herkomst (en geslacht) ter hand genomen. Vervolgens is getoetst of deze rechtmatig
en behoorlijk zijn. De toetsing is gevalideerd door de daartoe aangewezen functionarissen.
Bij de toetsing is bezien of sprake is van rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomstgerelateerde
indicatoren, in het bijzonder in risicomodellen. Dat laatste begrip is breed geïnterpreteerd.
Bij de inventarisatie en toetsing zijn ook alle overige verwerkingen onderzocht waarbij
indicatoren van herkomst (en geslacht) worden benut.
Het onderzoek is uitgevoerd door de dienstonderdelen en organisaties genoemd in het
Organisatie- en Mandaatbesluit OCW 2008 per 1 januari 2022. Het gaat daarbij om het
bestuursdepartement OCW, Dienst Uitvoering Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,
Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,
Nationaal Archief, en de bureaus van het College voor Toetsen en Examens, van de Onderwijsraad,
van Raad voor Cultuur, van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie,
en de Nederlandse Unesco Commissie. Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs
is niet in het onderzoek betrokken aangezien dit wordt opgeheven. Tevens is niet betrokken
het bureau van de regeringscommissaris over grensoverschrijdend seksueel gedrag en
seksueel geweld dat later is ingesteld.
Dit onderzoek heeft zich niet gericht op de vanwege wet- en regelgeving ingestelde
en bekostigde zelfstandige bestuursorganen, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en
organisaties voor media, cultuur en wetenschap. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor
uitvoering van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en daarmee ook voor
het rechtmatig en behoorlijk gebruik van indicatoren van herkomst en geslacht.
In de Agenda tegen discriminatie en racisme die op 12 oktober 2022 aan de Tweede Kamer is aangeboden is aangegeven hoe het Ministerie
van 2022 tot 2026 discriminatie en racisme tegengaat en hoe het inclusie en gelijkwaardigheid
bevordert. Wij willen eerlijke kansen voor iedereen. Als overheid bestrijden we daarom
(institutionele) uitsluiting. We werken daarbij samen met de Nationaal Coördinator
tegen Discriminatie en Racisme en andere departementen.3
Resultaten onderzoek naar gebruik indicatoren van herkomst
De resultaten van het onderzoek naar gebruik van indicatoren van herkomst (en geslacht)
zijn beschreven in de bijgevoegde rapportage. Conclusie is dat:
− 6 onderdelen geen gebruik maken van indicatoren van herkomst (en geslacht). Het gaat
daarbij om Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, Nationaal Archief, en de bureaus
van de Onderwijsraad, van Raad voor Cultuur, van de Adviesraad voor wetenschap, Technologie
en Innovatie, en van de Nederlandse Unesco Commissie;
− 5 onderdelen maken wel gebruik van indicatoren van herkomst (en geslacht) in verwerkingen.
Dat gebruik is rechtmatig en behoorlijk. Het gaat daarbij om de Inspectie van het
Onderwijs, het College voor Toetsen en Examens, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,
het bestuursdepartement OCW en Dienst Uitvoering Onderwijs;
− 1 onderdeel, te weten de Inspectie van het Onderwijs, benut deze indicatoren in een
risicomodel per onderwijssector, dat wordt gebruikt om te helpen identificeren bij
welke scholen onderzoek gerechtvaardigd lijkt.
Dit gebruik (rechtmatig en behoorlijk) is bijvoorbeeld van belang bij de identificatie
van personen voor uitvoering van een wettelijke taak of uitvoeringsproces. Het gebruik
van afkomstgerelateerde indicatoren en indicatoren voor geslacht vindt verder regelmatig
plaats bij de uitvoering van een onderzoek naar een persoon of groep en de voorbereiding
van een advies.
Afkomstgerelateerde indicatoren en in mindere mate indicatoren van geslacht worden
ook gebruikt om een beslissing te ondersteunen. Dat kan een beslissing zijn die een
persoon direct raakt zoals het toekennen van aanspraak of Studiefinanciering. Het
kan ook een beslissing zijn die een persoon indirect raakt zoals het toekennen van
extra financiering voor de onderwijsinstelling waar de betrokkene onderwijs geniet.
De Inspectie van het Onderwijs heeft geconstateerd dat gebruik van geslacht in enkele
gevallen niet (strikt) noodzakelijk is voor het doel van de verwerking en beëindigt
het gebruik. Het College voor Toetsen en Examens constateert dat gebruik vooralsnog
nodig blijft.
Resultaten onderzoek naar sekseregistratie
Tevens treft u aan het Eindrapport pilot onnodige sekseregistratie van DUO. DUO heeft
deze pilot uitgevoerd gegeven de inzet in het regeerakkoord 2017–2021 (Bijlage bij
Kamerstuk 34 700, nr. 34) om onnodige registratie van geslacht waar mogelijk te beperken.
De bevindingen zijn op hoofdlijnen de volgende:
− Er is een ervaren onderscheid tussen de «harde» registratie van gegevens (waaronder
sekse) voor het uitvoeren van wet- en regelgeving, identificatie en gegevensleveringen,
en het communiceren met de klant.
− Vooral in de communicatie zijn er mogelijkheden om die op korte termijn te verbeteren.
Zo werkt DUO al aan het genderneutraal communiceren naar de klant, bijvoorbeeld als
«beste student» of «beste debiteur».
− Wat betreft de «harde registratie», is het niet-registreren van sekse vooralsnog geen
reële optie aangezien dit wordt gebruikt voor diverse doeleinden die voortkomen uit
een wettelijke verplichting. Ook is geslachtsregistratie nog nodig in het identificatieproces,
voor beleid en voor onderzoek.
De implementatie van de aanbevelingen in het eindrapport is ter hand genomen. We onderzoeken
in hoeverre het passend is dat de onderwijswetgeving het gebruik van seksegegevens
voorschrijft. Daarnaast agenderen we het thema onnodige sekseregistratie op hoog ambtelijk
niveau om te komen tot een rijksbreed gedeelde instructie en stellen een handreiking
inclusieve communicatie op. DUO beoordeelt welke ruimte er is om onnodige sekseregistratie
terug te dringen en direct aan te pakken. Tot slot werkt Atria in opdracht van het
ministerie aan het verbeteren en meer gebruiksvriendelijk maken van het afwegingskader
in de Toolkit Onnodige Sekseregistratie. Dit instrument wordt eind 2022 opgeleverd.
Vervolg
Met deze rapportage hebben wij uw Kamer inzage gegeven in de resultaten van de uitvoering
van het onderzoek naar gebruik van indicatoren van herkomst.
Er is met grote zorgvuldigheid en uitvoerige inventarisatie gewerkt aan de rapportage.
Eventuele aanvullingen die wij alsnog aantreffen, zullen wij aan de Kamer doen toekomen.
Het rechtmatig en behoorlijk gebruik van indicatoren van herkomst en geslacht blijft
ook na dit onderzoek onderwerp van aandacht.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.