Brief regering : Toezeggingen, gedaan tijdens het commissiedebat van 14 december 2022, over de Participatiewet
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 276 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2023
Inleiding
In het commissiedebat Participatiewet van 14 december 2022 (Kamerstuk 34 352, nr. 264) hebben verschillende fracties mij verzocht om een nadere toelichting op het voorgestelde
percentage van de inkomensvrijlating in relatie tot het effect op de toeslagen voor
burgers. Het betreft een van mijn voorstellen van het wetstraject Participatiewet
in Balans.1 Tevens heeft u verzocht om informatie over hoe de SVB in twee specifieke situaties
maatwerk zou kunnen leveren als het om de AIO gaat.
Ik heb uw Kamer voor beide zaken toegezegd u nader te informeren, hetgeen ik met deze
brief doe.
Percentage inkomensvrijlating in relatie tot de toeslagen
De inkomensvrijlating zoals die nu wordt uitgewerkt binnen het wetstraject Participatiewet
in balans, is een inkomensvrijlating voor een jaar, met een mogelijkheid tot verlenging
voor mensen die wegens individuele omstandigheden hun uren niet kunnen uitbreiden.
Deze vrijlating gaat ook gelden voor jongeren van 18–27 jaar en kent een percentage
van 15% zonder maximumbedrag. Dit percentage zorgt er daarbij voor dat de vrijlating
geen gevolgen heeft voor het recht op toeslagen.
In het commissiedebat heb ik toegezegd om inzage te geven in de gevolgen voor toeslagen
van een hoger vrijlatingspercentage. Een vrijlatingspercentage van 16% bij een alleenstaande
die het minimumloon verdient, zorgt al voor een lager recht op toeslagen. Dit is inzichtelijk
gemaakt in figuur 2 van bijlage 1. Hierbij gaat het specifiek om de huurtoeslag, die
afbouwt vanaf een lager inkomen dan andere toeslagen. De andere toeslagen bouwen nog
niet af bij het percentage van 16%.
De verruiming van de inkomensvrijlating in de Participatiewet wordt nu verder uitgewerkt
in een wetsvoorstel. In de memorie van toelichting zal nader ingegaan worden op de
overwegingen hierbij.
Maatwerk in de AIO
In het commissiedebat heb ik toegezegd om bij de SVB na te gaan hoe het zit met het
bieden van maatwerk in een door het Kamerlid Ceder ingebrachte casus inzake het verlenen
van mantelzorg en de maximale verblijfsduur in het buitenland in de AIO. Tevens heb
ik toegezegd in te gaan op de door het Kamerlid Van Baarle ingebrachte casus over
de om medische redenen aangepaste auto in relatie tot de vermogenstoets in de AIO.
De reactie van de SVB is als bijlage aan deze brief toegevoegd.
Over het verblijf in het buitenland geeft de SVB aan dat uitzonderingsmogelijkheden
om van de maximale termijn voor buitenlands verblijf af te wijken niet zien op het
verlenen van mantelzorg aan derden, aangezien het dan volgens de wetstoelichting moet
gaan om «zeer dringende redenen» die betrekking hebben op de AIO-gerechtigde persoon
zelf. Als vanwege langdurig buitenlands verblijf van langer dan 13 weken de uitkering
beëindigd moet worden, dan kan de betrokkene deze bij terugkeer in Nederland wel weer
aanvragen, aangezien de AIO bedoeld is als bijstand voor het levensonderhoud in Nederland.
Bij de casus over de aangepaste auto geeft de SVB aan dat de wet de SVB de mogelijkheid
biedt om de waarde van noodzakelijke middelen buiten de vermogenstoets te laten en
dat maatwerk mogelijk is. De SVB merkt daarbij op dat deze casus in een rondetafelgesprek
aan de orde is gekomen om de complexiteit van de vermogenstoets te duiden. Over de
vermogenstoets zelf geeft de SVB verder aan geen maatwerkmogelijkheden te hebben als
het gaat om het bedrag dat als vermogensgrens geldt, maar wel ten aanzien van de beoordeling
van de vraag of middelen «redelijkerwijs ter beschikking van belanghebbende staan»
en daarmee wel of niet in de vermogenstoets betrokken moet worden. Dit is onder meer
van belang in de beoordeling van eigendomsverhoudingen bij bijvoorbeeld buitenlands
onroerend goed.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Bijlage 1:
Gevolgen inkomensvrijlating voor inkomenshoogte
In de verkenning van mogelijkheden voor het verruimen van de bijverdiengrenzen in
de Participatiewet is een analyse gemaakt van de gevolgen voor het recht op toeslagen
voor bijstandsgerechtigden die bijverdienen. Hiermee wordt voorkomen dat mensen door
de verruiming van de bijverdiengrenzen op een later moment geconfronteerd worden met
terugvorderingen van toeslagen. Uit deze analyse van een stijging van het vrijlatingspercentage
van 15% naar 16% blijkt dat alleen bij een vrijlating van 15% het recht op toeslagen
gelijk blijft. Hogere vrijlatingspercentages zorgen voor een sterkere afname van het
recht op toeslagen.
Figuur 1 Inkomenshoogtes bij 15% vrijlating.
Figuur 2 Inkomenshoogtes bij 16% vrijlating. Lager recht op toeslagen bij alleenstaanden
met 16 uur werk per week.
Figuur 3 Inkomenshoogtes bij 20% vrijlating. Minder recht op toeslagen bij alleenstaanden
vanaf 12 uur werk per week.
Uitgangspunten
De analyse is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
• Uit ambtelijke gesprekken met gemeenten is de wens gebleken om de duur van de vrijlating
te verlengen. In de analyse wordt de vrijlating daarom tijdens een heel jaar toegepast,
en wordt verondersteld dat iemand een heel kalenderjaar werkt.
• De analyse toont hoe het jaarinkomen is opgebouwd bij een bepaalde arbeidsduur of
(gemiddeld) aantal gewerkte uren per week tegen het minimumloon. De analyse is uitgevoerd
voor verschillende huishoudtypen (alleenstaand en alleenverdiener2, met en zonder kinderen). Bij gezinnen met kinderen wordt uitgegaan van twee kinderen
van resp. 6 en 11 jaar.
• Deze analyse is gebaseerd op parameters voor 20233, dit is het meest recente jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn.
• In de analyse wordt het totale inkomen getoond. Hierin zijn de zorgtoeslag, huurtoeslag
en het kindgebonden budget (WKB) meegenomen. Het recht op huurtoeslag bouwt af vanaf
een inkomen van circa 19.500 euro voor alleenstaanden. Voor deze groep ligt dit boven
de bijstandsnorm (bruto circa 18.500 euro), maar onder het wettelijk minimumloon.
Het recht op zorgtoeslag, kindgebonden budget en de huurtoeslag voor paren bouwt af
vanaf een inkomen rond het wettelijk minimumloon.
• In de rekenvoorbeelden worden de zorgtoeslag en huurtoeslag meegenomen zonder de kosten
die hier tegenover staan. De huurtoeslag is berekend op basis van een gemiddelde huurhoogte.
Uitkomsten
• Een vrijlatingspercentage van 15% zorgt niet voor een verminderd recht op toeslagen
zolang huishoudens binnen de Participatiewet vallen, dit wordt getoond in figuur 1.
Figuur 2 laat zien dat een vrijlating van 16% voor lagere toeslagen bij alleenstaanden
zorgt (huurtoeslag).
• Door een complex samenspel tussen fiscaliteit, uitkerings- en toeslagsystematiek ontwikkelt
het toetsingsinkomen zich ook op voor burgers onvoorspelbare wijze. Daardoor wordt
ook het recht op toeslagen onvoorspelbaar. Bij een vrijlating van 16% daalt het recht
op toeslagen bij alleenstaanden die 16 uur werk per week werken. Vervolgens is er
geen verminderd recht op toeslagen bij meer uren werk per week.
Bijlage 2:
Reactie van de SVB naar aanleiding van twee vragen met betrekking tot maatwerk in
de AIO uit het commissiedebat over de Participatiewet op 14 december 2022.
Algemeen
De SVB vindt het positief er in de Kamer aandacht uitgaat naar vereenvoudiging van
de AIO. De SVB pleit ervoor dat de wet waar mogelijk vereenvoudigd wordt. De SVB is
in dat kader betrokken bij de herziening van de Participatiewet. Dat is een traject
waarin gekeken wordt naar waar de wet minder complex en minder hardvochtig voor de
burgers kan zijn. In dat traject wordt ook gekeken naar waar het vaststellen van het
vermogen vereenvoudigd kan worden.
Het voorbeeld dat is aangedragen in het rondetafelgesprek is bedoeld om aan te geven
dat de vermogenstoets in de bijstand complex is en om veel inspanningen van zowel
de burger als het bestuursorgaan vraagt. Er wordt voor die toets vaak doenvermogen
van burgers verlangd en dat kan moeilijkheden met zich meebrengen. Als een burger
zowel een AIO-aanvulling als AOW ontvangt, brengt dat bovendien verplichtingen in
relatie tot meerdere inkomens en dus nog meer complexiteit met zich mee. Het uitvoeren
van de vermogenstoets is ook voor een bestuursorgaan soms «hogere wiskunde». Daardoor
is er een verhoogde kans op foutgevoeligheid. Het is van belang om kritisch te bezien
of de inspanningen van de burger en die van het bestuursorgaan daarin verlicht kunnen
worden. De vermogenstoets biedt daarentegen wel ruimte om rekening te houden met bepaalde,
individuele of categorale omstandigheden. Het is daarmee niet zo dat die vermogenstoets
tot schrijnende gevallen moet leiden. Al zijn die ook niet op voorhand altijd uit
te sluiten.
De SVB ziet wel dat de wet beperkend is ten aanzien van de mate van terugwerkende
kracht. De wet biedt de SVB weinig ruimte. In beginsel kan er geen terugwerkende kracht
aan bijstandsverlening worden gegeven. Dit kan leiden tot schrijnende situaties als
mensen – voordat de bijstand ingaat – onder het bestaansminimum hebben moeten leven
en mogelijk schulden hebben moeten maken. Meer ruimte in de wet voor dergelijke situaties
zou het voor burgers eenvoudiger maken om te voorzien in een bestaansminimum, ook
wanneer zij door omstandigheden de overheid te laat weten te vinden.
Maximumverblijf in het buitenland
Casusbeschrijving
Kamerlid Ceder (CU) heeft aandacht gevraagd voor het maximumverblijf in het buitenland
van 13 weken. Hij geeft aan dat dit in sommige gevallen te kort is, bijvoorbeeld als
iemand onverwacht mantelzorg moet verlenen, maar de vaste lasten in Nederland doorlopen.
De vraag is of dit een bijzondere omstandigheid kan zijn, waardoor in dat geval kan
worden afgeweken van de maximumtermijn (zodat in dat geval de uitkering niet gestopt
wordt)?
Antwoord SVB
In bijzondere omstandigheden kan een individuele beoordeling plaatsvinden. Mantelzorg
aan een derde in het buitenland is in principe geen omstandigheid waarmee rekening
wordt gehouden bij overschrijding van de maximale verblijfsduur in het buitenland.
Als de 13-weken termijn wordt overschreden bestaat geen recht meer op AIO-aanvulling.
Er is in artikel 16 Participatiewet wel een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen, namelijk
als sprake is van «zeer dringende redenen». De wetgever heeft over dit begrip uitleg
gegeven:
«De plaats en functie van deze wet als laatste voorziening in het stelsel van sociale
zekerheid brengt enerzijds mee dat deze wet dient open te staan voor een zeer ruime
kring van rechthebbenden. Anderzijds betekent dit dat aan de uitsluitingsgronden die
voor bepaalde personen gelden geen absoluut karakter kan worden gegeven. In bijzondere
gevallen dient, wanneer zich daartoe zeer dringende redenen voordoen, de mogelijkheid
aanwezig te zijn om een persoon, die geen recht op bijstand heeft, toch financieel
bij te staan. Dit artikel geeft de bevoegdheid daartoe aan burgemeester en wethouders.
Uitsluitend vanwege het feit dat het de belanghebbende ontbreekt aan de noodzakelijke
middelen om in het bestaan te voorzien, kan nog niet worden gesproken van zeer dringende
redenen zoals in het artikel bedoeld. Vast dient te staan dat sprake is van een acute
noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert
op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt
onvermijdelijk is. Met dit artikel is dus niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule
te bieden ten aanzien van de toepassing van uitsluitingsgronden. Bij toepassing van
dit artikel kan zowel sprake zijn van de verlening van algemene als van bijzondere
bijstand.» (Kamerstuk 28 870, nr. 3, pagina 46 (memorie van toelichting))
Uit deze tekst blijkt dat de uitzondering op de maximale verblijfsduur in het buitenland
niet bedoeld is voor mantelzorg aan derden, maar alleen gelegen kan zijn in acute
noodsituaties die de persoon zelf betreffen en sprake moet zijn van behoeftige omstandigheden
van die persoon zelf.
Aangepaste auto in relatie tot de vermogenstoets
Casusbeschrijving
Kamerlid Van Baarle (DENK) is ingegaan op de casus van Iemand met auto die iets duurder
is vanwege medische aanpassing, waardoor hij vanwege de vermogenstoets geen recht
op AIO zou hebben. De vraag is of in zo'n situatie voor dat individu een uitzondering
kan worden gemaakt.
Antwoord SVB
Ja, hier kan rekening mee worden gehouden. Artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet
biedt namelijk de grondslag om bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen
gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk
zijn, niet als vermogen in aanmerking te nemen. In deze situatie kan de burger – bijvoorbeeld
door het indienen van bewijs in de vorm van een doktersverklaring – aantonen dat de
aangepaste, dure stoel voor hem/haar noodzakelijk is om een auto te gebruiken. De
waarde van de stoel hoeft dan helemaal niet meegenomen te worden bij de vermogenstoets.
Als de auto op zichzelf dan onder een bepaalde waarde blijft dan zou dit niet in de
weg hoeven staan aan bijstandsverlening.
In het algemeen geldt dat er geen maatwerk mogelijk is ten aanzien van het bedrag
dat als vermogensgrens geldt. Dat is door de wetgever vastgesteld. In dat bedrag kan
de SVB niets veranderen of maatwerk verlenen. Of iemand over een goed «redelijkerwijs
kan beschikken» is een beoordeling waar je wel «maatwerk» toepast, in die zin dat
er verschillende omstandigheden een rol kunnen spelen en naar de feitelijke situatie
moet worden gekeken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen