Brief regering : Verzamelbrief jeugdbescherming
31 839 Jeugdzorg
Nr. 921
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2023
Tijdens het laatste debat met uw Kamer over de jeugdbescherming op 24 november 2022
(Kamerstuk 31 839, nr. 916) hebben wij toegezegd om uw Kamer begin dit jaar nader te informeren over een aantal
jeugdbeschermingsonderwerpen. Deze brief dient daartoe. De brief geeft een terugkoppeling
van het gesprek met de accounthoudende wethouders over vermindering van de werkdruk
van jeugdbeschermers, gaat in op de monitoring van de beoogde verbeteringen in de
jeugdbescherming en bevat een beleidsreactie op de eindevaluatie van de Wet herziening
kinderbeschermingsmaatregelen. Deze brief dient ook als voorbereiding op het notaoverleg
op 30 januari aanstaande waar de initiatiefnota «Recht doen waar recht ontbreekt»
wordt besproken. Wij hebben op 5 juli 2022 onze beleidsreactie gegeven op deze initiatiefnota.1
Op 1 november 2022 hebben we uw Kamer in de tweede voortgangsbrief uitgebreid geïnformeerd
over de aanpak van gedupeerde gezinnen die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing,
over de voortgang van het Ondersteuningsteam en zijn uitvoerig de resultaten van het
Ondersteuningsteam belicht (Kamerstukken 31 839 en 31 066, nr. 909).
Het Ondersteuningsteam helpt ouders te herstellen, eigen regie te voeren en helder
te krijgen wat er nodig is en om vastgelopen relaties in de keten te verbeteren. Het
Ondersteuningsteam werkt waar nodig en desgewenst aan bestaanszekerheid, passende
zorg, het verbeteren van de bezoekregelingen en contactherstel. Wij zien dat dit werkt,
de resultaten die het Ondersteuningsteam bereikt wijzen dat uit.
Sinds 4 april 2022 hebben 306 mensen zich aangemeld bij het Ondersteuningsteam en
op dit moment worden 179 mensen ondersteund, waarvan 17 kinderen. Inmiddels zijn 55
trajecten afgesloten. Daarmee is het Ondersteuningsteam nu betrokken bij 245 momenteel
uit huis geplaatste kinderen. Wij vinden het positief dat veel ouders het Ondersteuningsteam
weten te vinden en daar hun vraag of wens neerleggen. Het Ondersteuningsteam kan deze
gezinnen op neutrale wijze ondersteunen en werken aan vertrouwen. Op deze manier krijgen
ouders de regie terug over hun leven. De neutrale rol van het Ondersteuningsteam maakt
dat hun medewerkers worden vertrouwd door de ouders en de inzet volledig gericht kan
zijn op het herstel van ouders, ook in relatie tot hun kinderen. Wij kunnen dit alleen
maar toejuichen.
1. Verminderen van de werkdruk in de jeugdbescherming
De werkdruk in de jeugdbescherming blijft hoog, professionals hebben het zwaar en
kinderen en gezinnen kunnen onvoldoende rekenen op tijdige jeugdbescherming en jeugdhulp.
Op 16 januari jongstleden hebben wij gesproken met 10 van de 12 wethouders die in
hun regio accounthouder zijn van de gecertificeerde instellingen (GI’s) over onze
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor verbeteringen in de jeugdbescherming. Dit was
een constructief gesprek waarin de urgentie van de problematiek door alle aanwezigen
werd gevoeld. Zowel in de regio’s als landelijk wordt al langere tijd hard gewerkt
om deze urgente problematiek op te lossen. In ons overleg van 16 januari is deze samenwerking
bekrachtigd: we versterken onze gezamenlijke inzet om deze problemen op te lossen.
Een groot aantal regio’s heeft voor 2023 de tarieven voor GI’s verhoogd om tegemoet
te komen aan de hoge werkdruk. Dit is een goede ontwikkeling. In sommige regio’s,
zoals Utrecht/Flevoland en Limburg, zijn die tarieven zelfs significant verhoogd.
Gemeenten en Rijk zijn het echter eens dat extra stappen moeten worden gezet om alle
kinderen en gezinnen tijdig en goed te kunnen begeleiden. We hebben besproken hoe
we kunnen toewerken naar passende tarieven voor de GI’s. Daarbij valt te denken aan
het niet verlagen van het budget voor jeugdbescherming nu het aantal kinderbeschermingsmaatregelen
van een GI daalt. Ook spraken we over het versnellen van de vermindering van administratieve
lasten en het behouden van jeugdbeschermers voor de sector. We hebben afgesproken
vier keer per jaar bijeen te komen om gezamenlijk de aanpak en voortgang te bespreken
en waar nodig bij te sturen.
Eind 2022 hebben GI’s de financiële bijdrage voor workloadverlaging van € 10 miljoen
vanuit het Rijk ontvangen en zij zullen hiervoor naar verwachting uiterlijk in april
van dit jaar een extra € 10 miljoen ontvangen van het Rijk om de werkdruk te verlagen.
Ook gemeenten hebben aangegeven dit jaar € 10 miljoen beschikbaar te stellen. Op 13 december
2022 is ook de subsidieregeling voor de zijinstroom gepubliceerd, waarmee samen met
de start van het landelijk ondersteuningsteam tot en met 2025 in totaal € 10 miljoen
beschikbaar is gesteld voor de ondersteuning van de zijinstroom bij de GI’s.
Zowel GI’s, gemeenten als het Rijk zien het belang van een reële, uniforme en landelijk
toegepaste standaarden voor prestaties en bijbehorende tarieven als basis voor goed
functionerende instellingen, waarin de medewerkers voldoende tijd en ruimte hebben
om hun vak – het beschermen van kinderen – goed uit te kunnen voeren. Hiervoor is
het samenvattend kwaliteitskader met prestatiebeschrijvingen voor de jeugdbescherming
in opdracht van het Ministerie van JenV en in nauwe samenwerking tussen gemeenten
en GI’s ontwikkeld. Hierin staat welke activiteiten en welk tijdbeslag zijn gemoeid
bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Begin februari spreken wij hierover
met GI-bestuurders, Jeugdzorg Nederland, wethouders en VNG, als eerste stap richting
een mogelijk landelijk tarief. Wij verwachten dat we in dat overleg een principeakkoord
kunnen bereiken over een landelijke basis voor afspraken tussen gemeenten en GI’s
over prestaties, caseload en tarieven.
In vervolg daarop werken wij gezamenlijk met gemeenten en GI’s de mogelijkheden en
consequenties van een landelijk tarief uit. Daarvoor zullen we het Samenvattend kwaliteitskader
en de prestatiebeschrijvingen benutten en zullen we de overige kostencomponenten van
het tarief onderzoeken. Eveneens onderzoeken we verschillende bekostigingsvormen die
in een landelijk tarief zouden kunnen worden verwerkt, zoals bekostiging per maatregel
of (gedeeltelijke) lumpsumbekostiging. Wij zullen uw Kamer voor de zomer informeren
over de voortgang van dit traject.
In november hebben we u geïnformeerd over het vervolg op het interbestuurlijk toezicht
in Noord-Holland. Dat was gericht op het realiseren van tijdige jeugdbescherming in
de regio’s waarin de GI De Jeugd- en Gezinsbeschermers actief was. Hierbij was sprake
van twee bestuurlijke afspraken: 1) het komen tot reële tarieven en 2) harmonisatie
van de inzet van jeugdbescherming in Noord-Holland (ontbureaucratiseren).
Wij hebben besloten het interbestuurlijk toezicht in de regio Noord-Holland af te
sluiten. Zoals hierboven beschreven, wordt nu onder landelijke regie gewerkt aan afspraken
over prestaties, caseload en reële tarieven voor de jeugdbescherming. Reële tarieven
zijn dan ook niet alleen in Noord-Holland een vraagstuk. De regio’s werken gezamenlijk
en met de GI’s aan harmonisatie en vereenvoudiging om de administratieve lasten te
verminderen bij de inzet van jeugdhulp. De regio’s zijn recent dan ook gestart met
een traject om tot verdere harmonisatie te komen, zodat de lasten voor medewerker
zo beperkt mogelijk worden. Daarmee is voldoende invulling gegeven aan de bestuurlijke
afspraak om te komen tot harmonisatie van de inzet van jeugdhulp.
2. Monitoren van de verbetermaatregelen
De gewijzigde motie van het lid Hijink2 verzocht drie keer per jaar aan de Kamer te rapporteren over de voortgang van de
verbeteringen, en daarbij ook de volgende gegevens aan te leveren:
• de ontwikkeling van de netto toename van het aantal jeugdbeschermers;
• de ontwikkeling van de gemiddelde caseload van jeugdbeschermers, en de voortgang om
te komen tot een landelijke caseloadnorm;
• de ontwikkeling van de wachttijden voor de verschillende jeugdbeschermingsmaatregelen.
Op 3 november 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangekondigd te starten
met een monitor jeugdbescherming met een eerste rapportage begin 20233. De doelstelling is driemaal per jaar een actueel, helder en betrouwbaar beeld te
hebben van de situatie in de jeugdbescherming om de doeltreffendheid van ingezette
maatregelen te kunnen volgen.
In oktober 2022 is samen met de VNG een traject gestart om in kaart te brengen welke
indicatoren van belang zijn en welke gegevens reeds worden verzameld voor bestaande
monitors. Hierbij zijn onder andere de Jeugdautoriteit, het CBS en FCB4 betrokken, alsook partijen in de keten zoals Jeugdzorg Nederland, de Raad voor de
Kinderbescherming en de Raad voor de rechtspraak.
Het uitgangspunt is om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij bestaande informatie en
de definities die hierin worden gebruikt. Uit de contacten met de betrokken partijen
blijkt dat nog niet voor alle indicatoren eenduidige definities bestaan. Om overeenkomstig
de toezeggingen nu een nulmeting te kunnen presenteren is in december 2022 een uitvraag
bij de GI’s gedaan met als peildatum 1 december 2022. Uit de nu beschikbare informatie
komt het volgende beeld naar voren.
Aantal jeugdbeschermers
• De formatie aan jeugdbeschermers bij alle GI’s samen bedraagt 2.566 fte. Hierin zijn
begrepen medewerkers die ook jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren, en ondersteunend
jeugdbeschermers. Hierin zijn niet inbegrepen extra medewerkers met juridische of gedragswetenschappelijke expertise.
• Door onder meer verloop, verzuim en inwerken is deze formatie niet volledig beschikbaar
voor de uitvoering van de maatregelen. Er is op dit moment nog geen uniforme registratie
voorhanden om dit exact in kaart te brengen. Een voorlopige schatting van de GI’s
komt op ongeveer 80% beschikbaarheid, wat zou neerkomen op een daadwerkelijke bezetting
ca 2.053 fte.
• Om de netto toename van jeugdbeschermers te kunnen volgen zijn aanvullende gegevens
noodzakelijk. Deze willen wij in samenwerking met de GI’s in de volgende rapportage
kunnen presenteren.
Gemiddelde caseload van jeugdbeschermers
• Het totaal aantal jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen in behandeling
bij GI’s bedroeg op 1 december 2022 33.8595. Het aandeel ondertoezichtstellingen hierin bedraagt 58%, het aandeel voogdijmaatregelen
27% en het aandeel jeugdreclasseringsmaatregelen 15%.
• In de praktijk bij de GI’s worden de ondertoezichtstellingen en de voogdijen en in
voorkomende gevallen ook de jeugdreclasseringsmaatregelen door dezelfde medewerker
uitgevoerd. Binnen de GI’s wordt niet geregistreerd hoeveel tijd een medewerker aan
welke maatregel besteedt. Er kan op dit moment dan ook alleen op het niveau van gehele
organisatie over alle maatregelen gezamenlijk een gemiddelde werkbelasting bepaald
worden. Wel is bekend dat gemiddeld de uitvoering van een ondertoezichtstelling meer
tijd vraagt dan een voogdijmaatregel.
• De motie vraagt om het volgen van de caseload van jeugdbeschermers. Met de nu beschikbare
data zijn geen harde uitspraken te doen over de caseload. Wel kan met de beschikbare
gegevens en de schatting qua daadwerkelijke bezetting een rekensom t.b.v. de organisatieworkload gemaakt worden.
Dit leidt tot een landelijk gemiddelde organisatieworkload van ongeveer 16,5 maatregelen
per jeugdbeschermer (33.859/2.053).
Wachttijden voor de verschillende kinderbeschermingsmaatregelen
• Er bestaat nog geen (uniform) registratiesysteem voor wachttijden bij de GI’s. Er
kunnen daarom hierover nog maar zeer beperkte uitspraken worden gedaan. Wel is duidelijk
dat bij er bij meerdere GI’s sprake is van wachttijden.6
• Op basis van de uitvraag komt naar voren dat ten minste7 762 kinderen (2,2% van 33.859 kinderen) niet binnen 5 dagen een jeugdbeschermer is
toegewezen.
• Daarnaast zijn er ten minste 1.210 kinderen (3,6% van 33.859 kinderen) op een interne wachtlijst binnen de GI. Dit gaat om kinderen die nog geen nieuwe vaste jeugdbeschermer
hebben, door bijvoorbeeld langdurige ziekte of verloop bij jeugdbeschermers. Voor
hen bestaat in de regel wel een plan van aanpak en houdt het team binnen de GI zicht
op veiligheid. Deze indicator wordt ook gebruikt door de Inspectie JenV bij gevallen
van interbestuurlijk toezicht.
Op dit moment zijn nog niet alle data beschikbaar om de gevraagde indicatoren goed
te kunnen volgen. De nulmeting is aanleiding om een verbetertraject in te stellen.
Inzet is om in volgende rapportages de definities aan te scherpen en waar mogelijk
meer details te verschaffen over de huidige indicatoren. De eerstvolgende rapportage
is voorzien voor de zomer van 2023. De verwachting is dat dan eerste inzichten kunnen
worden gegeven in de effecten van de landelijke subsidies en de verhoging van de kostprijzen
die in enkele regio’s zijn doorgevoerd.
Voor een goed beeld van de jeugdbeschermingsketen is het gewenst om uiteindelijk ook
de omvang en aard van de werklast en werkvoorraad bij onder meer de Raad voor de Kinderbescherming
en de kinderrechter te monitoren. Verder is nog beter gebruik te maken van data uit
reguliere partijen die statistische gegevens verzamelen zoals van CBS en FCB.
3. Beleidsreactie eindevaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen
Op 1 januari 2015 is de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen in werking getreden.
Het hoofddoel van de wet was om te komen tot een effectievere en efficiëntere jeugdbescherming.
Dit betekent dat tijdig de juiste kinderbeschermingsmaatregel wordt getroffen waarbij
het belang van het kind voorop moet staan. Bij de totstandkoming van de wet is uw
Kamer een eindevaluatie toegezegd, die op 7 september 2022 is verstuurd (Kamerstuk
31 839, nr. 875).
Op 18 november 2022 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over ons plan van aanpak ter
verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming (Kamerstuk 31 839, nr. 913). Op hoofdlijnen is in dit plan van aanpak ook een beleidsreactie gegeven op de aanbevelingen
van de eindevaluatie. De conclusies en aanbevelingen bevatten namelijk concrete handvatten
voor het verbeteren van de rechtsbescherming. Als een gezin te maken krijgt met jeugdbescherming,
is dat ontzettend ingrijpend voor alle betrokkenen. Ouders en kinderen moeten zich
dan beschermd weten tegen willekeur en onzorgvuldigheid, en altijd op het recht kunnen
terugvallen. Hiervoor maken wij ons sterk. In het commissiedebat jeugdbescherming
van 24 november 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming toegezegd dat uw Kamer
voorafgaand aan het notadebat naar aanleiding van de initiatiefnota «Recht doen waar
recht ontbreekt» aanvullend een beleidsreactie ontvangt per aanbeveling. In de bijlage
bij deze brief treft u een overzicht aan van alle aanbevelingen, inclusief een meer
gedetailleerde beleidsreactie per aanbeveling.
De opvolging van de meeste aanbevelingen vragen om een aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving.
Het komend jaar werken wij samen met de sector, ouders en kinderen, mede op basis
van de aanbevelingen, aan de contouren van een wetsvoorstel voor aanpassing van de
kinderbeschermingswetgeving. Daarbij worden tevens de uitvoeringsconsequenties en
de daarmee gepaard gaande financiële impact in kaart gebracht. Dan zal ook blijken
welke aanbevelingen onder het beschikbare budget kunnen worden uitgevoerd. Voor de
zomer zullen wij uw Kamer informeren over de stand van zaken hiervan.
Tot slot is door de Raad voor Rechtsbijstand de tijdelijke beleidsregel «pilot kosteloze
rechtsbijstand procedures in eerste aanleg met betrekking tot gezagsbeëindiging ex
de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW» vastgesteld. Deze beleidsregel geldt sinds 1 januari
2023.8
4. Voortgang voorrangsregel
In de Kamerbrieven van 14 september en 11 november 2022 (Kamerstuk 31 839, nrs. 876 en 915) hebben wij een dringende oproep gedaan om kinderen met een beschermingsmaatregel
prioriteit te geven bij de verdeling van jeugdhulp, mits de hulpvraag van kinderen zonder beschermingsmaatregel niet urgenter is. In het commissiedebat
van 24 november heeft de Staatssecretaris van VWS toegezegd om steekproefsgewijs navraag
te doen bij de regionale expertteams (RET’s) hoe deze oproep tot voorrang in de praktijk
uitpakt. Uit deze gesprekken blijkt dat de voorrangsmaatregel bij de meeste RET’s
bekend is. De RET’s merken daarbij op dat deze oproep voor hen minder van toepassing
is, omdat zij bij uitstek betrokken zijn bij de meest complexe casuïstiek – zowel
het vrijwillig als het gedwongen kader – waarbij de urgentie van de zorgvraag vrijwel
altijd hoog is. Een positieve ontwikkeling is dat de RET’s opmerken een verbetering
in de samenwerking met GI’s te zien, sinds het afronden van de Doorbraakaanpak van
het OZJ (2021 – 2022). Het belangrijkste verbeterpunt dat de RET’s aandragen is het
vaker inzetten van een verklarende analyse. Gebleken is namelijk dat door inzet van
de verklarende analyse het beter lukt kinderen passend en duurzaam te plaatsen, zodat
kinderen niet van plek naar plek worden geplaatst. De RET’s doen daarom het appèl
om vaker gebruik te maken van een verklarende analyse en zien hierin voor zichzelf
ook een rol weggelegd. Wij herkennen deze oproep van de RET’s, o.a. uit de leerrapportage
van het Ondersteuningsteam Toeslagen9 en het onderzoeksrapport «Betrek mij gewoon»10 en zetten ons met de sector in dit te versterken.
Daarnaast is gesproken met enkele jeugdhulpaanbieders. De aanbieders zijn niet allemaal
bekend met de oproep tot voorrang voor kinderen met een beschermingsmaatregel. Daarnaast
zijn er vragen over de uitwerking van deze oproep. Het afwegingskader van het Nederlands
Jeugdinstituut (NJi) zal hierin meer duidelijkheid verschaffen en helpen om deze moeilijke
afwegingen te maken. Wij verwachten dit afwegingskader in het tweede kwartaal van
dit jaar. Op die manier willen we ervoor zorgen dat jeugdigen met een kinderbeschermingsmaatregel
zo tijdig mogelijk passende hulp ontvangen en realiseren we dat de doelstellingen
van een kinderbeschermingsmaatregel eerder worden behaald. Ook merken aanbieders op
dat casuïstiek complexer lijkt te worden. Dit vraagt om meer maatwerk en dus ook meer
tijd van professionals, waardoor wachttijden kunnen oplopen. Een positieve ontwikkeling
die meerdere aanbieders signaleren is een verschuiving van aanbodgericht denken naar
maatwerk en zoveel mogelijk aansluiten bij de zorgvraag van een jeugdige. Hierdoor
krijgen jeugdigen ook steeds meer passende hulp. De RET’s en verschillende expertisetafels
worden benut om met verschillende partijen bij complexe casuïstiek de benodigde expertise
en faciliteiten om een jeugdige heen te organiseren en zo passende zorg te leveren.
Deze ontwikkeling moedigen we aan, onder andere via ondersteuning vanuit de bovenregionale
expertisenetwerken.
Er zijn dus positieve ontwikkelingen zichtbaar. Tegelijkertijd is nog een lange weg
te gaan en hebben we op dit moment te maken met een passende verdeling van de schaarste:
sommige gezinnen zullen op hulp moeten wachten. De RET’s geven bijvoorbeeld aan dat
de schaarste op bepaalde plekken zo hoog is dat de voorrangsregeling daardoor slechts
beperkt effect zal hebben: een klein beetje minder lang wachten is vaak nog steeds
lang wachten. Kwetsbare jeugdigen moeten kunnen rekenen op tijdige en passende hulp.
De beschikbaarheid hiervan moet beter en de wachtlijsten korter. Wij blijven dan ook
de Aanpak Wachttijden voortzetten, gericht op duurzaam wachttijdenbeleid, zodat regio’s
blijvend tijdige en juiste professionele ondersteuning kunnen bieden aan jeugdigen
en hun gezin. Daarnaast is het nodig dat gemeenten samenwerken in de organisatie van
specialistische hulp én dat er sommige zorgvormen regionaal en landelijk worden gecontracteerd.
Hierover willen wij op zeer korte termijn afspraken maken met gemeenten, zorgaanbieders
en zorgprofessionals in de Hervormingsagenda.
5. Uitkomst overleg met Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ)
In het debat van 24 november jl. is de vraag gesteld door Kamerlid Maeijer of het
mogelijk is om professionals die niet meer werkzaam zijn in de jeugdbescherming maar
nog wel geregistreerd zijn bij SKJ, te vragen om weer te komen werken in de jeugdbescherming.
Wij zijn hierover in gesprek gegaan met het SKJ. De inschatting van het SKJ is dat
het merendeel van deze professionals nog steeds werkzaam is in het jeugddomein, o.a.
in de ambulante hulpverlening. We hebben afgesproken dat het SKJ in hun nieuwsbrief
aandacht vraagt voor het werken in de jeugdbescherming.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.