Brief regering : Voortgang Duurzaam vervoer
31 305 Mobiliteitsbeleid
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 380
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2023
Om duurzame mobiliteit voor iedereen bereikbaar te maken, is sinds ons vorige overleg
op 29 juni jl. samen met kennisinstellingen, sectorpartijen en maatschappelijke organisaties
mooie voortgang geboekt. Uw Kamer is daarover via een aantal brieven geïnformeerd.
Met deze brief deel ik de belangrijkste ontwikkelingen sinds juni 2022 met uw Kamer.
Daarnaast informeer ik uw Kamer over een aantal zaken voor de komende periode. In
de bijlage van deze brief is een overzicht opgenomen waarin de laatste stand van zaken
wordt gedeeld op diverse deelonderwerpen op het gebied van duurzaam vervoer.
Belangrijkste ontwikkelingen
De inzet op techniek en innovatie voor klimaatneutrale mobiliteit heeft geleid tot
verdere verduurzaming van de mobiliteitssector. Het vertrouwen om in Europa de afspraak
te maken om vanaf 2035 alleen nog maar emissievrije nieuwe personenauto’s te verkopen,
is een positieve uitkomst daarvan. Het is de verwachting dat binnen enkele jaren een
vergelijkbare afspraak gemaakt wordt voor zware voertuigen. Dit past in de trend van
steeds meer normeren, ook voor luchtvaart en scheepvaart. Europa volgt het Nederlandse
voorbeeld en hiermee wordt een nieuwe fase ingeluid: we gaan van koploper naar de
uitrolfase. Een groot deel van de bevolking is hier klaar voor. Dat merk ik aan de
betrokkenheid bij de verschillende projecten en aan het volledig benutten van de subsidies
voor Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP), Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel
(SSEB), Zero Emissie Trucks (AanZET) en Elektrische Bedrijfsauto’s (SEBA). Het is
niet meer de vraag óf we overgaan naar emissievrij vervoer, maar hoe en hoe snel.
Dit brengt nieuwe opgaven met zich mee. Zo heeft de Minister van Klimaat en Energie
u recent geïnformeerd over de netcongestie.1 Dit kan ook impact hebben op elektrisch rijden, met name voor de transportsector.
Het is goed dat Nederland al relatief vroeg aan de slag is gegaan met pilots en experimenten
voor de introductie van schone mobiliteit. Daardoor lopen we in een vroeg stadium
tegen dit soort knelpunten aan en hebben we de tijd ze aan te pakken. Er is inmiddels
een mooi netwerk van organisaties dat hiermee constructief aan de slag is.
Deze periode vraagt om het goed vasthouden aan de ingezette koers, met vertrouwen
de samenwerking voort te zetten en het nauw betrekken van de burgers en bedrijven
die de komende jaren te maken krijgen met deze ontwikkelingen. Helaas worden we daarbij
ook geconfronteerd met de gevolgen van de Oekraïne-oorlog. Deze heeft effect op de
energieprijzen en daarmee ook op de prijs van bijvoorbeeld elektrisch rijden. Het
kabinet zet zich in om de meest ernstige gevolgen van deze prijsstijgingen te beperken.
Zo is besloten de korting voor elektriciteit in de eerste schijf energiebelasting
door te trekken tot en met 2024, wat een positief effect heeft op de laadprijs.
Komende periode
Met de mobiliteitssector draag ik bij aan het doel van het kabinet om tenminste 55
procent CO2 te besparen in 2030, op weg naar klimaatneutraliteit in 2050. De meest actuele Klimaat-
en Energieverkenning (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving2 laat zien dat die ambitie nog niet binnen bereik is. Daarom is op 30 september jl.
het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Klimaat van start gegaan. Het doel
van dit IBO-klimaat is om inzichtelijk te maken welke aanscherpingen en aanvullingen
op het beleidsprogramma mogelijk (en/of noodzakelijk) zijn om de klimaatdoelen te
behalen. Het IBO-klimaat resulteert in concrete beleidsopties. Deze worden aan uw
Kamer voorgelegd om afgewogen keuzes te kunnen maken tijdens de besluitvorming van
de Voorjaarsnota 2023. Het betreft opties die uitgaan van beleid dat normerend en
beprijzend is. Daarnaast verken ik op verzoek van uw Kamer ook subsidiëringsmaatregelen.
De inspanningen die ik in het kader van de CO2-opgave verricht, dragen eveneens bij aan stikstof- en fijnstofreductie en dragen
bij aan het oplossen van knelpunten in de (stedelijke) bereikbaarheid. U ontvangt
in het voorjaar een Stand van zaken Uitvoering Klimaatakkoord Mobiliteit (SUM) waarin
ik nader inga op de voortgang van afspraken uit het Klimaatakkoord. Verder zal tijdens
de voorjaarsbesluitvorming zowel over de maatregelen uit het IBO-klimaat als de toekenning
van de middelen uit het Klimaat Transitie Fonds (KTF) worden besloten.
Tot slot wil ik vermelden dat ik blij ben met de resultaten die samen met partijen
in het veld het afgelopen jaar zijn gerealiseerd. We zijn echter nog niet klaar en
moeten samen alles op alles blijven zetten om de doelen van het Klimaatakkoord in
2030 en daarna te halen. In bijlage 1 van deze brief neem ik u mee met overige ontwikkelingen.
Ik doe dat via de vier pijlers uit het Klimaatakkoord op het gebied van duurzame mobiliteit,
deze zijn: duurzame energiedragers, elektrisch vervoer, verduurzaming logistiek en
verduurzaming personenmobiliteit. Deze vindt u op de volgende pagina’s van deze brief
terug.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Bijlage 1: Voortgang Duurzaam vervoer
In aanloop naar het geplande Commissiedebat Duurzaam vervoer van 24 januari 2023 breng
ik u op de hoogte van de voortgang op de vier pijlers uit het Klimaatakkoord mobiliteit
2021 namelijk: duurzame energiedragers, elektrisch vervoer, verduurzaming logistiek
en verduurzaming personenmobiliteit. Daarnaast geef ik u een korte toelichting op
enkele nog openstaande toezeggingen en moties op het gebied van Duurzame mobiliteit.
Duurzame energiedragers
Inzet energiedragers
Tijdens het commissiedebat Duurzaam Vervoer van 29 juni jl. (Kamerstuk 31 305, nr. 363) is aan lid Bontenbal (CDA) toegezegd uw Kamer voor het einde van het jaar een reflectie
te geven op de vraag hoe energiedragers het meest zinvol kunnen worden ingezet en
in welke sector. Momenteel wordt er binnen IenW gewerkt aan de zogenaamde transitiekaarten
voor alle modaliteiten. Recent zijn er twee rapporten afgerond die hieraan bijdragen.
Op 1 september 2022 heeft het Kennisinstituut Mobiliteit (KiM) het rapport «Energieketens
voor CO2 neutrale mobiliteit» gepubliceerd (bijlage 2). Het onderzoek behandelt energie-efficiëntie,
kosten en ruimtegebruik van energieketens. Daarnaast heeft TwijnstraGudde in maart
2022 een rapport afgerond over de kansen, knelpunten en samenhang in de toepassing
van biomassa in duurzame mobiliteit (bijlage 3). Deze rapporten zijn input voor het
mobiliteitsdeel van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) van het Ministerie van
EZK (onderdeel van het Programma Energiesysteem (PES)). Dit plan beschrijft hoe Nederland
een energiesysteem ontwikkelt dat past bij een klimaatneutrale samenleving. Op de
vraag van Bontenbal hoe energiedragers het meest zinvol ingezet kunnen worden over
de verschillende sectoren verwijs ik naar dit programma. In Q2/Q3 van 2023 zal het
concept NPE gepubliceerd worden en in Q4 van 2023 zal het definitieve NPE gepubliceerd
worden. Vanuit IenW zullen de transitiekaarten als input dienen voor het NPE.
Voortgang van de batterijenstrategie
Zoals toegezegd in de Kamerbrief over de voortgang van de batterijenstrategie in 20213 heb ik uw Kamer in detail geïnformeerd over de voortgang van de Nederlandse batterijenstrategie
op 23 december 2022.4 Vanuit de strategische aanpak batterijen is dit jaar in samenwerking met EZK en sectorpartijen
de Actieagenda Batterijsystemen afgerond en aan de Kamer gestuurd.5 De gezamenlijke agenda geeft concrete richting over de kansen binnen de batterijenwaardeketen
voor Nederlandse partners en internationale samenwerking. Met de totstandkoming van
deze Actieagenda wordt invulling gegeven aan de motie6 van het lid Bontenbal, die de regering oproept om een coördinerende rol op zich te
nemen in het samenbrengen van partijen om een concreet plan te ontwikkelen voor het
batterijenecosysteem in Nederland.
Export Laagwaardige Brandstoffen naar West-Afrika
In de Kamerbrief van 23 september jl. (Kamerstukken 31 209 en 26 485, nr. 238) over de Beleidsregel export laagwaardige benzine en diesel naar West-Afrika heb
ik toegezegd uw Kamer te informeren over twee internationale evenementen over dit
onderwerp, namelijk de klimaat COP 27 (Kamerstuk 31 793, nr. 234) in Egypte en een ministeriële bijeenkomst met Afrikaanse lidstaten in Nairobi, Kenia.
Op 16 november heeft Nederland in samenwerking met UNEP, de Wereldbank en de Afrikaanse
Unie het side event «Motorization management and trade of used vehicles» georganiseerd. Hier heb ik het belang van exportstandaarden, brandstofkwaliteitsnormen
en handhaving op kwaliteit en onderhoud van gebruikte auto’s nogmaals benadrukt. Twee
weken later vond de Africa Petroleum Ministerial Meeting plaats, georganiseerd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de
VN milieuorganisatie UNEP. Tijdens dit evenement hebben 24 Afrikaanse lidstaten, exporterende
landen, de oliemaatschappijen en andere stakeholders de ambitie uitgesproken om sneller
toe te werken naar laagzwavelige brandstoffen (50 ppm) en naar een minimum Euro IV/4
standaard voor voertuigen. Dit geldt zowel voor de importerende als exporterende landen.
Met betrekking tot de 50 ppm-limiet werd waardering uitgesproken voor de Nederlandse
beleidsregel zoals afgelopen zomer ingesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Nederland zal de uitwerking verder oppakken met andere exporterende Europese landen.
Fijnstof afkomstig van autobanden en treinen
Tijdens het commissiedebat Duurzaam vervoer op 29 juni 2022 heb ik toegezegd uw Kamer
te informeren over het verschil tussen fijnstof afkomstig van autobanden en treinen.
De fijnstofemissies naar lucht van verschillende bronnen hebben een verschillende
chemische samenstelling en deeltjesgrootteverdeling. Tegenwoordig komt ongeveer 40%
van de fijnstofemissies van het wegverkeer van slijtage van banden. Fijnstof van bandenslijtage
bestaat onder andere uit metalen, koolstof/roet, krijt, polymeren (plastics) en organische
stoffen. Bovendien ontstaat er door het contact van de band met de weg fijnstof door
slijtage van het wegdek. Fijnstof bij treinen is het gevolg van slijtage van wielen
en remmen en slijtage door contact van pantograaf en bovenleiding. Het bestaat voornamelijk
uit ijzerstof, zand/silicaten, koper en koolstof.
Toxicologisch onderzoek wijst uit dat niet al het fijnstof even schadelijk is, maar
er is onvoldoende epidemiologisch onderzoek om een onderscheid tussen schadelijkheid
voor verschillende componenten te maken. In lijn met het advies van de WHO wordt daarom
elke component van het fijnstofmengsel als belangrijk beschouwd.
Dieselfraude
Mede door dieselfraude is een nieuw toezichtsysteem, «in-service conformity» ingevoerd. De Europese typegoedkeuringsautoriteiten (waaronder de RDW) controleren
of de uitstoot van schadelijke stoffen en gassen van voertuigen die al in gebruik
zijn, voldoen aan de gestelde eisen tijdens het gebruik. De RDW voert toezicht uit
op de voertuigen waarvoor de RDW de emissie certificaten heeft afgegeven. Het in-service conformity toezicht is ingesteld voor personen- en lichte bedrijfsvoertuigen vanaf Euro 5 en
Euro 6. Sinds de inwerkingtreding van de EU-verordening 2018/1832 zijn de voorschriften
voor controles van de conformiteit tijdens het gebruik aangepast om ervoor te zorgen
dat de emissies in reële rijomstandigheden ook tijdens de normale levensduur van de
voertuigen, onder normale gebruiksomstandigheden, effectief worden beperkt. Om de
conformiteitsprocedure tijdens het gebruik doeltreffender te verifiëren, hebben de
typegoedkeuringsinstanties de verantwoordelijkheid gekregen om ieder jaar op een door
een risicomodel bepaalde selectie van de goedgekeurde voertuigtypen controletesten
te verrichten. Deze manier van toezicht houden op voertuigfabrikanten heeft een preventieve
werking op het voorkomen van emissieoverschrijdingen. En heeft tot doel ervoor te
zorgen dat de fabrikant correctieve maatregelen neemt als er tóch overschrijdingen
van de eisen geconstateerd worden. Op de website van de RDW is meer te lezen over
deze manier van toezicht houden.7
In februari 2021 deed het Ministerie van IenW aangifte tegen enkele autofabrikanten.
Daarop is het Openbaar Ministerie een oriënterend onderzoek gestart. Dit onderzoek
is nodig om te bepalen of kan worden overgegaan op een strafrechtelijk onderzoek.
Het oriënterende onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. Bij nieuwe ontwikkelingen
informeer ik uw Kamer daarover.
Implementatie EU-Richtlijn Aanleg Infrastructuur voor Alternatieve Brandstoffen
Bij deze brief treft u de tweede monitoringsrapportage (bijlage 4) aan. We stellen
deze rapportage op om de voortgang van de in het Nationale Beleidsplan opgenomen doelstellingen
inzichtelijk te maken. Dit Nationale Beleidsplan werd opgesteld in 2016 en geactualiseerd
naar aanleiding van het Klimaatakkoord.
Het monitoringsrapport beschrijft de maatregelen die genomen zijn ter ondersteuning
van de aanleg van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen in Nederland en brengt
de voortgang in kaart. Hieruit valt op te maken in hoeverre de streefcijfers en doelen
worden behaald met betrekking tot de te realiseren afzet van en infrastructuur voor
alternatieve brandstoffen. Het tweede monitoringsrapport pakt door op de eerdere rapportages
en laat zien dat Nederland de doelstellingen met betrekking tot de aanleg van laadinfrastructuur,
walstroom, waterstof en CNG en LNG-tank- en bunkerinfrastructuur uit het beleidsplan
al heeft behaald, of goed op weg is deze voor de gestelde deadlines (2025–2030) te
behalen. Inmiddels zijn de onderhandelingen over de herziening van de AFID-richtlijn
in een vergevorderd stadium. Op dit moment vinden er onderhandelingen plaats tussen
de Europese Commissie, de Raad en het Europese Parlement. Het is de verwachting dat
Nederland op basis van die herziening een nieuw en uitgebreid beleidskader op zal
stellen.
Elektrisch Vervoer (EV)
Tien procent van alle CO2-uitstoot in Nederland komt door personenauto’s, deze stoten ook stikstof uit. Daarom
streven we ernaar in Nederland vanaf 2030 alleen nog auto’s te verkopen die geen schadelijke
stoffen meer uitstoten. Een snelle overgang naar elektrisch rijden is dus belangrijk
voor zowel het leefklimaat in ons land als ook het behalen van de afgesproken (inter)nationale
klimaatdoelen en voor het reduceren van stikstofuitstoot.
COP27 heeft Nederland de kans gegeven haar voortrekkerspositie op duurzaam transport
te demonstreren Nederland is tijdens COP27 lid geworden van de mondiale koplopersgroep
die het Verenigd Koninkrijk heeft gelanceerd. Deze Accelerate-to-zero streeft er naar dat zoveel mogelijk landen zich committeren aan de verkoop van enkel
nul-emissie voertuigen, uiterlijk in 2035.
Het Nederlandse personenwagenpark van 8,8 miljoen voertuigen bevatte eind oktober
ruim 300.000 emissieloze personenauto’s (3,5%). Het ingroeipercentage op alle nieuwverkopen
stokt, net als de afgelopen twee jaar, rond het verkoopaandeel van 20% voor volledig
elektrische auto’s. Daarmee is een op de vijf nieuwe auto’s volledig emissieloos aan
de uitlaat. Zoals in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 7 juli 20228 is aangegeven, ligt de stimulering van EV’s tot 2025 hiermee ruimschoots binnen de
door het kabinet gesteld bandbreedte-afspraken. Echter, de kabinetsambitie om 100%
van de nieuwverkopen in 2030 volledig emissieloos te hebben, is nog wel uit zicht
(laatste KEV-prognoses, inclusief de EU-plannen van uitfasering verbrandingsmotor
in 2035, komen uit op 60%). Daarom onderzoek ik conform de aangenomen motie9 van de leden Bontenbal en Van Ginneken momenteel de mogelijkheden voor scenario’s
voor de stimulering van duurzame mobiliteit tussen 2025 en 2030. Ook heb ik het Formule
E-Team (FET) gevraagd met voorstellen te komen. Deze scenario’s draaien mee in het
IBO-klimaat voor zover het normerings- en beprijzingsmaatregelen betreft. Om de in
het Coalitieakkoord vastgestelde ambitie van 100% verkoop van emissievrije auto’s
in 2030 te kunnen bereiken werk ik naast de normerings- en beprijzingsmaatregelen
ook subsidiëringsmaatregelen uit die niet in de scope van het IBO passen, maar wel
kunnen bijdragen aan deze ambitie. Besluitvorming over zowel de IBO-klimaat varianten
als aanvullende scenario’s vinden plaats bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2023.
Nationale Agenda Laadinfrastructuur
Komende jaren zullen nieuwe concessies, gebaseerd op de prognoses, zorgen voor voldoende
laadzekerheid richting 2030. In het wetgevingsoverleg differentiatie parkeertarieven
op 28 september 2022 heb ik conform de motie Koerhuis toegezegd om inzichtelijk te
maken of de plannen van gemeenten en provincies voldoende zijn om de doelstellingen
voor laadinfrastructuur te halen. Dit inzicht geef ik op basis van aantallen laadpunten
in gegunde concessies, omdat hier concrete afspraken voor realisatie over zijn gemaakt.
Momenteel is de plaatsing van 40.000 publieke laadpunten tot 2025 gegund binnen de
lopende concessies van gemeenten en provincies. Een optelling van de 40.000 publieke
laadpunten die nu in de pijplijn zitten en het huidige aantal publieke laadpunten,
laat zien dat we op koers liggen om de prognose van behoefte aan publieke laadpunten
eind 2024 te realiseren10.
Voor de aanleg van deze laadpunten zijn veel vakmensen nodig, maar vakmensen zijn
schaars. Om de vaart erin te brengen en te houden, heb ik samen met 11 partijen op
3 november jl. de krachten gebundeld in de vorm van een «Human Capital Agenda Laadinfra» (HCA). Vanuit dit samenwerkingsverband is inmiddels de opleiding tot laadpaalmonteur
verkort van 24 maanden naar 9 maanden11 en komt er een nieuw keuzevak Elektrische Voertuigen voor mbo-studenten. Daarnaast
komen er nieuwe methoden om laadpalen eenvoudiger – en daardoor met minder inzet van
menskracht – aan te sluiten.
Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP):
Eerder heb ik u geïnformeerd12 over de uitputting van het subsidiebudget voor nieuwe emissieloze personenauto’s
(€ 71 miljoen), waarmee subsidie aangevraagd kon worden door particulieren. Dat jaarbudget
was op 1 juni 2022 uitgeput. Op 5 juli was ook het jaarbudget van in totaal € 20,4 miljoen
voor gebruikte auto’s overtekend. Particulieren kunnen vanaf 10 januari 2023 weer
subsidie aanvragen voor een nieuwe of gebruikte elektrische (emissieloze) personenauto.
Dit kan alleen met een koop- of leaseovereenkomst, die is afgesloten op of na 1 januari
2023. De jaarbudgetten in 2023 bedragen respectievelijk € 67 miljoen (nieuw) en € 32,4 miljoen
(gebruikt). In 2023 wordt het subsidiebedrag voor een nieuwe auto € 2.950 en voor
een gebruikte auto € 2.000.
Normering zakelijke wagenpark
Zoals toegezegd aan uw Kamer in het 2-minuten debat Duurzaam Vervoer op 1 juni 2022
(Handelingen II 2021/22, nr. 86, item 2) wil ik u bij deze ook nader informeren over de voortgang van mijn onderzoek naar
de mogelijkheden van de normering van de zakelijke markt. Dit ook met betrekking tot
de op 7 juni 2022 door de Tweede Kamer aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 88, item 14) motie13 van het lid van Ginneken (D66). Concreet onderzoek ik de mogelijkheden om bedrijven
te verplichten vanaf 2025 bij de aanschaf of lease van nieuwe personenauto’s te kiezen
voor een zero-emissie voertuig. Uit eerste verkennende doorrekeningen blijkt dat een
dergelijke normering van de zakelijke markt een zeer effectief instrument kan zijn
om aanvullende CO2- reductie te realiseren in het personenvervoer.
Tegelijkertijd kan Nederland de invoering van een zakelijke norm niet zomaar invoeren.
Nederland moet het wetsvoorstel bij de Europese Commissie notificeren waarna deze
beoordeelt of de beoogde norm – die verder zou gaan dan wat er Europees is afgesproken-
verenigbaar is met Europese wetgeving en de interne markt. Daarbij krijgen ook andere
lidstaten en belanghebbende partijen de gelegenheid om hierover hun mening te geven.
Ik verwijs u voor nadere informatie over de toetsing door de Commissie ook naar de
juridische quickscan die in mijn opdracht is uitgevoerd door Natuur en Milieu (bijlage 5). Zoals in dat
rapport beschreven, is er een reëel risico dat de Commissie negatief zal oordelen
over de proportionaliteit van de normering zakelijke markt in Nederland.
Dit betekent geenszins dat ik in dit stadium af wil zien van een zakelijke normering
voor Nederland. Verschillende onderzoeken die nodig zijn voor de verdere uitwerking
van een eventueel wetgevingsvoorstel zijn in volle gang.14 Vanwege de risico’s van een normerende route is het van groot belang om tegelijkertijd
ook relevante alternatieven te verkennen en vervolgens de voor- en nadelen van alle
beschikbare beleidsopties integraal tegen elkaar af te wegen. De voorbereidingen voor
deze afweging geschieden op dit moment in het kader van het IBO-klimaat waarover u
bent geïnformeerd15 in het ontwerp-beleidsprogramma klimaat. Als het kabinet in dat besluitvormingsproces
kiest voor de verdere uitwerking van de normering zakelijke markt, zal ik me maximaal
inspannen om hierover vervolgens ook een positief oordeel van de Commissie te verkrijgen.
Flankerend EV-beleid:
• Evaluatie flankerend EV-beleid:
Naar aanleiding van het afspraken uit het Klimaatakkoord heeft afgelopen zomer een
extern bureau een evaluatie gemaakt van het flankerend EV-beleid (bijlage 6). De hoofdconclusie
is dat de afgesproken maatregelen uit het Klimaatakkoord zijn opgepakt door de partijen
vertegenwoordigd in het FET, maar dat de implementatie vaak vertraagd is. De conclusies
en aanbevelingen zullen in FET-verband worden opgepakt. Over de uitkomst daarvan zal
ik uw Kamer informeren.
• Aanpassing besluit «etikettering energiegebruik personenauto’s»:
Zoals gemeld in mijn voortgangsbrief van 22 maart jl.16 bereid ik de aanpassing voor om het energielabel personenauto’s ook betekenisvol
te laten zijn voor emissieloze personenauto’s. De Europese Commissie (EC) heeft op
16 november jl. aangegeven uiterlijk eind 2024 met een evaluatie van de Richtlijn
1999/94 te komen en bij die gelegenheid met voorstellen te zullen komen voor nieuwe
regelgeving voor zowel personen- als bestelauto’s. Ik bereid mij voor om in samenspraak
met o.a. Dienst voor het wegverkeer (RDW) en de autobranche voorstellen aan de EC
te doen voor zo’n nieuw Europees labelsysteem.
Batterijcheck voor gebruikte elektrische auto’s
De meeste consumenten zullen voor het eerst emissieloos gaan rijden in een gebruikte elektrische auto. Voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto is vertrouwen
in het batterijpakket – vooral tegen het einde van de fabrieksgarantie en daarna –
van essentieel belang. Het ontbreekt nu vaak aan betrouwbare informatie over de batterijconditie.
De binnenkort van kracht wordende Europese Batterijverordening zorgt er na 2025 voor
dat een voertuiggebruiker inzicht heeft in de gezondheid van de aandrijfbatterij.
Maar modellen die vóór de inwerkingtreding van die wet op de Europese markt zijn gekomen,
hebben deze meldingsplicht niet. Het duurt nog ruim 15 jaar voordat deze cohort modellen
niet meer dominant zijn op de occasionmarkt, dus de in het Klimaatakkoord bedoelde
batterijcheck blijft nodig. Er ligt inmiddels een ontwerp voor een nationale EV-batterijcheck
waar ik marktpartijen op aanspoor om dit zo snel mogelijk te operationaliseren, mede
ter uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Peter De Groot van 1 juli 2021.17
De totale kosten van eigendom
Conform de motie18 van het lid Nijboer c.s. van 1 juli 2021 over de vergelijking van de «Total Cost of Ownership» in de showroom en online is een Handreiking TCO Berekening19 met de partijen opgesteld en passen sommige partijen op hun website de vergelijking
toe (zoals op de ANWB website). Voor de autobranche blijkt deze methode omslachtig
te zijn en wordt er gewerkt aan een nieuwe methode die een grotere flexibiliteit voor
de verkoper en actueler prijsinformatie voor de consument in zich draagt. Nadere afspraken
met de autobranche over deze methode worden begin volgend jaar verwacht, waarover
ik uw Kamer zal informeren.
Verduurzaming logistiek
Voor de verduurzaming van de logistiek blijf ik bedrijven ondersteunen bij de aanschaf
van schone en emissievrije vrachtauto’s en bouwmaterieel.
COP27 heeft Nederland de kans gegeven haar voortrekkerspositie op duurzaam transport
te demonstreren. Als grootste resultaat zie ik de elf nieuwe ondertekenaars van de
door Nederland tijdens COP26 (Kamerstuk 31 793, nr. 230) geïnitieerde mondiale overeenkomst voor emissieloos vrachtvervoer.20 Met deze vorig jaar gelanceerde overeenkomst spreken ondertekenaars de ambitie uit
om in 2040 alle nieuwverkoop van deze voertuigen emissieloos te laten zijn. Met goede
diplomatieke inspanningen wist Nederland de elf nieuwe landen te laten tekenen: de
VS, Oekraïne, België, Ierland, Kroatië, Litouwen, Liechtenstein, de Dominicaanse Republiek,
Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. Nederland heeft daarnaast ook de Zero Emission Government Fleet Declaration van de VS getekend (bijlage 7). Ondertekenaars spreken de ambitie uit dat in 2035
alle nieuwe aanbestedingen van civiele overheidsvoertuigen emissieloos zullen zijn,
waaronder auto’s, maar ook bestelbussen, bussen en trucks. Deze verklaring vult de
Europese Clean Vehicle Directive
21 aan die Nederland op dit moment implementeert en de afspraak uit het Klimaatakkoord
om in 2028 alleen nog maar emissieloze personenauto’s in het Rijkswagenpark te hebben.
Subsidieregeling Logistiek
In oktober is het subsidieplafond voor 2023 voor de Subsidie Elektrische Bedrijfsauto’s
(SEBA) vastgesteld. Voor 2023 is € 33 miljoen beschikbaar voor voertuigen uit de categorieën
N1 en N2 tot 4.250 kg. De belangrijkste inhoudelijke wijziging is dat het plafond
van maximaal 400 voertuigen per juridische entiteit uit de regeling is gehaald. Reden
hiervoor is dat in de praktijk bleek dat dit plafond niet tot nauwelijks werd bereikt
door aanvragende organisaties. Met het geaccordeerde budget kan de groei van het aantal
elektrische bedrijfsauto’s worden doorgezet (bijlage 8).
Daarnaast is het subsidieplafond voor de Aanschafsubsidie Zero Emissie Trucks (AanZET)
vastgesteld. In 2023 is € 30 miljoen beschikbaar voor voertuigen uit de categorieën
N2 vanaf 4.250 kg en N3. De regeling opent in april 2023.
Tenslotte heb ik op 22 november jl. een subsidieregeling voor de opschaling van waterstof
in het (zwaar) wegverkeer aangekondigd.22 Daarvoor is in eerste instantie 22 miljoen beschikbaar. Ik verwacht deze regeling
medio 2024 open te stellen. Deze subsidieregeling betekent een relevante start in
de opschaling en de invulling van de verplichting uit de toekomstige Renewable Energy Directive (REDIII) en de Alternative Fuel Infrastructure Regulation (AFIR), al zal afhankelijk van de uitkomsten van de Europese onderhandelingen nog aanvullende
inzet nodig zijn voor volledige implementatie van beide verordeningen.
Logistieke laadinfrastructuur
We moeten tempo maken met de aanleg van laadpunten voor vrachtwagens, zoals aangekaart
in de Roadmap logistieke laadinfrastructuur23 uit 2021 opgesteld door de NAL werkgroep logistiek en zoals ook recentelijk door
de RAI nog benadrukt. Voor personenauto’s en bestelbusjes timmeren we flink aan de
weg, Nederland heeft momenteel het dichtste publieke laadnetwerk van Europa. Voor
vrachtwagens willen we daar ook naartoe, want we verwachten dat ondernemers de komende
jaren zullen overstappen naar elektrisch. Langs- of nabij snelwegen zie je al dat
er steeds meer publiek toegankelijke snelladers zijn waar ook vrachtwagens terecht
kunnen. De meeste vrachtwagens zullen naar verwachting worden geladen bij hun bedrijf
op privaat terrein (ongeveer 80%). Daarom brengen we nu voor bedrijventerreinen in
kaart wat de behoefte aan laadpalen is. Samen met de netbeheerders en gemeenten zijn
we daarmee aan de slag, zodat we ook tijdig netcapaciteit kunnen realiseren of een
passende tijdelijke oplossing kunnen bieden. In dit kader is het is ook een goede
ontwikkeling dat mijn collega van EZK bezig is met het actieplan netcongestie. Want
bij logistiek laden gaat het om een grote capaciteitsbehoefte.
Op dit moment investeert het Rijk al in publiek toegankelijke laadpalen voor vrachtwagens.
We werken samen met gemeenten, netbeheerders en marktpartijen, zodat er goede plannen
gemaakt worden en randvoorwaarden zoals netcapaciteit tijdig beschikbaar zijn. Er
lopen meerdere proef- en opschalingsprojecten, voorbeelden daarvan zijn het Living Lab Heavy Duty Laadpleinen, het basisnetwerk Logistiek Laden (LoLa) en het project Clean Energy Hubs. Ook werk ik aan de ontwikkeling van laadinfrastructuur voor vrachtwagens langs het
hoofdwegennet in het traject Verzorgingsplaats van de Toekomst. Daarnaast heb ik de
ambitie om de komende jaren meer geld uit te trekken voor de aanleg van laadinfrastructuur,
zowel langs de weg als op bedrijventerreinen, onder andere om aan de verwachte AFIR
eisen te voldoen. In de nieuwe samenwerkingsovereenkomst met de regionale overheden
en netbeheerders wordt de uitvoeringsagenda voor de ontwikkeling van logistieke laadinfrastructuur
verder uitgewerkt. Hierover ben ik momenteel in gesprek met alle partijen. De nieuwe
samenwerkingsovereenkomst start in 2024.
Schoon en Emissieloos Bouwen
De bouwsector is voor de Nederlandse economie een essentiële motor. De sector werkt
hard aan de bouw van woningen, zorgt ervoor dat onze infrastructuur in goede staat
verkeert en is essentieel voor de energietransitie. Bij bouwprojecten is de inzet
van mobiele werktuigen op de bouwlocaties en het transporteren van bouwmaterieel en
materiaal van en naar de bouwplaats via voer- en vaartuigen essentieel. Dit leidt
momenteel nog tot te veel uitstoot (NOx, CO2 en PM) en geluid met negatieve gevolgen voor de natuur, het klimaat en de gezondheid.
Het is echter ook van groot maatschappelijk belang dat de sector door kan en daarvoor
is het noodzakelijk om de sector gereed te maken voor de toekomst: inzetten op schoon
en emissieloos bouwen met als doel een schoon, leefbaar en krachtig Nederland.
Om in de bouwsector de opgaven op het gebied van natuur, klimaat en gezondheid gezamenlijk
aan te pakken werk ik binnen het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) samen
met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken
en Klimaat, Defensie, Rijkswaterstaat, ProRail en Rijksvastgoedbedrijf, medeoverheden,
marktpartijen en kennisinstellingen aan de verduurzaming van werk-, voer-, en vaartuigen
die gebruikt worden in de bouw. Naast het behalen van de doelstellingen zijn deze
maatregelen ook van belang voor de doorgang van bouwprojecten. Een schonere bouw heeft
ook positieve effecten op de stikstofdepositie en daarmee op de natuur. Het kabinet
heeft daarom 400 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor het programma Schoon
en Emissieloos Bouwen (SEB).24 Ook wordt een Taskforce Schoon en Emissieloos bouwen opgericht om de uitvoeringskracht
van het programma te versterken, waarin de betrokken partijen deelnemen.
Binnen het programma wordt onder meer gewerkt aan de routekaart Schoon en Emissieloos
Bouwen (SEB) en een bijbehorend convenant, waarin overheden en marktpartijen gezamenlijk
afspraken maken over het reduceren van emissies (stikstof, CO2 en fijnstof) door bouwmaterieel. Onderdeel van deze maatregelen is het hanteren van
minimale emissie-eisen voor materieel dat wordt ingezet in de aanbestedingen en vergunningseisen
voor bouw-, onderhouds- en sloopprojecten.
De transitie naar schoon en emissieloos bouwen vraagt een inspanning van alle partijen.
Ik vind het daarom belangrijk dat de routekaart en het convenant gedragen wordt door
alle partijen. Dit proces vraagt meer tijd dan voorzien.
Het streven is om de routekaart en het convenant voor de zomer van 2023 aan uw Kamer
toe te sturen. Een ander instrument van het programma is de Subsidieregeling Schoon
en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB). Deze regeling is in mei 2022 opengegaan. De interesse
in de regeling was boven verwachting pas na publicatie van aanvullend budget konden
alle aanvragen die zijn binnengekomen in behandeling worden genomen. Op 9 mei 2023
gaat de subsidieregeling opnieuw open voor aanvragen. Het budget voor dat jaar wordt
opgehoogd naar € 60 miljoen. Aanvragen kunnen, onder voorwaarden, met terugwerkende
kracht worden gedaan. Ook kom ik tegemoet aan de wens van de sector om meer technieken
in aanmerking te laten komen voor subsidie, waaronder hermotorisering van zwaar bouwmaterieel
naar de laatste emissienormen of schoner.
Verduurzaming van personenmobiliteit
Ik vind het belangrijk dat iedereen mee kan doen in de transitie naar duurzame mobiliteit,
ook werkgevers en werknemers. Werkgevers realiseren zich vaak nog niet hoe belangrijk
hun rol hierbij kan zijn. Ik heb om hen bewust te maken en te activeren het ontwerpbesluit
CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit opgesteld en daar stakeholders nauw bij
betrokken. Ik vind het belangrijk dat die regelgeving zo snel mogelijk in werking
treedt. Werkgevers krijgen daarmee inzicht in hun CO2-uitstoot en de mogelijkheden om reducerende maatregelen te treffen. Ook de Kamer
vindt dat belangrijk gezien de door uw Kamer aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 31, Stemmingen) motie25 die het lid Van Ginneken bij de begrotingsbehandeling op 1 december jl. (Handelingen
II 2022/23, nr. 30, Begroting Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 36 200 XII)) heeft ingediend en waarmee de regering wordt verzocht de regelgeving zo snel mogelijk
in werking te laten treden. Met eerder genoemde motie wordt de regering ook verzocht
om het ontwerpbesluit op de kortst mogelijke termijn van meer ambitie te voorzien.
Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik aangegeven dat meer ambitie met de betrokken
stakeholders moet worden afgestemd en dat daar tijd voor nodig is. Met de betrokken
stakeholders ga ik dan ook het gesprek aan over de ambities en laat ik de haalbaarheid
van aanscherping van het reductiedoel onderzoeken.
Daarnaast zet ik ook met flankerend beleid in op een verdere versnelling van de verduurzaming
van het vervoer. In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn vanaf 2024 middelen beschikbaar gesteld om te werken aan het vergroenen van
reisgedrag. Momenteel werk ik aan maatregelen om dit te bereiken. Ik heb daarbij een
aantal ambities. Allereerst wil ik hiermee de afgesproken =-reductie van 0,3–0,5 Mton
invullen. Dit bereiken we door slimmer, schoner en anders te reizen. Daarnaast wil
ik hiermee ook zorgen dat duurzame mobiliteit binnen het bereik komt van iedereen
in de samenleving. Dit bereiken we doordat maatregelen zich richten op doelgroepen
die met het lopende beleid nog niet of onvoldoende bereikt worden. Hierbij denk ik
bijvoorbeeld aan het MKB. Ik onderzoek wat het MKB nodig heeft om hun mobiliteit te
verduurzamen en wat ik hieraan vanuit mijn ministerie kan bijdragen. Tegelijkertijd
werk ik uit hoe we ervoor zorgen dat ook voor recreatieve reizen en reizen rondom
sporttrainingen en wedstrijden vaker voor een duurzame optie gekozen wordt.
Dan moeten die duurzame opties er natuurlijk wel zijn. Daarom verken ik bijvoorbeeld
ook hoe we het doelgroepenvervoer schoner kunnen krijgen en ervoor kunnen zorgen dat
de snelle elektrificatie van scooters en bromfietsen doorzet. Daarnaast blijf ik zoeken
naar mogelijkheden om de transitie te versnellen, bijvoorbeeld door te investeren
in ontbrekende schakels in doorfietsroutes. Ik ga hiermee aan de slag, en ga ook in
gesprek met reizigers en stakeholders om van hen te horen wat hun behoeften zijn en
wat er nodig is om de overstap naar duurzame mobiliteit te maken. Ik informeer u medio
volgend jaar over de voortgang hiervan opdat er bij het eind van het jaar een voldragen
pakket aan maatregelen ligt.
Stimuleren van hybride werken
Hybride werken biedt kansen om maatschappelijke doelen te realiseren, zoals vermindering
van CO2-uitstoot en het verbeteren van de bereikbaarheid. Ik vind het belangrijk hybride
werken kabinetsbreed te stimuleren, want belangrijke (fiscale) instrumenten liggen
bij andere departementen. Ik ben dan ook blij dat de Minister van SZW op 20 juni jl.
namens het kabinet de Agenda voor de toekomst van hybride werken aan uw Kamer heeft
gestuurd.26 Bij de uitvoering richt ik mij samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
daarbij in het bijzonder op een regionale aanpak.
Regeling bevordering schone wegvoertuigen
Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Van Ginneken tijdens de begrotingsbehandeling
op 1 december jongstleden, kan ik toezeggen dat de ambitie tot het aanscherpen van
de Regeling bevordering schone wegvoertuigen voor Nederland verder gaat dan de aanscherping
die de Europese richtlijn Clean Vehicles Directive voorschrijft. Bij het publiceren van de regeling heeft het kabinet aangekondigd dat
het in de eerste periode van de regeling (die duurt van 2 augustus 2021 tot en met
31 december 2025) onderzoek zal doen naar het ophogen van de ambities in lijn met
het Klimaatakkoord, want de ambitie uit de Europese richtlijn ligt beduidend lager.
Dit onderzoek loopt op dit moment en na consultaties zal naar verwachting eind volgend
jaar een beslissing genomen kunnen worden.
De aanscherping zal niet eerder ingaan dan vanaf de tweede periode (van 1 januari
2026 tot en met 31 december 2030), omwille van de voorspelbaarheid van het Nederlandse
beleid. Voor de aanscherping moet de registratie en handhaving op orde zijn. Inkoopplannen
bij aanbestedende diensten worden ruim van tevoren gemaakt en er moet genoeg tijd
zijn voor de communicatie van aanscherpingen. Wel wordt er ingezet op 100% emissievrije
inkoop voor bussen en lichte voertuigen en een forse aanscherping voor zware voertuigen
ten opzichte van de Europese doelstelling vanaf de tweede periode.
Fietsstimulering
De mogelijkheid voor verhogen van de belastingvrije kilometervergoeding naar 21 cent
per 1 januari 2023 is onderwerp van onze «Kiesdefiets!» eindejaarsgedragscampagne
om werkgevers hierop te attenderen. Voor 2023 is in het MIRT najaar 2022 voor het
stimuleren van actieve mobiliteit een reservering van € 2,5 miljoen Rijk/regio gemaakt
binnen het programma Veilig, Slim en Duurzaam. Fietsstimulering is in combinatie met
een werkgeversaanpak om bij te dragen aan de doelstelling van 100.000 extra forenzen
op de fiets in 2025 (ten opzichte van 2022). We doen dit ook samen met ons inmiddels
uitgebreide netwerk van fietsambassadeurs. Voor de uitwerking van het actieplan Fietsen
voor Iedereen zijn we in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken gestart
met de verkenning van een Citydeal Fiets. Doel van de Citydeal is om mensen – waaronder kinderen – die nu geen fiets hebben, amper fietsen of niet
kunnen fietsen, meer wegwijs te maken in het brede «fietssysteem». Het gaat hierbij
onder meer over: het hebben van een fiets, leren fietsen, kunnen stallen, kunnen onderhouden,
ervaring opdoen in het verkeer en veilig kunnen fietsen.
Nationaal toekomstbeeld fiets
Structureel is voor het mee investeren in doorfietsroutes € 6 miljoen euro vrijgemaakt
uit de middelen vergroening personenvervoer en reisgedrag (Coalitie Akkoord). In het
coalitieakkoord heeft het kabinet ook € 50 mln. gereserveerd voor de beschikbaarheid
en ontsluiting van fietsenstallingen bij OV knopen. De fiets heeft nu standaard een
plek in het MIRT en is een vast agendapunt op de agenda’s van de Bestuurlijke Overleggen
MIRT. In het MIRT najaar 202227 zijn enorme stappen gezet om actieve mobiliteit mogelijk te maken. Zo zijn in de
Bestuurlijke Overleggen MIRT afspraken gemaakt om landelijk voor ongeveer € 780 miljoen
mee te investeren in fietsinfrastructuur. Het gaat hierbij om onder andere betere
fietsaansluitingen richting OV-knooppunten, fietstunnels, doorfietsroutes en stationsstallingen.
Dit om de bereikbaarheid van nieuwe woningen te garanderen en deze met de fiets te
ontsluiten en bij te dragen aan de mobiliteitstransitie. Samen met cofinanciering
van de regio telt dit op tot een investering van meer dan € 1,1 miljard. Bij de ontsluiting
van nieuwe woningen is uitgegaan van oplossingen vanuit een breed mobiliteitssysteem
in plaats van te kijken naar individuele modaliteiten. Met alle landsdelen is in de
Bestuurlijke Overleggen MIRT afgesproken een gezamenlijke meerjarige adaptieve uitvoeringsagenda
fiets op te stellen met als doel als Rijk mee te investeren in een landelijk dekkend
netwerk van doorfietsroutes.
Internationale ontwikkelingen fiets
Internationaal is de aandacht voor fietsen de afgelopen jaren flink toegenomen. Wereldwijd
wordt er steeds meer geïnvesteerd in duurzame en gezonde steden, met een belangrijke
rol voor de fiets. Dat biedt veel kansen voor de Nederlandse fietsensector. Ik zet
mij in om die kansen te verzilveren door het Nederlandse succesverhaal buiten ons
land nog beter voor het voetlicht te brengen. Zo heb ik dit jaar deelgenomen aan handelsmissies
naar de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast is het van belang om
met onze unieke kennis en ervaring andere landen te ondersteunen. In veel landen ontbreekt
momenteel de kennis en expertise om veilige fietsinfrastructuur aan te leggen. Terwijl
dat wel goed is voor het klimaat, de gezondheid en de leefbaarheid van mensen en steden.
Daarom heb ik op COP27 een samenwerking gelanceerd met het VN-Milieuprogramma, de
Dutch Cycling Embassy en de Transport Decarbonisation Alliance om wereldwijd in tien jaar 10,000 fietsexperts op te leiden. Ik heb een eerste bijdrage
vanuit Nederland gedaan om de eerste opleidingen op te starten in ontwikkelingslanden.
Frankrijk, Ierland en Portugal hebben zich bij het initiatief aangesloten en ik ben
met partijen zoals de Wereldbank en het World Resources Institute in gesprek om de financiering verder vorm te geven.
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat