Brief regering : Instrumenten politie en veiligheidsinstanties bij stikstofprotesten en thuisbezoeken politici
28 684 Naar een veiliger samenleving
29 628
Politie
Nr. 721
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2022
De Kamer heeft met de motie van het ld Klaver c.s. (Kamerstuk 28 684, nr. 708) het kabinet verzocht om alle instrumenten beschikbaar te stellen aan de politie
en de veiligheidsinstanties om adequaat in te grijpen en de openbare orde te handhaven
bij geweld, bedreiging en intimidatie. Deze motie is ingediend bij het debat over
de maatschappelijke onrust rondom de stikstofcrisis op 30 juni 2022 (Handelingen II
2021/22, nr. 99, item 9).
In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
allereerst over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie van
de leden Sneller en Van der Werf (Kamerstuk 36 062, nr. 9). Deze motie is eveneens ingediend tijdens voornoemd debat. Vervolgens wordt na een
korte terugblik op de stikstofprotesten van deze zomer stilgestaan bij de instrumenten
van de handhavende organisaties.
Motie Sneller/Van der Werf
Met deze motie is de regering verzocht te onderzoeken op welke wijze het ongewenst
en onaangekondigd thuis bezoeken van politici vanwege hun politieke overtuigingen
strenger kan worden aangepakt of verboden, bijvoorbeeld bij wet of met behulp van
(andere) juridische en bestuurlijke instrumenten.
Bij indiening van de motie heb ik aangegeven het onderzoek breder te zullen uitvoeren,
waarbij de aandacht niet alleen uitgaat naar politici, maar ook naar andere mensen
die door dit soort bezoeken thuis getroffen kunnen worden (waarbij u kunt denken aan
politieagenten en journalisten).
De Rijksuniversiteit Groningen is opdracht verstrekt om het in de motie gevraagde
onderzoek uit te voeren. De onderzoekers verwachten de uitkomsten van het onderzoek
aan het einde van het eerste kwartaal van 2023 te kunnen opleveren. Ik zal uw Kamer
zo spoedig mogelijk na ontvangst daarvan informeren.
Terugblik stikstofprotesten
Na de aankondiging van de kabinetsplannen rondom stikstof op 10 juni 2022 hebben door
heel Nederland acties plaatsgevonden. Voor een belangrijk deel waren deze acties vreedzaam.
Er waren echter ook acties waarmee veel schade is aangericht en die voor gevaarlijke
en bedreigende situaties hebben gezorgd. Er zijn politiemedewerkers aangevallen, snelwegen
geblokkeerd met landbouwvoertuigen en andere strafbare feiten gepleegd.
Het demonstratierecht is een groot goed, maar vormt geen vrijbrief om de wet te overtreden.
Wanneer personen gevaarlijke situaties veroorzaken of zich schuldig maken aan strafbare
feiten wordt daar op gehandhaafd: ter plaatse of achteraf.
Binnen de lokale driehoek worden door de burgemeester, de officier van justitie en
politie afspraken gemaakt over de wijze waarop wordt opgetreden.
Ten aanzien van de stikstofprotesten afgelopen zomer heeft ter ondersteuning van bevoegd
gezag landelijk afstemming plaatsgevonden met vertegenwoordigers van lokaal bestuur,
Openbaar Ministerie (OM) en politie over gezamenlijke uitgangspunten. In dat kader
is besproken dat de overheid zichtbaar en merkbaar optreedt tegen blokkades en andere
buitenwettelijke acties. In ieder geval worden blokkades op snelwegen niet geaccepteerd.
Waar directe handhaving niet mogelijk is wordt ingezet op opsporing en vervolging
na afloop van de acties, zodat personen die zich schuldig maken aan strafbare feiten
daar niet mee wegkomen.
Het is niet mogelijk om op basis van de politiesystemen precies vast te stellen hoe
vaak handhavend is opgetreden tegen gedragingen die te relateren zijn aan de stikstofprotesten
of waarbij gebruik is gemaakt van landbouwvoertuigen. Uit deze systemen kan wel worden
opgemaakt dat politiemedewerkers in de betreffende periode in ieder geval 700 verkeersboetes
uitschreven voor overtredingen die zijn te relateren aan de boerenprotesten. Daarnaast
zijn ruim 100 mensen aangehouden. Een deel van deze aanhoudingen heeft op een later
moment plaatsgevonden aan de hand van kentekengegevens of beeldmateriaal.
Inzet handhavingsinstrumenten bij demonstraties
Alvorens wordt ingegaan op de verschillende instrumenten wordt kort stilgestaan bij
het juridisch kader voor demonstraties.
Zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis bij de Wet openbare manifestaties geldt de bescherming
van het demonstratierecht alleen voor vreedzame demonstraties die gericht zijn op
een gezamenlijke meningsuiting1. Een actie die vooral gaat om het uitoefenen van dwang, valt dus niet onder die bescherming.
Dit is primair ter beoordeling aan de burgemeester als het bevoegd gezag.
Wanneer een protestactie onder de reikwijdte van het demonstratierecht valt, levert
dat evenwel geen vrijbrief op voor het plegen van strafbare feiten.
Op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) is het mogelijk dat de burgemeester
een demonstratie beperkt, of in het uiterste geval verbiedt.
Dit mag alleen als dit noodzakelijk is in het kader van drie doelcriteria: (1) ter
bescherming van de gezondheid, (2) in het belang van het verkeer of (3) ter bestrijding
of voorkoming van wanordelijkheden.
Bestaande instrumenten politie
De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming
met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde.
De handhaving van de openbare orde vindt plaats onder het gezag van de burgemeester.
Het gaat hierbij om het voorkomen of beëindigen van (dreigende) verstoringen van de
openbare orde alsmede om de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten
die invloed hebben op de orde en rust in de gemeente. De politie is bevoegd om hierbij
dwang toe te passen. Met toestemming van het bevoegd gezag, in dit geval de burgemeester,
kan de mobiele eenheid worden ingezet.
Behoeft een eenheid bijstand van andere eenheden voor de handhaving van de openbare
orde, kan daartoe een verzoek worden ingediend bij de korpschef.
Ook de Koninklijke marechaussee (KMar) kan bijstand verlenen aan de politie en in
bijzondere gevallen kan bijstand worden verleend door andere delen van de krijgsmacht.
Binnen de context van de stikstofprotesten kan bij dit laatste worden gedacht aan
verzoeken met betrekking tot defensieonderdelen met zwaar materieel voor het weghalen
van in beslag genomen landbouwvoertuigen.
Bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde staat de politie onder het gezag
van de officier van justitie. Daarbij gaat het onder andere om het horen van getuigen
en slachtoffers, (recherche-)onderzoek, het aanhouden van verdachten en het in beslag
nemen van voorwerpen zoals landbouwvoertuigen.
In lijn met de Eenduidige Landelijke Afspraken geven politie en het OM een hoge prioriteit
aan zaken met agressie en geweld tegen personen met een publieke taak en er geldt
voor deze zaken een verhoogde strafeis conform de Aanwijzing Kader voor Strafvordering
van het Openbaar Ministerie en de toepasselijke richtlijnen.
Bevoegdheden politie gegevensvergaring openbare orde
Tijdens het debat over de maatschappelijke onrust rondom de stikstofcrisis in de Tweede
Kamer op 30 juni jl. heb ik toegezegd te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor
de politie om ter handhaving van de openbare orde in besloten groepen op internet
te kijken.2
Deze vraag heeft in de afgelopen periode onderdeel uitgemaakt van een bredere verkenning
naar de mogelijkheden voor politie om informatie te vergaren ten behoeve van de openbare
orde.
Verkenning gegevensvergaring openbare orde
Op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012 mag de politie al (online) gegevens
vergaren, mits er niet meer dan een geringe inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke
levenssfeer van burgers.
De afgelopen periode heb ik benut om in kaart te brengen welke aanvullende behoefte
er bij de politie aanwezig is als het gaat om online gegevensvergaring in het kader
van de handhaving van de openbare orde. Hieruit is gebleken dat er bij de politie
niet alleen behoefte bestaat aan toegang tot bepaalde besloten groepen, maar ook aan
andere mogelijkheden waar het wettelijk kader nu niet in voorziet.
Zoals het in bepaalde gevallen mogen raadplegen en overnemen van gegevens uit publiek
toegankelijke bronnen ten behoeve van de openbare orde, voor zover er een meer dan
een geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt. Uit deze verkenning
is tevens gebleken dat voor de (online) openbare ordehandhaving er bij de politie
een behoefte bestaat aan meer duidelijkheid over de juridische kaders in de virtuele
wereld. Deze behoefte is overigens ook gebleken uit het rapport «Politiewerk op het
web», dat in september jl. is verschenen.
Reactie op rapport «Politiewerk op het web3».
De Vaste commissie Justitie en Veiligheid heeft mij verzocht te reageren op een rapport
van Politie en Wetenschap, «Politiewerk op het web». Het rapport gaat over de wijze
waarop politie gebruik maakt van onlinegegevens ten behoeve van intelligence (die
ook bijdraagt aan de politietaak ter handhaving van de openbare orde) en opsporing.
Het juridisch kader voor online gegevensvergaring is gebaseerd op wetgeving voor politiewerk
in de fysieke wereld die wordt «vertaald» naar de digitale wereld, aldus de onderzoekers.
Dit is niet de ideale oplossing en de politiepraktijk heeft behoefte aan handvatten
om deze vertaling in het dagelijks werk toe te passen.
De doorontwikkeling van communicatietechnologie heeft de wereld veranderd en het is
belangrijk dat de politie daarop goed is toegerust. Deze communicatiemiddelen worden
soms aangewend om strafbare feiten te plegen of (ernstige) verstoringen van de openbare
orde aan te jagen. In dat geval wordt van de gezagsdragers en de politie zelf actief
optreden, leidend tot concrete interventies, verwacht. Ik acht het essentieel dat
ook in het huidige tijdsgewricht de politie over voldoende mogelijkheden beschikt
om te kunnen handhaven bij openbare orderverstoringen, ook als die online zijn aangejaagd. Dit alles uiteraard binnen de grenzen
van legitimiteit, waarborgen en (democratische) controle.
De bevindingen uit dit rapport ten aanzien van doorontwikkeling binnen de politieorganisatie
en verduidelijking van de kaders sluiten, zoals gezegd, aan op de bevindingen in de
hierboven genoemde verkenning.
Naar aanleiding van de verkenning en het rapport is de politie reeds gestart met het
in kaart brengen van en acties te verbinden aan de aanbevelingen van het rapport «Politiewerk
op het web». Onderdeel daarvan is het verhelderen van de huidige (juridische) kaders
binnen de politieorganisatie.
Daarnaast betrek ik de bevindingen van het rapport bij de vervolgstappen die ik zal
gaan zetten naar aanleiding van de eerdergenoemde verkenning.
De bevindingen uit het onderzoek die specifiek zijn gericht op het nieuwe Wetboek
van Strafvordering zal ik waar nodig betrekken in de aanvullingswetgeving bij dit
wetgevingsproject. De eerste vaststellingswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering
wordt naar verwachting immers al in het eerste kwartaal van 2023 bij uw Kamer ingediend.
De overige genoemde behoeften, ook waar het gaat om toetreden tot besloten groepen,
wil ik verder bezien.
Dit doe ik in het licht van hetgeen ik heb opgemerkt omtrent de doorontwikkeling van
de communicatietechnologie en het als politie hierin voldoende toegerust kunnen zijn.
Tenslotte geeft het rapport aan dat de invulling van de gezagsrol van de burgemeester
over gegevensvergaring door politie ter handhaving van de openbare orde aandacht behoeft.
Als onderdeel van mijn vervolgstappen ga ik hierover met de burgemeesters verder in
gesprek.
Vervolgstappen
Als vervolg op deze verkenning ga ik beoordelen welke varianten van (online) gegevensvergaring
vragen om verduidelijking en/of wijziging van de wet en onder welke voorwaarden deze
gegevensvergaring ter voorkoming van ernstige verstoringen van de openbare orde mag
plaatsvinden. Daarnaast moet worden bezien welke waarborgen zouden passen bij verruiming
van bevoegdheden tot gegevensvergaring. Het is van belang dat ik een zorgvuldige afweging
maak tussen de potentiële inperking op de grondrechten van burgers, zoals het recht
op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van meningsuiting, en
de taak die politie heeft om de openbare orde te handhaven. Daarnaast zal ik met politie
en het gezag in gesprek gaan over verantwoordelijkheid en de praktische invulling
die een dergelijke verruiming met zich meebrengt.
Bestuurlijk instrumentarium
Handhaving is niet een zaak van de politie alleen.
Bij de handhaving van de openbare orde kan door burgemeesters gebruik worden gemaakt
van bestuurlijke maatregelen zoals het instellen van een noodverordening, cameratoezicht
of preventief fouilleren. De burgemeester bedient zich voor de uitvoering van deze
maatregelen van de politie.
Ik verwijs in dit kader naar de brief over bevoegdheden van burgemeesters binnen de
lokale aanpak zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Terrorisme en Extremisme
op 24 november 2022 (Kamerstuk 29 754, nr. 666).
U zult deze brief op korte termijn ontvangen.
Ten aanzien van online bevoegdheden van het lokaal bestuur worden enkele relevante
trajecten genoemd:
• De gemeenten Utrecht, Amsterdam en Almelo hebben het initiatief genomen om op basis
van de APV bestuurlijke maatregelen in het digitale domein toe te passen. Het gaat
hier om het opleggen van een last onder dwangsom aan personen die content op het internet
plaatsen dat een acute bedreiging voor de openbare orde vormt. Het gaat hier onder
meer om aanzetten tot geweld en rellen.
• Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van
Justitie en Veiligheid laten op dit moment een onderzoek uitvoeren naar het juridisch
kader voor gemeenten wat betreft gegevensvergaring in het kader van de openbare orde.4
• Mede op basis van het juridisch kader wordt een handreiking voor gemeenten opgesteld.
In de handreiking staat beschreven welke bevoegdheden gemeenten in het kader van de
openbare orde kunnen inzetten voor het bekijken van content op sociale media.
• Daarnaast werkt het kabinet aan andere instrumenten die lokale bestuurders kunnen
helpen om online aangejaagde openbare orde verstoringen aan te pakken, zoals een barrièremodel,
een afwegingskader en een website/handboek met het instrumentarium. Hiertoe behoort
ook een onderzoek naar de mogelijkheid van een voorziening voor burgemeesters voor
het melden en zo mogelijk laten verwijderen van online content, wanneer dit een acute
bedreiging vormt voor de openbare orde.
Het doel hiervan is het voorkomen dat online opruiing leidt tot geweld en rellen in
de fysieke wereld. Het onderzoek loopt nog en wordt naar verwachting in het voorjaar
van 2023 afgerond. Hiermee doe ik mijn toezegging gestand die ik heb gedaan in het
commissiedebat van 14 september 2022 (Kamerstuk 26 643, nr. 918) over online veiligheid en cybersecurity.
De Veiligheidsagenda 2023–2026 en het interbestuurlijk programma maatschappelijke
onrust
Het omgaan met maatschappelijke onrust is een van de thema’s waarover in de Veiligheidsagenda
2023–2026 afspraken zijn opgenomen. Voor een beschrijving van deze afspraken verwijs
ik u naar mijn brief van 4 november jl.5.
De Veiligheidsagenda zelf is gevoegd bij het motie van het lid Klaver c.s.: instrumenten
politie en veiligheidsinstanties bij stikstofprotesten dat op 15 december jl. (Kamerstuk
29 628, nr. 1139) naar de Kamer is gezonden6.
BZK, SZW, JenV, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Nederlands Genootschap van
Burgemeesters en politie werken samen binnen het Interbestuurlijk programma maatschappelijke
onrust (MO). Er is in dat kader een ondersteuningsloket maatschappelijke onrust voor
het lokaal bestuur.
Daarnaast worden handreikingen centraal ontsloten. Een voorbeeld hiervan is de handreiking
openbare manifestaties7.
Tot slot
Tijdens het debat op 30 juni jl. over de boerenprotesten heb ik reeds aangegeven dat
ik groot respect heb voor de burgemeesters, OM, politie en de bijstand leverende organisaties
die deze zomer hard gewerkt hebben om onveilige situaties te beëindigen en op te treden
waar grenzen werden overschreden.
In deze brief heb ik een toelichting gegeven op bestaande instrumenten. Daarnaast
ben ik ingegaan op de uitkomsten van de verkenning naar de bevoegdheden van de politie
gegevensvergaring openbare orde en het vervolg. Ook heb ik gewezen op de nieuwe landelijke
beleidsdoelstellingen ten aanzien van maatschappelijke onrust in de Veiligheidsagenda
2023–2026.
Uiteraard loop ik met deze brief niet vooruit op de uitkomsten van het onderzoek naar
de motie van de leden Sneller en Van der Werf. Die uitkomsten kunnen aanleiding geven
tot heroverweging van het beschikbare instrumentarium in dat kader.
Daarnaast blijf ik in gesprek met burgemeesters, het OM en de politie over wat meer
nodig is.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid