Brief regering : Informatie over verschillende onderwerpen met betrekking tot luchtvaart
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 1025
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2022
Middels deze brief informeer ik u over verschillende onderwerpen met betrekking tot
luchtvaart. Daarbij wordt ook ingegaan op de wijze waarop uitvoering is gegeven aan
een aantal toezeggingen aan de Kamer.
Het betreft de volgende onderwerpen:
• Regionale Luchthavens
• Bereikbaarheid Caribisch Nederland
• Onderzoek waterstofbehoefte Luchtvaart
• Pilotenopleidingen
• Stakeholderconsultatie passagiersrechten
• Handhaving van drones op de aanvliegroutes van luchthavens
• (in)formele gelegenheden om te pleiten voor meer sturing op publieke belangen
Regionale luchthavens
Op 31 mei 2022 is de Kamer per brief geïnformeerd over de beleidsinzet en ontwikkelingen
rond de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport (RTHA), Eindhoven Airport
(EA), Maastricht Aachen Airport (MAA) en Groningen Airport Eelde (GAE)1. Met deze brief wordt u geïnformeerd over de laatste stand van zaken per luchthaven.
Daarbij wordt ook ingegaan op het vraagstuk van samenwerking tussen luchthavens, de
verdere professionalisering van de Commissies regionaal overleg (CRO’s) en de publicatie
van nieuwe invoergegevens voor geluidberekeningen voor regionale luchthavens.
Invoergegevens geluidberekeningen
Op 31 oktober 2022 heeft het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) een nieuwe
versie van de invoergegevens voor geluidberekeningen voor regionale luchthavens vastgesteld2. Hiervan is op 31 oktober 2022 mededeling gedaan in de Staatscourant. De nieuwe versie
bevat actuele geluid- en prestatiegegevens, met name van de nieuwste generatie vliegtuigen.
Hierdoor kan de bijdrage van deze vliegtuigen aan de jaargemiddelde geluidbelasting
beter in kaart gebracht worden. Met de publicatie van de nieuwe invoergegevens wordt
ook invulling gegeven aan een melding van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)
in de Handhavingsrapportage Maastricht Aachen Airport (MAA) Gebruiksjaar 20213. De ILT gaf daarin aan dat voor een deel van de vliegtuigbewegingen op MAA algemene
geluid- en prestatiegegevens gebruikt werden, omdat voor een deel van de vliegtuigbewegingen
geen representatieve gegevens beschikbaar waren (met name voor de Boeing 777). Met
de publicatie van de nieuwe versie zijn deze gegevens beschikbaar gesteld. Deze gegevens
gelden vanaf het moment van publicatie. Dit betekent onder meer dat bij geluidberekeningen
voor regionale luchthavens van die versie gebruik gemaakt moet worden. Dat betreft
ook de berekeningen voor de geluidbelasting voor regionale luchthavens voor gebruiksjaar
2022.
Commissies regionaal overleg (CRO’s)
De Commissies regionaal overleg (CRO’s) zijn de overlegorganen voor de regionale burgerluchthavens
van nationale betekenis. In de Luchtvaartnota 2020–20504 is aangekondigd dat het Rijk de rol van de CRO’s versterkt in het adviseren over
de operationele aangelegenheden rond de luchthavens die van invloed zijn op het milieu
en de gezondheid in de regio rond de luchthavens. In de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota
staat dat de bestaande regionale overleggen, waaronder de CRO’s, verder worden ontwikkeld.
Ter invulling van deze verdere professionalisering en versterking zijn al enkele verbeteringen
doorgevoerd. De subsidie is door het Rijk verdubbeld naar € 70.000,– per CRO per jaar.
Daarmee krijgen CRO’s de ruimte om opleidingen aan hun leden aan te bieden. Ook verzorgt
het ministerie op aanvraag kennisseminars en wordt jaarlijks een CRO+ georganiseerd.
Uit overleg met de CRO-voorzitters en met het bestuur van de Stichting Advisering
Bewonersvertegenwoordigers regionale luchthavens (ABReL) zijn de afgelopen periode
ook andere verbeteropties naar voren gekomen. Hierbij gaat het om het verduidelijken
welke gemeenten lid zijn van een CRO, de versterking van de bewonersvertegenwoordiging
in de CRO, de mogelijkheid om een uitzondering te kunnen maken op de maximale zittingsduur
van CRO-leden en de rol die het ministerie neemt in het CRO. Deze voorstellen zullen
de komende tijd in overleg met de CRO’s verder worden uitgewerkt.
Samenwerking luchthavens
Op 31 mei 2022 is de Kamer per brief geïnformeerd over de manier waarop het ministerie
de samenwerking tussen luchthavens ziet5. Uitgangspunt is dat de luchthavens zelf verantwoordelijk zijn voor de samenwerking
op de vier publieke belangen uit de Luchtvaartnota. Het ministerie kan waar nodig
en gewenst de samenwerking ondersteunen, bijvoorbeeld waar het gaat om kennis en expertise,
innovatie, inzet op duurzaamheid en het ondersteunen van de inzet op de verbetering
van de leefomgeving. Met de luchthavens (in samenwerking met de Nederlandse Vereniging
van Luchthavens) hebben hierover gesprekken plaatsgevonden. Zij hebben de verantwoordelijkheid
genomen om de samenwerking met elkaar verder vorm te geven. De luchthavens hebben
voor zichzelf een groslijst met mogelijke acties gemaakt. Daarbij denkt men aan acties
als het verder vormgeven van een auditsysteem binnen de Nederlandse Vereniging van
Luchthavens (NVL) met uniforme werkwijze, rapportages en opleidingen gericht op het
verbeteren van de veiligheid, het bevorderen van gezamenlijke inkoop door luchthavens
voor veiligheidsequipment en het gecoördineerd opzetten van proefprojecten voor het
verminderen van hinder. Dit is een lijst onderwerpen die verder wordt uitgewerkt en
waarin prioriteiten nog kunnen schuiven. Het ministerie blijft hierover in gesprek
blijven met de luchthavens en zal ondersteunen waar mogelijk. Relevante ontwikkelingen
in dit kader worden met de Kamer gedeeld, in lijn met de motie Eerdmans en Koerhuis6.
Met de motie Koerhuis c.s. en de motie Graus c.s.7 heeft de Kamer voor MAA en GAE om inzet vanuit het Rijk gevraagd om de samenwerking
tussen de luchthavens verder te bevorderen. Het ministerie heeft in dit kader deelgenomen
aan gesprekken tussen de Royal Schiphol Group (RSG), de betreffende regionale luchthavens
en hun aandeelhouders. Voor MAA hebben de gesprekken geleid tot een principeakkoord
tussen RSG, MAA en de provincie Limburg dat RSG een belang neemt in MAA. Voor GAE
lopen de gesprekken tussen RSG en GAE nog. Door RSG en GAE is aangegeven dat ze de
mogelijkheden voor strategische samenwerking verkennen en dat ze de wijze en vorm
van een mogelijke samenwerking de komende periode verder bespreken.
Maastricht Aachen Airport (MAA)
In eerdere brieven aan de Kamer is aangegeven dat de provincie Limburg, eigenaar van
MAA, de komende periode een ambitie en ontwikkelrichting voor MAA zal bepalen. Op
3 juni 2022 hebben provinciale staten van Limburg besloten dat MAA openblijft. Ook
is een amendement aangenomen waarbij het provinciebestuur de opdracht heeft gekregen
om voor het einde van 2022 een voorstel met uitgewerkte businesscase aan provinciale
staten voor te leggen. Speciale aandacht dient te worden gegeven aan de uitwerking
van een overeenkomst met een externe partner, een beschrijving van de inzet op verduurzaming
en vermindering van het aantal ernstig gehinderden en de uitwerking van een voorstel
voor een Omgevingsfonds.
In het kader van de uitvoering van dit amendement hebben op initiatief vanuit de regio
de afgelopen periode intensieve gesprekken plaatsgevonden tussen de provincie Limburg,
MAA en de Royal Schiphol Group (RSG). Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat de partijen
op 21 oktober jl. een principeakkoord hebben gesloten, waarbij Schiphol een 40% belang
in de luchthaven MAA verwerft voor een bedrag van € 4,2 miljoen. Partijen zijn voornemens
om gezamenlijk op te trekken om MAA te verduurzamen en elektrisch vliegen wordt een
speerpunt. RSG heeft daarbij aangegeven € 800.000,– ter beschikking te willen stellen
aan een Omgevingsfonds voor MAA. Daarnaast hebben de partijen aangegeven in te willen
zetten op een vergaande kennisuitwisseling op de gebieden vastgoed en commercie.
Conform de toezegging aan het lid Alkaya (SP) in het Commissiedebat Luchtvaart van
8 juni 2022 informeer ik u hierbij over het formele verzoek dat van de provincie is
ontvangen waarin gevraagd wordt om vanuit het Rijk bij te dragen aan het Omgevingsfonds
bij MAA. In lijn met de aangenomen motie van de leden Koerhuis en Van der Molen8 zal ik voor 2023 in totaal € 150.000 beschikbaar stellen als bijdrage aan het Omgevingsfonds
MAA. Tevens onderzoek ik of ook voor de jaren 2024–2026 eenzelfde bijdrage beschikbaar
gesteld kan worden. De totale bijdrage is incidenteel en bedoeld voor leefbaarheidsprojecten.
Recent heeft het provinciebestuur het uitgewerkte voorstel met de businesscase van
MAA naar buiten gebracht ter besluitvorming door provinciale staten van Limburg. Op
16 december 2022 heeft provinciale staten met dit voorstel ingestemd. Gezien de ambitie
om uiterlijk eind 2024 luchthavenbesluiten voor de regionale luchthavens vast te stellen
is het van belang dat de procedure op weg naar een Luchthavenbesluit voor MAA spoedig
na deze besluitvorming gestart zal worden. Hierover is overleg gaande en het ministerie
heeft de provincie en MAA gevraagd alle noodzakelijke voorbereidingen hiervoor te
treffen, in lijn met het verzoek uit de motie van het lid Inge Van Dijk c.s.9
Groningen Airport Eelde (GAE)
Met de brief aan de Kamer van 31 mei 202210 bent u op de hoogte gesteld van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State (hierna: Afdeling) naar aanleiding van een beroepszaak over
de beslistermijn voor het Luchthavenbesluit voor GAE. Deze is gesteld op 31 december
202411. Met zowel GAE als de provincies Groningen en Drenthe, in hun rol als aandeelhouder,
is afgelopen periode gesproken over de wijze waarop er tot een Luchthavenbesluit kan
worden gekomen. Aan de luchthaven GAE is gevraagd om met een concrete en uitgewerkte
aanpak te komen voor aanvraag van het Luchthavenbesluit. De gesprekken met GAE hebben
tot op heden niet geleid tot een onderbouwd plan voor de aanvraag van een Luchthavenbesluit.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling en de doorlooptijd die nodig is om een Luchthavenbesluit
vast te stellen, heeft het ministerie aan GAE en de provincies laten weten dat de
luchthaven tot uiterlijk eind van het jaar de mogelijkheid heeft met een realistisch
en juridisch houdbaar plan te komen.
Voor wat betreft de toekomstige ontwikkeling van GAE hebben de provincies Groningen
en Drenthe het ministerie laten weten op dit moment nog geen positief besluit te kunnen
nemen over instandhouding van GAE. Een besluit over de toekomst van GAE valt pas te
verwachten na de Provinciale Statenverkiezingen van 2023. Daarnaast worden op dit
moment gesprekken gevoerd door GAE met Royal Schiphol Group (RSG) over een mogelijke
samenwerking. De wijze en vorm van een mogelijke samenwerking worden komende periode
verder besproken. Het ministerie is betrokken bij deze gesprekken. De Kamer wordt
geïnformeerd over volgende stappen.
Eindhoven Airport (EA)
Eindhoven Airport is de civiele medegebruiker van de militaire luchthaven Eindhoven.
De huidige vergunning voor burgermedegebruik van Eindhoven Airport verloopt op 31 december
aanstaande. Om de operatie van Eindhoven Airport op de militaire luchthaven Eindhoven
in 2023 te kunnen continueren is een nieuwe vergunning nodig. De aanvraag voor een
vergunning voor 2023 en 2024 is op 29 juli 2022 door Eindhoven Airport ingediend en
een ontwerpvergunning is op 12 oktober jl. door de Militaire Luchtvaart Autoriteit
(MLA) voor advies voorgelegd aan het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO). Op 20 oktober
jl. hebben de MLA en het Ministerie van IenW een informatiebijeenkomst voor omwonenden
georganiseerd. De MLA heeft op 14 november jl. het advies van LEO-voorzitter de heer
Depla ontvangen, tezamen met individuele reacties van de provincie Noord-Brabant,
gemeente Eindhoven en randgemeenten, bewonersorganisaties en een luchtvaartmaatschappij.
Tijdens de LEO-vergadering van 1 december jl. hebben de Ministeries van Defensie en
IenW gereageerd op het advies van het LEO. Op basis daarvan wordt een definitieve
vergunning opgesteld door de MLA, die uiterlijk voor het einde van dit jaar wordt
afgegeven en gepubliceerd in de Staatscourant. Parallel wordt ook doorgewerkt aan
de wijziging van het Luchthavenbesluit in verband met de implementatie van het sturingsmodel
voor civiel geluid. In dit kader wordt naar verwachting begin 2023 de reactienota
over de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor het op te stellen Milieueffectrapport
(MER) gepubliceerd. De Kamer wordt over volgende stappen in procedure nader geïnformeerd.
Rotterdam The Hague Airport (RTHA)
Per brief van 12 september 202212 is de Kamer geïnformeerd over een door Rotterdam The Hague Airport (RTHA) gemelde
dreigende overschrijding van de grenswaarden van één of meer handhavingspunten voor
geluid rondom de luchthaven voor het gebruiksjaar 2022 en over de waarschuwing die
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) daarvoor heeft gegeven. Inmiddels heeft
RTHA, conform de wet- en regelgeving, daartoe gegevens aan de ILT verstrekt over de
geluidsbelasting in de handhavingspunten voor het gebruiksjaar 2022 (dat 31 oktober
jl. afliep). Bij de definitieve berekeningen heeft RTHA gebruik gemaakt van de recente
invoergegevens voor geluidberekeningen13 (zie eerder deze brief). De luchthaven geeft aan dat op basis van de berekeningen
de grenswaarden in geen van de handhavingspunten zijn overschreden. De ILT houdt toezicht
op de naleving van de grenswaarden voor de geluidsbelasting en zal de berekeningen
van de luchthaven toetsen. De ILT zal in dat kader een handhavingsrapportage opstellen
en hierin verslag doen van haar toezichtactiviteiten, onder andere ten aanzien van
de naleving van de grenswaarden voor de geluidbelasting met het oog op de eerder dreigende
overschrijding. Naar verwachting wordt deze rapportage in het eerste kwartaal van
2023 aan de Kamer aangeboden.
Zoals in de brief van 12 september 2022 is aangegeven, is door het Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat overleg gevoerd met het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid over het gebruik van
RTHA door de politie- en traumahelikopter. Besproken is dat de operationele diensten
zich inspannen om eventuele hinder zoveel als mogelijk te beperken en bijvoorbeeld
bij de aanschaf van helikopters rekening te houden met de omgevingsimpact14. Voor de implementatie van een aparte gebruiksruimte voor maatschappelijk verkeer
in het te nemen Luchthavenbesluit voor RTHA is het daarnaast van belang dat er betrouwbare
meerjarige prognoses beschikbaar zijn.
Voor wat betreft de regionale verkenning voor RTHA wordt verwezen naar de brief van
15 november jl. aan de Kamer over het Eindproduct participatietraject voor het nieuwe
Luchthavenbesluit15.
Bereikbaarheid Caribisch Nederland
Openbaredienstverplichting Caribisch Nederland
In de brief aan de Kamer van 10 december 202116 is is toegezegd om een openbaredienstverplichting als alternatief instrument voor
de staatsdeelneming in Winair te verkennen om zo de bereikbaarheid van Caribisch Nederland
te borgen. Daarbij is aangegeven dat de Kamer eind 2022 over de uitkomsten van die
verkenning wordt geïnformeerd. De verkenning is nog niet afgerond, maar de Kamer wordt
hierbij geïnformeerd over de voortgang.
Het ministerie bereidt een wijziging van de Luchtvaartwet BES voor. Dit moet een grondslag
bieden voor het vaststellen van een openbaredienstverplichting op slecht bediende
routes van en naar Caribisch Nederland. De verbeterde ontsluiting van gebieden zoals
Saba en Sint Eustasius is van vitaal belang voor de sociaal-economische ontwikkeling
van deze gebieden. Het voorstel wordt naar verwachting in het 4e kwartaal van 2023
aan de Kamer aangeboden. Voor het opleggen van een openbaredienstverplichting is financiering
nodig. De mogelijkheden hiervoor worden komende periode verkend. De Kamer wordt in
de tweede helft van 2023 geïnformeerd over de uitkomst van de verkenning hiernaar.
Aandeelhouderschap Winair
Het Rijk bezit 7,95% van de aandelen in de luchtvaartmaatschappij Winair. Dat belang
is in 2010 verworven om de bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius te borgen. Op
10 december 202117 is aangegeven dat een staatsdeelneming niet het meest geschikte instrument is om
dit belang te borgen. Daarom is aangegeven dat de aandelen in Winair worden afgestoten
zodra een alternatief instrument kan worden ingezet. Dat maakt dat de focus van het
Rijk in het aandeelhouderschap is komen te liggen op drie prioriteiten. De eerste
prioriteit is het zo goed mogelijk borgen van de bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius
totdat een alternatief instrument dit beter kan. Daarbij is in het bijzonder aandacht
voor ticketprijzen, regelmaat en continuïteit. De tweede prioriteit is het borgen
dat de lening die het Rijk aan Winair heeft verstrekt tijdens de COVID-19-pandemie
tijdig wordt afgelost. De derde prioriteit is het klaarstomen van het bedrijf voor
een ordentelijke aandelenoverdracht.
Tot slot, Winair is in oktober 2022 begonnen om de lening, die het Rijk tijdens de
COVID-19-pandemie verstrekte, in 15 maanden terug te betalen, inclusief rentelasten.
Dat betekent dat de lening binnen de daarvoor gestelde termijn zal worden afgelost.
Onderzoek waterstofbehoefte Luchtvaart
In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt op dit moment
een onderzoek uitgevoerd door Studio Gear Up naar de waterstofbehoefte van de Nederlandse
luchtvaartsector richting 2030 en 2050. De centrale vraag in dit onderzoek is hoeveel
waterstof er beschikbaar moet zijn voor de Nederlandse luchtvaartsector om te kunnen
voldoen aan de doelen die gesteld zijn in het ReFuelEU Aviation voorstel18 en de Luchtvaartnota19. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de toekomstige vliegtuigontwikkelingen.
Dit ten behoeve van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) welke door het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat wordt uitgewerkt. Op dit moment wordt hard gewerkt
aan de afronding van het onderzoek, welke voor het einde van het jaar op de planning
stond. In verband met enige vertraging van het onderzoek ontvangt u het definitieve
rapport richting het Commissiedebat Luchtvaart eind januari 2023, in lijn met de toezeggingen
aan de leden Boucke (D66), Van Raan (PvdD) en Kröger (GroenLinks) tijdens het comissiedebat
Verduurzaming Luchtvaart van 16 juni jl.
Pilotenopleidingen
Op 7 juli jl. tijdens het tweeminutendebat Regionale luchthavens is aan het lid Eerdmans
(JA21) toegezegd dat de Kamer geïnformeerd wordt over hoe het staat met de pilotenopleidingen
in Nederland. Om hier een beeld van te krijgen zijn gesprekken gevoerd met de Vereniging
van Nederlandse Verkeersvliegers (VNV), het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de ILT en de twee grootste vliegscholen die in Nederland gevestigd zijn en de geïntegreerde
opleiding tot verkeersvlieger aanbieden: de KLM Flight Academy en European Pilot Selection
& Training (EPST).
In Nederland zijn alle vliegscholen private instellingen. Er zijn in Nederland bijna
100 private vliegscholen actief. Het grootste gedeelte biedt één of meerdere vliegmodules
aan, waarbij leerlingen de mogelijkheid wordt geboden op eigen snelheid en tempo een
vliegbrevet te behalen. Er zijn enkele scholen die de volledig geïntegreerde opleiding
aanbieden, waarbij leerlingen in 1,5–2 jaar tijd worden opgeleid tot verkeersvlieger.
Daarbij vindt de opleiding niet altijd volledig in Nederland plaats. Ook werken opleidingen
in sommige gevallen onderling samen, bijvoorbeeld door middel van uitbesteding van
bepaalde onderdelen. De geïntegreerde vliegopleidingen hanteren een selectieprocedure,
waar 10 tot 20 procent van de kandidaten doorheen komt.
De vliegscholen moeten rekening houden met de voor hen relevante regelgeving die voornamelijk
een Europees en internationaal karakter heeft20. De ILT is verantwoordelijk voor de goedkeuring van gekwalificeerde opleidingen en
voor het toezicht op de opleidingsinstellingen. Alle partijen zijn het erover eens
dat de verwachting is dat de behoefte aan piloten de komende jaren zal toenemen als
gevolg van een stijging van de wereldwijde vraag naar vliegen en de pensioneringsgolf
die eraan komt bij veel luchtvaartmaatschappijen. Het aanbod van afgestudeerde piloten
zal naar verwachting niet toereikend zijn om de vraag vanuit maatschappijen te kunnen
bijbenen. Bijkomend zorgpunt is dat de belangstelling om een geïntegreerde opleiding
tot verkeersvlieger te doorlopen sinds de coronaperiode lijkt terug te lopen. Dit
is terug te zien in het aantal aanmeldingen afgelopen jaren. Of er sprake is van een
kortstondige dip in de aanmeldingen als gevolg van onder andere COVID-19 of dat er
sprake is van een trend valt op dit moment nog niet te zeggen.
Andere punten die in de gesprekken naar voren kwamen, zijn de financiering en de kosten
van pilotenopleidingen. Banken verstrekken geen speciale leningen meer aan aspirant-piloten,
terwijl de kosten voor het volgen van een geïntegreerde opleiding tot verkeersvlieger
hoog zijn (ca. € 60.000–110.000). Daar komt bij dat studiekosten sinds 1 januari 2022
niet meer fiscaal aftrekbaar zijn. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat vliegscholen
alternatieve financieringsconstructies zijn gaan aanbieden of hierover aan het nadenken
zijn. Daarbij is sprake is van een verschuiving van het risico van de student naar
de vliegschool, waardoor de toegankelijkheid toch geborgd blijft. Gelet op de grote
behoefte die komende jaren ontstaat vanuit maatschappijen zouden vliegscholen in staat
moeten zijn deze risico’s te dragen.
Stakeholderconsultatie passagiersrechten
Het proces om te komen tot herziening van Verordening (EG) 261/2004 inzake passagiersrechten
in de luchtvaart ligt sinds medio voorjaar 2020 stil vanwege de coronacrisis. Onlangs
is de Europese Commissie gestart met de gerichte stakeholderconsultatie Better protection for Passengers and their Rights21. Vanwege de relevantie voor Nederland en met het oog op de herziening van de passagiersrechtenverordening
is ervoor gekozen om hieraan deel te nemen.
De rode draad van de reactie op de vragen is dat wanneer er een goed marktalternatief
geboden wordt, er geen aanleiding is voor extra overheidsinterventie. De ILT heeft
de consultatie ingevuld vanuit haar ervaring met toezicht en handhaving gedurende
de coronacrisis met verschillende modaliteiten. Tijdens de coronacrisis werd duidelijk
dat de verordening niet voldoende van toepassing bleek op nieuwe situaties die zich
voordeden. Dit leidde tot onduidelijkheid over de rechten van passagiers. De ILT verwelkomt
duidelijkheid over deze situaties, mede als grond voor toezicht en handhaving.
Naar verwachting wordt het herzieningsproces in 2023 hervat. Zodra de Europese Commissie
met een wijzigingsvoorstel komt, stelt het ministerie binnen zes weken na ontvangst
van het voorstel een BNC22-fiche op. Dat wordt gedeeld met beide Kamers volgens de gebruikelijke procedure.
Het BNC-fiche bevat de Nederlandse inzet op hoofdlijnen op het voorstel ten behoeve
van de onderhandelingen in Raadsverband met andere lidstaten.
Handhaving van drones op de aanvliegroutes van luchthavens
Zoals toegezegd aan het lid Koerhuis (VVD) tijdens het commissiedebat Vliegveiligheid
van 15 september jl.23 ontvangt de Kamer hierbij een nadere toelichting over het optreden tegen overtredingen
met drones in de buurt van de aanvliegroutes van luchthavens. Aanleiding voor het
verzoek was een incident dat eind juni plaatsvond met een drone boven een woonwijk
in de gemeente Hoofddorp op een aanvliegroute van Schiphol.
Er zijn meerdere partijen betrokken bij de handhaving van de regelgeving voor drones.
Buiten het aangewezen luchthaventerrein, waar we met name te maken hebben met de aanvliegroutes,
is de politie verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving. Binnen het aangewezen
luchthaventerrein heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) wettelijk de politietaak
en is ze dus verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving. Zowel de KMar als
de politie werkt met een handelingskader drones om adequaat te reageren op drones.
In het geval van het incident ter hoogte van de gemeente Hoofddorp heeft de politie
de dronepiloot opgespoord en de drone in beslag genomen. Het Openbaar Ministerie bepaalt
of wordt overgegaan tot strafrechtelijke vervolging.
(in)Formele gelegenheden om te pleiten voor meer sturing op publieke belangen
De leden van de CDA-fractie hebben in het «Schriftelijk overleg over de brief Hoofdlijnen
Schiphol»24 verzocht om aan te geven welke (in)formele gelegenheden zich naar verwachting wanneer
voordoen, om meer nationale beleidsruimte voor sturing op publieke belangen zoals
netwerkkwaliteit te bepleiten. Voor de formele gelegenheden wordt verwezen naar de
brief «Reactie op de publieke consultatie over de geplande herziening van de Europese
slotverordening»25 Daarin wordt het formele proces voor de geplande herziening van de Europese slotverordening
toegelicht. Gedurende het formele proces zijn er ook diverse informele gelegenheden
om met alle relevante stakeholders en belanghebbenden van gedachten te wisselen op
verschillende niveaus. Die informele gesprekken zijn reeds gestart en lopen door tot
de aanpassing van de Europese slotverordening is afgerond. Het doorlopen van een gewone
wetgevingsprocedure voor Europese verordeningen neemt gemiddeld anderhalf tot twee
jaar in beslag.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat