Brief regering : Kansrijk opleiden – macrodoelmatigheidsbeleid mbo
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 545
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2022
Inleiding
Goede vakmensen zijn onmisbaar voor het werken aan de grote maatschappelijke opgaves
in klimaat en energie, wonen, zorg en onderwijs. Voor het opleiden van vakmensen in
het middelbaar beroepsonderwijs (hierna: mbo) is een sterke verbinding tussen opleidingen
en de beroepspraktijk cruciaal. Het is immers belangrijk dat een student tijdens zijn
opleiding datgene leert, waar de werkgever naar vraagt. Denk aan het werken met de
nieuwste software of de laatste technieken die gebruikt worden in de bouw. Bovendien
leren studenten zowel op school als in de praktijk vaardigheden waarmee zij problemen
kunnen oplossen en nieuwe ontwikkelingen in de beroepspraktijk op gang kunnen brengen.
Deze verbinding tussen onderwijs en de beroepspraktijk brengen we in het mbo tot stand
door werken en leren te combineren. Deze opleidingsvorm wordt internationaal geprezen.
We staan echter ook voor een aantal flinke uitdagingen. Hoewel ruim 80 procent van
alle mbo-studenten binnen drie maanden na afstuderen een baan heeft, geldt dit niet
voor elke opleiding en voor elk niveau. Het is belangrijk dat alle studenten na hun
opleiding werk kunnen vinden dat past bij hun talenten en bij de vaardigheden die
zij in hun studie hebben opgedaan. Daarom moeten we zorgen dat er mbo-opleidingen
worden aangeboden met voldoende arbeidsmarktperspectief op zowel korte als lange termijn,
waarmee studenten voldoende kansen krijgen op een duurzame toekomst met perspectief.
Ook is het belangrijk dat studenten die opleidingen dicht bij huis kunnen vinden,
zonder dat er hiermee versnippering van het aanbod ontstaat. Een uitdaging bij het
in stand houden van dit aanbod is dat het aantal jongeren dat kiest voor een mbo-opleiding
daalt. Het behouden van voldoende keuzevrijheid voor studenten is en blijft hierbij
een belangrijk uitgangspunt.
De aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt is één van de drie prioriteiten van mijn inzet
voor de Werkagenda mbo. Binnen dat thema is macrodoelmatigheid van het opleidingsaanbod
in Nederland een belangrijke pijler.1 Op dit terrein is de laatste tijd een aantal belangrijke onderzoeken verschenen die
richting geven aan dit vraagstuk. De Taskforce Asscher heeft de sector en mij scherpe
adviezen gegeven ten aanzien van kansrijk opleiden. Ook de Commissie Macrodoelmatigheid MBO (hierna: CMMBO) heeft mij met recente onderzoeken
hun advies meegegeven over de versterking van de aansluiting.
Leeswijzer
Deze Kamerbrief is een vervolg op de brief die ik, op verzoek van het lid El Yassini,
voor de zomer naar uw Kamer heb gestuurd over macrodoelmatigheid in het mbo.2 Als eerste schets ik de belangrijkste conclusies uit de recente adviezen van de Taskforce
Asscher en CMMBO. Voortbouwend op deze adviezen beschrijf ik vervolgens mijn inzet
op kansrijk opleiden. Als laatste informeer ik uw Kamer met deze brief ook over de
fusie van ROC Friese Poort en ROC Friesland College.
Het macrodoelmatigheidsbeleid dient niet geïsoleerd bekeken te worden voor het mbo,
maar in de gehele breedte van het vervolgonderwijs. Ik vind het van belang dat het
beleid voor alle sectoren dezelfde uitgangspunten heeft en samenwerking tussen de
sectoren bevordert. Daar waar relevant, benoem ik in deze brief ook de link met de
aanpak op macrodoelmatigheid in het hoger onderwijs (hierna: ho).
Hoofdlijnen recente adviezen en onderzoeken macrodoelmatigheid
Hieronder geef ik de kernpunten uit deze adviezen weer. In de bijlage zijn de (samenvattingen
van) de drie recente adviezen te vinden.
Advies Kansrijk Opleiden
Het beleid rondom macrodoelmatigheid is ingericht op basis van zelfregulering binnen
de sector. In het voorjaar van 2022 is door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (SBB) de Taskforce Asscher (hierna: Taskforce) ingesteld, bestaande
uit leden vanuit het onderwijs en bedrijfsleven met Lodewijk Asscher als voorzitter.
De Taskforce is aan de slag gegaan met herziening van de definitie en de eigen werkwijze
van de sector rondom macrodoelmatigheid. Hieruit is het advies «Kansrijk opleiden»
ontstaan.3 Om samen met het onderwijs en het bedrijfsleven antwoorden te vinden voor de uitdagingen
waar het mbo voor staat, moet er volgens de Taskforce gesproken worden over «kansrijk
opleiden» in plaats van «macrodoelmatigheid»: Onderwijs en (georganiseerd) bedrijfsleven
leiden hierbij gezamenlijk studenten (jongeren en volwassenen) op tot zichzelf permanent
ontwikkelende vakkrachten met een kansrijk perspectief op een duurzame loopbaan en
op bestaanszekerheid. De door de Taskforce voorgestelde werkwijze ondersteunt dit.
De Taskforce noemt de volgende zaken die overkoepelend nodig zijn om deze uitdagingen
aan te pakken:
1) Een integrale agenda beroepsonderwijs als gelijkwaardige route naast de theoretische
route van vmbo tot hbo;
2) versteviging van voorlichting en oriëntatie voor en tijdens de studie, en aanpassing
van regelgeving die hierin belemmerend werkt,
3) het bevorderen van samenwerking tussen scholen en tussen scholen en bedrijfsleven
om kansrijk op te blijven leiden en de zorgplicht beter waar te maken,
4) het versterkt inzetten van de mbo-infrastructuur die er al ligt
5) elkaar nog beter te vinden in de regio met name op het terrein van LLO, om dit zodoende
meer winst te laten opleveren.
Om verschillende redenen spreekt de Taskforce van een stevige koerswijziging met de
hernieuwde werkwijze van onderwijs en bedrijfsleven. De werkwijze richt zich, naast
het landelijke en sectorale niveau, ook sterk op het regionale niveau. En waar het
in de huidige aanpak vaak sec ging over het opleidingsaanbod en «wie biedt wat aan
op welke plek en met welke aantallen», maakt de hernieuwde werkwijze hier een duidelijke
omslag en verbreding: het gaat veel meer over het gezamenlijk bijdragen aan maatschappelijke
uitdagingen en hier concrete afspraken over maken. De Taskforce vraagt van verschillende
partijen, waaronder de Rijksoverheid, de juiste randvoorwaarden te scheppen om gezamenlijk
te werken aan kansrijk opleiden. Om de door de Taskforce voorgestelde werkwijze verder
te ontwikkelen en uit te werken stelt de Taskforce voor de komende twee jaar eerst
te starten met de kraptesectoren techniek en zorg, en de sector economisch-administratief
(waar zorgen zijn over kansrijk opleiden).
Derde advies CMMBO economisch-administratieve opleidingen
Het opleidingsdomein economisch-administratief kent duidelijke uitdagingen ten aanzien
van kansrijk opleiden. De CMMBO heeft de afgelopen jaren verschillende adviezen uitgebracht
over economische-administratieve opleidingen.4 Recentelijk heeft uw Kamer het laatste advies5 ontvangen, dat ingaat op de vernieuwing van deze opleidingen. CMMBO adviseert niet
de instroom te beperken, omdat dit negatieve gevolgen heeft voor de kansengelijkheid
van de studenten die kiezen voor deze opleidingen. Focus op een betere aansluiting
van de opleiding bij de student is belangrijker. Om studenten met een persoonlijke
aanpak op te leiden voor actuele banen, is volgens CMMBO een meer bottom-up gerichte
benadering voor vernieuwing van opleidingen nodig. Het ideaalontwerp van opleiden
voor een duurzame plek op de arbeidsmarkt kent onder andere:
• Ruimte voor brede oriëntatie in de opleiding, zodat er mogelijkheden zijn voor switch
na de start;
• Voldoende ruimte voor een persoonlijke aanpak en persoonlijke ontwikkeling, in samenhang
met het aanleren van de beroepsvaardigheden;
• Inhoud van de opleiding is sterk(er) toegespitst op de actuele vraag van de arbeidsmarkt
in de regio.
Advies CMMBO over minimaal dekkend aanbod in de regio
Om uitwerking te geven aan de motie van de leden Peters en Bisschop6 heeft CMMBO op mijn verzoek een verkennend onderzoek gedaan naar benodigde mbo-opleidingen
in drie regio’s met een (verwachte) demografische krimp. Daaruit komen een aantal
interessante zaken naar voren:
• Mbo-instellingen in de onderzochte regio’s maken weloverwogen keuzes ten aanzien van
hun opleidingsaanbod en de aansluiting daarvan op de regionale vraag. Deze keuzes
worden steeds vaker in samenwerking met regionale partners gemaakt en niet (meer)
in isolement. Een formele toets op het voornemen tot het beëindigen van een opleiding
(de zogenoemde omgekeerde doelmatigheidstoets) ziet de commissie niet als meerwaarde
hierbij.
• De CMMBO concludeert dat op dit moment de opleidingen waar behoefte aan is in de regio
er (nog) wel zijn, maar dat vooral krimp van het aantal studenten een grote zorg is.
Dit levert op dit moment voor instellingen in de onderzochte regio’s nog geen urgente
problemen op omdat zij het aanbod, soms met veel creativiteit, in stand weten te houden.
Maar, zoals de commissie ook omschrijft, is dit kwetsbaar als de demografische krimp
verder doorzet. De CMMBO adviseert om hier proactief op te reageren als overheid,
en raadt aan een integraal beleid te ontwikkelen voor het in stand houden van een
toereikend opleidingsaanbod in de gehele beroepskolom in krimpregio’s.
Aanpak op Kansrijk opleiden
Ik dank de Taskforce en de CMMBO voor hun adviezen, die waardevolle aanknopingspunten
bieden voor alle partijen om studenten een kansrijke toekomst te bieden. Ik omarm
graag de door de Taskforce geïntroduceerde term kansrijk opleiden. De term geeft alle betrokken partijen een beter beeld waar het om draait in wat
we nu macrodoelmatigheid noemen. De term helpt ons ook om dit beleid aan belanghebbenden
beter uit te leggen.
Zoals ik in mijn Kamerbrief van afgelopen juli al eerder heb toegelicht7, is het beleid rondom macrodoelmatigheid ingericht op basis van zelfregulering binnen
de sector: we hebben voor deze inrichting gekozen omdat mbo-instellingen (in samenspraak
met werkgevers) zelf het beste zicht hebben op wat er nodig is ten aanzien van het
regionale opleidingsaanbod. Door deze zelfregulering kan een mbo-instelling zelf snel
beslissingen nemen en haar opleidingsaanbod aanpassen waar nodig, bijvoorbeeld om
in te spelen op conjunctuurschommelingen, innovaties of veranderingen in beroepen
in de regio. Wanneer de zelfregulering onvoldoende werkt, heb ik als Minister van
OCW een mogelijkheid om in te grijpen als mbo-instellingen niet voldoen aan wat er
in de wet is vastgelegd over de zorgplicht rondom doelmatigheid en arbeidsmarktperspectief.
De Taskforce en CMMBO benadrukken in hun adviezen het belang van deze zelfregulering,
en de Taskforce hanteert het als uitgangspunt voor hun hernieuwde werkwijze om kansrijk
opleiden te stimuleren. Dit advies neem ik ter harte en ik houd vast aan deze vorm
van zelfregulering.
Het gesprek over kansrijk opleiden gaat verder dan wie welke opleiding aanbiedt met
welke aantallen op welke locaties: het gaat erom dat de mbo-sector optimaal bijdraagt
aan een kansrijke toekomst voor studenten. Dat begint bij het bieden van goede begeleiding
en heldere informatie aan studenten om verantwoorde studiekeuzes te maken. En ook
moet de student voldoende ruimte krijgen voor oriëntatie aan het begin van de opleidingen.
Kansrijk opleiden vraagt om een nog sterkere samenwerking op landelijk, sectoraal
maar ook zeker op regionaal niveau tussen instellingen onderling en met het bedrijfsleven.
Alleen door sterke samenwerking wordt kansrijk opleiden een succes. En niet alleen
binnen het mbo, maar over de onderwijssectoren heen. Zo wordt binnen het macrodoelmatigheidsbeleid
van het hoger onderwijs ook samenwerking en afstemming over het opleidingsaanbod (in
de regio) gestimuleerd.
Ik ben blij te lezen dat de adviezen van de Taskforce en van CMMBO dit nadrukkelijk
onderschrijven, en de genoemde adviezen mijn aanpak ten aanzien van het bevorderen
van kansrijk opleiden ondersteunen en verrijken. Deze aanpak hangt samen met mijn
inzet voor de werkagenda mbo, die ik recent met uw Kamer gedeeld heb.8 Mijn aanpak op kansrijk opleiden bestaat uit de volgende acties. De middelen die
ik inzet bij deze acties, heb ik eerder aangekondigd in de net genoemde Kamerbrief
over de inzet van de Werkagenda mbo.
1. We versterken de zelfregulering door ondersteuning van de aanpak kansrijk opleiden
Met de voorgestelde eigen werkwijze rondom kansrijk opleiden, toont de sector inclusief
het bedrijfsleven haar volwassenheid en gedrevenheid hier serieus mee aan de slag
te zijn. Ik ben blij dit te zien. Binnen de herziene werkwijze vind ik het echter
wel cruciaal dat er in de sector concrete afspraken worden gemaakt en men elkaar hier
aan houdt. Zo moeten lastige keuzes ten aanzien van passend opleidingsaanbod, bijvoorbeeld
over het starten, stoppen of herindelen van opleidingen, niet worden geschuwd. Zoals
eerder benoemd gaan de partijen binnen SBB de voorgestelde werkwijze van de Taskforce
de komende tijd verder uitwerken en doorontwikkelen. Bij deze doorontwikkeling is
het van wezenlijk belang te bepalen hoe deze concrete afspraken worden gemaakt en
nageleefd. Ik roep de partijen dan ook op om hier echt werk van te maken wanneer zij
starten met de eerste sectoren zorg, techniek en economisch-administratief.
Om de eigen aanpak kansrijk opleiden van de sector te ondersteunen, zie ik net als
de Taskforce een belangrijke rol voor SBB en het daarin vertegenwoordigd onderwijs
en bedrijfsleven. Dit zie ik onder andere bij het verzamelen en bij elkaar brengen
van relevante informatie en data waarmee de juiste gesprekken op landelijk, sectoraal
en regionaal niveau gevoerd kunnen worden en mogelijk ook een rol in de gesprekken
zelf. SBB gaat de komende tijd de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de werkwijze
te toetsen. Ik vraag de werkorganisatie van SBB op basis van deze uitkomsten en de
concrete uitwerking van de werkwijze een plan te maken hoe zij hun rol kunnen invullen,
in nauwe samenspraak met de vertegenwoordigers van onderwijs en bedrijfsleven. Zoals
in de Kamerbrief Inzet Werkagenda mbo gesteld, heb ik in middelen vanuit het coalitieakkoord
beschikbaar voor ondersteuning van SBB voor de werkzaamheden bij de uitvoering van
de hernieuwde werkwijze.
Ook in het hoger onderwijs maak ik financiële middelen vrij ter ondersteuning van
de werkwijze macrodoelmatigheid. Zo investeer ik structureel € 2 miljoen euro om instellingen
en sectoren te faciliteren bij de reguliere reflectie en (bij)sturing op macrodoelmatigheid
in het hoger onderwijs. Daarnaast is ook in het ho doorontwikkeling van data en kennis/inzichten
over de aansluiting van het onderwijs op de behoeftes van de arbeidsmarkt, maatschappij
en wetenschap van belang, en ga ik daar met de sector aan de slag om data en inzichten
transparant en toegankelijk maken voor alle betrokken partijen.
2. We versterken loopbaanoriëntatie- en begeleiding en experimenteren met oriëntatieprogramma’s
Zoals de Taskforce en de CMMBO aangeeft, is het voor kansrijk opleiden belangrijk
in te zetten op voorlichting en oriëntatie voor en tijdens de studie. Hier zet ik
de komende jaren vol op in, omdat dit zorgt voor goed geïnformeerde studenten die
bewuste keuzes kunnen maken over hun toekomst. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief
Inzet Werkagenda mbo investeert het kabinet structureel € 33 miljoen euro in het versterken
van loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB). Hierbij leg ik de focus op de transitieopgaven
en cruciale sectoren. De website Kies MBO is aangepast, zodat kansrijke en duurzame
beroepen meer zichtbaar in beeld worden gebracht. Daarnaast ontwikkel ik een experiment
met zogenoemde oriëntatieprogramma’s om te toetsen of een oriëntatieprogramma voorafgaand
aan de definitieve studiekeuze bijdraagt aan een passende en bestendige studiekeuze.
Een oriëntatieprogramma is bedoeld voor studenten die bij instroom in het mbo nog
geen studiekeuze kunnen maken en voor studenten die willen heroriënteren in het mbo
na een verkeerde studiekeuze. In het hbo investeer ik € 30 miljoen euro in opleidingen
zorg, techniek en onderwijs om de instroom te verhogen, onnodige uitval (ook na de
studie) en studieswitch te beperken en de verbinding van de instelling met het werkveld
te verbeteren.
3. We zorgen voor een stevige positie en waardering van het beroepsonderwijs
Herpositionering en herwaardering van het beroepsonderwijs is in het licht van de
dalende instroom en de tekorten op de arbeidsmarkt van groot belang. We moeten er
gezamenlijk voor zorgen dat het (v)mbo weer wordt gezien als goede en positieve keuze.
Kiezen voor een kansrijke toekomst begint in het po en vo. Daarom onderschrijf ik
de waarde van de door de Taskforce benoemde integrale agenda voor beroepsonderwijs.
Samen met de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs werk ik aan de herpositionering
en herwaardering van het praktijk- en beroepsgericht onderwijs in ons onderwijsstelsel
(po-vo-mbo-ho). Het beroepsonderwijs wordt hierin stevig gepositioneerd als positieve
keuze, voor jongeren en hun ouders. De Kamerbrief hierover volgt in de eerste helft
van 2023.
4. We behouden opleidingsaanbod dichtbij huis
Ik vind het bewonderingswaardig dat het de instellingen – die door de CMMBO zijn meegenomen
in het onderzoek over het opleidingsaanbod in de regio – lukt om hun aanbod in stand
te houden. Met veel creativiteit zorgen zij voor een dekkend aanbod mbo-opleidingen,
ondanks de al ingezette daling van het aantal studenten in hun regio’s. Ik realiseer
mij dat dit niet houdbaar is wanneer de krimp steeds harder inzet. Zoals benoemd in
de Kamerbrief Inzet Werkagenda mbo stel ik voor de jaren 2024 t/m 2026 € 90 miljoen
beschikbaar om de eerste mogelijke problemen ten aanzien krimp het hoofd te bieden.
Ook in het hoger onderwijs is € 90 miljoen beschikbaar om op korte termijn, voor de
jaren 2023 t/m 2025, voldoende breed aanbod te kunnen blijven aanbieden. De komende
tijd ga ik samen met de beroepskolom en de mbo-sector verder richting geven aan een
structurele aanpak ten aanzien van de verwachte krimp voor de langere termijn. Recentelijk
is het IBO «Toekomstbestendigheid van het mbo» gestart, en werk ik aan een brede toekomstverkenning
voor het mbo en het ho (najaar 2022-voorjaar 2023). Beide trajecten komen voor de
zomer 2023 tot resultaten. Zowel het IBO als de toekomstverkenning kunnen beleidsopties
geven voor de manier waarop met krimp wordt omgegaan.
5. We zorgen voor voldoende instroom in specialistische beroepen
Naast het behouden van voldoende opleidingsaanbod dichtbij huis, is het ook van belang
om specialistische opleidingen te behouden om instroom van studenten in specialistische
beroepen te garanderen. Zeker wanneer opleidingen nog maar op één plek in Nederland
worden aangeboden. Het behouden van deze kleine, specialistische opleidingen met arbeidsmarktperspectief
is kwetsbaar. Het is uitdagend te zorgen voor een toereikende en bij voorkeur jaarlijkse
instroom in opleidingen, zoals de rietdakdekker, goud- en zilversmeden of de orthopedisch
schoentechnicus. Het Meld- en expertisepunt Specialistisch Vakmanschap heeft bewezen
een belangrijke rol te vervullen in het voortbestaan van kleine specialistische beroepen.
Dit doen zij onder andere door ondersteuning te bieden bij het realiseren van duurzame
oplossingen voor het voortbestaan van beroepsopleidingen voor klein uniek vakmanschap.
Daarom heb ik, zoals eerder benoemd in de Kamerbrief Inzet Werkagenda mbo structureel
€ 500.000,- euro vrijgemaakt om het Meld- en expertisepunt specialistisch vakmanschap,
uitgevoerd door SBB, te kunnen voortzetten.
6. We hebben aandacht voor opleidingen gericht op tekortsectoren
Naast het kansrijk opleiden zie ik het voorkomen van uitval bij een eerste baan kort
na afstuderen als een belangrijke taak voor werkgevers en onderwijs. Studenten die
de arbeidsmarkt opgaan, verdienen goede begeleiding. Zo kunnen gediplomeerden in bijvoorbeeld
de zorg en techniek voor de sector behouden blijven. We werken met verschillende departementen
en sectoren aan de aanpak rondom tekorten op de arbeidsmarkt. Met de Kamerbrief van
juni 20229 over de aanpak van de krapte op de arbeidsmarkt (mede door mij ondertekend) wordt
uitvoering gegeven aan de motie van de leden Paternotte en Pieter Heerma (D66/CDA)
(Kamerstuk 35 788, nr. 128) tegen generieke arbeidsmarktkrapte en specifiek voor de sectoren wonen, zorg, onderwijs,
klimaat, (internationale) veiligheid en kinderopvang. Het kabinet zet met het programma
Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ)10 zich in tegen krapte in de zorg en het Actieplan Groene en Digitale banen tegen krapte
in techniek en ICT gericht op de klimaat- en digitale transitie.11 De mbo-sector speelt een belangrijke rol in deze plannen. Bijvoorbeeld in het bevorderen
van de instroom in specifieke sectoren, voldoende stages en begeleiding, en het stimuleren
van om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden.
7. We zetten in op een Leven lang ontwikkelen (LLO)
Zowel de Taskforce als CMMBO spreken van het belang van de intensivering van LLO.
Hierover wordt onder andere benoemd dat het nodig is de publieke mbo-infrastructuur
nadrukkelijk ook hiervoor in te zetten. Voor LLO zijn de Minister voor Primair en
Voortgezet Onderwijs en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gezamenlijk
verantwoordelijk. Het bevorderen van LLO is een belangrijk speerpunt binnen de inzet
voor de werkagenda mbo. Zo komt met het project LLO-katalysator van het Nationaal
Groeifonds een ruim modulair scholingsaanbod beschikbaar van zowel publieke als private
opleiders, kunnen mensen vanaf afgelopen oktober op de website Leeroverzicht een scholing
vinden die bij hen past en zien welke financieringsmogelijkheden daar eventueel aan
verbonden zijn. Ook komt er vanuit het Nationaal Groeifonds het LLO-collectief Laagopgeleiden
en Laaggeletterden, voor het ontwikkelen van scholingsaanbod voor taalvaardigheden
gecombineerd met beroepsgerichte vaardigheden. Ten aanzien van LLO wordt er door het
kabinet de komende periode gewerkt aan een toekomstverkenning LLO voor het onderwijs
die bestaat uit een toekomstvisie en een actieplan. Dit wordt in het voorjaar van
2023 met uw Kamer gedeeld. Hierin zal aandacht uitgaan naar betere benutting van de
huidige infrastructuur LLO (publiek en privaat) en naar mogelijkheden om dit te versterken
en verbeteren.
8. We zorgen voor de juiste randvoorwaarden
Naast de hierboven genoemde acties, zorg ik er ook voor dat er de juiste randvoorwaarden
zijn om kansrijk opleiden te bevorderen:
• We werken aan een toekomstbestendige kwalificatiestructuur
Studenten opleiden voor een kansrijke toekomst is een belangrijk onderdeel van kansrijk
opleiden. Dit kan niet zonder passende opleidingen, die aansluiten bij de wensen van
de student en de vraag van de (regionale) arbeidsmarkt. Zoals CMMBO ook aangeeft is
het van belang dat vernieuwing in het opleidingsaanbod gemakkelijk kan plaatsvinden.
Hierbij hoort een toekomstbestendige kwalificatiestructuur. Ik heb verschillende onderzoeken
laten uitvoeren naar onder andere de herziening van de kwalificatiestructuur en experimenten
met de kwalificatiestructuur, die ik binnenkort ontvang. Tevens ben ik voornemens
om, zoals benoemd in de Kamerbrief Inzet Werkagenda mbo, SBB te vragen om mij te adviseren
over de toekomst van de kwalificatiestructuur.
• Minister behoudt de mogelijkheid om in te grijpen en bij te sturen
Ik ben als Minister van OCW verantwoordelijk voor een stelsel van middelbaar onderwijs
dat zo functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van de
studenten, en bij de behoeftes van de maatschappij (waarmee ook de arbeidsmarkt).
Daarom behoud ik de mogelijkheid om in te grijpen en bij te sturen wanneer nodig.
Zoals geformuleerd in de wet12 en toegelicht in de Kamerbrief van afgelopen juli13 heb ik de mogelijkheid om bij het ontstaan van een ondoelmatige situatie een waarschuwing
af te geven of in het uiterste geval een instelling de rechten te ontnemen een bepaalde
opleiding aan te kunnen bieden. Ook behoud ik de rol van de CMMBO. De laatste jaren
voert de CMMBO regelmatig themaonderzoeken uit die gepaard gaan met waardevolle adviezen
richting mij. Wanneer de gesprekken (en uitkomsten van de gesprekken) op landelijk,
sectoraal of regionaal niveau daartoe aanleiding geven, kan ik beslissen om de CMMBO
extra themaonderzoeken te laten uitvoeren om mij te adviseren over de uitkomsten.
De Taskforce spreekt in haar advies ook over een eigen arbitrage waar partijen terecht
kunnen als men het niet eens wordt over de onderlinge afspraken of de nakoming van
afspraken. Ik juich het toe als de sector in goed overleg met oplossingen weet te
komen voor vraagstukken, al dan niet met behulp van deze eigen arbitrage. Ik vind
het wel belangrijk dat een eventuele eigen arbitrage binnen de werkwijze kansrijk
opleiden geen vervanging is voor de rol van CMMBO of gezien gaat worden als een tussenstap
voordat de stap naar CMMBO wordt gemaakt. Ik vraag SBB te zorgen deze arbitrage zo
in te richten dat dit geen vertraging oplevert voor het proces richting CMMBO.
• We zorgen dat wet- en regelgeving passend is bij kansrijk opleiden
Ik wil de komende tijd samen met de sector onderzoeken of en hoe de zorgplichten arbeidsmarktperspectief
en doelmatigheid inclusief de beleidsregel macrodoelmatigheid meer passend gemaakt
kunnen worden. De ervaring is dat de huidige indicatoren in de beleidsregel macrodoelmatigheid14 en de daarin gestelde grenswaardes, niet in alle gevallen voldoende werken als signaalwaarde.
Hierdoor zijn niet altijd alle opleidingen waar zorgen zijn over het arbeidsmarktperspectief
in beeld. De criteria uit de beleidsregel zijn in 2021 geëvalueerd door CPB15, en ik heb u hierover eerder geïnformeerd. Daaruit is naar voren gekomen dat er andere
mogelijke criteria zijn, maar deze ook allemaal nadelen kennen. Aangezien de situatie
op de arbeidsmarkt flink is veranderd, ga ik nogmaals kritisch naar de indicatoren
kijken. Daarbij heb ik het voornemen dat de indicatoren inclusief signaalwaardes regelmatig
geëvalueerd worden.
Daarnaast ga ik samen met de sector onderzoeken of er nog andere specifieke wetgeving
is die in de weg staat voor het kansrijk opleiden van studenten. Specifieke aandacht
heb ik voor de door de Taskforce benoemde «concurrentieprikkel» in de bekostigingssystematiek.
Het eerder genoemde IBO toekomstbestendigheid mbo en de toekomstverkenning mbo kunnen
input leveren voor mijn gedachtenvorming over de financieringssystematiek. Verdergaande
samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven wordt gestimuleerd door onder andere
de Nationaal Groeifondsgelden, het Regionaal Investeringsfonds (RIF) en de subsidieregeling
Praktijkleren. Ik roep de sector op hier gebruik van te maken.
• We onderzoeken de effectiviteit van landelijke maatregelen
De afgelopen tijd hoor ik regelmatig de wens om zwaardere, landelijke maatregelen
te nemen, zowel in het kader van macrodoelmatigheid als in de bredere aanpak van arbeidsmarktkrapte.
Het gaat hier onder andere om verlaging van collegegeld voor kansberoepen en een landelijke
numerus fixus op opleidingen met een minder kansrijk perspectief. Op dit moment is
er onvoldoende bewijs dat meer sturende, landelijke maatregelen op onder andere instroom
effectief zijn om studentenstromen en studiekeuze te beïnvloeden. Zo blijkt uit de
evaluatie naar de Wet «verlaagd wettelijk collegegeld» in het hoger onderwijs16, dat verlaging van het collegegeld niet aantoonbaar heeft bijgedragen aan verhoging
van de initiële instroom in het hoger onderwijs en specifiek de lerarenopleiding (hbo
bachelor). Daarnaast beperkt een landelijke numerus fixus de keuzevrijheid van studenten
bij het kiezen van een opleiding die past bij hun talenten en wensen. Daarom vind
ik het op dit moment onwenselijk om deze meer sturende, landelijke maatregelen in
te zetten. Gezien de grote uitdagingen, ben ik wel bereid hier nader onderzoek naar
te doen. Ik vind het van belang dat eventuele verdergaande maatregelen ten aanzien
van studentstromen worden bezien vanuit zowel het mbo als het ho en in samenhang met
andere vraagstukken zoals de rol van de regio’s en vrije studiekeuze. Daarom neem
ik dit mee in de toekomstverkenningen van mbo en ho. Er zijn vanuit de Kamer ook vragen
gesteld over de instelling van een numerus fixus door individuele instellingen bij
opleidingen binnen de kraptesectoren. Ook dit zal ik nader onderzoeken.
Fusies
Mbo-instellingen die te maken krijgen met een daling van het aantal studenten verkennen
regelmatig de mogelijkheden tot samenwerking met andere instellingen uit de regio.
Een fusie is een van de mogelijkheden om een dekkend aanbod van mbo-opleidingen in
stand te houden en de kwaliteit van het onderwijs te kunnen garanderen.
Recentelijk hebben de mbo-instellingen in Friesland besloten te willen fuseren als
gevolg van het teruglopend aantal mbo-studenten. Het fusieverzoek is getoetst door
de CMMBO die mij positief heeft geadviseerd over dit verzoek. Ik heb dit advies overgenomen.
De instellingen vormen gezien het verzorgingsgebied elkaars logische fusiepartners.
De fusie draagt bij aan het versterken van de positie van het mbo in de regionale
economie en leidt naar verwachting tot een betere dienstverlening voor studenten,
werkenden en werkzoekenden. Ook leidt de fusie tot het in stand houden van een breed
en divers aanbod van mbo-opleidingen in de regio. De fusie kan rekenen op draagvlak
onder verschillende belanghebbenden. Een van de toetscriteria van CMMBO is het gevolg
voor het in standhouden van de menselijke maat. CMMBO heeft aangegeven dat de inrichting
van de gefuseerde instelling zodanig is dat de menselijke maat voor betrokkenen behouden
blijft. Aan de herkenbaarheid hecht ik grote waarde, temeer omdat is gebleken dat
studenten en docenten hierover al zeer tevreden waren. Ik roep het bestuur van de
gefuseerde instelling op om deze herkenbaarheid stevig te borgen en het onderwijs
nu en in de toekomst voldoende kleinschalig te organiseren zodat studenten zich kunnen
ontwikkelen in een vertrouwde omgeving.
Afsluitend
De urgentie om studenten in het mbo op te leiden voor kansrijke beroepen is groot.
De toenemende tekorten op de arbeidsmarkt, het dalende aantal studenten dat kiest
voor het mbo en de grote maatschappelijke opgaven waar we als land voor staan vragen
om een gezamenlijke aanpak. Een aanpak waarin iedereen – werkgevers, opleiders, overheid
en alle andere betrokken partijen – haar verantwoordelijkheid pakt. Het is mooi om
te zien hoe het beroepsonderwijs en bedrijfsleven hier invulling aan geeft. De in
deze brief gepresenteerde aanpak kansrijk opleiden biedt een integraal pakket aan
maatregelen die ertoe bijdraagt dat meer studenten kiezen voor een kansrijke opleiding.
Ik zet me er, samen met alle betrokken partijen, voor in dat deze aanpak daadwerkelijk
gaat leiden tot de gewenste verandering in de praktijk.
Zodat studenten in het mbo een betere toekomst tegemoet gaan en de vakmensen worden
opgeleid die Nederland nodig heeft om de maatschappelijke opgaven waar ze voor staat
kan verwezenlijken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.