Brief regering : Kabinetsreactie op de Jaarlijkse rapportage van het College voor de Rechten van de Mens 2021
33 826 Mensenrechten in Nederland
Nr. 48
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2022
Het College voor de Rechten van de Mens (het College) bracht op 22 juni 2022 zijn
jaarlijkse rapportage over de mensenrechten in Nederland uit. Deze rapportage is gewijd
aan het thema »een veilig publiek debat». In deze brief reageer ik op de rapportage
van het College, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Justitie en Veiligheid.
Algemeen beeld
In zijn jaarlijkse rapportage richt het College zich op de positie van journalisten
en anderen die in de samenleving of in de media een bijdrage leveren aan het publieke
debat, zoals cameramensen, (pers)fotografen, columnisten, bloggers, vloggers, experts,
wetenschappers, politici en burgerjournalisten. Tezamen worden zij aangeduid als media-actoren.
Het College signaleert dat zij in toenemende mate intimidatie en agressie ervaren.
Zowel verbale agressie (zoals schelden en discriminerende opmerkingen), als bedreigingen
en intimidatie (ook richting hun naasten) vinden plaats. Ook komt fysieke agressie
voor en kan worden gedreigd met juridische procedures. Vrouwelijke media-actoren zijn
volgens het College extra vaak doelwit van agressie en intimidatie en deze is vaak
anders (seksistisch) van aard.
De coronapandemie en de frustratie en verdeeldheid over de maatregelen van de overheid
om het virus te bestrijden lijken aan deze toename van agressie en intimidatie te
hebben bijgedragen. Tegelijkertijd gaat het niet om een nieuw fenomeen. Agressie en
intimidatie volgden ook op discussies over andere onderwerpen waarover de meningen
sterk uiteen kunnen lopen, zoals over Zwarte Piet en het stikstofbeleid. Daarbij hebben
het internet en sociale media ervoor gezorgd dat het bereik van de berichten wordt
vergroot en de berichten makkelijker anoniem en snel kunnen worden geplaatst.
Het College concludeert dat de vrijheid van meningsuiting door deze ontwikkelingen
onder druk is komen te staan. De getoonde agressie en intimidaties hebben gevolgen
voor ons allemaal. Niet alleen wordt de uitingsvrijheid van journalisten en andere
media-actoren belemmerd, ook het recht van burgers om informatie te ontvangen wordt
aangetast zodra de kwaliteit en de diversiteit van het nieuws in gedrang komt. Nieuws
en journalistiek bieden inzicht in politiek, rechtspraak en samenleving en stellen
ons in staat om daarover meningen te vormen. Ze vervullen daarmee een essentiële rol
binnen de democratische rechtsstaat.
Het College doet een aantal concrete aanbevelingen aan de overheid en deels ook aan
platformbedrijven om de veiligheid van journalisten en andere media-actoren beter
te beschermen. Deze aanbevelingen volgen hierna met daarop telkens een reactie.
Maak een coördinerend bewindspersoon verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een
kabinetsbrede en integrale aanpak van agressie en intimidatie jegens journalisten
en andere media-actoren, met specifieke aandacht voor risicogroepen.
Om agressie en intimidatie jegens journalisten en andere media-actoren aan te pakken,
werkt het kabinet al geruime tijd samen met andere (overheids)partijen en wordt een
breed scala aan maatregelen getroffen. Naast media-actoren bestrijken sommige van
deze maatregelen ook andere publieke figuren dan media-actoren, zoals wetenschappers.
Het kabinet ondersteunt PersVeilig. De Nederlandse Vereniging van Journalisten, het
Genootschap van Hoofdredacteuren, de politie en het Openbaar Ministerie werken daarin
samen aan zowel preventieve als repressieve maatregelen om journalisten te beschermen.
Hierbij gaat het onder meer om een collectieve norm onder journalisten over welke
vormen van intimiderend en agressief gedrag altijd tot aangifte leiden, toepassing
van een verhoogde strafmaat door het Openbaar Ministerie en prioritaire behandeling
van aangiftes door journalisten. Verder stelt Persveilig praktische hulp beschikbaar
in de vorm van veiligheidsplannen, opleiding en training.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Justitie
en Veiligheid hebben gezamenlijk hun maatregelen uiteengezet in het «Plan van aanpak
persveiligheid en persvrijheid» in een brief van 29 juni 2022 aan de Tweede Kamer.1 Deze aanpak richt zich op journalisten. Het kabinet is zich bewust
van de noodzaak van een integrale aanpak van agressie en intimidatie van journalisten
en andere media-actoren. Het huidige beleid zet in op zowel preventie, repressie als
bewustwording. Daar zijn binnen de overheid veel verschillende spelers bij betrokken.
Het kabinet ziet evenwel geen toegevoegde waarde in het benoemen van een coördinerende
bewindspersoon. Het streeft niettemin een integrale aanpak na en zal ervoor waken
dat bij de ontwikkeling van zowel specifiek als meer generiek beleid en wetgeving
voldoende rekenschap wordt gehouden met álle beroepsgroepen die te maken krijgen met
intimidatie en agressie.
Verschillende maatregelen voor de beroepsgroepen die agressie en intimidatie ondervinden,
waaronder politici en wetenschappers, zijn uiteengezet in een brief aan de Eerste
Kamer van 14 april 2022 over intimidaties en bedreigingen in de samenleving naar aanleiding
van het covid-19-beleid.2
Voor deze beroepsgroepen, die elk een eigen dynamiek kennen, zijn deels afzonderlijke
maatregelen getroffen. In navolging van PersVeilig zet het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap zich ook in voor de behoeftes van wetenschappers die worden
bedreigd of geïntimideerd en hun werkgevers, door hen te adviseren en kennis te delen.
Op 7 november 2022 is het WetenschapVeilig platform gelanceerd door initiatiefnemers
Universiteiten van Nederland (UNL), de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
(KNAW) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het primaire
doel van dit platform is om een aanspreekpunt te zijn voor wetenschappers die bedreigd
of anderszins agressief bejegend worden en deze wetenschappers te wijzen op de beschikbare
hulp binnen hun eigen instelling. Het platform bevat een meldpunt en diverse handreikingen
voor zowel wetenschappers en werkgevers. Een tweede doel van het platform is om als
sector gezamenlijk kennis op te bouwen over het beschermen van medewerkers. Instellingen
hebben op dit gebied al maatregelen genomen. Kennisuitwisseling, specifiek het leren
van elkaar, helpt bij het ontwikkelen van beleid. Voor (bedreigde) politici wordt
ingezet op normstelling, steun na een incident en opvolging richting de dader, in
samenwerking met het Netwerk Weerbaar Bestuur.
Hiernaast (zijn en) worden er ook meer generieke maatregelen genomen. Zo worden er
maatregelen getroffen om bezoekadressen in het Handelsregister en persoonsgegevens
in het Kadaster af te schermen voor personen die met (waarschijnlijke) veiligheidsrisico’s
te maken krijgen. Verder heeft de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel
om het gebruik van persoonsgegevens voor intimiderende doelen («doxing») strafbaar
te stellen in juli 2022 aan uw Kamer aangeboden (zie verder hierna).
Achter (online) agressie en intimidatie jegens journalisten en andere media-actoren
gaat daarnaast nog een veel bredere problematiek schuil die moet worden aangepakt.
Agressie en intimidatie vindt, steeds meer, online plaats. Enerzijds is hiervoor regelgeving
op Europees niveau nodig. De «Digital Services Act» bevat regels om burgers te beschermen
tegen illegale content. Anderzijds is hiervoor ook een nationale aanpak nodig via
normstelling en handhaving (zie ook verder hierna). Verder kan desinformatie bijdragen
aan de polarisatie in de samenleving en aan agressie en intimidatie richting journalisten
en andere media-actoren. Op korte termijn zal de Kamer een brief ontvangen met het
kabinetsbrede beleid tegen de problematiek van desinformatie. Daarnaast is op 15 juli
jl., naar aanleiding van de motie van het lid Segers c.s., de adviescommissie «versterken
weerbaarheid democratische rechtsorde» ingesteld.3 De adviescommissie wordt gevraagd onderzoek te doen naar de ontwikkeling van radicalisering
en politieke polarisatie en de effecten hiervan op het democratisch proces, en aanbevelingen
te doen over hoe onze democratie beter te weren tegen extremisme, radicalisering en
polarisatie en over wat in deze tijd bijdraagt aan de versterking van de democratische
rechtsorde. De relevante uitkomsten daarvan zullen worden betrokken bij de verdere
aanpak van agressie en intimidatie richting journalisten en de andere media-actoren.
Zoals het College terecht constateert, moet er ook aandacht uitgaan naar risicogroepen.
In het Plan van aanpak persveiligheid en persvrijheid geeft de Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan dat zij in overleg met relevante partijen onderzoek
of monitoring in gaat stellen om de problematiek van de bedreiging van vrouwelijke
journalisten en journalisten met een niet-westerse achtergrond beter in beeld te krijgen.
Doel hiervan is dat er, indien nodig, gerichte interventies ingesteld kunnen worden
en de kennis over deze onderwerpen beter geborgd wordt in het beleid op de langere
termijn. Op 1 december jongstleden presenteerde PersVeilig de resultaten van een onderzoek
naar de veiligheid van vrouwelijke journalisten die zij hebben laten uitvoeren. Gebaseerd
op de uitkomsten gaat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met
PersVeilig in gesprek om te kijken wie welke maatregelen kan nemen om de veiligheid
van vrouwelijke journalisten te verbeteren. Het onderzoek naar journalisten met een
niet-westerse achtergrond is voorzien voor 2023.
Investeer in de capaciteit en kennis van professionals, waaronder rechtshandhavers
en hulpverleners, die belast zijn met het tegengaan van agressie en intimidatie jegens
journalisten en andere media-actoren.
Het College benadrukt in zijn rapport dat professionals die een rol hebben in de bescherming
van journalisten, zoals rechtshandhavers, rechters of platformbeheerders, deskundig
moeten zijn ten aanzien van de relevante mensenrechten en de afspraken over de veiligheid
van journalisten en andere media-actoren. Volgens het College dient bij de aanpak
van geweld tegen journalisten en andere media-actoren daarom specifieke aandacht uit
te gaan naar hen die vanwege hun gender, genderidentiteit, etnische achtergrond of
godsdienst met geweld te maken hebben. Het College beveelt aan te investeren in capaciteit
en kennis van professionals, waaronder rechtshandhavers en hulpverleners, die belast
zijn met het tegengaan van agressie en intimidatie jegens journalisten en andere media-actoren.
In het project PersVeilig delen de Nederlandse Vereniging van Journalisten, het Genootschap
van Hoofdredacteuren, politie en het Openbaar Ministerie kennis en informatie met
elkaar om de positie van journalisten (en andere media-actoren) tegen bedreiging,
agressie en geweld te verstevigen. Voor de opsporing en vervolging zijn duidelijke
richtlijnen, afspraken en normen ontwikkeld die door de ketenpartners worden onderschreven,
zoals het Protocol Persveilig en de Collectieve Norm waarin is afgesproken in welke
situaties altijd aangifte wordt gedaan. Daarnaast worden journalisten opgeroepen altijd
melding te doen bij PersVeilig over agressie en geweld, zodat de meldingen op één
centraal punt worden verzameld en de kennis kan worden gebruikt in de aanpak van agressie
en geweld tegen journalisten.
Het platform WetenschapVeilig hanteert een vergelijkbare aanpak. Wetenschappers die
bedreigd of anderszins agressief bejegend worden kunnen terecht bij het meldpunt van
het platform. Het platform functioneert als aanspreekpunt en wijst een melder op de
beschikbare hulp binnen hun eigen instelling. Naast het meldpunt zijn er diverse handreikingen
voor zowel wetenschappers en werkgevers te vinden op het platform. Via WetenschapVeilig
vindt ook kennisuitwisseling plaatst om zo als sector gezamenlijk kennis op te bouwen
over het beschermen van medewerkers.
Binnen iedere eenheid van de politie is een centraal aanspreekpunt beschikbaar voor
Veilige Publieke Taak (VPT)-gerelateerde zaken waarbij personen met een publieke taak,
zoals hulpverleners, leraren en wetenschappers, het slachtoffer zijn.
Dit VPT-aanspreekpunt is tevens het aanspreekpunt voor journalisten die met agressie
en geweld te maken hebben. De politie zorgt met interne communicatie dat politiemedewerkers
op de hoogte blijven van de bestaande afspraken en handelen in lijn met de afspraken
in het Protocol Persveilig.
Speel een actieve rol in de bewustwording van burgers als het gaat om hun verantwoordelijkheid
voor het creëren van een veilig publiek debat.
Het kabinet acht net als het College van belang dat bewustwording ontstaat over de
negatieve weerslag van verschillende vormen van agressie en intimidatie, zowel online
als offline, op het publieke debat. Ook moet aandacht uitgaan naar de essentiële rol
die de vrijheid van meningsuiting en het recht informatie te ontvangen in een democratische
rechtsstaat vervullen. Het kabinet treft in dit kader een aantal maatregelen.
In het onderwijs zijn al verschillende initiatieven die goed werken, zoals workshops
over «nieuwswijsheid» van Beeld en Geluid, waarbij schoolkinderen over thema’s als
«satire» les krijgen over wat het betekent om te mogen zeggen en schrijven wat je
wilt over gevoelige en maatschappelijke thema’s. De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap heeft aangekondigd samen met het Netwerk Mediawijsheid ook te
gaan werken aan een plan om ook kennis en vaardigheden over de waarde van de journalistiek
in de samenleving te vergroten. De Staatssecretaris ziet een bewustwordingstraject
voor zich, bijvoorbeeld middels een campagne en meer publiek debat over deze thematiek.4
Het Netwerk Mediawijsheid speelt ook een rol in het bevorderen van mediawijsheid op
het gebied van desinformatie. Zo is met subsidie van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties de website www.isdatechtzo.nl ontwikkeld. Op deze website kunnen burgers algemene informatie vinden over desinformatie,
en worden er tips & tricks gegeven om desinformatie te herkennen. Ook op het gebied
van onderwijs zijn er stappen gezet. Met subsidie van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het Netwerk Mediawijsheid het lespakket «Goed in
gesprek over verkeerde informatie» ontwikkeld. Dit lespakket is gericht op jongvolwassenen
die een opleiding volgen voor beroepen in het onderwijs, zorg en de media, maar ook
hun docenten.
Daarnaast wordt er gewerkt aan normstelling rondom intimidatie en agressie. Zo is
normstelling ontwikkeld voor situaties waarin aangifte wordt gedaan vanwege bedreiging,
agressie en geweld richting journalisten en andere media-actoren, zoals hiervoor genoemd.
Eind 2021 is ook een collectieve norm tegen intimidatie en agressie speciaal voor
decentrale politici ontwikkeld. Deze norm is samen met politici en hun beroeps- en
belangenverenigingen ontwikkeld. De norm is: intimidatie en agressie zijn onacceptabel,
de afspraak is dat grensoverschrijdend gedrag altijd wordt gemeld en er zo nodig aangifte
wordt gedaan. Met het uitdragen van deze norm wordt een belangrijk signaal afgegeven
naar de dader en de buitenwereld: bedreiging en geweld zijn onacceptabel.5
Het belang van de veiligheid van wetenschappers wordt niet alleen onderstreept met
de lancering van het WetenschapVeilig, maar wordt ook nu al door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap benadrukt bij media optredens. De Minister draagt deze boodschap
persoonlijk uit in nationale nieuwsuitingen en publieke evenementen. Het belang om
op te treden tegen de bedreiging van wetenschappers komt ook naar voren vanuit gesprekken
die gevoerd worden in UNESCO verband.
Geef als overheidsfunctionaris en politieke bestuurder het goede voorbeeld en breng
de veiligheid van journalisten en experts niet in gevaar door hun integriteit en geloofwaardigheid
publiekelijk in twijfel te trekken.
Journalisten, wetenschappers en experts leveren een cruciale bijdrage aan onze maatschappij
en aan het publieke debat. Zij verdienen daarom bijzondere bescherming in onze democratische
rechtsorde. Dit geldt evenzeer voor politici. Aan politici komt een ruime vrijheid
van meningsuiting toe, al kent deze uitingsvrijheid buiten parlementaire vergaderingen
zijn begrenzingen wanneer sprake is van aanzetting tot haat en geweld. Binnen parlementaire
vergaderingen gelden de parlementaire onschendbaarheid en het betreffende reglement
van orde.
Er is een verantwoordelijkheid van een ieder, ook van de overheid en de politiek,
om journalisten en experts niet in gevaar te brengen. Het miskennen van het belang
van onbelemmerde journalistiek in een democratische samenleving door de overheid of
politiek is zeer schadelijk voor het vertrouwen in de journalistiek en daarmee voor
de persvrijheid. Het kabinet ziet voor zichzelf hierin een voorbeeldfunctie. De bijdragen
van journalisten, wetenschappers en experts aan het publieke debat moeten gekoesterd
worden. Aanvallen op journalisten, wetenschappers en experts moeten omwille van de
veiligheid en vrijheid van het publieke debat en omwille van de veiligheid van deze
personen scherp worden veroordeeld.
De vrije pers kan haar rol in het publieke debat alleen effectief vervullen als zij
het vertrouwen van het publiek heeft. Dit vertrouwen is kwetsbaar en kan worden beschadigd
wanneer de integriteit en geloofwaardigheid van journalisten in twijfel wordt getrokken.
Tegelijkertijd hebben journalisten een eigen verantwoordelijkheid om integer en waarheidsgetrouw
te werk te gaan. Waar zij dit niet doen, moet dit ook kunnen worden benoemd. Journalisten
en de overheidsfunctionarissen en politieke bestuurders over wie bericht wordt hebben
dan ook een gedeelde verantwoordelijkheid voor het blijvend functioneren van de vrije
pers.
Zorg dat het mogelijk wordt om de adresgegevens van alle journalisten en alle andere
media-actoren die risico lopen, af te schermen in het Handelsregister en het Kadaster.
Om afscherming van adresgegevens in het Handelsregister en het Kadaster vanwege veiligheidsrisico’s
mogelijk te maken zijn, en worden er, diverse maatregelen getroffen.
Alle adressen die als «woonadres» in het Handelsregister staan zijn sinds 1 januari
2022 generiek aan de openbaarheid onttrokken. Omdat bijna 90% van alle eenmanszaken
en bijna de helft van BV’s en personenvennootschappen (CV, VOF en maatschap) voor
de onderneming hetzelfde adres als bezoekadres gebruiken, en dat adres wel openbaar
blijft, biedt dit slechts deels een oplossing voor meer privacy en veiligheidsrisico’s.
Daarom is regelgeving in de maak om de afscherming van die bezoekadressen ook mogelijk
te maken. Een voorstel tot wijziging van het Handelsregisterbesluit ligt momenteel
voor ter advisering bij de Raad van State. Deze wijziging houdt in dat de Kamer van
Koophandel verzoeken tot afscherming kan honoreren als er waarschijnlijke veiligheidsrisico’s
zijn die het gevolg zijn van een bepaalde beroepsuitoefening. Dit biedt soelaas voor
ondernemers en hun huisgenoten die redenen hebben om zich onveilig te voelen. Voor
journalisten (breed gedefinieerd, zodat hieronder ook cameramensen e.d. vallen) in
het bijzonder is al een convenant voorbereid ter uitvoering van deze wijziging. Vooruitlopend
daarop worden de gemaakte afspraken op dit moment al uitgevoerd. De mogelijkheid om
een convenant met de Kamer van Koophandel te sluiten over afscherming bij waarschijnlijke
dreiging staat verder open voor alle beroepsgroepen die met dreigende situaties te
maken krijgen uit hoofde van hun beroep.
Specifiek voor eenmanszaken, die (op grond van hun rechtsvorm) niet zijn onderworpen
aan transparantie-eisen van de Vennootschapsrichtlijn, is verdere afscherming mogelijk.
Eenmanszaken kunnen een verzoek tot afscherming gaan indienen bij de Kamer van Koophandel
en hoeven daarbij niet te verwijzen naar veiligheidsrisico’s. Dit is onlangs toegelicht
in de Datavisie voor het Handelsregister.6
Afscherming van persoonsgegevens in het Kadaster is hiernaast sinds 1 juli 2019 mogelijk
voor mensen die een persoonlijk risico lopen of worden bedreigd.7 Dit ziet op een beperkte categorie personen. Verdergaande afscherming van persoonsgegevens
wordt door het kabinet ook bij het Kadaster overwogen, waarbij de afweging van belangen
wordt gemaakt tussen enerzijds een transparante en goed werkende vastgoedmarkt en
anderzijds bescherming van personen tegen het lastigvallen en intimideren op hun huisadres
middels informatie die ook via het Kadaster verkregen kan zijn.
Behandel met voortvarendheid het wetvoorstel waarin het delen van persoonsgegevens
met het doel te intimideren (doxing) strafbaar wordt gesteld.
Het College geeft in zijn rapport, dat op 22 juni 2022 is gepubliceerd, de aanbeveling
het wetgevingsproces voor het strafbaar stellen van het delen van persoonsgegevens
met het doel te intimideren («doxing»), met voortvarendheid te behandelen. Het wetsvoorstel
is inmiddels aanhangig bij de Tweede Kamer. Op 4 november 2022 (Kamerstuk 36 171, nr. 6) is de nota naar aanleiding van het verslag over dit wetsvoorstel aangeboden aan
de Tweede Kamer.
Heroverweeg om specifieke wetgeving tegen Strategic Lawsuits Against Public Participation
(SLAPPs) te ontwikkelen.
De Europese Commissie heeft in april van dit jaar zowel een richtlijn als een aanbeveling
gepubliceerd met als doel journalisten en mensenrechtenverdedigers beter te beschermen
tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures («strategische
rechtszaken tegen publieke participatie», hierna genoemd SLAPPs).8 Het kabinet verwelkomt de aandacht die aan deze onderwerpen op EU-niveau wordt besteed,
zoals in het BNC-fiche over deze voorstellen ook is toegelicht.9 De inzet van SLAPPs om te voorkomen, te beperken of te bestraffen dat personen en
organisaties die zich inzetten voor het algemeen belang vrij en actief kunnen deelnemen
aan het publieke debat is onaanvaardbaar. De Staatssecretaris van OCW zal voor SLAPPs
die specifiek gericht zijn tegen journalisten onderzoek of monitoring instellen zodat
de problematiek beter in beeld komt, er gerichte interventies ingesteld kunnen worden
en de kennis beter geborgd wordt in het beleid op de langere termijn.10 In Nederland zijn, tot dusver, geen SLAPPs als zodanig bekend. Er komen wel incidenteel
zaken voor waarbij de kans op succes zo klein is of de juridische druk zo hoog dat
er mogelijkerwijs van een SLAPP gesproken zou kunnen worden. Het Nederlandse procesrecht
biedt in deze gevallen al mogelijkheden om actief op te treden bij onrechtmatige procedures.
Dit gebeurt dan onder de noemer van het misbruik van procesrecht. De rechter kan in
een dergelijk geval de eiser ook veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten.
De inzet van het kabinet is gericht op aanpassing van het voorstel voor de richtlijn,
zodat het voorstel daadwerkelijk bijdraagt aan de bescherming van doelwitten van SLAPPs.
Daartoe is nodig dat het voorstel meer flexibiliteit biedt voor de rechter om in te
grijpen en extra rondes in de procedure voorkomt.
Maak werkgevers en opdrachtgevers bewust van hun verantwoordelijkheid om hun werknemers
en opdrachtnemers te beschermen tegen agressie en intimidatie.
Als het gaat om de veiligheid van journalisten en andere media-actoren ligt er wat
het College betreft een taak voor werk- en opdrachtgevers. Zij moeten hun rol pakken.
Individuele werkgevers en opdrachtgevers doen al heel veel op dit gebied. Zij maken
dit doorgaans niet breed kenbaar omdat dit de effectiviteit van maatregelen kan schaden.
Wat betreft journalisten, vullen werkgevers en opdrachtgevers in aanvulling op het
voorgaande hun collectieve verantwoordelijkheid in door PersVeilig mee te financieren.
Persveilig organiseert activiteiten die de hele sector bedienen. PersVeilig biedt
onder meer een flexibel beschermingspakket voor de freelance journalisten die niet
kunnen terugvallen op een werkgever- of opdrachtgever.
Voor de veiligheid van wetenschappers ligt er eveneens een taak voor werkgevers om
hun rol te pakken. Bij veel instellingen lopen op dit gebied al initiatieven, dus
de nadruk vanuit WetenschapVeilig ligt bij het vergroten van kennisuitwisseling en
het creëren van centraal draagvlak en bewustzijn. Collectief geven de Universiteiten
van Nederland invulling aan hun verantwoordelijkheid door WetenschapVeilig mede te
financieren met materiële bijdragen. Vanuit de overheidskant wordt gekeken hoe wetenschappers
die vallen onder hogescholen en wetenschappers die om een of andere reden niet kunnen
terugvallen op een werkgever het best te betrekken bij de lopende initiatieven.
Wat betreft decentrale politieke ambtsdragers geeft het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties binnen het programma weerbaar bestuur samen met het Netwerk
Weerbaar Bestuur handvatten aan decentrale overheden voor de invulling van de (niet-klassieke)
werkgeversrol voor bescherming en weerbaarheid tegen agressie en intimidatie. Vanuit
het programma wordt bijvoorbeeld mogelijk gemaakt dat decentrale bestuurders kosteloos
gebruik kunnen maken van een woningscan en kunnen ze aanspraak maken op preventieve
basismaatregelen aan hun woning. Ook wordt geïnvesteerd in de meldings- en aangiftebereidheid
van decentrale politici door het stimuleren van agressieprotocollen, het belang van
nazorg en steun bij het doen van aangifte vanuit de organisatie. Via de tweejaarlijkse
monitor Integriteit en Veiligheid wordt vinger aan de pols gehouden over onder andere
de bekendheid van maatregelen, de ervaren ondersteuning na agressie en intimidatie
en de meldings- en aangiftebereidheid.
Ter bescherming van andere personen met een publieke taak, zoals zorgpersoneel, treinconducteurs,
leraren en ambtenaren zijn er verschillende sectorale initiatieven waarmee (overheids)werkgevers
worden geholpen om een veilige werkomgeving te creëren voor hun werknemers. Deze initiatieven
richten zich zowel op preventie als op nazorg voor werknemers en werkgevers. Hieronder
valt het stellen van een norm en bij schending hiervan, melden, registreren en indien
nodig aangifte doen of schade verhalen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
ondersteunt de sectorale aanpak onder andere door middel van de website veiligepubliekedienstverlening.nl.
Voer de afspraken over opsporing en vervolging die gemaakt zijn in het kader van PersVeilig
consistent uit.
In het Protocol PersVeilig zijn afspraken over opsporing en vervolging neergelegd
die als doel hebben om effectief op te treden als sprake is van agressie- en/of geweldsincidenten
tegen journalisten. Voorbeelden van deze afspraken zijn: een hoge prioriteit van zaken,
eenduidige registratie van zaken en een verhoogde strafeis conform de Aanwijzing kader
voor strafvordering van het Openbaar Ministerie en de toepasselijke richtlijnen. Met
het Protocol PersVeilig gelden vergelijkbare afspraken voor journalisten als voor
personen met een publieke taak.
Het College merkt op dat de uitvoering van het Protocol PersVeilig in het algemeen
goed gaat. Journalisten hebben een preferente positie in het aangifteproces en agressie-
en geweldszaken tegen journalisten worden eenduidig geregistreerd. De Nederlandse
Vereniging van Journalisten ziet volgens het College dat aangiften goed worden opgepakt,
dat slachtoffers goed op de hoogte worden gehouden van hun aangifte en dat vervolgingen
voortvarend worden ingesteld. Dit heeft geleid tot een flink aantal veroordelingen.
Het College constateert dat in de gevallen dat er iets misgaat, er snel tot een oplossing
gekomen kan worden via een melding bij PersVeilig of bespreking binnen de Stuurgroep
Agressie en Geweld tegen Journalisten. Volgens het College ervaren de deelnemers van
de stuurgroep de samenwerking als zeer constructief. Het College beveelt aan om deze
afspraken over opsporing en vervolging consistent uit te voeren.
Het kabinet ondersteunt deze aanbeveling. De constructieve samenwerking tussen relevante
ketenpartners in het project PersVeilig wordt binnen Nederland en de Europese Unie
als een best practice gezien, en wordt continu doorontwikkeld door de partners. Ten
aanzien van de steun aan PersVeilig is het ingezette beleid van de Staatssecretaris
Cultuur en Media en de Minister van Justitie en Veiligheid kracht bijgezet door de
motie van het lid Sjoerdsma c.s.,11 die de regering verzoekt het initiatief structureel te financieren. Bezien wordt
hoe deze financiering wordt ingevuld. Hierbij worden zowel de geplande evaluatie van
PersVeilig als de gesprekken met sector betrokken.
Geef ook hoge prioriteit aan de opsporing en vervolging van agressie en intimidatie
jegens andere media-actoren, onder wie experts en wetenschappers.
Het College merkt op dat agressie en intimidatie tegen experts nog niet dezelfde prioriteit
krijgen als agressie en intimidatie jegens journalisten. Volgens het College zijn
universiteiten en andere partijen in gesprek met het Openbaar Ministerie en de politie
en is het nog niet duidelijk of vergelijkbare afspraken als met PersVeilig kunnen
worden gemaakt. De opsporing en vervolging van agressie tegen experts zou volgens
het College meer prioriteit moeten krijgen, en daarvoor is het nodig dat alle schakels
in de strafrechtketen op de hoogte zijn van de gemaakte afspraken. Het College beveelt
daarom aan om hoge prioriteit te geven aan de opsporing en vervolging van agressie
en intimidatie jegens andere media-actoren, onder wie experts en wetenschappers.
In navolging van PersVeilig is WetenschapVeilig opgericht met als doel alle wetenschappers
die worden bedreigd of geïntimideerd, en hun werkgevers, te helpen door te adviseren
en kennis te delen. Alle Nederlandse kennisinstellingen kunnen zich bij dit meldpunt
aansluiten.
De afspraken over opsporing en vervolging bij agressie- en geweldincidenten tegen
personen met een publieke taak zijn van toepassing op personen in de wetenschap, universiteiten
en kennisinstituten met een publieke taak. Bij agressie- en geweldincidenten tegen
deze personen zal conform deze afspraken een hoge prioriteit aan zaken worden gegeven,
de zaken eenduidig worden geregistreerd en een verhoogde strafeis conform de Aanwijzing
kader voor strafvordering van het Openbaar Ministerie en de toepasselijke richtlijnen.
Deze afspraken zijn vastgelegd in de Eenduidige Landelijke Afspraken. In de opleiding
voor officieren van justitie en rechters is er aandacht voor deze Eenduidige Landelijke
Afspraken. Bij het Openbaar Ministerie is er het platform Veilige Publieke Taak waar
alle VPT-experts van de parketten aan deelnemen.
Het kabinet wenst te benadrukken dat uiteindelijke beslissingen om wel of niet te
vervolgen altijd gemaakt worden door het Openbaar Ministerie op basis van de concrete
omstandigheden. Het Openbaar Ministerie opereert hierbij altijd onafhankelijk.
Reguleer de verantwoordelijkheden en verplichtingen van platformbedrijven op Europees
en nationaal niveau, waarbij de balans tussen de vrijheid van meningsuiting en de
bescherming tegen agressie en intimidatie in overeenstemming is met de mensenrechtelijke
normen.
Zet in op een zorgplicht voor platformen om strafbare en schadelijke content tegen
te gaan en om transparantie over hun beleid en de uitvoering daarvan te garanderen.
Deze aanbeveling refereert aan de zoektocht naar de balans tussen het recht van journalisten
en andere media-actoren op bescherming tegen geweld en het recht op vrijheid van meningsuiting.
Interventies door online platformen om verspreiding van uitingen die bijdragen aan
agressie en intimidatie tegen journalisten en andere media-actoren tegen te gaan,
kunnen namelijk bijdragen aan de bescherming van hun veiligheid. Echter, zo geeft
het College aan, dergelijke interventies leiden ook tot een beperking van de toegang
tot (een deel van) de informatie. De overheid heeft dan ook een verantwoordelijkheid
om te bewaken dat online platformen niet te ver gaan in het beperken van de uitingsvrijheid,
het kabinet zet zich in voor het behoud van het vrije woord binnen de grenzen van
de wet op sociale media platformen, zoals gevraagd in de motie van de leden Van Haga
en Van Weerdenburg.12
Het kabinet steunt de aanbeveling dat sociale media platforms verantwoordelijkheid
dragen voor het tegengaan van de verspreiding van strafbare, onrechtmatige en schadelijke
content, en dat zij hierbij altijd rekening moeten houden met de grondrechten van
gebruikers. Zoals het College ook aangeeft, regelt de nieuwe Digital Services Act
(DSA) nieuwe verantwoordelijkheden en verplichtingen van aanbieders van digitale diensten.
De DSA is op 27 oktober 2022 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie
en 20 dagen later, op 16 november 2022 in werking getreden. Daarna volgt de uitvoering
in de individuele lidstaten. Hiermee is volgens het kabinet op Europees niveau een
belangrijke stap in de goede richting genomen wat betreft verplichtingen voor aanbieders
van digitale diensten om illegale online content te bestrijden én hierover gebruikers
te informeren. De DSA regelt bijvoorbeeld dat digitale aanbieders het verwijderen
van informatie of gebruikersaccounts beter moeten uitleggen. Daarnaast moeten zij
een eenduidige klachtenprocedure hebben, waar gebruikers terecht kunnen. Ook bevat
de DSA verplichtingen voor zeer grote platforms en zeer grote onlinezoekmachines om
misbruik van hun systemen te voorkomen door op risico’s gebaseerde maatregelen te
nemen en onafhankelijke controles van hun risicobeheer uit te laten voeren.
Daarnaast zet het kabinet ook stappen op nationaal niveau. In nauw overleg met de
internetsector wordt gewerkt aan een duidelijk kader waarbinnen de Nederlandse overheid
(centraal en decentraal) actief en effectief handelt met betrekking tot online materiaal
dat als strafbaar, onrechtmatig of schadelijk kan worden beschouwd.
Het kabinet onderstreept dat hostingproviders en online platformen meer worden gestimuleerd
illegale en onrechtmatige content en activiteiten tegen te gaan. Nederland heeft daarom
in de onderhandelingen over de DSA gepleit voor een zorgplicht voor hosting providers,
maar daarvoor was internationaal onvoldoende draagvlak.13
Aan platformbedrijven:
Neem verantwoordelijkheid voor het creëren van een veilige online omgeving waarin
mensenrechten het uitgangspunt zijn, door:
– transparant te zijn over het beleid en de wijze waarop aan deze verantwoordelijkheid
invulling wordt gegeven;
– strafbare uitlatingen, waaronder bedreigingen van journalisten en andere media-actoren,
van het platform te verwijderen;
– adresgegevens van journalisten en andere media-actoren, en andere gevoelige informatie
die hen in gevaar brengt, onverwijld te verwijderen.
Deze aanbeveling is gericht aan platformbedrijven als Google, Twitter en Meta. Het
College ziet een rol weggelegd voor de private sector bij het tegengaan van de verspreiding
van strafbare uitingen die niet zijn beschermd door de vrijheid van meningsuiting,
en van andere schadelijke uitingen waaronder desinformatie.
Het kabinet steunt de aanbeveling van het College dat platformbedrijven zelf ook verantwoordelijkheid
moeten nemen om een veilige online omgeving te creëren, waarin mensenrechten het uitgangspunt
zijn. Een aantal sociale media platformen14 heeft op 16 juni 2022 nog een goede stap in deze richting gezet met het ondertekenen
van de praktijkcode tegen desinformatie. Met het ondertekenen van deze praktijkcode
leggen de platformen zichzelf verplichtingen op om gebruikers beter in staat te stellen
inaccurate of misleidende inhoud te herkennen en te signaleren. Dit gebeurt bijvoorbeeld
door gebruikers de optie te geven schadelijke en/of misleidende informatie, die tegen
de gebruikersvoorwaarden ingaat, te signaleren. Bovendien dienen ondertekenaars een
beroepsprocedure in te stellen voor gebruikers wiens content is verwijderd of account
(tijdelijk) is geblokkeerd. Een andere verplichting die de ondertekenaars van de praktijkcode
zichzelf opleggen, is de oprichting van een transparantiecentrum, dat de vorm van
een website krijgt. Op deze website kunnen burgers informatie vinden over het beleid
van ondertekenaars en de uitvoering van de code. Het kabinet verwelkomt deze herziene
praktijkcode.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties