Brief regering : Bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond en verdeling bodemsaneringsmiddelen
30 015 Bodembeleid
Nr. 111
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2022
De bodem is een belangrijk onderdeel van onze leefomgeving en vervult tal van functies
voor mens en natuur. De bodem speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij de productie
van voedsel, dient als plaats om op te wonen en te leven en houdt regenwater vast.
Wegens het belang van de bodem is bodem samen met water sturend in de ruimtelijke
ordening1. De afgelopen jaren is al hard gewerkt aan een verbetering van de bodemkwaliteit.
Op veel plekken in Nederland is er echter nog veel te doen. Het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW), Interprovinciaal overleg (IPO), de vereniging van Nederlandse
gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) willen hier gezamenlijk de schouders
onder zetten, omdat iedere Nederlander recht heeft op een schone en gezonde leefomgeving.
In dit kader wordt u met deze brief geïnformeerd over de bestuurlijke afspraken Bodem
en ondergrond 2023 t/m 2030 en de aanpak van bodemverontreiniging en de inzet van
de middelen hiervoor. Met deze brief wordt voldaan aan de toezegging in de verzamelbrief
bodem van 2 mei 20222 om u over nieuwe meerjarige afspraken bodem te informeren en de toezegging met betrekking
tot regionale kennis-schakels die aan u is gedaan tijdens het commissiedebat leefomgeving
van 9 september 2021 (Kamerstuk 32 861, nr. 69) naar aanleiding van een vraag van de heer Peter de Groot van de VVD.
In deze brief wordt eerst ingegaan op de gemaakte bestuurlijke afspraken, vervolgens
op de verdeling van de middelen voor o.a. bodemsanering en bodemonderzoek aan decentrale
overheden en bedrijven en tot slot wordt kort ingegaan op toekomstgericht bodemsaneringsbeleid.
1. Bestuurlijke afspraken bodem
Op 24 november 2022 zijn bestuurlijke afspraken over Bodem en ondergrond gemaakt tussen
het IenW, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen UvW voor de periode van 2023 tot en
met 2030. VNG en IPO hebben daarbij een voorbehoud gemaakt met betrekking tot afstemming
van de afspraken met hun achterban. Op 8 en op 15 december 2022 hebben VNG en IPO
aangegeven definitief akkoord te zijn. Daarmee zijn de afspraken bekrachtigd.
Deze afspraken betreffen:
1. de samenwerkingsagenda bodem en ondergrond;
2. vervolgaanpak herstelmaatregelen bodem;
3. kennisontwikkeling en -deling.
4. inzet van financiële middelen, robuuste uitvoering, evaluatie en monitoring;
Voor de uitvoering van de bestuurlijke afspraken is een totaalbudget beschikbaar van
€ 69,5 miljoen per jaar op de begroting van IenW (hoofdstuk 12, artikel 13). In tabel
1 op pagina 5 is een overzicht opgenomen van de indicatieve inzet van dit budget voor
de eerste paar jaar.
De afspraken zijn gemaakt in aansluiting op het Convenant bodemontwikkelings-beleid
2010–2015, het Convenant Bodem en ondergrond 2016 – 2020 en de «tussenjaren» 2021
en 2022. De bestuurlijke afspraken zijn opgenomen als bijlage bij deze brief. Rijksoverheid,
provincies, gemeenten en waterschappen werken al meer dan tien jaar succesvol samen
bij de aanpak van de bodemopgaven. Met deze afspraken is een belangrijke basis gelegd
voor een vervolg van deze goede samenwerking. Daarnaast wordt invulling gegeven aan
de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 13 bodem en ondergrond3 om nieuwe afspraken met partijen te maken over het bodembeleid.
Samenwerkingsagenda
Bodem en ondergrond zijn van groot belang voor veel maatschappelijke opgaven zoals
een gezonde fysieke leefomgeving, klimaatverandering, energievoorziening, woningbouw,
landbouw en drinkwater. Het verbeteren van de vitaliteit van de bodem is essentieel
voor de realisatie van deze opgaven. Alleen in samenwerking met andere partijen, waaronder
de medeoverheden, kan deze opgaven het hoofd worden geboden. Het belang van een goede
samenwerking en duidelijke communicatie blijkt onder meer uit recente evaluaties over
bijvoorbeeld de totstandkoming van het tijdelijk handelingskader PFAS4 en de rapportage over granuliet en het besluit bodemkwaliteit «Kleine korrels, grote
discussie» van de heer Kuijken5. De ontwikkelingen op het terrein van bodem en ondergrond maken het dus noodzakelijk
en gewenst de samenwerking tussen overheden op dit terrein te continueren. Dit is
met het maken van de bestuurlijke afspraken bekrachtigd. Deze samenwerking zal vorm
krijgen met een meerjarige adaptieve interbestuurlijke samenwerkingsagenda. De interbestuurlijke
samenwerkingsagenda bevat ten eerste verschillende concrete afspraken die de komende
periode geïmplementeerd of uitgevoerd en nageleefd moeten gaan worden, zoals de bestuurlijke
afspraken. In die zin is het een werkagenda. Het bevat ten tweede inhoudelijke beleidsitems
waarmee IenW, VNG, IPO en UvW de komende periode samen op een nader te bepalen manier
aan de slag willen. In die zin is het ook een inhoudelijke beleidsagenda. Concreet
betekent dit voor de interbestuurlijke samenwerkingsagenda dat de komende jaren een
aantal thema’s gaan spelen voor toekomstig bodembeleid. Met de samenwerkingsagenda
worden landelijk, provinciaal en lokaal beleid en uitvoering beter met elkaar verbonden,
gericht op herstel, bescherming en duurzame benutting van bodem en ondergrond. IenW,
VNG, IPO en UvW bepalen gezamenlijk welke bestuurlijke prioriteiten opgepakt worden
in de samenwerkingsagenda. De agenda kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het beleidsprincipe
dat water en bodem sturend zijn voor de ruimtelijke ordening en het voorgenomen NOVI-Programma
bodem en ondergrond. De samenwerkingsagenda zal begin 2023 opgesteld worden, waarbij
ook nadere afspraken gemaakt worden over de betrokkenheid van andere maatschappelijke
partners en de effectieve manier van samenwerken aan de onderwerpen die in de samenwerkingsagenda
zijn opgenomen. Ook de samenwerking met het bedrijfsleven is belangrijk voor de aanpak
van de bodemopgaven. Hierop zal later in deze brief in meer detail worden ingegaan.
Vervolgaanpak herstelmaatregelen bodem
Een verontreinigde bodem is niet vitaal, waardoor verschillende gewenste (gebruiks)functies
niet kunnen worden gerealiseerd. Een verontreinigde bodem draagt derhalve niet bij
aan de maatschappelijke opgaven die eerder zijn genoemd. Sinds de jaren ’80 is in
Nederland met succes gewerkt aan de aanpak van bodem- en grondwaterverontreinigingen.
Er zijn veel locaties aangepakt, maar nog steeds ligt er een grote opgave om de kwaliteit
van de Nederlandse bodem te herstellen. Ook heeft de praktijk geleerd dat de aanpak
van bodem- en grondwaterverontreinigingen een lange adem vergt. Overheidsmiddelen
worden beschikbaar gesteld voor de inventarisatie en de aanpak van verontreinigde
locaties als sprake is van verontreinigingen die dateren uit ons industrieel verleden
of als sprake is van bodemverontreiniging waarvoor de veroorzaker of eigenaar onvoldoende
aansprakelijk kan worden gesteld of onvoldoende draagkrachtig is (vangnet). De aanpak
van saneringslocaties, waarvoor de overheid verantwoordelijk is, wordt over het algemeen
uitgevoerd door de bevoegde gezagen van de Wet bodembescherming (Wbb) en in de toekomst
de bevoegde gezagen van de Omgevingswet. Het Rijk ondersteunt de bevoegde gezagen
financieel bij het uitvoeren van deze saneringen en het hiermee samenhangende bodemonderzoek.
In het kader van de bestuurlijke afspraken wordt hiervoor in beginsel € 50,5 miljoen
per jaar beschikbaar gesteld.
Kennisontwikkeling en -deling
Kennis over bodem en ondergrond is essentieel om aan de hiervoor genoemde maatschappelijke
opgaven te werken. Er is hiervoor nieuwe kennis nodig, maar minstens zo belangrijk
is het ervoor te zorgen dat beschikbare kennis aansluit op de praktijk en benut kan
worden in de uitvoering en bij het maken van (lokaal) beleid. Alleen door voldoende
kennis beschikbaar te hebben én te gebruiken kan de bodem hersteld, beschermd en duurzaam
benut worden. Doorwerking van kennisontwikkeling naar de uitvoeringspraktijk is cruciaal
voor de daadwerkelijke realisatie van beleidsdoelen op de maatschappelijke opgaven.
Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken bodem is afgesproken in te zetten op verdere
kennisontwikkeling en kennisdoorwerking. Hierbij ligt de nadruk op het vanuit de regio’s
verder opbouwen van een kennis- en informatiestructuur en een goede interactie tussen
regionale en nationale kennisstructuren. Met deze afspraken wordt ook invulling gegeven
aan de aanbeveling in de beleidsdoorlichting artikel-13 bodem en ondergrond, om met
de komst van de Omgevingswet te werken aan doorwerking van specialistische kennis
bij decentrale overheden.6
Er zijn afgelopen jaren stappen gezet in het verbeteren van de doorwerking van kennis.
Sinds medio 2021 trekt de VNG een programma gericht op versterking van de regionale
kennisinfrastructuur. Zoals toegezegd in het commissiedebat leefomgeving van 9 september
20217 informeer ik u hierbij over dit programma. Er zijn zeven8 regionale pilots gestart. Met deze pilots wordt ervaring opgedaan hoe regionale kennisnetwerken
opgebouwd kunnen worden, op welke wijze ze kunnen functioneren en hoe ze kunnen worden
verankerd. De regionale kennisnetwerken zijn gericht op uitwisseling van die data
en kennis over het bodem- en watersysteem die essentieel zijn om keuzes te maken ten
aanzien van de realisatie van maatschappelijke opgaven binnen die regio. Elke regio
is aan de slag gegaan met de voor hen dominante kennisvraagstukken. Zo richt de pilot
in Friesland zich op de regionale kenniscyclus en de aansluiting met de nationale
kennisinstituten evenals de verbreding van bodem- en ondergrondkennis naar de bredere
welvaartdoelstellingen. Waar een pilot Twente een inhoudelijke focus heeft gekozen
op het leggen van de (kennis)connectie tussen bodem, ondergrond en bodemenergie. Deze
vraagstukken zijn verschillend per regio en het is essentieel dat bestuurders in de
regio kunnen beschikken over de kennis en informatie die nodig is voor lokale en regionale
besluitvorming. In de regio zijn er hechte samenwerkingen tussen provincie, gemeenten
en omgevingsdiensten. Deze netwerken vinden of zoeken aansluiting bij andere regionale
kennispartners, nationale organisaties en kennisinstellingen. Begin 2023 zal dit project
worden geëvalueerd. Daarna kunnen conclusies over verdere voortzetting of uitbouw
van de pilots worden getrokken.
In de bestuurlijke afspraken is ook afgesproken dat een visie en strategie op kennis
en kennisinfrastructuur ontwikkeld zal worden. Hierbij is onder andere aandacht voor
lokale, regionale en landelijke kennisinfrastructuren en de interactie hiertussen.
De visie zal voor 1 juli 2023 opgesteld worden. Op basis van deze visie zullen voor
de periode vanaf 2024 afspraken gemaakt worden over de inzet en omvang van het meerjarig
budget voor kennis, kennisontwikkeling en kennisinfrastructuur.
Voor kennis is in 2023 een bedrag van € 6 miljoen gereserveerd, waarvan € 5 miljoen
voor het opnemen van bodemkwaliteitsgegevens in de Basisregistratie Ondergrond (BRO)
en € 1 miljoen voor kennisontwikkeling en -doorwerking. Op basis van de nieuwe visie
op kennis en kennisinfrastructuur (1 juli 2023) worden voor de periode vanaf 2024
afspraken gemaakt over de omvang van het meerjarig budget voor kennis, kennisontwikkeling
en kennisinfrastructuur.
Inzet van financiële middelen, robuuste uitvoering, evaluatie en monitoring
Er zijn afspraken gemaakt over Rijksmiddelen voor de voortzetting van een robuuste
uitvoering van de bodemtaken9. Hierbij is het voornemen de huidige Rijksbijdrage voor de uitvoering van de wettelijke
taken in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb)10 en het Besluit bodemkwaliteit (Bbk), de zogenaamde apparaatskosten, tot en met 2030
te continueren. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet verschuift het bevoegd
gezag voor een deel van de bodemtaken tussen de Provincies en 323 gemeenten11. Dit zijn grotendeels taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving
(VTH). In de septembercirculaire van het gemeentefonds12 is opgenomen dat de gemeenten middelen krijgen voor de transitiekosten die gemeenten
hebben gemaakt in aanloop naar de invoering van de Omgevingswet. Dit maakt geen onderdeel
uit van de bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond, maar was in het traject van
totstandkoming van de afspraken wel belangrijk voor de VNG. Bij de totstandkoming
van de bestuurlijke afspraken heeft de toekomstige verschuiving van bodemtaken extra
aandacht gekregen om het huidige uitvoeringsniveau te borgen. Ook wordt een monitoring
gestart om inzicht te krijgen in de inzet, opdracht en uitgaven voor de VTH-bodemtaken
en het effect van de verschuiving van bodemtaken op de uitvoering daarvan.
Voor de uitvoering van de bestuurlijke afspraken is een totaalbudget beschikbaar van
€ 69,5 miljoen per jaar op de begroting van IenW (hoofdstuk 12, artikel 13). Afspraken
over het budget zijn onder voorbehoud van het budgetrecht van het parlement. In tabel
1 is een overzicht opgenomen van de indicatieve inzet van dit budget voor de eerste
paar jaar. Periodiek13 wordt de voortgang geëvalueerd en worden nadere afspraken gemaakt over de inzet van
de beschikbare middelen voor bodem en ondergrond, binnen het financiële kader van
de IenW-begroting. Hiervoor worden actuele cijfers en prognoses gebruikt die volgen
uit de monitoring van de voortgang van saneringen en de monitoring van de VTH taken.
Zo kan flexibel ingespeeld worden op urgentie en belang van doelen die in de tijd
kunnen veranderen en wordt gezorgd voor de meest doelmatige inzet van middelen. Voor
een kwaliteit-, efficiëntie- en effectiviteitsimpuls voor de uitvoering en de monitoring
worden in 2023, 2024 en 2025 Rijksmiddelen ter hoogte van € 3 miljoen beschikbaar
gesteld conform de begroting.
Tabel 1: Indicatieve inzet middelen bestuurlijke afspraken voor de eerste paar jaar
Onderwerp
Bedragen
Toelichting
Apparaatskosten
€ 10 mln.
Betreft continueren jaarlijks budget voor apparaatskosten IenW
Herstelmaatregelen bodem
€ 50,5 mln.
Jaarlijks budget t/m 2030. Spoedopgaven (€ 17,5 mln.) en buitenproportionele opgaven
(€ 33 mln.)
Kennisontwikkeling en
– deling
€ 6 mln.
€ 5 mln. voor BRO en € 1 mln. voor kennisontwikkeling en -doorwerking. Betreft budget
voor 2023, daarna meerjarige afspraken o.b.v. te ontwikkelen visie op kennisinfrastructuur.
Impuls voor de uitvoering en monitoring
€ 3 mln.
Budget voor 2023 t/m 2025 voor een kwaliteit-, efficiëntie- en effectiviteits-impuls
en monitoring.
Totaal
€ 69,5 mln.
2. Verdeling bodemsaneringsmiddelen 2021, 2022 en de periode 2023-2030
Met de bodemsaneringsmiddelen worden o.a. bodemonderzoek, bodemsaneringen en nazorg14 op concrete locaties, gebiedsgericht grondwaterbeheer15 en het programmatisch in beeld brengen en aanpakken van bodemverontreiniging gefinancierd.
De gemaakte bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond hebben geen betrekking op de
verdeling van alle bodemsaneringsmiddelen, omdat er ook middelen beschikbaar worden
gesteld die buiten de reikwijdte van de bestuurlijke afspraken vallen. Bijvoorbeeld
voor subsidie voor saneringen van bedrijventerreinen door eigenaren of erfpachters
of voor afspraken die in het verleden met individuele bevoegde gezagen zijn gemaakt.
Hieronder worden de verschillende categorieën van de bodemsaneringsmiddelen behandeld.
Spoedopgaven
In de nieuwe bestuurlijke afspraken bodem is opgenomen dat het Rijk in beginsel jaarlijks
een bedrag van € 17,5 miljoen beschikbaar stelt voor de aanpak van spoedopgaven. De
spoedopgaven komen voort uit de eerdere convenantsafspraken. Hieronder vallen de verontreinigde
locaties met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid, de ecologie of verspreiding
van verontreiniging naar het grondwater in Nederland. Een van de gemaakte afspraken
is dat de aanpak van de spoedopgave zo spoedig mogelijk en zo veel mogelijk voor 2030
wordt afgerond.
Buitenproportionele opgaven
Er is de afgelopen jaren voortgang geboekt met bodemsanering in het algemeen en de
aanpak van de spoedopgave in het bijzonder. Er zijn in het bodem- en grondwaterbeheer
echter ook buitenproportionele opgaven in beeld gekomen. Buitenproportionele opgaven
zijn bodem- of grondwater(kwaliteit)opgaven die veel vragen op het gebied van kennis,
capaciteit en middelen en waarvoor op dit moment bij de bevoegde gezagen Wbb nog niet
voorzien is in voldoende financiële middelen en een adequate aanpak. Het gaat hierbij
om nieuwe verontreinigingen, zoals PFAS, en om de aanpak van diffuse verontreinigingen
met bijvoorbeeld lood. Een diffuse verontreiniging is een verontreiniging die ontstaan
is door een diffuse belasting van de bodem, waardoor deze niet kan worden teruggevoerd
op één of enkele specifieke bronnen, en waarvoor kenmerkend is dat deze zich veelal
voordoet in een groot gebied, met daarbinnen soms relatief grote concentratieverschillen.
De verwachting is dat er ook in de komende jaren nog bodemopgaven zijn die om aandacht
en financiële middelen vragen. In de tussenjaren 2021 en 2022 is de reikwijdte van
de buitenproportionele opgaven gericht geweest op de aanpak van diffuus verspreid
lood, PFAS en in 2021 ook op andere niet genormeerde stoffen dan PFAS.
Om de bevoegde gezagen te ondersteunen bij de aanpak van de buitenproportionele opgaven
wordt de komende jaren jaarlijks in beginsel € 33 miljoen beschikbaar gesteld. Dit
bedrag wordt beschikbaar gesteld via een specifieke uitkeringsregeling16. De middelen zijn beschikbaar voor bodem(sanerings)opgaven die gecoördineerd aangepakt
moeten worden (bijvoorbeeld de PFAS-aandachtslocaties) en andere lokale ernstige verontreinigingssituaties.
De komende jaren wordt samen met de decentrale overheden een afweging gemaakt wordt
over de inzet van het budget voor buitenproportionele opgaven.
Oude afspraken
Naast de spoedopgaven en de buitenproportionele opgaven wordt ook jaarlijks gemiddeld
€ 21 miljoen beschikbaar gesteld voor «oude afspraken». Dit bedrag fluctueert. De
oude afspraken vallen buiten de reikwijdte van de nieuwe bestuurlijke afspraken Bodem
en ondergrond. Binnen de oude afspraken vallen bijvoorbeeld saneringslocaties waarover
in het verleden afspraken zijn gemaakt tussen het Rijk en een decentrale overheid
wat betreft de financiering van de aanpak. Daarnaast betreffen de oude afspraken de
kosten voor de afbouw van nazorg van gesaneerde locaties met restverontreiniging,
of de aanpak van onvoorziene risico’s op een bodemsaneringslocatie.
Besluit en Regeling financiële bepalingen bodemsanering (bedrijvenregeling)
De afspraken met het bedrijfsleven vallen buiten de reikwijdte van de bestuurlijke
afspraken Bodem en ondergrond, maar worden hier wel behandeld omdat deze bijdragen
aan de realisatie van de aanpak van de spoedopgave. In het Convenant bodemsanering
in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen van 11 juni 2001 hebben Rijk, IPO
en VNG met VNO-NCW en MKB-Nederland afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in het
Besluit financiële bepalingen bodemsanering en in de Regeling financiële bepalingen
bodemsanering 2005 (bedrijvenregeling). In het kader van het Convenant Bodem en Bedrijfsleven
2015 hebben de overheid en het bedrijfsleven zich (onder meer) gezamenlijk gecommitteerd
aan het afronden van de aanpak van spoedeisende locaties op bedrijfsterreinen. De
bedrijvenregeling is opgesteld voor alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging
die ontstaan zijn vóór 1975. Eigenaren en erfpachters van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen
hadden tot 1 januari 2008 de gelegenheid om zich voor de bedrijvenregeling aan te
melden. Er zijn 9.877 aanmeldingen gedaan. Bedrijven die zich hebben aangemeld, hebben
tot 1 januari 2025 de tijd om aan te geven dat ze ook daadwerkelijk gebruik gaan maken
van de bedrijvenregeling door voor 1 januari 2025 een aanvraag tot subsidieverlening
in te dienen bij het bevoegd gezag Wbb17. Doelstelling is om voor 2030 de saneringen te hebben afgerond. Voor de bedrijvenregeling
is jaarlijks gemiddeld € 10 miljoen gereserveerd18.
Het Besluit financiële bepalingen bodemsanering en de Regeling financiële bepalingen
bodemsanering 2005 worden momenteel geëvalueerd. Het Besluit en de Regeling zijn in
2015 voor het laatst geëvalueerd en onder andere op basis van de uitkomsten aangepast.
Het aangepaste besluit is medio 2017 in werking getreden. Op grond van de Algemene
wet bestuursrecht was de rapportage van de eerstvolgende evaluatie medio 2022 voorzien.
Op dit moment wordt het onderzoek echter nog uitgevoerd. Het evaluatierapport zal
begin 2023 aan uw Kamer worden aangeboden.
Overzicht verdeling middelen voor de aanpak van bodemverontreiniging
In 2021 en 2022 zijn respectievelijk € 69,8 miljoen en € 87,3 miljoen vanuit de begroting
van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat uitgekeerd aan de decentrale overheden
voor de aanpak van bodemverontreiniging (o.a. onderzoek en saneringen). In beginsel
is voor de periode tot en met 2030 jaarlijks € 71,5 miljoen beschikbaar voor de decentrale
overheden. Hiervan valt € 50,5 miljoen voor de aanpak van de spoedopgaven en de buitenproportionele
opgaven (herstelmaatregelen bodem) binnen de reikwijdte van de bestuurlijke afspraken
Bodem en ondergrond en valt (gemiddeld) € 21 miljoen voor de oude afspraken daarbuiten.
Daarnaast is buiten de scope van de bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond gemiddeld
€ 10 miljoen gereserveerd voor de stimulering van bodemsanering door bedrijven. Een
overzicht van de middelen voor de aanpak van bodemverontreiniging is opgenomen in
tabel 2 op de volgende pagina.
Tabel 2: middelen voor de aanpak van bodemverontreiniging
2021
2022
Jaarlijks gereserveerd
periode t/m 2030
Decentrale overheden
€ 69,8 miljoen
€ 87,3 miljoen1
€ 71,5 miljoen2
Bedrijven
€ 3.9 miljoen
€ 7,7 miljoen
€ 10 miljoen
X Noot
1
prognose op basis cijfers en voorlopige beoordelingen aanvragen t/m 16 november 2022.
De bedragen in tabel 2 kunnen fluctueren. Ze betreffen de kosten die onder andere
samenhangen met bodemsanerings- en -onderzoeksprojecten. De bedragen overlappen gedeeltelijk
met de bedragen uit tabel 1 over de middelen voor de bestuurlijke afspraken. In tabel
1 zijn echter ook de middelen voor apparaatskosten, kennisontwikkeling en -deling
en een kwaliteitsimpuls opgenomen. De in tabel 2 opgenomen middelen voor de oude afspraken
en bedrijven zijn weer niet in tabel 1 opgenomen, omdat deze buiten de reikwijdte
van de bestuurlijke afspraken vallen.
3. Toekomstgericht bodemsaneringsbeleid
Zoals eerder in deze brief is aangegeven hebben de afgelopen jaren hebben veel ontwikkelingen
plaatsgevonden op het gebied van bodemsanering. Er zijn grote stappen gemaakt in het
aanpakken van bodemverontreiniging, maar er moet ook nog veel gebeuren. Daarnaast
hebben zich ook nieuwe opgaven zoals de aanpak van bodemverontreiniging met PFAS aangediend.
In dit kader wordt op dit moment gewerkt aan het opnemen van een lange termijnvisie
met betrekking tot bodemherstelbeleid in het Nationaal Milieuprogramma (NMP). Ook
zijn er beleidsontwikkelingen die samenhangen met bodemsanering, zoals de Europese
bodemstrategie, EU richtlijn bodemgezondheid en Water en Bodem sturend. Het voornemen
is om de komende tijd te zorgen voor een goede aansluiting tussen het bodemsaneringsbeleid
en deze ontwikkelingen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat