Brief regering : Verslag Raad voor Concurrentievermogen 1-2 december 2022
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 570
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2022
Op 1–2 december vond de Raad voor Concurrentievermogen plaats over de onderdelen interne
markt en industrie; onderzoek en innovatie; en ruimtevaart. Met deze brief stuur ik
u het verslag van de Raad, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Verslag Raad voor Concurrentievermogen 1–2 december 2022
De Raad voor Concurrentievermogen op 1 december stond in het teken van het onderdeel
interne markt en industrie.
EU Chips Act
Algemene oriëntatie
De Raad stemde unaniem in met een algemene oriëntatie voor de EU Chips Act. Het voorzitterschap
benadrukte het belang van de EU Chips Act voor versterking van het Europese ecosysteem
voor halfgeleiders. Volgens het voorzitterschap is de EU Chips Act het belangrijkste
en meest symbolische initiatief in het kader van open strategische autonomie. De Raad
heeft significante wijzigingen aangebracht in het Commissievoorstel, waaronder de
definitie van first of a kind-faciliteiten, de formulering van de algemene en operationele doelstellingen, verduidelijking
van de vormgeving van de rechtsfiguur European Chips Infrastructure Consortium (ECIC), aanpassing van de reikwijdte van het crisismechanisme, verduidelijking en
inperking van crisisinstrumenten en de financiering van de Chips Act. Ten aanzien
van de financiering presenteerde het voorzitterschap een verklaring waarin de Raad
een oproep doet aan de Commissie om een oplossing te vinden voor de financiering van
het openstaande budget van 400 miljoen euro. Dit is belangrijk om het ambitieniveau
te behouden.
Commissaris Breton onderstreepte dat de EU Chips Act essentieel is voor de weerbaarheid
van de EU en de eerste hoeksteen van het Europese industriebeleid. Hij lichtte toe
dat halfgeleiders essentiële componenten zijn in alle waardeketens van de Europese
industrie. Met name de meest technologisch geavanceerde halfgeleiders zijn belangrijk
voor de EU. Ook refereerde Breton naar maatregelen van derde landen om hun weerbaarheid
te versterken, zoals de Verenigde Staten met de Inflation Reduction Act. Breton stelde dat de noodzaak voor investeringen een direct gevolg is van de huidige
geopolitieke context. Hij benoemde ook het signaal dat de Chips Act afgeeft voor private
investeringen. Ook verwees hij naar verschillende projecten die het volume van halfgeleiders
hebben vergroot in de EU, waaronder de IPCEI Micro-elektronica en Global Foundry ST
Micro. Breton gaf aan dat de Raadspositie in lijn is met de Commissiepositie en riep
op tot snelle voortgang in de onderhandelingen.
Nederland kon instemmen met de algemene oriëntatie. In algemene zin wees Nederland
op de noodzaak om de weerbaarheid van de Europese industrie te versterken in de huidige
context van hoge energieprijzen, protectionistische maatregelen en ongewenste strategische
afhankelijkheden. In dat kader vindt Nederland de EU Chips Act een goed voorbeeld
is van gerichte versterking van weerbaarheid door te investeren in Europees technologisch
leiderschap en strategische afhankelijkheden aan te pakken in een strategisch ecosysteem.
Dit draagt bij aan een sterk ecosysteem dat ten goede komt aan de gehele EU. Nederland
benadrukte ook het belang van internationale samenwerking en betrokkenheid van de
industrie. Ten aanzien van het openstaande budget van 400 miljoen euro steunde Nederland
de verklaring van de Raad. Tot slot heeft Nederland zorgen geuit over de effecten
van het crisisinstrument op het EU vestigingsklimaat. Nederland heeft gepleit voor
behoud van de waarborgen die de Raad heeft toegevoegd aan het Commissievoorstel in
de onderhandelingen met het Europees Parlement, waaronder de focus op kritieke sectoren.
Lidstaten stemden unaniem in met de algemene oriëntatie. De noodzaak voor versterking
van de weerbaarheid van de Europese industrie werd breed onderstreept. Lidstaten spraken
brede steun uit voor de verklaring van de Raad ten aanzien van de financiering. Ook
was er veel steun voor de definitie van first of kind-faciliteiten. Een groot aantal lidstaten was voorstander van de reikwijdte van kritieke
sectoren. Een klein aantal lidstaten pleitte er voor om de automotive-sector ook op
te nemen in de reikwijdte. Enkele lidstaten vroegen aandacht voor het belang van pan-Europese
samenwerking en spillover-effecten van investeringen in de EU Chips Act voor alle
lidstaten. Daarnaast wezen lidstaten op het belang van verdere ontwikkeling van onderzoeks-
en innovatiecapaciteit en vaardigheden. Ten aanzien van de derde pilaar onderstreepten
lidstaten het belang van voorspelbaarheid en transparantie, om te voorkomen dat crisismaatregelen
het vestigingsklimaat onder druk zetten. Ook moet fragmentatie en overlap met andere
crisismechanismes worden voorkomen.
Richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence
Algemene oriëntatie
De Raad stemde in met een algemene oriëntatie over de richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence. Commissaris Reynders benadrukte dat deze richtlijn een belangrijk onderdeel is van
de groene transitie en dat de EU met deze wetgeving het eerste blok is dat wettelijke
standaarden zet voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO).
Het Tsjechische voorzitterschap merkte de algemene oriëntatie aan als één van zijn
prioriteiten. In aanloop naar de Raad heeft het voorzitterschap voorgesteld om de
toepassing van de verplichtingen op klantrelaties van financiële instellingen optioneel
te maken voor de lidstaten. Een aantal lidstaten waren kritisch over deze aanpassing,
waaronder Nederland. Naar aanleiding van een verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking een brief gestuurd over de uitkomst van de onderhandelingen
in de Raad1. Deze brief beschrijft hoe de uitkomst zich verhoudt tot de Nederlandse inzet. Tot
slot een correctie op het Schriftelijke Overleg Raad voor Concurrentievermogen van
1 en 2 december 20222. Hierin was op een vraag van de D66-fractie over het ongelijke speelveld voor mkb’ers
abusievelijk een verkeerde motie van het lid Rahimi aangehaald. De correcte motie
is Graus en Rahimi3 van 23 november jl. met betrekking tot het voorkomen van disproportionele regeldruk
en onnodige nationale koppen en een mkb-toets voor regelgeving.
Verordening geografische benaming ambachtelijke en industriële producten
Algemene oriëntatie
De Raad stemde in met een algemene oriëntatie over de verordening geografische benaming
van ambachtelijke en industriële producten. Commissaris Breton stelde dat de verordening
belangrijk is voor de industrie. Het moet bescherming bieden aan geografische benamingen
van producten in aanvulling op reeds bestaande bescherming van landbouwproducten.
Het beschermingsregime moet daarmee voordelen bieden voor producenten en consumenten.
Het voorzitterschap onderstreepte dat het voorstel bijdraagt aan het stimuleren van
vaardigheden en werkgelegenheid, onder andere in de toerismesector. Het voorzitterschap
lichtte toe dat de onderhandelingen hoofdzakelijk gefocust waren op 1. De reikwijdte
van het beschermingsregime, 2. De registratie van geografische benamingen en de mogelijkheid
van opt-out voor lidstaten in de nationale registratiefase, 3. De relatie tussen geografische
benamingen en andere beschermingsregimes, 4. Controlesystemen, 5. Vergoedingen en
6. de bescherming van geografische benamingen in relatie tot domeinnamen.
Lidstaten spraken brede steun uit voor de algemene oriëntatie, die werd gezien als
een delicate balans tussen bescherming enerzijds en administratieve lasten anderzijds.
Lidstaten verwelkomden het nieuwe beschermingsregime, dat huidige nationale beschermingsregimes
moet vervangen en daarmee bijdraagt aan harmonisatie en kostenverlaging. Lidstaten
wezen op het belang van het nieuwe systeem voor productkwaliteit, transparantie, betere
informatievoorziening en bescherming van consumenten en het mkb. Een aantal lidstaten
onderstreepte dat het voorstel belangrijk is voor het stimuleren van regionale economieën
en bescherming van cultureel erfgoed. Lidstaten wezen op het belang van consistentie
tussen deze verordening en het Lissabon-systeem. Enkele lidstaten uitten zorgen over
de administratieve lasten, onder andere in relatie tot verplichtingen voor handhaving
en controle. Dit werd meegegeven als aandachtspunt voor de onderhandelingen met het
Europees Parlement.
Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument in de groene transitie
Voortgangsrapport
De Raad nam kennis van het voortgangsrapport van het voorzitterschap over de herziene
richtlijnen voor een grotere rol voor de consument in de groene transitie. Het voorstel
moet consumenten beschermen tegen greenwashing, door de informatievoorziening over
hergebruik en repareerbaarheid van producten te verbeteren. Het voorzitterschap constateerde
dat er voortgang is geboekt op technisch niveau.
Commissaris Reynders verwelkomde het rapport en benadrukte dat ambitieuze voortgang
belangrijk is om de bijdrage van consumenten aan de groene transitie te vergroten.
Volgens Reynders biedt de huidige wetgeving onvoldoende informatievoorziening voor
consumenten. Tegelijkertijd waarschuwde Reynders voor een overvloed aan informatie.
Enkele lidstaten verwelkomden het voortgangsrapport. Zij spraken steun uit voor het
verbeteren van duurzaam consumentenbeleid. Een aantal lidstaten vroeg aandacht voor
verduidelijking van commerciële garanties en de verplichtingen.
Herziening Ecodesign richtlijn
Voortgangsrapport
De Raad nam kennis van het voortgangsrapport van het voorzitterschap over de Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR)4. Het voorzitterschap lichtte toe dat er twee beleidsdebatten hebben plaatsgevonden
tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 29 september jl.5 en de Milieuraad van 24 oktober jl.6 over de ESPR. Het Voorzitterschap kondigde aan medio december een compromistekst
te publiceren.
Commissaris Breton gaf aan tevreden te zijn met de voortgang van de onderhandelingen
en verwelkomde de voortgangsrapportage. Breton benadrukte dat er binnen de ESPR samenhang
moet zijn met bestaande wetgeving betreffende etikettering en dat er rekening gehouden
moet worden met de administratieve lasten voor bedrijven. Tevens benadrukte de Commissie
wederom het belang van het Digitale Product Paspoort (DPP) binnen het ESPR voorstel.
Zij draagt er zorg voor dat gegevensbescherming wordt geborgd in het DPP. Breton gaf
aan dat lidstaten nauw worden betrokken bij het vaststellen van standaarden en Ecodesign-eisen.
De Commissie zal op termijn een workshop organiseren over de ESPR met belanghebbenden,
waaronder lidstaten.
Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, verwelkomden de voortgangsrapportage
en benadrukten hun tevredenheid met de voortgang tot nu toe. Ze onderstreepten het
belang van ESPR voor de transitie naar de circulaire economie. Diverse lidstaten,
waaronder Nederland, onderstreepten het belang van een goede samenhang tussen diverse
wetgeving, evenals het voorkomen van eventuele overlap. Enkele lidstaten spraken hun
zorgen uit over de toenemende druk op nationale overheden, markttoezichthouders en
douane autoriteiten die de ESPR, door uitbreiding van het aantal producten dat gereguleerd
wordt, met zich meebrengt. Lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat de ESPR
niet tot disproportionele administratieve lasten voor het mkb moet leiden en moet
bijdragen aan een gelijk speelveld op de interne markt. Ook benadrukte een groot gedeelte
van de lidstaten, waaronder Nederland, het belang van een effectief DPP. In dit kader
benadrukte Nederland de voordelen van DPP, met name op het gebied van versterkte transparantie
en verbeterde controlemogelijkheden voor marktautoriteiten. Tot slot heeft een groep
lidstaten, waaronder Nederland, wederom onderstreept dat de Kaderverordening ESPR
een verbod moet bevatten op het vernietigen van onverkochte consumentenproducten.
Raadsconclusies Europese Agenda voor Toerisme in 2030
De Raad nam conclusies aan over de Europese Agenda voor Toerisme in 2030. Het voorzitterschap
lichtte toe dat de conclusies gericht zijn op de digitale en groene transities en
weerbaarheid van het toerisme-ecosysteem. Commissaris Breton benadrukte dat het toerisme-ecosysteem
één van de veertien strategische industriële ecosystemen is. Hij vroeg aandacht voor
de impact van de pandemie op het ecosysteem. Een Europese agenda moet bijdragen aan
het herstel van het ecosysteem. Breton gaf aan dat een dataruimte hiervoor van belang
is.
Lidstaten verwelkomden de conclusies. Zij benadrukten het belang van de agenda voor
het economisch herstel van de toerismesector. Lidstaten riepen op om de activiteiten
te monitoren en deze te verweven in de nationale beleidsagenda’s. Daarnaast was er
aandacht voor de ontwikkeling van vaardigheden om de transities in het ecosysteem
te ondersteunen. Een aantal lidstaten vroeg aandacht voor goede betrokkenheid van
verschillende stakeholders, waaronder het mkb.
Diversenpunten
Commissaris Breton presenteerde het rapport over de Single Market Enforcement Taskforce (SMET). Hij benadrukte het belang van de interne markt en de noodzaak om barrières
te verminderen. Breton verwees specifiek naar barrières in relatie tot de groene transitie.
Ook onderstreepte Breton het belang van erkenning beroepskwalificaties en de mobiliteit
van vaardigheden. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, hebben steun uitgesproken
voor de SMET en het gepresenteerde werk in het rapport. Zij benadrukten het belang
van de interne markt als basis van de EU. Ook vonden zij het dertigjarig bestaan van
de interne markt een goed moment voor reflectie. Een aantal lidstaten benadrukten
dat er meer aandacht moet zijn voor het mkb en de transities. Daarnaast riepen zij
op om de input van stakeholders en het bedrijfsleven meer mee te nemen. Nederland
stelde voor dat het volgende SMET-rapport nog meer toekomstgericht is en concrete
vervolgacties bevat. Daarnaast heeft Nederland onderstreept dat politiek eigenaarschap
belangrijk is voor het werk van de SMET. Nederland pleitte in dat kader voor een inhoudelijke
bespreking van het SMET-rapport op de Raad voor Concurrentievermogen. Dit werd verwelkomd
door de Commissie, een groot aantal lidstaten en het voorzitterschap. Het voorzitterschap
concludeerde dat de SMET van groot belang is bij het aanpakken van barrières op de
interne markt.
Oostenrijk presenteerde een non-paper over het opzetten van een nieuw forum voor Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s). Dit paper is medeondertekend door Nederland, Duitsland, Frankrijk, Griekenland,
Portugal, Roemenië en Slowakije. Het nieuwe forum moet IPCEI’s strategischer en effectiever
maken, doordat lidstaten gezamenlijk prioriteiten bepalen voor de inzet van IPCEI’s.
Lidstaten onderstreepten het belang van IPCEI’s voor de strategische doelen van de
EU. Er was brede steun voor het opzetten van een nieuw forum, omdat dit volgens een
aantal bijdraagt aan meer transparantie en inclusiviteit. Dit moet Commissaris Breton
verwelkomde het initiatief en benadrukte dat IPCEI’s steeds belangrijker worden in
de versterking van strategische waardeketens. Ook nam Breton kennis van de oproep
van lidstaten om het proces voor IPCEI’s te versimpelen en te versnellen.
Breton gaf een korte presentatie over het rapport van het SME Envoy Network. Breton lichtte toe dat in 2022 de focus van het netwerk lag op sancties en energie.
Daarnaast blijft het netwerk werken aan de implementatie van het SME Relief Package. De Raad verwelkomde het rapport en benadrukte de belangrijke rol van het netwerk.
Het inkomende Zweedse voorzitterschap presenteerde op hoofdlijnen het werkprogramma.
Dit programma staat in het teken van 1. Veiligheid, 2. Groene transitie, met specifieke
aandacht voor verduurzaming en versterking van de industrie, 3. Interne markt, met
specifieke aandacht voor diensten, innovatie, handel, mededinging en versterking van
het regelgevend kader, 4. Rule of Law. Zweden organiseert een interne markt-forum op 2 mei 2023. De informele Raad vindt
plaats op 6 en 7 februari 2023. De formele Raden vinden plaats 2 maart en 22 mei 2023.
Onderzoek en innovatie
Dit deel van het verslag is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad. De Raad sprak op
2 december over het onderdeel onderzoek en innovatie.
Onderzoeksinfrastructuren
Aanname Raadsconclusies
De Raad stemde in met de Raadsconclusies over onderzoeksinfrastructuren.
Het Tsjechisch Voorzitterschap gaf aan dat zij onderzoeksinfrastructuren als een van
de succesverhalen van de Europese Onderzoeksruimte (ERA7) beschouwt. Deze infrastructuren faciliteren de toegang tot -en daarmee het delen
van- wetenschappelijke data en informatie, en zijn daardoor platforms voor het aantrekken
van onderzoekstalent. De Commissie benadrukte de belangrijke rol van onderzoeksinfrastructuren
voor onderzoek en innovatie. Zij geeft echter aan dat het landschap van onderzoeksinfrastructuren
nog te gefragmenteerd is en dat een meer samenhangend ecosysteem nodig is. Dit zou
ook ten goed komen aan de groene en digitale transities. Deze Raadsconclusies dragen
hieraan bij. Ze dragen ook bij aan het maximaliseren van investeringen in excellente
wetenschap en innovatie op nationaal, regionaal en EU-niveau en het creëren van synergiëen
daartussen. Een aantal lidstaten benadrukt het belang van een gezamenlijke aanpak
voor deze onderzoeksinfrastructuren.
Nieuwe Europese Innovatie Agenda
Aanname Raadsconclusies
De Raad stemde in met de Raadsconclusies over de Nieuwe Europese Innovatie Agenda
(NEIA).
Deze bouwen voort op de Commissiemededeling van juli jl. en hebben als doel EU innovatiebeleid
te versterken en daarmee bij te dragen aan het herstel, de groene en digitale transities
en de technologische soevereiniteit van de EU. Die ambitie is in het licht van de
geopolitieke ontwikkelingen van nog groter belang. De Commissie erkende het belang
van alle types van innovatie voor de Unie, ook sociale innovatie. Daarnaast gaf de
Commissie aan dat er gewerkt wordt aan de implementatie van de 25 acties uit de NEIA,
zoals een initiatief voor het aantrekken van talent op het gebied van deeptech, regional innovation valleys en innovatief aanbesteden. Verder riep de Commissie de lidstaten op om ook activiteiten
op nationaal niveau te ontwikkelen om de NEIA te ondersteunen.
Leidende principes op kennisvalorisatie
Aanname Raadsaanbeveling
De Raad nam de Raadsaanbeveling aan over leidende beginselen op kennisvalorisatie.
Het voorzitterschap gaf aan dat actualisatie van de Raadsaanbeveling uit 2008 nodig
was vanwege het inmiddels veranderende onderzoek- en innovatielandschap. Deze nieuwe
Raadsaanbeveling is dan ook breder dan eerder. Het richt zich op het hele ecosysteem
en gaat onder andere in op valorisatie in onderzoek en innovatie, vaardigheden, capaciteiten
en stimulansen. De Commissie kondigde aan voornemens te zijn een ronde langs de lidstaten
te organiseren om deze Raadsaanbeveling verder onder de aandacht te brengen bij het
veld. Nederland benadrukte het belang van valorisatie, met open science als randvoorwaarde, om kennis te benutten voor maatschappelijke en economische impact.
Zo kan de maatschappij profiteren van deze opgedane kennis.
Wetenschap als instrument om het beleidsproces te ondersteunen in de lidstaten
Beleidsdebat
De Raad debatteerde over het gebruik van wetenschap als instrument om het beleidsproces
in de lidstaten te ondersteunen. Het Voorzitterschap beschouwt dit als een belangrijk
thema en stelt dat de wetenschap het vertrouwen van de burgers verdient. De pandemie
heeft laten zien dat er verschillen bestaan tussen de lidstaten en de manier waarop
zij wetenschappelijke kennis en advies inzetten. Het Voorzitterschap ziet hierbij
ook een rol voor de Joint Research Centre van de Commissie. De Commissie gaf aan dat er op dit gebied nog meer gedaan moet
worden aan coördinatie en samenwerking in structuren binnen overheidsorganisaties
en de mobilisatie van wetenschappelijke kennis en de belangrijkste actoren hierbinnen.
Het gaat hierbij ook om het ondersteunen van wetenschappers in het ontwikkelen van
relevante competenties te ontwikkelen in deze context. Daarnaast dient integriteit
en wetenschappelijke onafhankelijkheid geborgd te worden. De Commissie wil beter begrijpen
wat de lidstaten zouden willen en kunnen doen om wetenschappelijke gegevens beter
te gebruiken bij het ontwikkelen van beleid en daarnaast onderzoeken wat de Commissie
zelf kan doen. De Commissie gaf aan dat zij hun adviserende forum (EU science advisory forum) wil versterken en open wil stellen voor nieuwe actoren. Ook stelt zij de Commissiediensten
beschikbaar om de lidstaten te ondersteunen op het vlak van wetenschap te benutten
voor beleid.
Een aantal lidstaten benoemde dat er een afweging plaats moet vinden tussen de onafhankelijke
wetenschap aan de ene kant en de politieke context waarin wetenschap een rol kan spelen
aan de andere kant, maar ook dat wetenschap veel meer inspraak zou moeten krijgen
waar het gaat om grote beleidsuitdagingen. Daarvoor is een stevige wetenschappelijke
basis nodig, evenals goede communicatiemogelijkheden.
Andere elementen die opkwamen in het debat gingen in op het grensoverschrijdende (zowel
geografisch als qua domein) karakter van de uitdagingen die onze samenleving op dit
moment heeft en het belang van het betrekken van de burgers. Terugkerende elementen
in het debat waren open science, transparantie en participatie van burgers.
Nederland benadrukte, net als verschillende andere lidstaten, het belang van het gebruik
van wetenschap ter ondersteuning van het beleid. De lidstaten, waaronder Nederland,
gaven eveneens aan hier lopende nationale initiatieven op te hebben ontwikkeld en
met de Commissie en andere lidstaten verder informatie en best practices uit te willen
wisselen. Nederland ging daarnaast specifiek in op hoe belangrijk de verstrekking
van correcte informatie en het vertrouwen in de wetenschap is. Nederland riep op tot
een gecoördineerde aanpak voor nodig op nationaal en EU-niveau, waarbij de rol van
wetenschap in de verschillende beleidsvelden beter verbonden zou kunnen worden.
Diversenpunten
De Commissie kondigde de lancering van de publieke consultatie aan over de verschillende
Horizon programma’s tussen 2014–2027 om inbreng van het veld en de burger te verzamelen
en riep de lidstaten op hier nationaal aandacht aan te geven.
Verder noemde de Commissie de start van een nieuwe Kennis en Innovatie Gemeenschap
over Cultuur en Creativiteit onder het Europese Technologie en Innovatie Instituut
(EIT), een belangrijk onderwerp voor Europa. Deze nieuwe Gemeenschap kan EIT Cultuur
en Creativiteit en Horizon Europe verbinden.
De Spaanse delegatie vroeg aandacht voor het Partnership for Research and Innovation in the Mediterranean Area (PRIMA) en de voortzetting van dit partnerschap na 2024, vanwege de onderzoeks- en
innovatie samenwerking in de regio en vanwege geopolitieke redenen, ook in de context
van klimaatverandering. Zij nodigde, nog niet betrokken, lidstaten uit om ook deel
te nemen. Verschillende lidstaten in de mediterrane regio die momenteel al bij PRIMA
betrokken zijn steunden dit. De Commissie gaf aan de intentie te hebben dit partnerschap
voort te zetten.
Als laatste gaf het inkomend Zweeds Voorzitterschap een toelichting op de prioriteiten
voor het komend halfjaar. In de context van onderzoek en innovatie gaat het hierbij
om open access/open science, het voortbouwen op de raadsconclusies onderzoeksinfrastructuren
en een amendering op de verordening voor gemeenschappelijke ondernemingen (publiek-private
partnerschappen onder Horizon Europe) voor de creatie van de Chips Joint Undertaking in het kader van de EU Chips Act.
Ruimtevaart
Exploitatie van EU ruimtevaartdata
Beleidsdebat
Tijdens het beleidsdebat werd gesproken over het belang en gebruik van EU ruimtevaartdata.
Het Tsjechische voorzitterschap stelde dat de waarde van ruimtevaart wordt bepaald
door de data die het produceert. Het volledig benutten van het potentieel van EU ruimtevaartdata
blijft echter een uitdaging. Daarom moet er een strategie komen voor de verdere ontwikkeling
van de zogeheten downstream-sector, waarbij het gebruik van EU ruimtevaartdata centraal staat.
Directeur-Generaal Timo Pesonen van de Europese Commissie noemde data het hart van
de digitale transformatie en benadrukte de centrale rol voor EU ruimtevaartdata. Hij
stelde dat Europa moet inzetten op 1) het aanhaken van nieuwe gebruikers uit andere
industriële ecosystemen, 2) betere diensten voor huidige en toekomstige gebruikers,
en 3) Europees en nationaal beleid dat gebruik maakt van ruimtevaartdata en regelgevende
barrières wegneemt.
Alle lidstaten onderschreven het belang van EU ruimtevaartdata en de noodzaak het
gebruik ervan te verbeteren. Veel lidstaten benoemden de bijdragen van EU ruimtevaartdata
aan klimaatuitdagingen en de digitale transitie. Er was brede steun voor het wegnemen
van barrières voor markttoegang, vooral voor het mkb, en voor het faciliteren van
een snelle ontwikkeling in de downstream-sector. Verschillende lidstaten pleitten voor een centrale rol voor het Europees
Agentschap voor het Ruimtevaartprogramma (EUSPA) om meer bewustwording te creëren
en gebruik te bevorderen. Een Europese strategie voor de ontwikkeling van de downstream-sector moet hieraan bijdragen. Deze wordt naar verwachting eind 2023 uitgebracht.
Ook Nederland heeft het belang onderstreept van EU ruimtevaartdata voor de aanpak
van klimaatuitdagingen en de digitale transitie. Nederland heeft drie voorbeelden
gepresenteerd waarmee Nederland het gebruik van EU ruimtevaartdata bevordert. Met
het satellietdataportaal stelt Nederland gratis satellietdata beschikbaar. Daarnaast
financiert Nederland het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW), wat wereldwijd 4 miljoen kleinschalige voedselproducenten voorziet van informatiediensten.
Nederland heeft gepleit voor meer publieke investeringen om dit soort projecten op
te schalen. Tot slot haalde Nederland het Europese Space Surveillance and Tracking (EU SST) partnerschap aan als voorbeeld van civiel-militaire samenwerking wat het
gebruik van ruimtevaartdata bevordert en onze open strategische autonomie versterkt.
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat