Brief regering : Beleidsreactie op de beleidsverkenning biociden
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 603
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2022
Hierbij bied ik u de beleidsreactie op de beleidsverkenning biociden1 aan. Deze reactie heb ik toegezegd in mijn brief van 8 juli jl. en richt zich op
het eindrapport. De «beleidsverkenning biociden» is een vervolg op de Fact Finding missie van de Europese Commissie in 20182, om een vollediger beeld te krijgen van de knelpunten en oplossingsrichtingen voor
het verder ontwikkelen van het biocidebeleid. Dit draagt bij aan mijn ambities voor
het realiseren van de EU ambities voor een «non-toxic environment» en duurzame chemische
stoffen.
Biocidenstelsel
De Europese biocidenverordening (BPR) heeft als doel het vrije verkeer van biociden
binnen de Unie te verbeteren en tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van
zowel de gezondheid van mens en dier als het milieu te waarborgen. Hiertoe worden
eerst de werkzame stoffen Europees beoordeeld en goedgekeurd of afgewezen. In een
tweede beoordelingsstap worden aanvragen voor het op de markt toelaten van middelen
(werkzame stof met hulpstoffen) beoordeeld op veiligheid voor gezondheid en milieu.
Zo’n toelating kan nationaal of voor de gehele EU (Unie-toelating) worden aangevraagd.
In de Wet Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden is vastgelegd dat het College voor
de toelating van gewasbeschermingsmiddelen biociden (Ctgb) de bevoegde organisatie
voor deze beoordelingen in Nederland is. Het Ctgb bepaalt zelfstandig welke biociden
toelaatbaar geacht worden en stelt de gebruiksvoorwaarden op.
Naast het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn ook andere ministeries
vanuit hun rol betrokken bij het biocidenbeleid zoals het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW) aangaande arbeidsomstandigheden, het Ministerie van Volksgezondheid
Welzijn en Sport (VWS) voor volksgezondheid en de bestrijding van infectieziekten,
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor gebruik van biociden
in de landbouw en effecten op natuur, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
voor adequate bescherming van culturele objecten en het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voor het gebruik van biociden in de bebouwde omgeving.
In dit stelsel wordt daarnaast samengewerkt door uitvoerende organisaties (Ctgb),
kennisinstituten (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu – RIVM), inspecties
(Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA); Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) en overige toezichthouders) alsook private partijen.
Ik zet mij als systeemverantwoordelijke in voor een goed werkend stelsel dat in Nederland
een veilig en adequaat maatregelenpakket biedt voor de beheersing van negatieve effecten
veroorzaakt door ongewenste organismen. Er wordt ingezet op het terugdringen van risico’s
van toegepaste biociden via preventieve maatregelen, juist gebruik van biociden, innovatie
en indien nodig uitfasering. Hierbij wordt oog gehouden op het publiek belang dat
een biocide dient3 tegenover de risico’s voor mens, dier en milieu.
Bevindingen van de beleidsverkenning
Het rapport geeft in een «overstijgende analyse» van de door markt- en overheidspartijen
aangedragen knelpunten en oplossingsrichtingen aan dat er een breed gedragen wens
is om het biocidenbeleid te verbeteren. De knelpunten en oplossingsrichtingen vragen
om een programmatische aanpak met focus en prioriteiten voor de korte en lange termijn.
Daarbij wordt gevraagd om een «assertieve opstelling in Europese gremia en het aangaan van coalities met gelijkgezinde
lidstaten». Tot slot is er behoefte aan meer samenwerking en regie.
De beleidsverkenning onderscheidt oplossingsrichtingen die door meerdere partijen
wenselijk en/ of haalbaar zijn geacht voor drie terreinen:
• Oplossingsrichtingen voor overheidsknelpunten
• Oplossingsrichtingen voor knelpunten bij ontwikkeling en op de markt brengen van biociden
• Oplossingsrichtingen voor knelpunten bij handel in en toepassing van biociden
Voor deze terreinen geeft het rapport in de samenvatting een overzicht met 17 oplossingsrichtingen.
Deze zijn opgenomen in de bijlage en adresseer ik hier.
Beleidsreactie beleidsverkenning biociden
Het beeld dat naar voren komt uit de analyse herken ik: de uitvoering kan nog beter
en het beleid is aan actualisatie toe. Ik heb daarom twee sporen ingezet. Ten eerste
zet ik in op specifieke projecten die invulling geven aan urgente knelpunten uit de
beleidsverkenning in de uitvoering van de BPR. Deze worden hieronder nader toegelicht.
Ten tweede zal ik samen met mijn collega’s van andere betrokken departementen en organisaties
aan een Strategisch Kader Biociden gaan werken, een herijkte strategie voor het biocidenbeleid
voor de lange termijn, met oog voor EU-ontwikkelingen als de Strategie voor duurzame
chemische stoffen. Oplossingsrichtingen m.b.t. bijvoorbeeld innovatie, kennis in ketens,
en geïntegreerd plaagdierbeheer pak ik in een breder kader op, namelijk in het Impulsprogramma
Chemische Stoffen 2023–2026, waarover ik u separaat heb geïnformeerd4.
Oplossingsrichtingen voor overheidsknelpunten
Voor een samenhangend biocidenbeleid zet ik in op het verbeteren van de informatiepositie
van ketenpartijen en de overheid. Monitoring is belangrijk om te kunnen volgen of
beleid voldoende resultaat oplevert voor het verminderen van risico’s voor mens, dier
en milieu, of dat er bijgestuurd moet worden. Om meer inzicht te krijgen hierin zet
ik in op de ontwikkeling van een systeem voor monitoring van verkoopvolumes van biociden
in Nederland in het project «Monitoring biocidengebruik» onder het Impulsprogramma
Chemische Stoffen. Hiervoor verken ik nu verschillende opties.
Voor toezicht en handhaving geldt dat toezichthouders en ketenpartners al inzetten
op het actualiseren van samenwerkingsafspraken voor toezicht en handhaving rond biociden.
Hierbij worden de uitkomsten van de beleidsverkenning onderkend en meegenomen. Marktontwikkelingen,
het uniform toepassen van bevoegdheden vanuit de Markttoezichtverordening, bijvoorbeeld
op het vlak van internethandel, en het actualiseren van de rolverdeling tussen toezichthouders
krijgen hierin aandacht. De afspraken moeten tevens leiden tot een verbeterde informatiepositie
en heldere, meer afgestemde, prioritering. De toezichthouders maken hierin een onafhankelijke
risicogerichte afweging, en informeren mij over eventuele knelpunten.
Oplossingsrichtingen voor knelpunten bij ontwikkeling en op de markt brengen van biociden
Het knelpunt van vertraging van de uitvoering van het review programma is bekend en
is ook gesignaleerd in de fact finding mission. In de fact finding mission wordt het Nederlandse Ctgb aangehaald als bevoegde autoriteit die een aanzienlijk
deel van de beoordelingscapaciteit levert in de Europese Unie. Nederland heeft als
reactie op de fact finding mission ingezet op het wegwerken van achterstanden bij de beoordeling van dossiers door het
Ctgb, meer overzicht in handhaving, en het verminderen van non-compliance en illegale
middelen.5
Voor het tijdig afronden van het reviewprogramma moeten op EU-niveau de oplossingen
worden gevonden, omdat het een EU-breed probleem betreft waar iedere lidstaat een
deel van het werk op zich moet nemen. Daarom maak ik mij in Europa sterk voor het
niet meer tussentijds aanpassen van de beoordelingsprocedures van stoffen. Dit zorgt
er ook voor dat het beoordelingsproces meer voorspelbaar wordt. Ook zet ik in op het
beter verdelen van de werklast van het werkprogramma over de lidstaten, mét financiële
ondersteuning vanuit de Europese Commissie.
Voor een voldoende actueel en passend beoordelingskader zet ik in op projecten om
het beoordelingsproces te verbeteren, ook op de lange termijn met de toekomstige herziening
van de BPR in gedachten, en om missende beoordelingsrichtsnoeren te ontwikkelen. Daarnaast
zal ik in overleg met de betrokken departementen inventariseren welke aanpassingen
verder gewenst zijn. Ik zal verder inzetten op het vergaren en delen van kennis en
expertise aanwezig in Nederland in de EU en internationaal. Voor het bevorderen van
transparantie en interactie tijdens de beoordeling van aanvragen ga ik met het Ctgb
en bedrijfsleven in gesprek hoe dit te kunnen vormgeven.
Ik laat me voor de Nederlandse positiebepaling bij de goedkeuring van stoffen in Europa
over de aanwezigheid van alternatieven informeren door zelf onderzoek uit te zetten.
Recente voorbeelden zijn een onderzoek naar alternatieve houtconserveringsmethoden
en naar alternatieven voor fosfine waarover ik u op de korte termijn zal informeren
in een voortgangsbrief over enkele onderwerpen binnen het stoffenbeleid. Voor het
gericht stimuleren en faciliteren van innovatie laat ik op dit moment een verkennend
onderzoek uitvoeren naar beleidsinstrumenten ten behoeve van innovatie voor veiligere
chemische stoffen, ook voor biociden. Hierbij worden verschillende beleidsopties verkend
op EU en nationaal niveau, waaronder markt gebaseerde instrumenten. Ik voorzie een
opvolging van dit onderzoek in 2023 onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen in
het project «Instrumenten voor innovatie».
Oplossingsrichtingen voor knelpunten bij handel in en toepassing van biociden
Een belangrijke oplossingsrichting is het bevorderen van juist gebruik van biociden
in de diverse ketens. Vanaf 2023 wil ik, in afstemming met onder andere de betrokken
departementen en sectoren, projecten uitvoeren gericht op het verbeteren van kennis
in de ketens in Nederland over juist gebruik van biociden. Dit pak ik onder andere
op in het project «Kennis in de keten – biociden» onder het Impulsprogramma Chemische
stoffen. Daarnaast zet ik in op het borgen en mogelijk versterken van deskundigheid(svereisten)
voor toepassingen van biociden door de professionals en gerichte communicatie naar
gebruikers van biociden voor juiste toepassing. Omdat biociden in veel toepassingsgebieden
worden gebruikt, en niet alle toepassingsgebieden tegelijk kunnen worden aangepakt,
pas ik hierbij een prioritering toe. Ook zal ik inzetten op meer kennis van biociden
in behandelde voorwerpen. Hierbij bouw ik voort op het reeds bestaande Kennisnetwerk
Biociden, dat een structureel forum biedt om kennis en ervaringen uit te wisselen.
Daarnaast is het van groot belang dat preventie een grotere rol gaat spelen in het
biocidenbeleid. Op dit moment wordt in het Programma IPM Knaagdierbeheersing met veel
partijen6 samengewerkt aan de beheersing van ratten en muizen waarbij een geïntegreerde aanpak
centraal staat om knaagdierpopulaties te beheersen. Samen met de andere betrokken
departementen is het de intentie om deze geïntegreerde plaagdierbeheersing verder
te verbreden.
Strategisch Kader Biociden
Het Strategisch Kader Biociden zal de strategische koers voor het biocidenbeleid op
de lange termijn zetten. Hiervoor zal ik samen met de andere betrokken departementen
en organisaties aan de slag gaan. Het Strategisch Kader zal de complexe vraagstukken
adresseren, bijvoorbeeld rond innovatie, duurzaam gebruik en afwegingen rond publieke
belangen. Op deze manier wil ik ook nadere invulling geven aan de ambities die zijn
geformuleerd in de EU Green Deal. Ik zal dit strategisch kader rond de zomer 2023
aan u doen toekomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Bijlage: Oplossingsrichtingen uit beleidsverkenning biociden
1. Zorg voor actueel, samenhangend en gedragen biocidenbeleid;
2. Meer inspectiecapaciteit voor toezicht en handhaving biociden;
3. Bepaal prioriteiten in toezicht en handhaving;
4. Verbeter de informatiepositie van inspecties;
5. Geef hoogste prioriteit aan afronding van het review programma;
6. Voorkom ontoereikend middelenpakket, onder meer door QRA7;
7. Maak beoordelingsproces meer transparant, interactief en voorspelbaar;
8. Zorg dat de Richtlijn voor Duurzaam Gebruik (SUD, 2009/128 EC) ook op biociden van
toepassing wordt, en implementeer deze in Nederlandse wet- en regelgeving;
9. Zorg voor gerichte stimulering van innovatie;
10. Creëer experimenteerruimte voor innovatieve biociden;
11. Onderzoek of het huidige beoordelingskader voldoende actueel en passend is;
12. Ontwikkel samenhangend en in regelgeving verankerd beleid voor deskundigheid (-svereisten;
13. Borg deskundigheid biociden-handelaren;
14. Borg kwaliteit internethandel;
15. Zet een publiekscampagne op voor brede bewustwording van belang en juist gebruik van
biociden;
16. Creëer een orgaan voor (publiek kenbare) statusbepaling van biociden (en grensvlakproducten)
met juridische status;
17. Zorg voor adequate regeling van IPM bij plaagdierbeheersing (los van biocidenregelgeving).
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat