Brief regering : Voortgang Klimaatcommitment Financiële Sector
32 013 Toekomst financiële sector
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 256
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2022
De Nederlandse financiële sector heeft zich in juli 2019 met de ondertekening van
het klimaatcommitment gecommitteerd om bij te dragen aan de uitvoering van het Akkoord
van Parijs en het Klimaatakkoord. Banken, pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders
die het klimaatcommitment hebben ondertekend, spraken af om vanaf boekjaar 2020 te
rapporteren over het CO2-gehalte van hun relevante financieringen en beleggingen en om uiterlijk in 2022 actieplannen,
inclusief reductiedoelstellingen voor 2030, bekend te maken. Dit initiatief van de
financiële sector was uniek in de wereld en een belangrijk signaal over het ook door
de financiële sector erkende belang van de aanpak van klimaatverandering.
Jaarlijks wordt er een overkoepelende rapportage opgesteld die verslag doet van de
inspanningen en resultaten van de afspraken in het klimaatcommitment1. Deze voortgangsrapportage wordt jaarlijks aan uw Kamer aangeboden.2 De Commissie Financiële Sector Klimaatcommitment (CFSK) is belast met het monitoren
van de voortgang van de uitvoering van het klimaatcommitment en het opstellen van
de voortgangsrapportage. De CFSK wordt voorgezeten door Femke de Vries en bestaat
uit vertegenwoordigers van de koepelorganisaties binnen de financiële sector, het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Financiën. Mijn
ambtsvoorganger heeft de eerste twee voortgangsrapportages van de CFSK op respectievelijk
30 oktober 2020 en 28 oktober 2021 voorzien van een reactie en aan uw Kamer doorgeleid.3
De rol van de financiële sector bij de transitie naar een duurzame economie wordt
steeds breder erkend. Zo stond het thema klimaatfinanciering tijdens de 27e jaarlijkse klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP27) in Sharm-El-Sheikh
hoog op de agenda, onder meer vanwege de zorgwekkende constatering dat de huidige
wereldwijde klimaatfinancieringsstromen ontoereikend zijn om de doelstellingen van
het Akkoord van Parijs te behalen.4 In Nederland en ook daarbuiten maken verschillende maatschappelijke organisaties
zich sterk voor het verduurzamen van de investeringen van financiële ondernemingen,5 worden actieplannen van bedrijven ook door derde partijen kritisch tegen het licht
gehouden,6 en klinkt steeds vaker de roep om wetgeving.7 Ook in mijn brief over de beleidsagenda voor duurzame financiering beschreef ik de
cruciale rol die de financiële sector heeft bij de transitie naar een duurzame economie,
en de ambities waar ik mij op het gebied van duurzame financiering deze kabinetsperiode
op nationaal, Europees en internationaal niveau voor inzet. Ik ben een voorstander
van het creëren van voldoende prikkels en randvoorwaarden voor vrijwillige actie,
maar sluit verdere regulering niet uit als deze initiatieven tekort schieten bij het
behalen van de doelstellingen van het kabinet.8
De toenemende maatschappelijke aandacht voor duurzame financieringen onderstreept
het belang van de klimaatinspanningen van de financiële sector en in dat licht stuur
ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie, het eerste deel van
de voortgangsrapportage van 2022. De focus van dit eerste deel ligt op het meten en
rapporteren over het CO2-gehalte van de relevante financieringen en beleggingen van de ondertekenaars. In
het eerste kwartaal van 2023 zal een tweede deel volgen, waarin uitgebreider gerapporteerd
zal worden over de voortgang van de afspraak van de ondertekenaars van het klimaatcommitment
om uiterlijk in 2022 actieplannen inclusief reductiedoelstellingen voor 2030 bekend
te maken. Na het verschijnen van deel 2 van de voortgangsrapportage zal ik de balans
opmaken ten aanzien van de voortgang over de volle breedte van het klimaatcommitment.
Adviesbureau KPMG heeft het eerste deel van deze voortgangsrapportage opgesteld op
basis van informatie die de ondertekenaars van het klimaatcommitment aan KPMG hebben
verstrekt. Bij deze brief is ook het begeleidend schrijven van de koepelorganisaties
van de financiële sector bijgevoegd. Onderstaand treft u mijn reactie.
Meten en rapporteren CO2- gehalte financieringen en beleggingen
De ondertekenaars van het klimaatcommitment spraken in 2019 af om actie te ondernemen
om het CO2-gehalte van hun relevante financieringen en beleggingen te meten en daarover vanaf
het boekjaar 2020 publiekelijk te rapporteren in de vorm die voor hen het meest passend
is. De partijen kunnen daarvoor hun eigen methodiek kiezen maar hebben zich aan een
proces verbonden om onderling ervaringen te delen, resultaten vergelijkbaar te maken
en stappen te zetten om de meting te verbeteren en te verdiepen. Daarbij wordt aansluiting
gezocht bij de internationale ontwikkelingen en standaarden op dit gebied.
Uit de voortgangsrapportage blijkt dat 47 van de 52 ondertekenaars (90%) rapporteerden
over het CO2-gehalte van hun financieringen en beleggingen, ten opzichte van 78% vorig jaar. Vorig
jaar is uw Kamer vanwege een rekenfout in de vorige voortgangsrapportage per abuis
medegedeeld dat 89% van de ondertekenaars daarover rapporteerden.9 Dat was dus niet het geval. In 2019 spraken de ondertekenaars als minimumvereiste
van het klimaatcommitment af om vanaf boekjaar 2020 publiek te rapporteren over het
gemeten CO2-gehalte van hun relevante financieringen en beleggingen. In het licht van die afspraak
mocht worden verwacht dat 100% van de ondertekenaars over boekjaar 2021 hierover zouden
rapporteren. Dat 10% van de partijen zich nog steeds niet aan deze afspraak heeft
weten te houden stelt teleur. Van de 90% die rapporteerden, rapporteert 62% betrekkelijk
volledig (over meer dan 90% van hun relevante activa), ten opzichte van 33% van de
ondertekenaars over boekjaar 2020. Dat is in lijn met de eerder geuite verwachting
dat ondertekenaars dit jaar zouden rapporteren over een groter deel van hun balans,10 en is een positieve ontwikkeling. Tegelijkertijd betekent dit dat 38% van de ondertekenaars
over minder dan 90% van hun relevante activa rapporteert en ligt er een grote uitdaging
voor de ondertekenaars om hier komend jaar stappen te zetten.
Blijkens de vorige voortgangsrapportage rapporteerden van de toen 54 ondertekenaars
er slechts 9 voor alle relevante activaklassen.11 Deze nieuwe voortgangsrapportage noemt niet het aantal partijen dat rapporteert over
alle relevante financieringen en beleggingen, en daarmee ten volle voldoen aan het commitment.
Dit is een gemiste kans. Ik vind het van belang dat deze indicator van de voortgang
wel weer wordt opgenomen in de volgende voortgangsrapportage
In totaal wordt van 85% van de relevante activa het CO2-gehalte gemeten. Omdat slechts een deel van de activa als relevant wordt gezien,
wordt daarmee het CO2-gehalte van 61% van de totale activa gemeten. De verhouding tussen relevante activa
en gemeten activa kan daarbij per ondertekenaar sterk verschillen. Sommige ondertekenaars
meten slechts 29% van hun relevante activa, terwijl anderen al hun relevante activa
meten en daarover rapporteren. Tussen de ondertekenaars zijn de rapportageverschillen
over de diverse activaklassen (zoals bijvoorbeeld projectfinanciering en hypotheken)
daarbij groot. Deze verschillen maken het vorig jaar reeds onderstreepte leerpunt
om tot een gemeenschappelijke definitie van «relevantie» te komen onverminderd van
belang. Door de koepelorganisaties is het afgelopen jaar werk verricht om de vergelijkbaarheid
van de rapportages te vergroten en de monitoringsmogelijkheden te verbeteren. Het
voorlopige resultaat hiervan is de door de koepelorganisaties opgestelde en in oktober
2022 gepubliceerde Leidraad voor relevante financieringen, beleggingen en actieplannen, waarin onder meer het terechte uitgangspunt staat dat in principe alle financieringen
en beleggingen relevant zijn, met uitzondering van de categorieën waarvoor de broeikasgasemissies
verwaarloosbaar zijn.12 Binnen de CFSK is door vertegenwoordigers van mijn ministerie en het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat meegedacht over deze leidraad. De koepelorganisaties
hebben de verwachting uitgesproken dat deze tot meer onderlinge vergelijkbaarheid
zal leiden. De voortgangsrapportage over het meten en rapporteren van het CO2 gehalte van volgend jaar zal dat moeten uitwijzen.
Positief is dat bijna alle ondertekenaars (96% over boekjaar 2021 ten opzichte van
80% over boekjaar 2020) de meetmethode van het Partnership for Carbon Accounting Officials (PCAF) hanteren, waarmee een duidelijke convergentie in het gebruik van meetmethoden
heeft plaatsgevonden. Dit bevordert de uniformiteit van de rapportages en de vergelijkbaarheid
van meetmethoden. Het afgesproken proces om onderling ervaringen te delen, resultaten
vergelijkbaar te maken en stappen te zetten om de meting te verbeteren en te verdiepen,
en daarbij aansluiting te zoeken bij internationale ontwikkelingen en standaarden,
heeft op dit punt dan ook zijn vruchten afgeworpen.
Het is bemoedigend dat de koepelorganisaties zich in het begeleidend schrijven ten
doel hebben gesteld om het percentage ondertekenaars dat rapporteert over gemeten
CO2-gehalte van hun financieringen en beleggingen naar 100% te brengen, en daarvoor ook
de nodige ondersteuning te bieden. Ik vind het van belang dat dit gepaard gaat met
wezenlijke, zichtbare inspanningen om meer ondertekenaars te laten rapporteren over
het gemeten CO2-gehalte van al hun relevante financieringen en beleggingen. Waar databeschikbaarheid
en -kwaliteit een uitdaging blijven, verwacht ik dat ondertekenaars actief stappen
(blijven) zetten om te gaan rapporteren en de rapportages te verbeteren, zo nodig
door gebruik te maken van best beschikbare inschattingen.
Actieplannen en reductiedoelstellingen voor 2030
De ondertekenaars van het klimaatcommitment spraken in 2019 af om uiterlijk in 2022
hun actieplannen «inclusief reductiedoelstellingen voor 2030» bekend te maken voor al hun relevante financieringen en beleggingen. De partijen
zullen daarin toelichten welke acties zij nemen om bij te dragen aan het Klimaatakkoord
van Parijs. «Dit kan een combinatie zijn van benaderingen waaronder CO2-reductiedoelstellingen voor de portefeuille waar dat mogelijk is, engagement, en
financieringen van CO2-reducerende projecten».13
De voortgangsrapportage laat zien dat naar verwachting 96% van de ondertekenaars voor
het einde van 2022 een actieplan heeft, waarbij de meerderheid aangeeft ook doelstellingen
voor 2030 te zullen opnemen. Deel 2 van de voortgangsrapportage zal volledig gewijd
zijn aan de voortgang van de afspraak om uiterlijk in 2022 actieplannen inclusief
reductiedoelstellingen voor 2030 bekend te maken. Ik verwacht dit tweede deel in het
voorjaar van 2023 met uw Kamer te kunnen delen. Ook de 4% van de ondertekenaars die
volgens deze voortgangsrapportage verwachten nog geen actieplan te hebben voor het
eind van 2022 wil ik aansporen daar alsnog werk van te maken en hun afspraak in het
klimaatcommitment gestand te doen. Daarbij verwacht ik dat alle ondertekenaars conform
afspraak ook reductiedoelstellingen voor 2030 in hun actieplannen opnemen.
Zoals de voortgangsrapportage ook beschrijft, zijn er meerdere mogelijke acties die
financiële ondernemingen kunnen ondernemen om te sturen op de duurzaamheid van hun
financieringen en beleggingen:
− Stemgedrag als aandeelhouder;
− Betrokkenheidsbeleid (ook wel engagement);
− Duurzaam beleggen en financieren;
− Uitsluitingen en desinvesteringen.
Het uitsluiten van ondernemingen en sectoren is derhalve niet de enige weg om te sturen
op duurzaamheid in lijn met het klimaatakkoord van Parijs. Zo kan een financiële onderneming
er ook voor kiezen om via betrokkenheidsbeleid invloed uit te oefenen op het beleid
van een CO2-intensieve onderneming om de onderneming op die manier te bewegen investeringen te
doen waarmee CO2-uitstoot wordt teruggedrongen. Ik moedig de sector aan om (combinaties van) deze
acties op een effectieve, transparante en ambitieuze manier in te zetten. Bijvoorbeeld
door betrokkenheidsbeleid voorwaardelijk te maken aan duidelijke en vooraf vastgestelde
prestatie-indicatoren, met uitsluiting als uiterste consequentie als daaraan niet
wordt voldaan. Ik zie daar al goede voorbeelden van.
Zoals ik in de beleidsagenda voor duurzame financiering al onderstreepte is het van
belang dat de actieplannen transparant zijn over de concrete invulling van de bovengenoemde
sturingsinstrumenten, de inzet daarvan in de praktijk en over de daarbij gemaakte
afwegingen.14 Het is dan ook zaak dat de ondertekenaars zo concreet mogelijk uiteenzetten en onderbouwen
hoe deze sturingsinstrumenten in de praktijk leiden tot het bereiken van hun CO2-reductiedoelstellingen. Bij voorkeur worden de reductiedoelstellingen in de actieplannen
gekoppeld aan alle relevante activaklassen en sectoren.15
Zoals mijn ambtsgenoot voor Klimaat en Energie in debat met uw Kamer op 30 november
jl. heeft toegezegd schets ik hierbij op hoofdlijnen waarop wij het tweede deel van
de voortgangsrapportage zullen beoordelen. Onze verwachting is dat de afgesproken
reductiedoelstellingen voor 2030 kwantitatief van aard zijn en in lijn met het Klimaatakkoord
van Parijs uitgaan van een 1,5 gradendoelstelling.16Om ervoor te zorgen dat de reductiedoelstellingen voor 2030 haalbaar zijn, verwachten
wij van financiële instellingen kwantitatieve tussendoelstellingen. Daarnaast verwachten
wij ook dat instellingen laten zien hoe die doorwerken in de interne organisatie en
strategie.17 De eerdergenoemde Leidraad die de koepelorganisaties hebben ontwikkeld biedt in dat licht een aantal goede vertrekpunten.18 Voor een groot aantal institutionele beleggers en vermogensbeheerders geldt het bovenstaande
uiteraard aanvullend op de wettelijke vereisten ten aanzien van hun betrokkenheidsbeleid.19Voor bepaalde institutionele beleggers en vermogensbeheerders geldt daarbij voorts
dat zij klanten op grond van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) op een juiste en transparante wijze dienen te informeren over de duurzaamheidsimpact
en -risico’s van hun producten.20De AFM houdt toezicht op een goede toepassing van deze regelgeving door de sector.
Toekomstbeeld
De aankomende jaren zijn beslissend voor het voorkomen van onherstelbare schade door
klimaatverandering en voor het verwezenlijken van onze ambitie voor een duurzame economie.
Nederland wil koploper zijn bij het tegengaan van de opwarming van de aarde. Als we
gericht blijven op consumptie en groei op de vervuilende manier zoals we nu doen,
gaan we het niet halen. Het kabinet heeft zijn ambities daarom aangescherpt. In het
beleidsprogramma Klimaat is aangekondigd dat in 2030 de CO2-uitstoot in Nederland met ten minste 55% moet zijn gedaald, als opmaat naar een klimaatneutraal
Nederland. Om dit doel ook zeker te halen, richten we ons op een reductie van 60%.
Nederland levert zijn bijdrage aan Europese doelen en zet zichzelf nationaal als doel
om in 2030 ten minste 55% emissiereductie te realiseren ten opzichte van 1990, met
een streven naar 60% vermindering. Uiterlijk in 2050 moet Nederland klimaatneutraal
zijn.21 De beleidsmaatregelen van het kabinet voor de verschillende sectoren in de reële
economie richting 2030 dragen bij aan de investeringszekerheid voor de financiële
sector. In de zomer van 2023 zal het kabinet, als onderdeel van het Nationaal Plan
Energiesysteem, nader ingaan op transitiepaden naar klimaatneutraliteit.
De Nederlandse financiële sector heeft in 2019 met het klimaatcommitment een wereldwijde
koplopersrol gepakt, die nog steeds lof verdient. Het model van een vrijwillig commitment
van financiële sectorpartijen heeft sindsdien internationaal navolging gekregen. Ook
worden op zowel Europees als nationaal niveau diverse initiatieven genomen die ook
de verantwoordelijkheid van de financiële sector in het bereiken van de klimaatdoelen
onderstrepen. Deze stappen volgen veelal de lijnen van het klimaatcommitment, door
bijvoorbeeld regels te stellen over duurzaamheidsrapportages en verplichtingen voor
actieplannen voor te stellen.
Zo bevat het richtlijnvoorstel gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen
– waarover mijn ambtsgenoot van Buitenlandse Zaken uw Kamer geïnformeerd heeft22 – een voorstel waarbij zeer grote ondernemingen verplicht een plan moeten opstellen
om hun bedrijfsmodel en -strategie in lijn te brengen met de 1,5-gradendoelstelling.
Het kabinet zet in op een grotere reikwijdte van dit vereiste. Voor het kabinet is
duidelijkheid voor bedrijven en mede daarom coherentie met andere EU-maatregelen van
belang, onder meer met de nauw verwante Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Daarom zet het kabinet op Europees niveau in op een reikwijdte die aansluit
bij de reikwijdte van de CSRD.23 Het bij uw Kamer aanhangige initiatiefvoorstel voor een Wet verantwoord en duurzaam
internationaal ondernemen voorziet in een klimaatplanverplichting met een bredere
reikwijdte, die tevens geldt voor financiële ondernemingen.24 Deze ontwikkelingen bevestigen enerzijds de juistheid van het spoor waarvoor de sector
in 2019 koos, en kunnen tegelijkertijd versterkend werken voor de toekomstige voortgang
op het klimaatcommitment voor de sector. Het blijft daarbij van groot belang dat duurzame
investeringen echt duurzaam zijn en dat groenwassen wordt voorkomen. Daarom zet ik
in op een ambitieuze invulling van (EU-)initiatieven en zal ik bij de Europese Commissie
pleiten voor wetgeving omtrent aanbieders van duurzaamheidsinformatie (ESG rating agencies).
In het licht van bovengenoemde ontwikkelingen, kan de vraag gesteld worden wat het
toekomstpotentieel is van het klimaatcommitment. De meerwaarde van het klimaatcommitment
is dat het klimaatcommitment anders dan veel internationale initiatieven een sectorbreed
initiatief is van banken, pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders, waarbij
publieke partijen betrokken zijn bij de monitoring van de voortgang. Bijzonder is
ook dat het initiatief een platform biedt waarin ondertekenaars uit verschillende
subsectoren van elkaar kunnen leren door dialoog en kennisdeling. De koplopers, die
bijvoorbeeld aangesloten zijn bij internationale initiatieven, brengen hun kennis
daarmee over op andere partijen die nog stappen moeten zetten.
Ook biedt het klimaatcommitment een platform voor dialoog tussen de rijksoverheid
en financiëlesectorpartijen over de eerste afspraak uit het commitment, waarover weliswaar
niet wordt gerapporteerd, maar die daarom niet minder belangrijk is: «ondertekenaars nemen deel aan de financiering van de energietransitie en aanvaarden
hiertoe een inspanningsverplichting, binnen de kaders van wet- en regelgeving en de
risicorendementsdoelstelling.» In het gesprek dat de Minister voor Klimaat en Energie en ik onlangs voerden met de
koepelorganisaties en de voorzitter van de CFSK, is afgesproken om deze afspraak uit
het klimaatcommitment de komende tijd meer aandacht te geven, onder meer met een aantal
bijeenkomsten op specifieke onderwerpen op expertniveau.
Daarmee heeft het klimaatcommitment ook nu nog meerwaarde in het snel veranderende
regelgevingslandschap, waarop het in 2019 inhoudelijk vooruitliep. Uiteindelijk gaat
het erom dat de financiële sector een grotere bijdrage dan nu kan leveren aan het
versnellen van de klimaattransitie. De keuzes die de financiële sector daarbij maakt
blijven sterk medebepalend voor wat bloeit en wat niet.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.