Brief regering : Tweede halfjaarbericht Politie 2022
29 628 Politie
Nr. 1139
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2022
De dappere vrouwen en mannen van politie verdienen ons respect. Iedere dag weer staan
ze klaar, dienstbaar voor ons allemaal. De druk op politie blijft onverminderd hoog.
Niet het minst omdat na protesten en rellen rond coronamaatregelen de afgelopen tijd
boerenprotesten en klimaatdemonstraties intensiveerden. Ook de aanpak van criminaliteit
vraagt onverminderd de aandacht. Al deze situaties vragen steeds weer veel van de
politie. Juist daarom blijf ik benadrukken hoe belangrijk ik het politiewerk vind
en hoe blij ik ben met de onvermoeibare inzet van agenten ondanks de grote verantwoordelijkheid
die op hun schouders rust.
Net als voorgaande halfjaarberichten informeer ik uw Kamer in dit halfjaarbericht
over de staat van de politie. Ik informeer uw Kamer langs drie lijnen. Te weten: de
positie van politie in de samenleving, de toerusting van de politieorganisatie, en
de ontwikkeling van de taakuitvoering en het werkaanbod. In bijlage 2 informeer ik
u over de stand van zaken van de gedane toezeggingen aan uw Kamer, moties en andere
aanvullende zaken.
Positie van de politie in de samenleving
Hoe ontwikkelt de Nederlandse politie zich en welke trends zijn daarin te zien? In
Bijlage 1 zijn diverse kerncijfers over de ontwikkeling van politie in de samenleving
visueel gemaakt.
Politiefunctie
In mijn brief van 5 juli jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1102) heb ik toegezegd om voor eind 2023 met een herijking van de visie op de politiefunctie
te komen en uw Kamer door middel van het halfjaarbericht over de voortgang hiervan
te informeren. Conform mijn toezegging in het Commissiedebat van 20 oktober jl. (Kamerstuk
29 628, nr. 1128) licht ik ook toe hoe ik de betrokkenheid van uw Kamer tijdens het proces voor mij
zie.
Zoals ik schreef in mijn brief over de contouren voor een visie op de politiefunctie
van 5 juli jl. wordt de politiefunctie gedefinieerd als het handhaven, in een maatschappelijk
systeem, van gezamenlijke normen en regels en het beschermen van ieders veiligheid,
zo nodig door dwang.1 De herijking van de visie op deze politiefunctie vereist dan ook een politiek en
maatschappelijk debat. Ik hecht eraan te benadrukken dat mijn visie op de politiefunctie
in een breed maatschappelijk overleg tot stand komt. Dit gesprek vindt plaats tegen
de achtergrond van het geweldsmonopolie van de overheid. Bij de herijking is het mijn
intentie verschillende invalshoeken te benutten. Dit doe ik – waar mogelijk – parallel
aan elkaar. Zo spreekt mijn departement met politie, de gezagen en (maatschappelijke)
partners tijdens zogenaamde strategische dialoogtafels. Onderwerpen die hier aan bod
komen zijn de invloed van: (1) veranderende maatschappelijke ontwikkelingen, (2) nieuwe
innovaties en hulpmiddelen en (3) veranderende ordeningsvraagstukken op de politiefunctie
in de toekomst. Daarnaast laat ik een literatuuroverzicht maken naar de opbrengsten
van vergelijkbare trajecten in het buitenland en een vertaling hiervan naar de Nederlandse
situatie. Ook vraag ik essays uit bij wetenschappers die vanuit een vernieuwend perspectief
naar de politiefunctie in de toekomst kijken. Denk bijvoorbeeld aan een economisch
of sociologisch perspectief.
Er zijn verschillende actoren die invulling geven aan de politiefunctie. Door te kijken
naar de inrichting van de politiefunctie in de toekomst, wil ik komen tot een normatieve
beschouwing van taken die onverdeeld tot de verantwoordelijkheid van de (rijks-)overheid
behoren en taken waar synergie mogelijk is door andere en/of nieuwe samenwerking.
Als (theoretisch) fundament hiervoor zal ik een beroep doen op de wetenschap. Daarnaast
ga ik met maatschappelijke partners in gesprek door middel van de eerder genoemde
strategische dialoogtafel. Dit moet resulteren in uitgangspunten voor samenwerking
binnen de politiefunctie, waarbij onder andere gedacht kan worden aan welke rechtsstatelijke
waarborgen er nodig zijn, zodat de Minister van Justitie en Veiligheid politieke eindverantwoordelijkheid
kan blijven dragen. Deze uitgangspunten zullen worden uitgewerkt aan de hand van verschillende
(actuele) thema’s om zo de visie te vertalen naar de praktijk.
Ook uw Kamer wordt betrokken bij de totstandkoming van deze herijkte visie op de politiefunctie.
Hiervoor worden twee momenten in het proces gezocht. Ik denk bijvoorbeeld aan een
rondetafelgesprek over dit onderwerp. Het resultaat hiervan vormt samen met de opbrengst
van de strategische dialoogtafels, het literatuuroverzicht en de essays input voor
het white paper. Dit white paper kan uw Kamer ter bespreking agenderen. Naast betrokkenheid van de Tweede Kamer onderzoek
ik ook hoe burgers betrokken kunnen worden bij dit traject.
Toerusting van de politieorganisatie
Politievrijwilligers verrijken het politiewerk en ondersteunen de politieorganisatie
met hun specifieke kennis, kunde en ervaring. In het eerste halfjaarbericht Politie
van 17 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de in-, zij-, en doorstroom van
politievrijwilligers.2 Aangegeven is dat er een plan van aanpak wordt opgesteld om de instroom en inzet
van politievrijwilligers te borgen, vergroten en verbreden omdat zij van groot belang
zijn. En hiermee ook navolging te geven aan motie Bisschop om te streven naar de 10%-norm
en de motie Bikker, om 0,6 miljoen vrij te maken voor initieel onderwijs van executieve
politievrijwilligers, te betrekken. In bijlage 2 informeer ik uw Kamer over de laatste
stand van zaken met betrekking tot dit plan van aanpak.
In bijlage 4 ga ik nader in op de belangrijkste prioriteiten van politie in het kader
van informatievoorziening en ICT.
Politiecapaciteit
Er ligt een hoge druk op de politiecapaciteit. In de halfjaarberichten en in de Commissiedebatten
heb ik daar uitgebreid met uw Kamer over gesproken.
De capaciteitsuitbreidingen vanaf 2017 valt samen met een verhoogde leeftijdsgebonden
uitstroom. Hierdoor bestaat een extra grote vervangingsvraag, waardoor er tijdelijk
meer aspiranten nodig zijn om zowel de uitbreiding als vervanging te realiseren. De
Politieacademie en de politie hebben zich de afgelopen jaren ten volle ingespannen
om zoveel mogelijk aspiranten zo snel mogelijk op te leiden. Hiermee is het absorptievermogen
van de politieacademie en politie, voor het opleiden en begeleiden van de aspiranten
volledig benut. De klassen aan de Politieacademie zitten in 2022 vol en volgens de
prognose zal de operationele bezetting de komende jaren weer gaan stijgen.3 In de verzamelbrief van 19 oktober jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1127) heb ik aan uw Kamer gemeld dat de onderbezetting na dit jaar zal afnemen. Volgens
de prognose zullen in de loop van 2024/2025 de operationele formatie en bezetting
gaandeweg in balans komen. Meer over de balans in de Gebiedsgebonden politie (GGP)
kunt u vinden in bijlage 2.
Inmiddels is de wereld wel aan het veranderen. Er is een arbeidskrapte in Nederland
en de kans is groot dat deze krapte de komende tijd ook de politie zal raken. Wat
dit concreet gaat doen met de operationele bezetting van de politie is niet te zeggen.
Wel blijkt inmiddels dat het vergeleken met voorgaande jaren moeilijker is de klassen
van de Politieacademie voor 2023 volledig gevuld te krijgen. De politie spant zich
al extra in om de instroomdoelstellingen te blijven behalen. Tegelijkertijd werkt
de politie momenteel aan een meerjarige arbeidsmarktstrategie. De strategie zal onder
andere ingaan op maatregelen voor voldoende nieuwe aanwas en het behouden van deze
nieuwe aanwas.
Op 7 juli jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 102, item 56) heeft Kamerlid Van der Werf (Kamerstuk 29 628, nr. 1106) een motie ingediend die door uw Kamer is aangenomen, waarin zij de regering verzoekt
om te onderzoeken op welke manier meer maatwerk en flexibiliteit gecreëerd kan worden
in het personeelsbeleid en het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP). Daarbij
dient expliciet te worden onderzocht of er naar voorbeeld van Defensie een Bureau
Bijzondere Instroom kan worden ingesteld, dat zich specifiek richt op kandidaten met
potentie voor de politie die niet binnen de reguliere trajecten passen. Gezien de
arbeidsmarktkrapte waar wij de komende jaren mee te maken krijgen is het van belang
dat de politie alle mogelijke maatregelen onderzoekt om de instroom op peil te houden.
De onderdelen die Kamerlid Van der Werf in haar motie noemt worden meegenomen in de
arbeidsmarktstrategie van de politie. Een Bureau Bijzondere Instroom, volledig naar
analogie van het model bij Defensie, ligt niet in de rede. Dit vergt namelijk een
impactvolle reorganisatie. De functie van een dergelijk bureau kan echter geborgd
worden binnen de bestaande structuren. De bedoeling van een dergelijk bureau zal bij
de arbeidsmarktstrategie worden betrokken.
Met een soortgelijke redenering heeft Kamerlid Michon-Derkzen op 6 september jl. (Handelingen
II 2021/22, nr. 104, item 10) een door uw Kamer aangenomen motie ingediend (Kamerstuk 29 911, nr. 367) die de regering verzoekt te bevorderen dat er meer HRM-samenwerking komt tussen
politie en de private beveiligingsbedrijven, zoals het bevorderen van de doorstroom
van beveiligers naar de politie en het bevorderen van de doorstroom van uitvallers
van de Politieacademie naar de beveiligingsbranche. Het is in de huidige arbeidsmarkt
noodzakelijk dat organisaties die in dezelfde vijver vissen elkaar proberen te versterken
in plaats van beconcurreren. Samenwerking op het gebied van HRM gebeurt al in het
publieke veiligheidsdomein. Verkenning van HRM-samenwerking met de private beveiligingssector
zal in de arbeidsmarktstrategie van de politie een plek krijgen.
Ik heb toegezegd de arbeidsmarktstrategie met uw Kamer te delen. Begin 2023 vindt
intern bij politie de besluitvorming hierover plaats. In het eerste halfjaarbericht
politie van 2023 zal ik die vervolgens met uw Kamer kunnen delen. In bijlage 2 van
dit halfjaarbericht kunt u meer lezen over concrete maatregelen die de politie nu
neemt om de druk op de bezetting in onder andere de Gebiedsgebonden politie te verlichten.
Ik blijf hierover in gesprek met de korpschef en gezagen in het Landelijk Overleg
Veiligheid en Politie.
Een concrete maatregel die de korpschef en ik nu al hebben afgesproken met politievakbonden
is een aanbrengbonus van € 1.000. Die bonus krijgenpolitiemedewerkers als zij een
kandidaat aanleveren voor de selectie van het basispolitieonderwijs of moeilijk vervulbare
vacatures, als die kandidaat succesvol het selectieproces heeft doorlopen en in dienst
treedt bij de politie.
Ik wil benadrukken dat de korpschef, de Politieacademie en ik niet van plan zijn om
aan de kwaliteitseisen van politiemensen te tornen. Het politiediploma drukt uit dat
de politiemedewerker een kwalitatief hoogwaardige opleiding heeft genoten, bevoegd
en goed toegerust is voor de uitoefening van het politievak. Waarmee de eigen veiligheid,
die van collega’s en in bredere zin de maatschappelijke veiligheid wordt bevorderd.
In bijlage 2 ga ik in op het onderwerp doorstroom binnen politie en politieonderwijs
en Gebiedsgebonden politie. Dit onder andere naar aanleiding van diverse vragen vanuit
uw Kamer zoals gesteld tijdens het commissiedebat politie op 20 oktober jl.
De ontwikkeling van de taakuitvoering en het werkaanbod
Veiligheidsagenda
In bijlage 8 bij dit halfjaarbericht ontvangt u de Veiligheidsagenda voor de jaren
2023 tot en met 2026. In mijn brief van 4 november jongstleden (Kamerstuk 28 684, nr. 717) informeerde ik uw Kamer al op hoofdlijnen over de thema’s, de afspraken, de context
en de werking van de Veiligheidsagenda 2023 t/m 2026. In de Veiligheidsagenda staan
de landelijke beleidsdoelstellingen voor politie die ik in overleg met de gezagen
heb vastgesteld. Gezien de uitdagingen waar de politieorganisatie de komende jaren
voor staat, hebben we daarbij enige rust en continuïteit betracht. Dit vertaalt zich
in een set afspraken met een realistisch ambitieniveau, die voor een belangrijk deel
voortbouwen op de afspraken in de Veiligheidsagenda 2019–2022. Het is mijn overtuiging
dat de overeengekomen set afspraken en doelstellingen de komende jaren gaat bijdragen
aan een veiliger Nederland.
Geweld en geweldsmiddelen politie
Het verder professionaliseren en verbeteren van geweldgebruik door de politie is een
voortdurend proces. Door het uitvoeren van (evaluatie)onderzoek krijgt de politie
inzicht in eigen werkprocessen en kan bijsturing plaatsvinden waar nodig. Hieronder
neem ik u mee in recente ontwikkelen op het gebied van «less lethal» geweldsmiddelen
en informeer ik u over het evaluatieonderzoek naar het nieuwe proces van melden, registreren,
beoordelen en leren van geweld.
Less than lethal weapons voor de ME onderzocht
In mijn brief van 19 oktober jl. (verzamelbrief politie) heb ik toegezegd terug te
komen op het onderzoek naar less lethal weapons voor de Mobiele Eenheid (ME) dat in
opdracht van de politie is uitgevoerd door Bureau Beke in samenwerking met de Vrije
Universiteit Amsterdam. Dit onderzoek is op 3 december door de politie gepubliceerd4 en betreft een heroriëntatie op in 2018 uitgevoerd onderzoek naar het gebruik van
niet penetrerende projectielen ten behoeve van ordehandhaving.5 De onderzoekers concluderen «dat er geen aanleiding is om de ME uit te rusten met
een nieuw geweldmiddel, maar dat er wel aanleiding is om de voorbereiding, toerusting
en aansturing van de ME te versterken en door te ontwikkelen».6 Het onderzoek bevat vervolgens een aantal handreikingen (aanbevelingen) die hier
richting aan geven.
De politie onderschrijft de conclusies van het onderzoek. Nadere uitwerking vindt
plaats in het Paraatheidsprogramma waar de politie in 2023 mee start. Hierin staat
het versterken, innoveren en borgen van de paraatheid van de politie centraal. De
handreikingen uit het onderzoek worden in (de uitwerking van) het Paraatheidsprogramma
betrokken. Politie bekijkt daarbij ook hoe huidige capaciteit en middelen effectiever
kunnen worden ingezet. Conform mijn toezegging in het tweeminutendebat van 7 december
jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 32, Tweeminutendebat Politie) zal ik uw Kamer hier nader over informeren in het eerste
Halfjaarbericht van 2023.
Evaluatieonderzoek melden, registreren, beoordelen en leren van geweldsaanwending
De politie heeft op eigen initiatief een onderzoek laten uitvoeren naar het nieuwe
proces van melden, registreren, beoordelen en leren van geweld dat is ingevoerd in
januari 2019.7 Het onderzoek is uitgevoerd door de Politieacademie en is op 27 oktober jl. gepubliceerd.8 Het evaluatierapport bevat een groot aantal concrete en waardevolle aanbevelingen
voor de verdere ontwikkeling van het verantwoorden en leren van geweld. Zo blijkt
dat er in de praktijk bijvoorbeeld meer nadruk ligt op verantwoorden dan op leren.
En meer op het leerproces van individuele agenten dan op lessen voor politieteams
of de politieorganisatie als geheel. De politie gebruikt de uitkomsten van het onderzoek
voor de verdere doorontwikkelingen van het stelsel geweldsaanwending. Begin volgend
jaar organiseert zij een congres om de opbrengsten van de evaluatie nader te bespreken
binnen de politieorganisatie. Ik blijf over deze ontwikkelingen met politie in gesprek.
Overlijdensgevallen in context politieoptreden
Tijdens het commissiedebat politie van 20 oktober jl. vroeg het Kamerlid Azarkan (DENK)
of het mogelijk is om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van het politieoptreden
bij fatale incidenten en dan specifiek waar het gaat om personen met verward gedrag.
Dit naar aanleiding van het onderzoek van Bureau Beke waar ik uw Kamer eerder over
heb geïnformeerd.9
In reactie hierop benadruk ik dat in gevallen van politieoptreden bij fatale incidenten
de rijksrecherche, onder gezag van de officier van justitie, onderzoek doet naar de
rechtmatigheid van het politieoptreden. Alle gevallen van vuurwapengebruik door de
politie met letsel of de dood tot gevolg en overige incidenten waarbij zwaargewonden
of dodelijke slachtoffers vallen en de politie als partij betrokken is worden namelijk
door de rijksrecherche onderzocht.10 Als de rijksrecherche het onderzoek heeft afgerond beoordeelt het OM, op grond van
het feitenonderzoek van de rijksrecherche, de rechtmatigheid van de geweldsaanwending
en bepaalt vervolgens of de betrokken politiefunctionaris(sen) wel of niet verder
worden vervolgd. Het OM houdt bij de beoordeling van een rijksrecherchedossier niet
apart in haar systeem bij of er sprake is van een slachtoffer/betrokkene met verward
gedrag. Deze werkwijze ligt ook in de rede gelet op de aard van het onderzoek van
de rijksrecherche, wat specifiek ziet op de rechtmatigheid van de toegepaste geweldsaanwending.
Een totaalbeeld van de rechtmatigheid van politieoptreden in deze gevallen is hierdoor
niet eenduidig uit de systemen te halen is.
Om in algemene zin beter te begrijpen wie er schuil gaan achter «personen met verward
gedrag» heeft mijn ministerie in samenwerking met de politie en het CBS deze groep
geanalyseerd. De uitkomsten van deze analyse zijn terug te vinden in bijlage 3. In
deze bijlage wordt ook een korte eerste reactie gegeven op de notitie van het Kamerlid
Van Nispen (SP) welke hij tijdens de begrotingsbehandeling aanbood over «Het politiewerk
en personen met verward gedrag» (Noot bij Handelingen II 2022/23, nr. 22, item 19).
Risicoanalyse toekomstagenda korpscheftaken
Begin november heb ik van Velders Novak het rapport ontvangen met de risicoanalyses
op het domein van de private beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Deze analyse
is in mijn opdracht uitgevoerd. Hiermee is één van de onderdelen van de Toekomstagenda
Korpscheftaken, waarover ik u per brief van 29 juni heb geïnformeerd, afgerond.11 Aan dit onderzoek hebben vertegenwoordigers van brancheorganisaties, bedrijven, politie,
Koninklijke Marechaussee, Justis en wetenschappers deelgenomen. Het rapport is toegezonden
aan alle deelnemers en de brancheorganisaties, en is daarmee ook openbaar. In het
eerste kwartaal van 2023 wordt u in een brief geïnformeerd over de algehele voortgang
op de Toekomstagenda Korpscheftaken. In deze brief ga ik ook nader in op het rapport
van Velders Novak.
Voortgang implementatie nieuw tapsysteem politie
In mijn brieven van 4 en 18 oktober en 16 november jl. heb ik u geïnformeerd over
verschillende facetten van het tapsysteem en de aanpak van de vernieuwing.12 De voortgang van de implementatie van het nieuwe systeem wordt getoetst door de Auditcommissie
politie. Inmiddels zijn hier met de Auditcommissie afspraken over gemaakt en deze
toetsing vindt maandelijks plaats.
Het implementatieteam van de politie is er op gericht dat de productieomgeving van
het nieuwe tapsysteem eind 2022 klaar zal zijn en het systeem is dan gereed om taps
te kunnen aansluiten. Voor de verdere implementatie volgt daarna de fase met zogeheten
gebruikersacceptatietesten en beheeracceptatietesten die volgens een daarvoor vastgesteld
traject verlopen. In deze periode worden ook de eerste opsporingsteams opgeleid. In
de daarop volgende fase, die naar verwachting begin april start, gaan de eerste onderzoeksteams
tappen via het nieuwe systeem. Tijdens de verdere opschaling die daarop volgt, worden
alle overige teams opgeleid en stapsgewijs op het nieuwe systeem gezet. Deze zorgvuldige
implementatie zal naar verwachting nog heel 2023 vergen.
Internationaal
Voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de politietaak is samenwerking van
de Nederlandse politie met de Caribische, Europese en andere buitenlandse politiediensten
cruciaal. Dit geldt zowel voor het aanpakken van transnationaal opererende criminelen,
als voor commune grensgrenscriminaliteit. Samenwerking moet kunnen floreren op zowel
de in de Veiligheidsagenda geprioriteerde thema’s, als voor de overige en alledaagse
criminaliteit.
Het is daarom noodzakelijk dat de instrumenten die de politie voor deze internationale
samenwerking tot haar beschikking heeft hier op zijn toegesneden. Daarvoor zijn systemen
voor het plaatsen van signaleringen, voor informatie-uitwisseling en informatieanalyse
van groot belang. Het Schengen Informatiesysteem, Europol en INTERPOL zijn hiervan
voorbeelden. Ook de operationele samenwerking met de buurlanden, zoals met Duitsland
in de vorm van de in de grensstreek gezamenlijk surveillerende politieteams, zorgen
voor synergie in de criminaliteitsbestrijding en rechtshandhaving. Meer over internationale
politiesamenwerking in algemene zin vindt u terug in bijlage 6. Bijlage 5 geeft een
overzicht van de internationale plaatsingen.
In de beleidsontwikkeling van deze internationale instrumenten zoekt het kabinet voortdurend
de juiste balans tussen verschillende belangen. Zo moeten de verschillende instrumenten
en de internationale politieorganisaties dienstbaar zijn aan de nationale taakuitvoering.
Het instrumentarium dient slagvaardig en robuust te zijn in een volatiele wereld en
tegelijk met waarborgen omkleed. Het gaat dan om respect voor mensenrechten, maar
ook om behoud van de Nederlandse soevereiniteit: instrumenten worden zo ontworpen,
dat de bevoegde gezagen – zoals het OM – toezicht houden op de internationale informatie-uitwisseling
en dat buitenlandse en internationale politieorganisaties hier te lande niet eigenstandig
executieve bevoegdheden kunnen uitoefenen. Het kabinet waakt er zo voor dat internationale
politiesamenwerking effectief, efficiënt en rechtvaardig verloopt.
Een goed voorbeeld hiervan is de afgelopen zomer in de Europese Raad aangenomen Aanbeveling
voor operationele politiesamenwerking.13 Met de aanbeveling stimuleert en vergemakkelijkt de Raad de internationale samenwerking
van nationale politiediensten binnen de EU door onder anderen gemeenschappelijke normen
te scheppen voor operationele samenwerkingsvormen. Het kabinet zette er tijdens de
onderhandelingen op in dat tot zulke samenwerking niet top-down verplicht wordt, maar dat zij door operationele behoeftes van de betrokken politiediensten
zal ontstaan.
Tot slot
De opgaven voor politie zijn en blijven groot en het politiewerk is zwaar. Dagelijks
worden de collega’s van politie geconfronteerd met heftige gebeurtenissen en geweld.
Ook uw Kamer heeft hier terecht oog voor. In bijlage 2 ga ik daarom in op diverse
toezeggingen in het kader van het stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten.
Ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe dankbaar ik ben voor al het goed werk dat
plaatsvindt, want ook in deze soms uitdagende tijd staan de politiemensen dag en nacht
klaar voor onze veiligheid.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.